34 588 Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft kennisgenomen van de brief van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie van 6 april 2018 met een reactie op het raadgevend referendum over de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.2 De commissie heeft eveneens kennisgenomen van het debat hierover in de Tweede Kamer op 10 april jl. In de brief en het genoemde debat is de vraag naar de inwerkingtreding van de nieuwe wet kort aan de orde geweest. Hierbij is van belang of artikel 11 van de Wet raadgevend referendum (Wrr), van toepassing is, dan wel artikel 12, tweede lid, van deze wet. Immers, onder artikel 11 Wrr beslissen de beide Kamers volledig mee over de inwerkingtreding, wat onder artikel 12, tweede lid, Wrr niet het geval is.

Naar aanleiding hiervan is op 12 april 2018 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 16 april 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 12 april 2018

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van uw brief van 6 april 2018 met uw reactie op het raadgevend referendum over de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.3 De commissie heeft eveneens kennisgenomen van het debat hierover in de Tweede Kamer op 10 april jl. In de brief en het genoemde debat is de vraag naar de inwerkingtreding van de nieuwe wet kort aan de orde geweest. Hierbij is van belang of artikel 11 van de Wet raadgevend referendum (Wrr), van toepassing is, dan wel artikel 12, tweede lid, van deze wet. Immers, onder artikel 11 Wrr beslissen de beide Kamers volledig mee over de inwerkingtreding, wat onder artikel 12, tweede lid, Wrr niet het geval is. Een aantal fracties – die van PVV, SP, PvdA, GroenLinks en 50PLUS – verzoekt u uw uiteenzetting nog wat te preciseren en wil u de volgende vragen voorleggen.

Kunt u gemotiveerd aangeven waarom volgens de regering in casu uitsluitend artikel 12, tweede lid, Wrr van toepassing is? Kunt u daarbij tevens aangeven waarom de regering artikel 12, tweede lid, Wrr op de gehele Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van toepassing acht, terwijl slechts een deel van deze wet met toepassing van artikel 12, eerste lid, Wrr reeds in werking is getreden?4 Kunt u ten slotte aangeven waarom in casu niet beide artikelen van toepassing zouden kunnen zijn, artikel 11 op het gedeelte van de wet dat nog niet in werking is getreden en artikel 12, tweede lid, op het gedeelte waarbij dat wel het geval is?

De genoemde fracties vernemen uw reactie graag zo spoedig mogelijk, en wel uiterlijk maandag 16 april 2018, 17:00 uur.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2018

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dankt de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning voor haar brief van 12 april jongstleden. De brief bevat een aantal vragen van enkele fracties – van de PVV, SP, PvdA, GroenLinks en 50PLUS – over de wijze van inwerkingtreding van de nog niet in werking getreden onderdelen van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017), gelet op de samenhang met de bepalingen van de Wet raadgevend referendum (Wrr). De genoemde fracties verzoeken om een spoedige beantwoording, aan welk verzoek ik hierbij tegemoet kom.

Zij vragen of ik gemotiveerd kan aangeven waarom volgens de regering in casu uitsluitend artikel 12, tweede lid, Wrr van toepassing is, en waarom de regering artikel 12, tweede lid, Wrr op de gehele Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van toepassing acht, terwijl slechts een deel van deze wet met toepassing van artikel 12, eerste lid, Wrr reeds in werking is getreden. Ook vragen zij waarom in casu niet beide artikelen van toepassing zouden kunnen zijn, artikel 11 op het gedeelte van de wet dat nog niet in werking is getreden en artikel 12, tweede lid, op het gedeelte waarbij dat wel het geval is.

Op de Wiv 2017 is de spoedprocedure van artikel 12, eerste lid, van de Wrr toegepast. De mogelijkheid om op de inwerkingtreding van de Wiv de spoedprocedure toe te passen, is door de Wiv-wetgever in artikel 171, eerste lid, gegeven. De Wiv, een wet van 26 juli 2017, kon daardoor op onderdelen al op 1 september 2017 in werking treden.5

De betekenis van de toepassing van artikel 12 Wrr is niet beperkt tot een snelle inwerkingtreding van een referendabele wet alleen. Artikel 12, eerste lid, Wrr luidt als volgt:

1. Indien de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in die wet naar dit artikel de inwerkingtreding in afwijking van de artikelen 8 en 9 worden geregeld, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden.

Artikel 12, eerste lid, Wrr maakt een inwerkingtreding van een referendabele wet mogelijk in afwijking van de artikelen 8 en 9 van de Wrr. Door toepassing van de spoedprocedure blijft de inwerkingtredingsbepaling van de referendabele wet overeind, terwijl die anders na een geslaagd inleidend verzoek tot het houden van een referendum, op grond van artikel 9 Wrr, vervallen zou zijn. Wanneer een referendum leidt tot een afwijzende uitspraak geldt vervolgens artikel 12, tweede lid, Wrr.

2. Indien over een wet als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet. Onze Minister wie het aangaat licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.

Op basis van artikel 12, tweede lid, Wrr wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet. De bevoegdheid die de Wrr-wetgever geeft, is derhalve beperkt tot een beslissing die alleen kan uitmonden in een voorstel van wet tot intrekking van de referendabele wet en niet ook tot inwerkingtreding, omdat de referendabele wet daarin reeds voorziet. Dit is dus anders dan bij een heroverweging van een referendabele wet waarop de spoedprocedure niet is toegepast, op grond van artikel 11 van de Wrr. Daarbij moet altijd een wetsvoorstel volgen, óf strekkend tot intrekking, óf strekkend tot inwerkingtreding van de wet.

Nu het kabinet heeft gekozen voor het verder inwerkingtreden van de Wiv 2017, zal het de totstandkoming van een koninklijk besluit bevorderen dat strekt tot inwerkingtreding van de overige onderdelen van de wet per 1 mei 2018.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Samenstelling:

Engels (D66) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Ruers (SP) (vice-voorzitter), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), De Graaf (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Verheijen (PvdA), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Van der Sluijs (PVV), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 588, G.

X Noot
3

Kamerstukken I 2017/18, 34 588, G.

X Noot
4

Per 1 september 2017. Stb. 2017, 318.

X Noot
5

Besluit van 19 augustus 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Stb. 2017, 318).

Naar boven