34 565 Initiatiefnota van het lid Van Wijngaarden: «Het Nederlands huwelijksrecht discrimineert niet: als vrouw of man ben je in Nederland, ongeacht je afkomst en religie, vrij om je liefdesleven zo in te richten als je wilt»

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2020

Op 5 oktober 2016 heeft het lid Van Wijngaarden (VVD) de initiatiefnota «Het Nederlands huwelijksrecht discrimineert niet: als vrouw of man ben je in Nederland, ongeacht je afkomst en religie, vrij om je liefdesleven zo in te richten als je wilt» ingediend.1 In zijn initiatiefnota pleit hij ervoor om de «ondermijning van het Nederlands burgerlijk huwelijksrecht» tegen te gaan. Hiervoor doet hij vijf voorstellen. Op 7 november 2019 heeft de Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid gevraagd om een reactie op deze initiatiefnota. Bij deze voldoe ik aan dit verzoek.

De uitgangspunten die het lid Van Wijngaarden in zijn initiatiefnota noemt, onderschrijf ik. Iedereen heeft het recht om zelf te kiezen met wie hij of zij een relatie aangaat en trouwt. Dit recht omvat ook het recht om te scheiden wanneer je dat wilt. Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig en hebben hierbij dezelfde rechten.

Mede naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Van Wijngaarden en een door hem ingediende motie,2 heeft huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap een expliciete plek gekregen in de actieagenda schadelijke praktijken (actieagenda).3 Daarnaast heb ik op 27 november 2019 het wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap aan uw Kamer gestuurd.4 Dit wetsvoorstel beoogt wettelijk te verankeren dat partijen in een religieus huwelijk in beginsel verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding. Het wetsvoorstel sluit daarmee goed aan op de intentie zoals verwoord in de initiatiefnota.

Reactie voorstellen

Het lid Van Wijngaarden pleit voor een intensivering van de handhaving van artikel 1:68 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 449 Wetboek van Strafrecht (Sr). Ingevolge artikel 1:68 BW dienen bedienaren van de godsdienst erop toe te zien dat partijen eerst naar burgerlijk recht zijn getrouwd, voordat zij een religieuze verbintenis aangaan. Als onderdeel van de eerdergenoemde actieagenda wordt ingezet op de voorlichting van (potentiële) slachtoffers en professionals over huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap. In dit traject worden religieuze leiders betrokken. Daarbij wordt onder meer aandacht besteed aan hun rol bij het voorkomen van huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap en het belang van artikel 1:68 BW.

Artikel 449 Sr vormt het strafrechtelijk sluitstuk van 1:68 BW en stelt de bedienaar strafbaar die een religieuze verbintenis sluit vóórdat een burgerlijk huwelijk is gesloten. Het is aan het Openbaar Ministerie om in de lokale driehoek de handhavingsprioriteiten vast te stellen. Lokaal kan dus worden besloten om intensiever te handhaven op de naleving van artikel 449 Sr.

In aanvulling op de handhavingsintensivering stelt het lid Van Wijngaarden ook voor om de reikwijdte van artikel 449 Sr te verruimen. Naast de bedienaar zouden ook de partners die een religieus huwelijk aangaan zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk strafbaar moeten zijn, evenals getuigen van een dergelijk huwelijk. Tevens zou het strafmaximum voor het overtreden van artikel 449 Sr moeten worden verhoogd. In het Verslag van de behandeling het wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap is ook gevraagd wat ik van een dergelijke verruiming vind. Kortheidshalve verwijs ik u naar mijn reactie in de Nota naar aanleiding van het Verslag.5

Om het doen van aangifte te vereenvoudigen, stelt het lid Van Wijngaarden voor om het mogelijk te maken om op afstand aangifte te doen. Zo moet het volgens hem dan ook mogelijk zijn om in één keer van meerdere soorten delicten (zoals bijvoorbeeld van verkrachting en dwang) aangifte te doen. In het algemeen is «op afstand» aangifte doen, bijvoorbeeld via internet of telefonisch, mogelijk. In het geval van bijvoorbeeld verkrachting of huwelijksdwang is dit echter onwenselijk. Zowel in het geval van een bekende als een onbekende dader heeft de politie zoveel mogelijk en specifieke informatie nodig voor opsporing, al helemaal in zwaardere en/of complexe zaken. De ervaring leert dat het voor degene die aangifte doet, moeilijk is in te schatten welke informatie de politie nodig heeft. Aangifte doen via internet leent zich daarom voor dit soort gevallen niet.

Aan alle vormen van «op afstand» aangifte doen van huwelijksdwang, kunnen serieuze veiligheidsrisico’s verbonden zijn voor het slachtoffer. Zo kan de politie in dat geval bijvoorbeeld niet goed inschatten wat de (achterliggende) reden is waarom aangifte wordt gedaan, of er wellicht zaken worden verzwegen en in hoeverre de verklaring in vrijheid wordt afgelegd. Een bijkomend maar wel belangrijk voordeel van een aangifte op het politiebureau is dat de politie tevens bekijkt of het slachtoffer behoefte heeft aan bescherming. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het slachtoffer moet vrezen voor geweld wegens het doen van de aangifte. Hierdoor kan de politie, indien nodig, gelijk handelen. Bij aangifte op afstand is dit moeilijker.

Een slachtoffer kan ook op afspraak aangifte doen. Deze afspraak kan telefonisch worden gemaakt (0900–8844). Bij het maken van de afspraak zal gekeken worden hoe het doen van aangifte mogelijk is in de specifieke situatie van het slachtoffer. Om de drempel voor het doen van aangifte te verlagen, wordt als onderdeel van de actieagenda ingezet op voorlichting van (potentiële) slachtoffers.

Daarnaast stelt het lid Van Wijngaarden voor om een speciale telefoonlijn bij de politie in te stellen. Expertise is belangrijk om slachtoffers goed te kunnen helpen. Als onderdeel van de actieagenda wordt er daarom ook gewerkt aan de vorming van een landelijk expertisecentrum. Eén van de mogelijke functies van dit expertisecentrum is om bestaande telefoonlijnen, zoals van de politie of Veilig Thuis, te ondersteunen bij het voeren van gesprekken met slachtoffers. Hiermee wordt de kennis bij bestaande hulplijnen versterkt en is het voor slachtoffers inzichtelijker waar zij terecht kunnen met hun vragen. Over de vormgeving van dit expertisecentrum wordt uw Kamer geïnformeerd in de voortgangsrapportages van het programma «Geweld hoort nergens thuis».

Tot slot pleit het lid Van Wijngaarden ervoor dat Nederlandse vrouwen die in het buitenland slachtoffer worden van huwelijksdwang, hulp krijgen vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zoals het lid Van Wijngaarden zelf terecht opmerkt in de beantwoording van de vragen die uw Kamer naar aanleiding van deze initiatiefnota heeft gesteld, is dit al gerealiseerd.6 Het lid Ten Broeke c.s. diende op 5 december 2016 een amendement in om een Eenheid Huwelijksdwang op te richten op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze eenheid had tot doel om de verlening van consulaire bijstand bij huwelijksdwang- en achterlatingszaken structureel te verbeteren. De uitvoering van dit amendement is geëvalueerd.7 In deze evaluatie werd aangegeven dat de Eenheid Huwelijksdwang een eenmalig project was met de duur van een jaar. Daarna is dit ingebed in de consulaire werkprocessen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiermee is het onderwerp als speerpunt ingebed over de volle breedte van de consulaire bijstand.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 565, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000 VI, nr. 110.

X Noot
3

Kamerstuk 28 345, nr. 228.

X Noot
4

Kamerstuk 35 348

X Noot
5

Kamerstuk 35 348, nr. 7

X Noot
6

Kamerstuk 34 565, nr. 3, p. 16–17.

X Noot
7

Kamerstuk 32 175, nr. 6

Naar boven