34 550 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2017

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen II 2016/17, nr. 3, item 7) hebben de leden Zijlstra (VVD) en Samsom (PvdA) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht voorbereidingen te treffen om de opbrengsten van verkeersboetes niet langer in de begroting van Veiligheid en Justitie (VenJ) te laten vloeien, maar in de algemene middelen.1

Het feit dat handhaving van de verkeersregels geld oplevert, mag geen leidraad zijn in het maken van keuzes voor inzet op verkeershandhaving. Ook mag het opleggen van boetes niet de suggestie wekken dat dit om financiële redenen gebeurt. Overigens zijn er geen indicaties dat de handhaving tot op heden intensiever is dan noodzakelijk voor de verkeersveiligheid.

De enige manier om de budgettaire prikkel bij de afweging over verkeershandhaving op te heffen, is om afspraken te maken over de compensatie van mee- en tegenvallers bij de boeteontvangsten. Ter uitvoering van de motie Zijlstra/Samsom heeft het kabinet besloten dat de verkeersboetes vanaf 2017 een generaal dossier zijn op de begroting van VenJ. Dat betekent dat lagere ontvangsten dan geraamd niet ten koste gaan van mijn begroting maar worden gedekt door het generale beeld en dat hogere ontvangsten aan het generale beeld worden toegevoegd. Voor zover er sprake was van een budgettaire prikkel bij het verkeershandhavingsbeleid is die prikkel nu weggenomen. Het verkeershandhavingsbeleid heeft het vergroten van de verkeersveiligheid tot doel en het beleid wordt op dat uitgangspunt gebaseerd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 34 550, nr. 7

Naar boven