34 550 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2017

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2016

In het debat met de Tweede Kamer van 6 juni jl. (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 70) en met de Eerste Kamer op 21 juni jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 9) over de evaluaties in het kader van de staatkundige vernieuwing en Koninkrijksrelaties in den brede, zijn een aantal moties ingediend en heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Graag informeer ik uw Kamers, mede ter beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer van 30 juni jl. met kenmerk 159490.u, over de stand van zaken met betrekking tot de aanvaarde moties en de door mij gedane toezeggingen. Daarbij ga ik ook in op enkele toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het wetgevingsoverleg jaarverantwoording 2015 met de Tweede Kamer op 23 juni jl. (Kamerstuk 34 475 IV, nr. 7).

Pensioenfonds Caribisch Nederland

In het beleidsdebat met de Eerste Kamer van 21 juni jl., heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Nagel (50PLUS) toegezegd u nader te informeren over de uitkomsten van het dossieronderzoek van het Pensioenfonds Caribisch Nederland (PCN) naar verdwenen pensioengelden en individuele pensioenrechten te herstellen als uit het dossieronderzoek blijkt dat de Staat daartoe gehouden is.

Sinds de ontmanteling van de Nederlandse Antillen per 10 oktober 2010, bouwen werknemers van overheids-, zorg- en onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland pensioen op bij Pensioenfonds Caribisch Nederland (PCN) volgens de pensioenregeling die de sociale partners overeen zijn gekomen. Bij de ontmanteling van de Nederlandse Antillen is bepaald dat de verplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds voor de Nederlandse Antillen (APNA) worden toebedeeld aan de drie betrokken landen, Curaçao, Sint Maarten en – voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius – Nederland.

Bij de overdracht van de pensioenadministratie van APNA aan PCN is gebleken dat ook een deel van de werknemers die waren toebedeeld aan PCN, niet (goed) in de pensioenadministratie van APNA waren opgenomen. Daarop hebben APNA en PCN een oproep gedaan aan (voormalig) werknemers om zich te melden. Momenteel zijn alle deelnemers die zich gemeld hebben per werkgever in kaart gebracht. Om een juist pensioenrecht te kunnen berekenen is input van de werkgevers nodig, zodat de pensioenen adequaat bepaald kunnen worden. PCN heeft aangegeven dat reparatie mogelijk is onder de voorwaarde dat de overige deelnemers hier geen hinder van ondervinden.

Voor de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is met extra ondersteuning vanuit BZK en PCN de benodigde informatie geïnventariseerd en vinden de laatste controles plaats. PCN zal deze informatie verwerken, zodat het inkoopbedrag kan worden vastgesteld. BZK/RCN zal als werkgever voor haar werknemers die het betreft zoeken naar een oplossing voor de niet afgedragen verplichte pensioenpremies (inclusief wettelijke rente). De inzet is er op gericht dat de ontbrekende pensioenrechten (ontbrekende dienstjaren of de gewijzigde salarissen) verwerkt kunnen worden en de omissie in de pensioenopbouw hersteld. De verwachting is dat voor het eind van dit jaar de deelnemers voor zover het de rijksoverheid betreft kunnen worden geïnformeerd.

Voor de overige werknemers (eilandelijke overheid, scholen) geldt dat de Openbare Lichamen respectievelijk de scholen verantwoordelijk zijn om de benodigde gegevens te verstrekken. PCN en BZK hebben deze werkgevers hierop gewezen. Mijn beeld, op basis van hun terugkoppeling, is dat deze werkgevers ook op korte termijn de informatie ter beschikking kunnen stellen aan PCN, zodat ook aan deze deelnemers duidelijkheid kan worden gegeven.

Mededingings- en prijsbeleid

De Tweede Kamer roept de regering in de motie Van Meenen/Pechtold c.s. (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 6) op om, met de Autoriteit Consument en Markt (ACM), te kijken naar de inrichting van een mededingingsautoriteit die is toegespitst op de lokale omstandigheden.

Het oprichten van een mededingingsautoriteit vraagt een aanzienlijke inzet van kennis en middelen. Gezien het insulaire karakter van de eilanden en de beperkte omvang van de markt valt niet te verwachten dat de inrichting van een lokale mededingingsautoriteit uiteindelijk zal leiden tot lagere prijzen. Er is op veel markten dusdanig weinig ruimte voor meerdere aanbieders dat het perspectief op effectieve concurrentie zeer beperkt is. Het kabinet acht het om deze reden niet haalbaar om een mededingingsautoriteit op de eilanden op te richten. Het ligt meer voor de hand om naar andere middelen te kijken om de hogere prijzen aan te pakken, bijvoorbeeld door middel van prijsregulering waarover de Bestuurscolleges in Caribisch Nederland beschikken op grond van de Prijzenwet BES. Het Ministerie van Economische Zaken en de andere betrokken ministeries hebben, indien het bestuurscollege hiertoe een verzoek indient, expertise beschikbaar voor vraagstukken rond mededinging in Caribisch Nederland.

Armoedebeleid/kinderrechten

In de motie-Van Laar/Van Raak (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 68) is verzocht om te inventariseren of binnen de rijksgelden voor Caribisch Nederland voldoende middelen vrij te maken zijn om de kinderbijslag in Caribisch Nederland vanaf 2017 te verhogen naar 150 dollar per kind per maand. Met deze verhoging is een bedrag gemoeid van circa 6 miljoen euro structureel. Naast de vraag of het mogelijk is structureel 6 miljoen vrij te spelen binnen de bestaande middelen is het de vraag of een verviervoudiging van de kinderbijslag dienstig is. Het bedrag dat een inwoner van Caribisch Nederland dan aan kinderbijslag ontvangt, staat dan niet in verhouding met bijvoorbeeld inkomen uit arbeid. Een aanzienlijk aantal gezinnen zou zelfs meer middelen ontvangen aan kinderbijslag dan aan andere inkomsten. Dit kan tot ongewenste effecten leiden. Niettemin is het kabinet van mening dat de situatie van kinderen in Caribisch Nederland die in armoede leven zorgelijk is. Mede om die reden is de kinderbijslag in Caribisch Nederland geïntroduceerd en wordt uitvoering gegeven aan het amendement van het lid Van Laar om 3 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de kinderrechten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De middelen worden in goede samenspraak met Unicef gericht ingezet voor de meest kwetsbare groepen. Ten aanzien van de besteding van de amendementgelden voor kinderrechten informeer ik uw Kamers nog separaat, mede in het licht van de motie-Ester c.s. (Kamerstuk 34 300 IV / CXIX, nr. V).

Daarnaast merkt het kabinet op dat binnen de bij Prinsjesdag 2016 ter beschikking gestelde middelen voor bestrijden van armoede onder kinderen, 1 miljoen euro extra structureel beschikbaar wordt gesteld voor Caribisch Nederland. Het kabinet kiest voor een effectieve allocatie van middelen door gerichte ondersteuning in natura te verstrekken voor kinderen die dat nodig hebben. De uitwerking hiervan vindt de komende periode plaats door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in samenspraak met de eilanden. Gerichte inzet op het bestrijden van armoede onder kinderen in Caribisch Nederland is te verkiezen boven het herbestemmen van de beschikbare middelen naar een generieke verviervoudiging van de kinderbijslag, die ook geldt voor ouders die niet in armoede leven.

Van de gelegenheid maak ik gebruik om tevens in te gaan op de motie-Ganzevoort c.s. (Kamerstuk 34 300 IV, nr. R) waarin de regering wordt verzocht om ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba een sociaal minimum vast te stellen op basis van ijkbedragen voor het noodzakelijke levensonderhoud. De Staatssecretaris van SZW is met de uitwerking van het ijkpunt voor de bestaanszekerheid bezig. Inhoudelijk wordt gekozen voor een insteek waarbij het ijkpunt wordt afgeleid van het wettelijk minimumloon, zodat er voor uitkeringsgerechtigden een prikkel blijft om aan het werk te gaan. Bij brief van 15 juli 2016 is een voorlopige uitwerking van het ijkpunt aan de bestuurscolleges voorgelegd voor reactie. Na ommekomst van de bestuurlijke reacties neemt de Staatssecretaris van SZW een beslissing, waarover de beide Kamers der Staten-Generaal worden geïnformeerd.

Toezicht arbeidsmarkt Caribisch Nederland

In het notaoverleg van 6 juni jl. heb ik de Tweede Kamer toegezegd de Minister van SZW te vragen het toezicht op de arbeidsmarkt te verstevigen. In Caribisch Nederland, waar de afgifte van tewerkstellingsvergunningen een rijkstaak is, worden relatief veel tewerkstellingsvergunningen afgegeven, ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het vergroten van kansen voor lokale arbeidskrachten vraagt een integrale aanpak. Werkgevers worden nadrukkelijk aangesproken op hun verantwoordelijkheid om lokale arbeidskrachten kansen te bieden. Op Bonaire geeft het Rijk geen vergunningen meer af voor schoonmakers vanwege de beschikbaarheid van lokaal personeel. Daarnaast zet de Arbeidsinspectie Caribisch Nederland in op verscherpt toezicht op bedrijven die misbruik maken van tewerkstellingsvergunningen. Signalen van valsheid in geschrifte en uitbuiting worden doorgegeven aan het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) en het Openbaar Ministerie.

Het arbeidsmarktbeleid is een taak van de Openbare Lichamen. De eilanden hebben aangegeven hun arbeidsbemiddelingsfunctie te willen professionaliseren; samen met het Rijk wordt een traject van ondersteuning voorbereid in de vorm van expertise en stageplaatsen vanuit een Europees Nederlandse gemeente. Het Ministerie van SZW ondersteunt de Openbare Lichamen om de arbeidsmarktpositie van lokale arbeidskrachten te verbeteren door integrale middelen ter beschikking te stellen.

Bij de behandeling van het wetgevingsoverleg jaarverantwoording 2015 met de Tweede Kamer op 23 juni jl. is door mij tevens toegezegd in te gaan op de bevindingen van de Arbeidsinspectie op Bonaire. Afgelopen jaren zijn verschillende maatregelen getroffen om de Arbeidsinspectie in Caribisch Nederland te professionaliseren en meer toe te rusten met handhavingsmogelijkheden. Begin 2015 is een senior-inspecteur vanuit Nederland aangesteld om de Arbeidsinspectie verder te professionaliseren. Er wordt nu meer projectmatig gewerkt en intensiever samengewerkt met de KPCN, de Koninklijke Marechaussee, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Door de samenwerking kunnen strafbare feiten beter worden opgespoord en aangepakt.

Eind 2015 is een van de drie inspecteurs van de Arbeidsinspectie als Buitengewoon Agent van Politie (BavPol) beëdigd. Dit maakt het mogelijk dat via proces-verbalen, strafrechtelijk kan worden gehandhaafd. Op korte termijn zal een tweede inspecteur worden beëdigd. De arbeidsinspectie kan hierdoor met betere maatregelen optreden tegen bedrijven die structureel de wet overtreden. Daarnaast maakt de Unit SZW meer gebruik van bestuursrechtelijke instrumenten om naleving van de wet af te dwingen. De inzet is met name gericht op het inspecteren van de bedrijven waar de meeste risico’s worden verondersteld. Bedrijven die zich na een waarschuwing niet aan de wet houden worden streng aangepakt en er worden eerder dan in het verleden ten onrechte afgegeven tewerkstellingsvergunningen ingetrokken.

Administratie persoonsgegevens

In het debat met de Tweede Kamer van 6 juni jl. is toegezegd om te zullen bezien of ervoor gezorgd kan worden dat in gevallen van verhuizingen men in ieder geval aan het loket geen administratiewisseling merkt. Het uitgangspunt is om op termijn de bevolkingsadministraties van Caribisch Nederland over te laten gaan op de Europees Nederlandse regelgeving voor de bevolkingsadministratie. Dit voornemen is gemeld aan de Kamer in de brief van 23 mei 2013 (Kamerstuk 27 859, nr. 65). De huidige procedure van registreren is dan niet meer vereist. Prioriteit ligt de komende jaren echter bij afronding van de realisatie en de implementatie van de nieuwe technische voorzieningen voor het bijhouden en verstrekken van persoonsgegevens, de Basisregistratie Personen (BRP). Overgang van de bevolkingsadministraties van de Openbare Lichamen kan pas daarna. In de tussentijd wordt de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk verder uitgewerkt.

College voor de Rechten van de Mens/Nationale ombudsman

Het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) schetst in het advies van 25 april 2016 «Naar een mensenrechtelijk aanvaardbaar voorzieningenniveau voor Caribisch Nederland» een aantal ontwikkelingen in Caribisch Nederland sinds de inwerkingtreding van de nieuwe staatkundige structuur op 10 oktober 2010. Naar aanleiding daarvan doet het College een aantal aanbevelingen aan het kabinet, in het licht van het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur. Over de meeste aanbevelingen is reeds gesproken in het kader van het debat met uw Kamer over deze evaluatie. Op een aantal ervan zal ik thans nog ingaan.

Het College beveelt onder meer aan om te onderzoeken hoe de bevoegdheden van het College verruimd kunnen worden ter vervulling van het mandaat ten aanzien van Caribisch Nederland. In 2017 zal de werking van de Wet op het College voor de Rechten van de Mens (Wet CRM) geëvalueerd worden, zowel door het College zelf (op grond van de Wet CRM) als door het Ministerie van BZK in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Het mandaat met betrekking tot Caribisch Nederland en de toereikendheid van de bevoegdheden van het College om dat mandaat te vervullen, zou daarin kunnen worden meegenomen. Ik ben op dit moment in gesprek met het College over de precieze reikwijdte van de wetsevaluatie.

Ten behoeve van de implementatie van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar regelgeving in Caribisch Nederland ten aanzien van de (verbetering van de) positie van mensen met een beperking. Het onderzoek zal dit najaar met een kabinetsstandpunt aan uw Kamer worden gestuurd. Op basis daarvan zal worden bezien hoe het plan van aanpak voor Caribisch Nederland vorm kan krijgen.

Ten aanzien van de aanbeveling om de mogelijkheden van de Nationale ombudsman tot het ontvangen en afhandelen van de klachten in Caribisch Nederland te versterken, kan ik u melden dat mogelijkheden tot financiering van het werk van de Nationale ombudsman in Caribisch Nederland voor de komende jaren worden verkend. Ik zal u informeren zodra er een besluit is genomen.

De toezegging die tijdens het debat van 6 juni jl. werd gedaan om in Caribisch Nederland een juridisch loket in te richten, heb ik zoals toegezegd doorgeleid naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Overigens merk ik op dat er soms voorbeelden worden aangehaald die strikt gesproken verder gaan dan een juridisch loket, zo ook in het advies van het College waarbij tevens aangegeven wordt dat het niet de bedoeling is overlap te creëren met de werkzaamheden van de Nationale ombudsman. Momenteel wordt er samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie gekeken naar de mogelijkheden om hier nader invulling aan te geven.

Saba

In het notaoverleg van 6 juni jl. heb ik de Tweede Kamer toegezegd een terugkoppeling te geven van het voortgangsgesprek met het bestuur van Saba over het overdragen/decentraliseren van taken. In september 2016 hebben het bestuurscollege van Saba, de Rijksvertegenwoordiger en de secretaris-generaal van BZK elkaar gesproken, onder meer over het overdragen/decentraliseren van taken. Saba heeft de financiën al een aantal opeenvolgende jaren goed op orde, maar heeft nog wel te maken met de verantwoordingsregels en -cyclus uit de Wet Financiën BES. Mijn ministerie bespreekt met het College financieel toezicht BES op welke manier het binnen de grenzen van de Wet Financiën BES mogelijk is de rapportageverplichting c.q. verantwoording meer specifiek op de situatie van Saba te enten, uiteraard zonder dat het ten koste gaat van een juiste en volledige verantwoording aan de eilandsraad.

Daarnaast is het voornemen het structurele gedeelte van de zogenaamde «integrale middelen» dat voor Saba bestemd is, over te hevelen naar de vrije uitkering van het openbaar lichaam. Dit geeft Saba meer vrijheid om eigen beleid te maken en prioriteiten te stellen. Ten aanzien van de vraag wat de mogelijkheden zijn om de looptijd van renteloze leningen van Saba te verlengen merk ik op dat het verlengen van de looptijd van een renteloze lening meerjarige doorwerking kent in de begroting. Besluitvorming is bij de voorjaarsnota voorzien.

Rijksvertegenwoordiger en Wolbes

Tijdens het debat van 21 juni jl. werd de motie-Van Bijsterveld c.s. (Kamerstuk 34 300 IV / CXIX, nr. Q) over het ambt van de Rijksvertegenwoordiger aangenomen die ertoe strekt bij de eerstvolgende wijziging van de Wet Openbare Lichamen BES (WolBES) een aantal wijzigingen hieromtrent door te voeren. De taakomschrijving en de instrumenten van de Rijksvertegenwoordiger zijn betrokken bij de evaluatie van de staatkundige structuur. Zoals uit de kabinetsreactie volgt, stelt het kabinet naar aanleiding van de evaluatie geen institutionele wijzigingen voor. Wel zal het kabinet met voorstellen komen tot specifieke verbetering van de WolBES. In de motie-Van Bijsterveld wordt opgeroepen om de naamgeving, taakomschrijving en instrumenten van de Rijksvertegenwoordiger te wijzigen om zodoende beter de functie van verbindingschakel tussen de Openbare Lichamen en het Rijk tot uitdrukking te brengen. Ik onderschrijf het belang van de verbindende functie van het ambt van Rijksvertegenwoordiger ten zeerste. Echter, het is mijn overtuiging dat net als bij de commissaris van de Koning een wijziging van de naam van het ambt in zichzelf niet zal bewerkstelligen dat er in de praktijk meer nadruk komt te liggen op deze functie van het ambt. Deze functie dient in de praktijk tot uitdrukking te komen, en doet dit ook door de inspanningen van de Rijksvertegenwoordiger om tot een goede samenwerking tussen het Rijk en de Openbare Lichamen te komen.

Glasvezelverbinding Sint Maarten

In het notaoverleg van 6 juni jl. heb ik toegezegd de Tweede Kamer te zullen informeren over de stand van zaken omtrent een glasvezelverbinding met Sint Maarten. De aanleg van de glasvezelverbinding die Saba en Sint Eustatius verbindt met de internationale glasvezelfinfrastructuur op Sint Maarten, Saint Kitts en Saint Barts is succesvol afgerond. Alle deelverbindingen zijn gerealiseerd en aangesloten op genoemde eilanden. Op Saba en Sint Eustatius is de zeekabel volledig operationeel en in gebruik door de lokale telecomproviders. De exploitatie van de zeekabel is in handen van de Saba Statia Cable System b.v. (SSCS b.v.), waarvan de aandelen beheerd worden door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uitgangspunt voor de not for profit exploitatie is een efficiënte bedrijfsvoering, gericht op continuïteit en met gezonde bedrijfseconomische principes bijvoorbeeld wat afschrijving en risicobeheer betreft. Sinds de daadwerkelijke start van de aanleg in 2012 zijn de inkooptarieven via de zeekabel voor de internetproviders (lokale operators) op Saba en Sint Eustatius gezakt van meer dan $ 400 per mbit naar minder van $ 40 per mbit. Ook is de bedrijfszekerheid van de verbinding van en naar de eilanden sterk verbeterd:de glasvezelzeekabel is aanzienlijk minder kwetsbaar voor tropische stormen en orkanen, in vergelijking met de oorspronkelijke straalzenderverbinding. In de komende jaren ligt de uitdaging bij de lokale telecomoperators om de aanwezige mogelijkheden van de zeekabel optimaal te benutten en beschikbaar te maken in nieuwe producten en diensten voor de bewoners van Saba en Sint Eustatius.

Isla

In het licht van de moties Van Laar en Van Tongeren van 10 februari 2016 (Kamerstuk 34 300 IV, nrs. 40 en 41) over de uitstoot van schadelijke stoffen door de Isla-raffinaderij en onderzoek naar duurzame alternatieven is, op verzoek van Curaçao en in nauwe samenwerking met de betrokken Curaçaose Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur, assistentie verleend om te komen tot inhuur van raffinage-deskundigheid, gericht op een inhoudelijke inspectie en audit van de Isla Raffinaderij. De voorgeschreven procedure om te komen tot een selectie tussen de drie geïnteresseerde ondernemingen, het zogenaamde twee enveloppen systeem, is zorgvuldig gevolgd en heeft geleid tot de keuze voor een internationaal gerenommeerd bedrijf. De formele opdrachtverlening is in de afrondende fase. Volgens de huidige planning zullen de resultaten nog voor het einde van het jaar 2016 worden opgeleverd. Deze resultaten zullen onder meer bestaan uit een overzicht van korte termijn verbetermaatregelen, gericht op het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen door de Isla. Overigens wordt in de inspectie ook de energiecentrale CRU/BOO en Aqualectra meegenomen. Onderdeel van de afspraken met de geselecteerde onderneming is ook het opleiden van de inspecteurs van Curaçao die samen met de deskundigen van de ingehuurde onderneming de inspectie/audit van de Isla zullen doen.

Op verzoek van Curaçao is eveneens assistentie verleend om te komen tot modernisering en aanpassing van de regelgeving. Deze assistentie heeft ertoe geleid dat twee wetgevingsjuristen voor een belangrijk deel van hun tijd zijn vrijgesteld om de noodzakelijke aanpassingen van de bestaande wet- en regelgeving ter hand te nemen. Mocht blijken dat meer assistentie nodig is dan thans is voorzien, dan zal een uitvraag voor externe expertise gedaan kunnen worden.

Ten aanzien van de assistentie van GGD Amsterdam op het terrein van de metingen van de luchtkwaliteit, die recent op verzoek van het Ministerie van Defensie zijn uitgebreid met een meetpunt in Julianadorp, kan het volgende worden gemeld. De gesprekken om te komen tot formele vervolgafspraken over de bestaande meetstations en het recent geplaatste meetstation te Julianadorp zullen naar verwachting op korte termijn tot resultaat leiden.

Afwikkeling SONA

Tijdens het wetgevingsoverleg jaarverantwoording 2015 met de Tweede Kamer op 23 juni jl. heb ik toegezegd u te informeren over de afwikkeling van de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA). De vaststelling van de subsidies die BZK in de jaren 2004–2014 aan de SONA heeft verstrekt zal binnenkort plaatsvinden, nadat de Auditdienst Rijk haar werkzaamheden in dit kader heeft afgerond. De bestuurlijke betrokkenheid van Nederland bij de Stichting zal daarna worden beëindigd. Zodra de subsidies zijn vastgesteld zal ik u hierover informeren.

Remigratie

Tijdens het debat met de Eerste Kamer van 21 juni jl. heb ik u toegezegd na te gaan of het onderwerp stimuleren remigratie geagendeerd kan worden voor een komende Koninkrijksconferentie. Ik onderschrijf het belang van het bevorderen van remigratie en ben bereid om samen te werken met de landen op dit punt. Ook initiatieven om werken in Caribisch Nederland voor eilandskinderen aantrekkelijker te maken zijn van belang. Na de vorming van de nieuwe regeringen op Curaçao en Sint Maarten zal dit onderwerp worden hervat.

Evaluatie Statuut

In de motie-De Graaf (Kamerstuk 34 300 IV / CXIX, nr. P) wordt de regering verzocht om een evaluatie van het Statuut voor het Koninkrijk met het oog op eventuele modernisering te bevorderen en daarover in overleg te treden met de andere landen binnen het Koninkrijk en de eilandbesturen in Caribisch Nederland. Ik ben bereid bij de landen na te gaan in hoeverre een evaluatie van het Statuut met het oog op eventuele modernisering wenselijk wordt geacht. Daarna informeer ik de Kamer nader.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven