34 550 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 32 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 20 september 2016 inzake het Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën (Kamerstuk 34 550, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 september 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

Vraag 1

Kunt u een opsomming maken van alle mutaties als gevolg van de verhoogde asielinstroom in de verschillende begrotingen? Hoeveel is/wordt er in 2016/2017 meer uitgegeven als gevolg van de verhoogde asielinstroom?

Antwoord op vraag 1

Onderstaande tabel geeft per begroting een opsomming van de mutaties uit de Verticale Toelichting bij de Miljoenennota 2017 die gevolg zijn van uitgaven voor de verhoogde asielinstroom. De mutaties zijn gevolg van het besluit tot verhoging van de instroomraming van 26.000 naar respectievelijk 58.000 en 42.000 in 2016 en 2017 en bijbehorende maatregelen. Het betreft alleen de asielmutaties en niet de inspanningen voor het bredere migratievraagstuk, waaronder opvang in de regio en internationale inzet van de Krijgsmacht. Ook zijn niet de kosten meegenomen die via reguliere systematiek meelopen in o.a. de onderwijsbekostiging, bijstand, etc. Een toelichting bij de verschillende posten is te vinden in de Verticale toelichting.

Mutaties verhoogde asielinstroom VT MJN 2017 (in mln.)
 

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

         

VI – Veiligheid en Justitie

         

Asiel: coa

659,7

464,3

238,1

0

0

Asiel: dienst terugkeer & vertrek (dt&v)

7,9

15,7

15,7

0

0

Asiel: gemeentelijk versnellingsarrangement

39,8

77,2

32,4

0

0

Asiel: ind

83,5

55,8

0

0

0

Asiel: nidos

133,5

112

0

0

0

Asiel: politie vreemdelingen

48,5

16

0

0

0

Asiel: rechtsbijstand

0,4

0,4

0

0

0

Asiel: rechtsbijstand toevoeging

13,8

13,3

0

0

0

Asiel: rechtspraak (rvdr)

13,9

16,2

0

0

0

Asiel: vwn

1

1

0

0

0

Nabetaling coa-afrekening 2015

65

0

0

0

0

           

VIII – Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

         

Instroom asielzoekers

62

77

35

5,5

0

aanvullende bekostiging tweede jaar po

15

15

15

15

15

Bijdrage uitwerkingsakkoord VNG

11

11

0

0

0

           

X – Defensie

       

Intensivering grensbewaking kmar

25

0

0

0

0

           

XV – Sociale Zaken en Werkgelegenheid

         

Leningen inburgering

49,6

90,2

110

95,4

60,7

Voorinburgering

14,2

16,3

11

– 0,4

– 0,6

Maatschappelijke begeleiding

51,3

57,7

42,5

10,4

9,6

Participatiebudget

68

68

0

0

0

Voorfinanciering bijstand

85

90

– 10,6

– 21,9

– 21,9

Participatiebudget uitwerkingsakkoord

– 136,0

0

0

0

0

           

Budgettair Kader Zorg

         

Migratie

27,1

81

95,4

95,4

95,4

           

XVIII – Wonen & Rijksdienst

         

Huisvestingvoorziening

23

27,8

7,8

– 20,3

– 20,3

           

B – Gemeentefonds

         

Reintegratie asielakkoord

136

0

0

0

0

           

Homogene groep internationale samenwerking

         

Oda toerekening asiel 2015 en 2016

33,7

0

0

0

0

Asielinstroom 2016: oda (bni-bijstelling)1

– 86,7

– 140,1

– 136

– 136

– 136,1

Asielinstroom 2016: stimuleren doorstroming

– 20

– 20

0

0

0

Oda toerekening asielinstroom 2017

0

– 180

– 88

0

0

           

Ontvangsten

         

VI – Veiligheid en Justitie

         

Eu-vergoeding relocatie asielzoekers

27

27

0

0

0

Inzet asielreserve

238,9

334,4

165,7

0

0

Asielreserve ontrekking coa-afrekening 2015

65

0

0

0

0

X Noot
1

In de Verticale toelichting is de toerekening aan ODA van de kosten van de verhoogde asielinstroom 2016 gespreid over de meerjarenperiode samenhangend met de dekking die gevonden is in meerjarige BNI-ruimte. De overheveling naar de begroting van VenJ van de aan ODA toe te rekenen kosten van de verhoogde asielinstroom 2016 vindt plaats in 2016 en 2017.

Als gevolg van de verhoogde asielinstroom zijn de geraamde uitgaven op de begroting van VenJ in 2016 met 1067 mln. en in 2017 met 772 mln. verhoogd ten opzichte van de vorige Miljoenennota. De dekking van de kosten voor eerstejaarsopvang uit het ODA-budget op de BHOS-begroting is in 2016 met 386 mln. en in 2017 met 435 mln. verhoogd.

Vraag 2

Kunt u een toelichting geven bij de dalende trend van de niet-belastingontvangsten in de periode 2015–2017

Antwoord op vraag 2

De niet-belastingontvangsten dalen in de periode 2015–2017 van ca. 44 mld. naar ca. 23 mld. De grootste afname vindt plaats bij de Nationale Schuld en de begrotingen van Financiën en Economische Zaken. Deze drie ontwikkelingen worden hieronder toegelicht.

De niet-belastingontvangsten op het begrotingshoofdstuk Nationale Schuld dalen van ca. 17 mld. in 2015 tot ca. 8 mld. in 2017. Dit hangt samen met een tweetal incidentele ontvangsten in 2015 en 2016. In 2015 leidde de herstructurering van de leningen van het Rijksvastgoedbedrijf tot hogere ontvangsten doordat leningen voortijdig zijn afgelost (4,9 mld). Daarnaast leidde voortijdige beëindiging van rentederivaten in zowel 2015 als 2016 tot incidenteel hogere ontvangsten (4,3 mld.).

Op de begroting van Financiën dalen de niet-belastingontvangsten van ca. 9 mld. in 2015 tot ca. 3 mld. in 2017. In 2015 waren de ontvangsten hoger dan in latere jaren vanwege de verkoop van de eerste tranche aandelen van ABN AMRO (3,8 mld.) en de afbetaling van het overbruggingskrediet van SNS Reaal (1,1 mld.). In 2016 zijn de ontvangsten incidenteel hoger vanwege de verkoop van de eerste tranche aandelen van ASR (1,1 mld.). Daarnaast levert de verkoop van de aandelen van Propertize (0.8 mld.) en de overname van de staatsgegarandeerde schuld (2.3 mld.) een hogere ontvangst op voor 2016. De overname van de staatsgegarandeerde schuld hangt samen met een gelijke uitgavenmutatie.

Op de begroting van Economische Zaken dalen de niet-belastingontvangsten van ca. 7 mld. in 2015 tot ca. 4 mld. in 2017. Deze daling wordt met name veroorzaakt door een daling van de gasbaten van 6,4 mld. in 2015 naar 2,6 mld. in 2017.

Vraag 3

Wat is de opbrengst per jaar (realisatie en verwachting) van de accijnzen op diesel in de periode 2010 tot 2016?

Antwoord op vraag 3

Bijgaande tabellen tonen respectievelijk de verwachte ontvangsten bij de oorspronkelijke Miljoenennota en de gerealiseerde ontvangsten uit de accijns op benzine en de accijns op diesel en LPG tot en met 2015.

Raming ontvangsten uit brandstofaccijnzen bij oorspronkelijke Miljoenennota (EMU-basis)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

– Accijns van lichte olie

3.965

4.110

4.258

4.244

4.117

3.956

4.047

– Accijns diesel en LPG

3.397

3.555

3.769

3.926

4.043

3.831

3.723

Realisatie1 accijnsontvangsten in miljoenen euro (EMU-basis)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

– Accijns van lichte olie

4.067

4.101

4.007

3.960

4.042

4.109

4.152

– Accijns diesel en LPG

3.592

3.644

3.578

3.629

3.832

3.757

3.765

X Noot
1

De jaren 2010–2015 betreffen realisaties en het jaar 2016 meest actuele raming.

Vraag 4

Wat is de opbrengst per jaar (realisatie en verwachting) van de accijnzen op benzine in de periode 2010 tot 2016?

Antwoord op vraag 4

Zie antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Hoeveel heeft de verhoging van de accijnzen op diesel in het regeerakkoord opgeleverd?

Antwoord op vraag 5

Conform het regeerakkoord VVD-PvdA «Bruggen Slaan» is per 1 januari 2014 de accijns op diesel met 3 cent per liter en de accijns op LPG met 7 cent verhoogd. Op 18 februari 2015 is een brief1 van de Staatssecretaris van Financiën naar de Tweede Kamer gestuurd met daarin de gerealiseerde ontvangsten uit de accijns op diesel en LPG over 2013 respectievelijk 2014. De gerealiseerde ontvangsten uit de accijns op diesel en LPG in 2014 komen 202 miljoen euro hoger uit dan in 2013.

Gerealiseerde ontvangsten brandstof accijnzen in 2013 en 2014, EMU-basis
 

2013

2014

Mutatie

Benzine

3.960

4.042

82

Diesel en LPG

3.629

3.832

202

Vraag 6

Hoeveel heeft de verhoging van de accijnzen op diesel in het regeerakkoord opgeleverd?

Antwoord op vraag 6

Zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 7

Kunt u toelichten waarom de belasting- en premieontvangsten in 2016 stijgen ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2016 (verticale toelichting), terwijl de raming van de groei in 2016 juist daalt ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2016

Antwoord op vraag 7

In bijlage 2 van de Miljoenennota 2017 wordt een verticale toelichting gegeven van de raming belastingontvangsten ten opzichte van de Voorjaarsnota 2016. De Voorjaarsnotaraming is gebaseerd op het economisch beeld conform het CEP 2016 van het CPB. Ten opzichte van het CEP 2016 is de verwachte waardeontwikkeling van het bbp in 2016 met 0,6 procent neerwaarts bijgesteld. Deze bijstelling betreft vooral een bijstelling van de prijsontwikkeling van het bbp en maar een beperkte bijstelling van de volumeontwikkeling. Het economische beeld van de MEV 2017 leidt bij de onderliggende belastingsoorten slechts tot beperkte opwaartse en neerwaartse aanpassingen. Dat is goed te zien in tabel 2.2.1 van de bijlage 2 van de Miljoenennota 2017.

Deze tabel laat daarbij zien de hogere belasting- en premieontvangsten in 2016 ten opzichte van de Voorjaarsnota 2016 vrijwel geheel hogere ontvangsten uit de vennootschapsbelasting betreffen. De raming hiervan is bijgesteld met 2,1 miljard euor tov de raming bij Voorjaarsnota en is gebaseerd op de realisaties van de vpb-ontvangsten over de eerste helft van 2016.

Vraag 8

Kunt u in een tabel het verschil weergeven tussen het geraamde EMU-saldo voor 2017 in de Miljoenennota (-0,5%) en de MEV (-0,7%) en de onderliggende posten toelichten?

Antwoord op vraag 8

In de Miljoenennota bedraagt het feitelijk EMU-saldo –0,5 procent van het bbp. Het CPB raamt in 2017 een feitelijk EMU-saldo van –0,7 van het bbp. Een verschil van 0,2 procentpunt. Dit verschil kent een aantal oorzaken:

  • Het CPB neemt enkele taakstellingen niet over. Dit betreft de nullijn bij de incidentele loonontwikkeling voor de gehele kabinetsperiode en (deels) het korten van de groeiruimte in de WLZ.

  • Verschillen in sociale zekerheid. Dit hangt voornamelijk samen met verschillen in ramingsystematiek waarin veranderingen in de werkloze beroepsbevolking in 2016 en 2017 verschillend worden meegenomen.

  • Beperkte ramingsverschillen bij de belasting- en premie-inkomsten.

Vraag 9

Kunt u in een tabel het verschil weergeven tussen de geraamde EMU-schuldquotes voor 2017 in de Miljoenennota (62,1%) en de MEV (61,8%) en de onderliggende posten toelichten?

Antwoord op vraag 9

In 2017 bedraagt het feitelijk EMU-saldo in de Miljoenennota –0,5 procent van het bbp. Het CPB raamt voor 2017 een feitelijk EMU-saldo van –0,7 procent van het bbp. Dit verschil wordt toegelicht in het antwoord op vraag 8. Het verschil werkt ook door in de EMU-schuld voor 2017.

Daarnaast anticipeert het CPB in zijn raming reeds op de verdere verkopen van aandelen ABN AMRO en ASR. Dit heeft in de MEV-raming een schuldverlagend effect van ongeveer 0,6 procent van het bbp.

Vraag 10

Hoeveel mensen maken gebruik van de aftrek voor kosten monumentenwoning? Welk budgettair belang is in totaal met de regeling gemoeid?

Antwoord op vraag 10

Van de aftrek voor kosten monumentenwoning maken ongeveer 14.000 mensen gebruik. Voor 2016 is een budgettair beslag geraamd van € 57 miljoen.

Vraag 11

Welk percentage van de gebruikers van de aftrek voor kosten monumentwoning zal gebruik kunnen maken van de vervangende subsidieregeling?

Antwoord op vraag 11

Naar verwachting zal 60% van de gebruikers van de aftrek in 2017 en 2018 gebruik kunnen maken van de overgangsregeling.

Vraag 12

Hoeveel personen maken gebruik van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld? Kunt u een overzicht geven van het budgettair belang van de regeling sinds 2005?

Antwoord op vraag 12

In 2014 maakten ruim 900.000 belastingplichtigen gebruik van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Onderstaande tabel geeft een overzicht in € miljoen van het budgettair belang van de regeling sinds 2005.

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

284

288

287

315

345

377

360

398

412

509

5591

6071

6651

X Noot
1

Raming.

Vraag 13

Hoeveel ANBI's zijn er?

Antwoord op vraag 13

Er zijn momenteel circa 43.000 ANBI’s geregistreerd bij de Belastingdienst. Het meest actuele overzicht van geregistreerde ANBI’s is te raadplegen via de website van de Belastingdienst.

Vraag 14

Kunt u toelichten waarom juist deze twintig fiscale regelingen zijn toegevoegd onder de noemer overige fiscale regelingen

Antwoord op vraag 14

Om in te spelen op de groeiende vraag naar transparantie, zijn dit jaar verschillende fiscale regelingen toegevoegd die van invloed zijn op de grondslag voor belastingheffing. De lijst bestaat uit posten die door hun budgettaire omvang interessant zijn, beleidsmatig relevant zijn en waarvan genoeg gegevens voorhanden zijn om het budgettair belang te bepalen. Deze regelingen zijn niet eerder opgenomen omdat ze niet passen binnen de definitie van belastinguitgaven in enge zin of de tot nu toe gehanteerde afbakening van de «inkomstenbeperkende regelingen». De lijst met overige fiscale regelingen in tabel 6.3.4 is niet-uitputtend en kent geen exacte criteria, zodat flexibel kan worden ingespeeld op de veranderende informatiebehoefte.

Vraag 15

Welke fiscale regelingen zijn er nog meer die niet in de Miljoenennota zijn opgenomen? Wat is het budgettair beslag van deze regelingen)?

Antwoord op vraag 15

Er bestaat geen eenduidige definitie van fiscale regelingen, waardoor er geen uitputtende lijst is van fiscale regelingen en het bijbehorende budgettaire belang. Er is geen strikte scheidslijn aan te geven tussen bepalingen die de grondslag voor belastingheffing definiëren en bepalingen die in afwijking daarop de grondslag beperken en vervolgens als onderdeel van de primaire heffingstructuur moeten worden bezien of als belastinguitgave. In de Miljoenennota is voor de definitie van belastinguitgaven het rapport uit 1987 «Belastinguitgaven in de Nederlandse inkomstenbelasting en de loonbelasting» als uitgangspunt genomen. In dat rapport zijn regelingen in de inkomstenbelasting apart behandeld en is, op grond van een set criteria, afgewogen of er sprake was van een belastinguitgave of niet. De term ‘overige fiscale regelingen’ is bedoeld om, los van definities, zoveel mogelijk informatie te geven over het belang van specifieke regelingen, die beleidsmatig en budgettair van belang zijn.

Vraag 16

Wat is er precies veranderd in de schattingsmethode bij de zelfstandigenaftrek en waarom leidt dit tot een bijstelling van € 0,4 mld.?

Antwoord op vraag 16

Zie het antwoord op vraag 54 bij de Miljoenennota.

Vraag 17

De kosten van de vrijstelling voor accijns voor de luchtvaart (kerosine) zijn deze kabinetsperiode verdubbeld (€ 1 miljard), hoe is dit te verklaren? Hoe verhoudt deze stijging zich tot het aantal vliegbewegingen en de olieprijs?

Antwoord op vraag 17

De kosten van de regeling worden berekend ten opzichte van een benchmarktarief, dit is het tarief dat zou moeten worden betaald als de vrijstelling niet zou bestaan. Voor de vrijstelling van de accijns voor de luchtvaart was het benchmarktarief het tarief voor kerosine voor binnenlandse vluchten. Het aparte luchtvaarttarief voor kerosine is inmiddels vervallen, Thans geldt als benchmark het tarief voor halfzware olie, dat circa tweemaal zo hoog is als het vroegere tarief voor kerosine voor binnenlandse vluchten. Daarmee wordt de belastinguitgave ook circa tweemaal zo duur.

Vraag 18

Kunt u aangeven hoeveel er in de periode 2013–2017 bezuinigd is/gaat worden op de ouderenzorg (graag per maatregelen en per jaar vermelden)?

Antwoord op vraag 18

Bij Regeerakkoord is een structurele besparing binnen de langdurige zorg ingeboekt van 3,5 mld.

Gedurende de kabinetsperiode is besloten tot verzachtingen en intensiveringen binnen de care van structureel ca. 1,9 mld. Voor 2013 is geen besparing ingeboekt en is dus niet opgenomen in de tabel. De tabel geeft de besparingen en verzachtingen weer voor de gehele langdurige zorg. Er is hierbij geen onderscheid gemaakt tussen ouderenzorg en andere doelgroepen (gehandicapten, langdurige ggz). Ouderenzorg is wel naar verhouding de grootste groep.

De verzachtingen/intensiveringen zijn voor ca. 1,4 mld. gedekt binnen de langdurige zorg. Deze dekking bestaat onder andere uit het afboeken van groeiruimte en het inhouden van de incidentele loonontwikkeling.

De bij Regeerakkoord beoogde besparing op de langdurige zorg valt structureel ca. 0,6 mln. lager uit.

In de onderstaande tabel staan de totalen weergegeven met daarbij de belangrijkste maatregelen en verzachtingen. Over alle besparingen en verzachtingen bent u geïnformeerd.

Besparingen en verzachtingen Hervorming Langdurige Zorg

bedragen in mld. euro

2014

2015

2016

2017

2018

Struc

1. RA besparing HLZ tov basispad

– 0,4

– 2,6

– 2,9

– 3,4

– 3,4

– 3,5

wv. Korting persoonlijke verzorging/begeleiding

– 0,3

– 1,6

– 1,6

– 1,6

– 1,6

– 1,7

wv. Korting huishoudelijke hulp

– 0,1

– 1,0

– 1,1

– 1,1

– 1,1

– 1,1

wv. Taakstelling Wlz

0,0

0,0

0,0

– 0,5

– 0,5

– 0,5

             

2. Totaal verzachtingen/intensiveringen HLZ

0,1

1,7

1,8

1,9

2,0

1,9

wv. Verzachting korting huishoudelijke hulp (begroting 2014)

0,1

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

wv. Verzachting extramuralisering (begroting 2014)

0,0

0,0

0,1

0,3

0,3

0,3

wv. Investering kwaliteit verpleeghuizen (begroting 2016)

0,0

0,0

0,2

0,2

0,2

0,2

wv. Terugdraaien taakstelling Wlz (begroting 2017)

0,0

0,0

0,0

0,5

0,5

0,5

             

3. Dekking gevonden binnen LZ

0,0

– 1,0

– 1,0

– 1,2

– 1,3

– 1,4

             

4. Uiteindelijke besparing HLZ tov basispad (1+2+3)

– 0,3

– 1,9

– 2,1

– 2,6

– 2,8

– 2,9


X Noot
1

Kamerstuk 34 002, nr. 96

Naar boven