34 546 Protocol tot wijziging van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming; Brussel, 17 februari 2016

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 19 september 2016.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 19 oktober 2016.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2016

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 17 februari 2016 te Brussel tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming (Trb. 2016, nr. 39).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Toelichtende nota

1. Inleiding

In deze nota wordt het op 17 februari 2016 door partijen ondertekende Protocol tot wijziging van de Benelux-Overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken toegelicht.

Op 10 juni 1970 kwam te Brussel in het kader van de Benelux tot stand de Benelux-Overeenkomst op het gebied van de jacht en vogelbescherming (Trb. 1970, nr. 150), verder te noemen «de Overeenkomst». De Overeenkomst, die sinds 1 juli 1972 in werking is voor het Europese deel van Nederland, beoogt een harmonisatie van de wettelijke bepalingen van Nederland, België en Luxemburg op het gebied van jacht en vogelbescherming. Deze harmonisatie werd noodzakelijk geacht om de douanecontroles aan de binnengrenzen te kunnen opheffen en zo te komen tot een vrij verkeer van geschoten of gevangen wild en producten daarvan.

De bepalingen in de Overeenkomst, die laatstelijk is gewijzigd door middel van het op 20 juni 1977 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 10 juni 1970 (Trb. 1977, nr. 119), zijn op het gebied van jacht en vogelbescherming opgenomen in de Flora- en faunawet (Stb. 1998, nr. 402).

Het onderhavige Protocol van 17 februari 2016 dat hierbij ter goedkeuring wordt aangeboden, betreft een nieuwe wijziging van de Overeenkomst. Bij dit Protocol behoort een door de partijen gezamenlijk overeengekomen en vastgestelde Gemeenschappelijke memorie van toelichting (GMvT), die als bijlage bij deze toelichtende nota is gevoegd1. De GMvT, gepubliceerd in het Benelux-Publicatieblad – jaargang 2016, nummer 1, is gedetailleerd en omvat achtergrondgegevens met betrekking tot de totstandkoming van het Protocol.

2. Inhoud van het Protocol

Ingevolge artikel 1 van het Protocol wordt een artikel 12bis aan de Overeenkomst toegevoegd. Hierdoor worden de regels uit de Overeenkomst beperkt tot de jacht. In uitspraken in 2008 en 2013 behandelde het Benelux-Gerechtshof alle handelingen ten aanzien van soorten die in de Overeenkomst als wild waren aangemerkt als jacht (zie de tweede alinea van de GMvT). De Benelux-partners hebben vervolgens besloten om artikel 12bis toe te voegen aan de Overeenkomst, teneinde de reikwijdte van de Overeenkomst te beperken tot de eigenlijke uitoefening van de jacht. Door de beperking van de reikwijdte van de Overeenkomst wordt de Benelux-partners de mogelijkheid geboden om een effectieve bestrijding van wildsoorten in bepaalde gevallen toe te staan, waarbij rekening wordt gehouden met specifieke, voor hun eigen grondgebied geldende omstandigheden. Het is de gezamenlijke bedoeling van de Benelux-partners dat iedere regering de nodige maatregelen kan blijven nemen met het oog op de uitoefening van bestrijding van al dan niet in de zin van de Overeenkomst als wild gerangschikte dieren, met name waar deze gericht is op het bestrijden van bepaalde door deze dieren veroorzaakte schade (zie de vijfde alinea van de GMvT). Het onderscheid waar artikel 12bis van dit Protocol in voorziet, komt overeen met de huidige Nederlandse indeling in jacht, populatiebeheer en schadebestrijding. De omschrijving van de gevallen van populatiebeheer en schadebestrijding sluit aan bij de formuleringen in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (zie hiervoor de vierde alinea van de GMvT). Voorts past de formulering zowel bij de huidige Flora- en faunawet, als bij het komende regime van de Wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming) (Stb. 2016, nr. 34; inwerkingtreding 1 januari 2017).

Ingevolge artikelen 2 en 3 van het Protocol worden in de Overeenkomst enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Zo wordt ten aanzien van de wijzigingen, uitgeschreven in artikel 2, recht gedaan aan de huidige federale structuur van het Koninkrijk België en het feit dat de Overeenkomst betrekking heeft op aangelegenheden die thans tot de bevoegdheden van de Gewesten behoren.

In verband met de wijziging van het toepassingsgebied van de Overeenkomst zullen twee Benelux-beschikkingen worden opgeheven. In de een na laatste alinea van de GMvT wordt ter zake een toelichting gegeven.

3. Koninkrijkspositie

Het Protocol zal, evenals de Overeenkomst en het wijzigingsprotocol van 1977, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven