34 526 Initiatiefnota van het lid De Groot over een duurzame toekomst voor vis en visser

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij op 4 juli 2018 gevraagd om, in overleg met de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, een gedetailleerde reactie te geven op drie aangehouden moties die zijn ingediend naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid De Groot «Een duurzame toekomst voor vis en visser / Leve de Noordzee» d.d. maandag 2 juli jl. (Kamerstuk 34 526, nr. 17) Het drietal moties betreft:

  • Motie van de leden Geurts en Sienot over een Noordzeetransitiefonds (Kamerstuk 34 526, nr. 6);

  • Motie van de leden Sienot en De Groot over een resultaatverplichting bij aanbestedingen van nieuwe windparken op zee (Kamerstuk 34 526, nr. 7);

  • Motie van de leden Sienot en De Groot over een nationaal programma voor oesterbanken in de Noordzee (Kamerstuk 34 526, nr. 8).

Hierbij geef ik u mijn reactie per motie.

1. De motie van de leden Geurts en Sienot (Kamerstuk 34 526, nr. 6) verzoekt de regering een Noordzeetransitiefonds vorm te geven en daarbij innovatieve vormen van (private) financiering vanuit onder andere de nieuwe energiesector te betrekken.

Tijdens het notaoverleg van 2 juli jl. heb ik gevraagd de motie over een transitiefonds aan te houden, omdat de discussie hierover in het najaar zal plaatsvinden (Kamerstuk 34 526, nr. 17). De energietransitie zal de Noordzee ingrijpend veranderen, daarom zal de wijze waarop de ambities en plannen worden gerealiseerd in de context van het klimaatakkoord én de Strategische Agenda Noordzee 2030 moeten worden besproken. Dit proces loopt nog. Onderdeel daarvan is de vraag of en op welke wijze een Noordzeetransitiefonds kan worden vormgegeven. Daar wil ik niet op vooruitlopen.

Op initiatief van de Stichting De Noordzee is samen met andere stakeholders een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor dit fonds. Ik steun dat onderzoek, omdat het de opgaven voor visserij en natuur als gevolg van de energietransitie kan versnellen en vergemakkelijken.

2. De motie van de leden Sienot en De Groot (Kamerstuk 34 526, nr. 7) verzoekt de regering bij de aanbestedingen van nieuwe windparken op zee een resultaatverplichting op te nemen, gericht op een zo groot mogelijke positieve bijdrage aan de Noordzeenatuur en de visserij.

Tijdens het notaoverleg van 2 juli jl. heb ik gevraagd de motie over een resultaatverplichting aan te houden (Kamerstuk 34 526, nr. 17).

Allereerst geef ik een reactie op «aanbesteden». Bij het toekennen van vergunningen voor nieuwe windparken is formeel geen sprake van privaatrechtelijke aanbesteding, maar van een (subsidie)tender. Op basis daarvan krijgt de vergunninghouder een publiekrechtelijke vergunning, die de winnaar het exclusieve recht geeft binnen de voorwaarden van het eveneens publiekrechtelijke kavelbesluit een windpark te bouwen en te exploiteren. Die vergunning is dus primair een marktordeningsvergunning. Relevante voorwaarden in relatie tot onder meer natuur, medegebruik en visserij zijn en worden in het kavelbesluit opgenomen. Het opnemen van een resultaatsverplichting gaat naar mijn mening een stap te ver, aangezien het moeilijk is om een vergunninghouder af te rekenen op doelen in een open dynamisch systeem als de zee.

Er bestaan al mogelijkheden om (medegebruiks-)activiteiten en natuurmaatregelen uit te voeren. Er kan nu al een vergunning voor activiteiten in een windpark op basis van de Waterwet worden aangevraagd. Bij de vergunningverlening worden de belangen van het windpark en die van de activiteit tegen elkaar afgewogen.

In de kavelbesluitvoorschriften voor de windparkkavels Borssele I-V en Hollandse Kust (zuid) I-IV is al een inspanningsverplichting voor vergunninghouders opgenomen de parken natuurinclusief te ontwerpen en realiseren. Daarnaast wordt overwogen voor Hollandse Kust (noord), kavel V een meer specifieke verplichting in de voorschriften op te nemen met betrekking tot het stellen van bepaalde eisen aan de erosiebeschermende bestorting, mede om de mogelijkheden voor kabeljauw te bevorderen als zogeheten «paraplu-soort». Dat is een van de opties die voortkomt uit de verschillende onderzoeken die mijn ministerie heeft laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor het stimuleren van natuur middels de bouw van nieuwe parken.

Voor doorvaart en medegebruik is nieuw beleid van kracht voor operationele windparken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken 29 675 en 33 450, nrs. 190 en 191). Tevens kijk ikzelf naar de mogelijkheden voor concrete pilots voor aquacultuur of niet-bodemberoerende visserij in windparken.

3. De motie van de leden Sienot en De Groot (Kamerstuk 34 526, nr. 8) over een nationaal programma voor oesterbanken in de Noordzee verzoekt de regering met een nationaal programma voor de ontwikkeling en inrichting van nieuwe en bestaande oesterbanken in de Noordzee te komen.

Tijdens het notaoverleg van 2 juli jl. heb ik de motie over een nationaal programma voor oesterbanken ontraden (Kamerstuk 34 526, nr. 17). Een apart nationaal programma voor de platte oester acht ik niet nodig, aangezien er reeds voor dit doel tal van initiatieven genomen zijn en activiteiten plaatsvinden.

Het herstel van biogene riffen in de Noordzee, waaronder de platteoesterbanken in het bijzonder, is een doel in diverse rijksnota’s, waaronder de actualisatie van deel 1 van de Mariene Strategie, de Beleidsnota Noordzee 2016–2021, deel 3 van de Mariene Strategie, de Noordzee 2050 Gebiedsagenda en de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal. Dit wordt ook meegenomen in de Strategische Agenda Noordzee 2030, die dit najaar aan de Kamer zal worden gestuurd.

Ik heb al verschillende onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor herstel van platte oesters en aan een aantal andere onderzoeken hierover wordt nog gewerkt. Ook heb ik financieel bijgedragen aan een pilot voor introductie van onder meer platte oesters in de Voordelta en is kennisontwikkeling gestimuleerd via het organiseren van workshops over herstel van platte oesters en aan het ontwerp van een pilot voor introductie van de platte oester in een bestaand windpark. Daarnaast is de introductie van platte oesters als mogelijke optie naar voren gekomen voor het invullen van de inspanningsverplichting voor vergunninghouders om parken natuurinclusief te ontwerpen en realiseren. Een dergelijke verplichting is tot nu toe opgenomen in de kavelbesluiten voor de windparkkavels Borssele I-V en Hollandse Kust (zuid) I-IV. Ten slotte zijn er inmiddels meerdere initiatieven in voorbereiding of uitvoering voor de daadwerkelijke herintroductie van platte oesters, waaronder in de Voordelta, de Borkumse Stenen en het Gemini-windpark. Met al deze acties wordt er naar mijn mening al in ruime mate een impuls gegeven voor de ontwikkeling en inrichting van nieuwe platteoesterbanken in de Noordzee.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven