34 475 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2015

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2016

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport van 18 mei 2016 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34 475 X, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Van Eck

Vraag 1

Bent u bereid onderzoek te doen naar de effecten van de bezuinigingen, (efficiency-)taakstellingen en koopkracht beperkende maatregelen van het huidige kabinet, in het licht van de verslechterde gereedheid, inzetbaarheid en steeds verder verslechterde onbalans tussen middelen en ambities?

Het beschikbare budget is één van de benodigde elementen voor een goede beleidsuitvoering. Een voorbeeld ter toelichting. Voor verschillende wapensystemen geldt dat Defensie bij het in gebruik nemen van het systeem onvoldoende reservedelen had aangeschaft. Gedurende de exploitatiefase bouwt Defensie vervolgens onvoldoende inzicht op over het verbruik van reserveonderdelen en werkt men niet met een actueel onderhoudsplan. Daardoor komt het relatief vaak voor dat wapensystemen niet beschikbaar zijn omdat relevante onderdelen ontbreken. De oorzaken voor deze situatie staan los van de doorgevoerde bezuinigingen. Voor een verbetering van de beschikbaarheid van het materieel is in de eerste plaats een bruikbaar en gedegen onderhoudsplan nodig. Dat is mede een basis om besluiten te nemen over welke reserveonderdelen met voorrang aangeschaft moeten worden en in welke aantallen.

In ons rapport bij het jaarverslag hebben wij in brede zin beschreven in welke mate Defensie in staat is gestelde doelen te bereiken en wat de kwaliteit van de bedrijfsvoering is. De toegevoegde waarde van het meer diepgaand onderzoeken van één van de factoren in de onbalans is naar onze mening beperkt.

In dit kader wijzen wij ook op het door ons opgestelde nawoord.

Vraag 2

Bent u bereid, in navolging van het onderzoek naar het effect van de bezuinigingen van dit kabinet op de AIVD, onderzoek te doen naar het effect van de bezuinigingen van dit kabinet op Defensie?

Zie het antwoord op vraag 1.

Vraag 3

Kunt u nagaan wat de gevolgen zijn van valutawisselingen en de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen, zoals omschreven in de motie Knops en Teeven (Kamerstuk 27 830, nr. 154), voor Defensie? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen?

In haar brief van 8 maart jl. heeft de Minister van Defensie aangegeven dat het kabinet de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in relatie tot de te ontvangen prijsbijstelling en de omgang met valutakoerswisselingen onderzoekt en de Tweede Kamer daarover ten tijde van de Voorjaarsnota 2016 te informeren (Kamerstuk 33 763, nr. 98). We zullen de uitkomsten van het onderzoek bestuderen en daarover mogelijk rapporteren in één van onze reguliere publicaties.

Vraag 4

Kunt u de opmerking dat veel van de problemen bij Defensie op te lossen zijn zonder extra geld toe te voegen, toelichten?

Ter toelichting gaan we eerst nader in op de problemen bij het vernieuwen en verbeteren van materieel. Al jaren geeft Defensie minder geld uit aan investeringsprojecten dan het daarvoor in de begroting reserveert. Het budget was daar de afgelopen jaren dus niet de beperkende factor. De oorzaken van de structurele onderrealisatie zijn onderzocht door een extern bureau. In het opgeleverde rapport, Onderrealisatie investeringen, wordt er door het bureau onder meer op gewezen dat:

  • er bij het Ministerie van Defensie beslissingen worden genomen over investeringen zonder dat er voldoende inzicht bestaat in de volledige levenscyclus van een wapensysteem;

  • er sprake is van een hoge mate van bureaucratie waardoor vertragingen bij investeringsprojecten niet flexibel zijn op te lossen;

  • er bij het ministerie sprake is van een personeelstekort;

  • er binnen het ministerie in onvoldoende mate een cultuur heerst van een lerende organisatie.

Bij de derde oorzaak gericht op het personeelstekort kan extra geld volgens ons een bijdrage leveren aan het probleem. Met de andere hiervoor genoemde oorzaken kan Defensie zonder extra geld aan de slag.

Ook voor de problemen in het onderhoudsproces geldt dat Defensie verschillende verbeteringen kan doorvoeren zonder dat eerst extra geld beschikbaar wordt gesteld. Voorbeelden hiervan zijn analyseren van het verbruik van reserveonderdelen en het opstellen en actualiseren van onderhoudsprocessen. Pas wanneer dergelijke zaken zijn verbeterd kan Defensie beter onderbouwd bepalen waar extra geld nodig is om de beschikbaarheid van materieel te vergroten en daarmee de operationele gereedheid van eenheden.

Vraag 5

Wat bedoelt u met de opmerking dat Defensie gerichter en zakelijker kan gaan werken?

Met «gerichter» bedoelen we dat de Minister van Defensie – meer dan tot nu toe – scherpe keuzes moet maken om de operationele gereedheid te vergroten en in voldoende mate te innoveren ten aanzien van het te gebruiken materieel. Nu zien we dat veel Defensieonderdelen vooral gericht zijn op het oplossen van problemen met ad hoc maatregelen. Doordat Defensie teveel zaken tegelijk wil verbeteren ontbreekt de benodigde aandacht om structurele oplossingen te implementeren.

Met «zakelijk» doelen we op de noodzaak om de interne taakverdeling te verduidelijken. Nu is binnen Defensie op veel terreinen onvoldoende duidelijk wie waarop aanspreekbaar is.

Vraag 6

Klopt het beeld dat de zaken structureel (dus al enkele jaren) niet op orde zijn en dat hier de laatste jaren weinig prioriteit gesteld is in het verbeteren van de onvolkomenheden?

Sommige zaken, zoals het realiseren van investeringen en de logistieke keten voor reserveonderdelen, zijn al enkele jaren niet op orde. Defensie onderkent de problemen, maar wil teveel zaken tegelijk oplossen. Hierdoor boekt men relatief weinig voortgang.

Vraag 7

Klopt het beeld dat Defensie al meer kan door de prioritering anders te leggen? Bedoelt u bijvoorbeeld minder missies draaien en meer inzetten op onderhoudsprocessen?

Van belang is vooral dát de Minister van Defensie scherpe prioriteiten gaat stellen. Zo is het niet realistisch om er naar te streven de gereedheid van alle eenheden op korte termijn te willen verbeteren en alle interne processen gelijktijdig op orde te brengen.

Vraag 8

Wat is volgens u de hoofdoorzaak dat onderhoudsplannen niet op orde zijn, er een gebrek is aan goed werkende systemen en aan priorisering binnen de organisatie?

Er is niet één hoofdoorzaak aan te wijzen. Zo schaft Defensie bij de verwerving van nieuwe wapensystemen vaak te weinig reserveonderdelen aan, bouwt het onvoldoende inzicht op over het verbruik van de reserveonderdelen en beschikt het niet over actuele en volledige onderhoudsplannen. Om deze tekortkomingen aan te pakken is een scherpe prioriteitstelling gericht op het onderhoudsproces een noodzakelijke randvoorwaarde.

Vraag 9

Op welk niveau moet volgens u de coördinatie beter om de door u gewenste verbeteringen bij het materieelonderhoud in te voeren?

De regievoering vanuit de centrale Defensiestaf moet volgens ons worden versterkt. Op dat niveau kan Defensie condities creëren waarbinnen de Defensieonderdelen het onderhoudsproces gaan verbeteren en kan men bevorderen dat men onderling leert van opgedane ervaringen.

Vraag 10

Kunt u de uitspraak dat extra geld alleen de problemen niet oplost, uitleggen?

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 11

Was de ernstige onvolkomenheid in de logistieke keten voor Defensie te voorkomen door hier meer prioriteit aan te geven?

De problemen in de logistieke keten voor reserveonderdelen bestaan al enkele jaren. Het oplossen van deze problemen vraagt om een meerjarige aanpak. Het is dus niet realistisch om te verwachten dat de onvolkomenheid op dit terrein snel is opgelost. De kwalificatie «ernstig» hebben wij toegekend omdat de tot en met 2015 ingezette verbeteracties naar onze mening niet in verhouding staan tot de aard en ernst van de geconstateerde problemen en er een directie relatie is met de afnemende operationele gereedheid.

Vraag 12

Kunt u aangeven welke activiteiten niet bijdragen aan betere onderhoudsprocessen en een hogere gereedheid van eenheden?

Defensie zal zelf moeten beoordelen welke activiteiten wel en welke niet bijdragen aan het oplossen van de tekortkomingen in het onderhoudsproces. We constateren wel Defensie erg veel veranderingen tegelijk doorvoert. Zo wordt niet alleen het nieuwe ERP-systeem geïmplementeerd maar tegelijk ook een nieuwe werkwijze voor het aankopen van spullen, het zogenoemde assortimentsgewijs werken. Een dergelijke combinatie van veranderingen zorgt voor een hoge werkdruk bij de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud. Deze medewerkers komen vaak onvoldoende toe aan het opstellen en doorvoeren van structurele oplossingen.

Vraag 13

Klopt het dat u van mening bent dat personele uitgaven bij investeringen vaak niet meegenomen worden?

Een extern bureau heeft onderzoek gedaan naar de beheersing van investeringsprojecten. In het opgestelde rapport Onderrealisatie investeringen concludeert het bureau onder meer dat Defensie beslissingen neemt over investeringen zonder voldoende inzicht in de volledige levenscyclus van een wapensysteem. In dat kader zijn vooral de uitgaven relevant die Defensie maakt in de exploitatiefase. Het gaat daarbij zowel om materiële uitgaven als om personele uitgaven. Op dit terrein hebben wij zelf geen onderzoek verricht.

Vraag 14

Kunt u voorbeelden geven van activiteiten waarvan niet duidelijk is of zij bijdragen aan een beter onderhoudsproces en/of een hogere gereedheid van eenheden?

Zie het antwoord op vraag 12.

Vraag 15

Klopt het dat u van mening bent dat de Defensie organisatie niet op orde is, als het gaat om taakverdeling, verantwoordelijkheid, coördinatie en priorisering?

Zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 16

Is de inzet van F-16»s versus het achterblijven van F-16»s voor andere zaken een goed voorbeeld van de mismatch van ambitie en mogelijkheden?

Dat is inderdaad een goed voorbeeld. De inzetbaarheidsdoelstellingen in de nota In het belang van Nederland geven aan dat de krijgsmacht in staat moet zijn om naast de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk luchtruim vier toestellen voor een langdurige missie uit te sturen óf acht toestellen voor een kortdurende missie. In ons verantwoordingsonderzoek over 2014 lieten we zien dat de inzet van de F-16 in dat jaar aanzienlijk hoger was dan deze doelstelling, door de opeenvolgende of gelijktijdige inzet in Afghanistan, in de Baltische regio en in het Midden-Oosten. Door het grote beslag op vlieguren van deze missies resteerden nauwelijks nog vlieguren om vliegers getraind te houden. Defensie had aangegeven na de inzet in het Midden-Oosten een jaar nodig te hebben om weer volledig inzetbaar te zijn. In ons rapport over 2014 achtten we dit een optimistische inschatting.

Op 19 juni 2015 besloot het kabinet tot verlenging van de missie in het Midden-Oosten met een jaar (Kamerstuk 27 925, nr. 539). In haar jaarverslag over 2015 meldt de Minister van Defensie nu dat er geen enkele F-16 eenheid in 2015 operationeel gereed was.

Vraag 17

Kunt u aangeven waarom volgens u de belofte van de Minister van Defensie dat haar toekomstnota «In het belang van Nederland» een stabiel fundament zou leggen voor de toekomst van de krijgsmacht en ambities en middelen duurzaam met elkaar in evenwicht zouden worden gebracht, niet is uitgekomen?

In ons validatierapport van de nota In het belang van Nederland concludeerden wij dat de kloof tussen ambities en beschikbare middelen was verkleind maar niet was gedicht. Na het uitbrengen van de nota zijn verschillende voorstellen teruggedraaid (Kamerstuk 33 763, nr. 2). Zo is het – destijds in aanbouw zijnde – Joint Support Ship (JSS) niet afgestoten en is de luchtmachtbasis in Leeuwarden niet omgevormd tot een kleinere zogenaamde Deployable Operating Base. Ook zijn de Johan Willen Friso Kazerne in Assen en het 45e Panterinfanteriebataljon behouden. Dit bracht wel met zich mee dat de 13e gemechaniseerde Brigade werd omgevormd naar een gemotoriseerde brigade. Dergelijke maatregelen hebben de balans eerder verslechterd dan verbeterd.

Verder is de afgelopen jaren de inzet tijdens missies ten koste gegaan van de mogelijkheden om eenheden operationeel gereed te houden. De inzet van de F-16»s is hiervan een voorbeeld (zie ook het antwoord op vraag 16).

Vraag 18

Wat bedoelt u met «uniformiteit van informatie» en welke voorbeelden heeft u over hoe dit ingevoerd kan worden?

Met uniformiteit van informatie bedoelen wij dat alle eenheden informatie over de operationele gereedheid vastleggen op basis van onder meer dezelfde definities en dezelfde peilmomenten. Defensiebreed zijn hiervoor in vergaande mate richtlijnen opgesteld. De Defensieonderdelen gebruiken echter verschillende systemen, werken regelmatig buiten de systemen om via afzonderlijk opgestelde overzichten en gebruiken verschillende methoden om de gereedheid te bepalen.

Vraag 19

Hoeveel systemen voor geautomatiseerde rapportage bent u tegen gekomen?

De hoeveelheid systemen is zeer beperkt. Niet het aantal systemen maar een onjuist gebruik van de systemen beperkt de uniformiteit van de informatie over de gereedheid van eenheden.

Vraag 20

Is de aanpak van onderhoudsprocessen «simpelweg» een kwestie van goed prioriteren?

Nee, het verbeteren van het onderhoud is niet alleen een kwestie van goed prioriteren. Maar een scherpe prioriteitstelling vormt hiervoor wel een noodzakelijke voorwaarde.

Vraag 21

Wat bedoelt u met de opmerking dat onderhoudsprocessen vanuit korte termijnperspectief benaderd worden?

Met de opmerking dat onderhoudsprocessen vanuit het korte termijnperspectief worden benaderd, bedoelen wij dat Defensie zich nu te veel richt op tijdelijke maatregelen voor acute problemen en te weinig op structurele oplossingen voor lang lopende problemen.

Vraag 22

Klopt het beeld dat Defensie geen of weinig lessen heeft getrokken uit een eerdere opmerking van de Algemene Rekenkamer over verbeteringen ten aanzien van capaciteit, scherpe prioriteitstelling en coördinatie?

Al langere tijd dringen wij aan op een scherpere prioriteitstelling. Onze indruk is dat Defensie zelf, zowel extern ten aanzien van de uit te voeren taken en missies als intern ten aanzien van het verwezenlijken van de benodigde verbeteringen, nog steeds te veel tegelijkertijd wil realiseren.

Vraag 23

Welke extra financiële middelen moeten volgens u vrijgemaakt worden om het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem te verbeteren?

Om de problemen bij het ERP-systeem aan te pakken heeft Defensie eind 2015 een nieuw verbeterprogramma opgestart. De middelen die nodig zijn voor de uitvoering van dit programma zijn door ons niet onderzocht.

Vraag 24

Klopt het dat foute gegevens binnen het ERP-systeem nauwelijks verminderen (7.000 eraf en 6.000 erbij)?

Ja, dat klopt. Ten tijde van ons onderzoek hebben wij vastgesteld dat de hoeveelheid foutieve gegevens in ERP niet substantieel is afgenomen.

Vraag 25

Klopt het dat Defensie voor € 351,6 miljoen aan overschrijdingen niet tijdig aan de Kamer heeft gemeld?

Ja dat klopt. Beleidsmatige mutaties in de Slotwet die leiden tot een overschrijding van het goedgekeurde uitgaven- en/of verplichtingenbudget moeten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften tijdig aan de Staten-Generaal gemeld worden. Beleidsmatige mutaties zijn wijzigingen in de begroting die voortvloeien uit een nieuw genomen besluit met financiële consequenties. Mutaties die niet tijdig gemeld worden merken wij aan als onrechtmatig.

Vraag 26

Klopt het dat Defensie te weinig doet om tot een goede projectadministratie voor het verplichtingenbeheer bij het F-35 project te komen?

De projectadministratie van de F-35 was over 2015 onvoldoende bij. Dit blijkt uit het feit dat contracten ter waarde van circa € 100 miljoen niet juist en niet tijdig in de administratie waren verwerkt. In de loop van 2015 zijn door Defensie initiatieven genomen ter verbetering van de projectadministratie. Het betreft onder meer het aan elkaar koppelen van diverse bronnen van informatie ter verbetering van de beheersing, het opstellen van een beschrijving van de administratieve organisatie die in 2016 van kracht wordt en het wegwerken van achterstallige boekingen. Deze maatregelen, mits juist uitgevoerd, zullen naar verwachting leiden tot een verbetering van het verplichtingenbeheer van het F-35 project.

Vraag 27

Waarom geeft u aan dat er met grote waarschijnlijkheid extra kosten zijn gemoeid met het realiseren van de nieuwe basisinfrastructuur van de IT?

Met het programma Grensverleggende IT wil het ministerie een basisinfrastructuur realiseren voor de werkplek-IT op het departement, voor de digitale gegevensuitwisseling met externe partijen en voor de IT die wordt gebruikt bij de inzet van Defensie. Voor het bouwen van deze infrastructuur zijn investeringen nodig. Hiervoor is een reservering in de begroting opgenomen van € 40 miljoen. Naast de investeringen voor de bouw de nieuwe infrastructuur brengt een zorgvuldige transitie van de oude naar de nieuwe systemen aanvullende kosten met zich mee. Het gaat om kosten voor de transformatie, voor het onderhoud van de oude én de nieuwe IT tijdens de uitvoering van het programma, voor het uitfaseren van oude IT-systemen en voor extra continuïteitsmaatregelen gedurende de looptijd van het programma. Deze bijkomende kosten zijn naar verwachting aanzienlijk en kunnen een veelvoud van de investeringskosten bedragen.

Vraag 28

Wat is volgens u de reden dat niet alle urgente continuïteitrisico’s in de IT (uit 2014) opgelost zijn?

In ons onderzoek zijn wij nagegaan in welke mate de korte termijn maatregelen zijn uitgevoerd. We constateren dat het Ministerie van Defensie een aanzienlijk deel van de voorgenomen activiteiten heeft uitgevoerd, maar dat sommige activiteiten zijn vertraagd en dat de aanpak van enkele urgente risico’s is doorgeschoven naar de lange termijn. De oorzaken van de vertragingen zijn door ons niet onderzocht. Wel is ons opgevallen dat niet alle uit te voeren acties bij aanvang concreet en eenduidig waren geformuleerd. Dit bemoeilijkt een adequate beheersing van de voortgang.

Vraag 29

Verwacht u dat de reservering van 40 miljoen euro voor de IT-basisinfrastructuur voldoende is?

Defensie werkt aan een concrete raming van de benodigde financiële middelen voor de uitvoering van het programma Grensverleggende IT. Op basis van deze raming zal blijken of het gereserveerde budget toereikend is.

Van belang hierbij is om alle kosten in beeld te brengen, dus niet alleen de benodigde investeringen (de kosten voor de bouw van de nieuwe infrastructuur), maar ook de aanvullende kosten die nodig zijn om de transitie van oude naar nieuwe systemen zorgvuldig uit te voeren.

Vraag 30

Welke verklaring heeft u voor het feit dat een plan uit 2013 over de knelpunten binnen het autorisatiebeheer deels nog niet uitgevoerd is?

De trage voortgang van het plan wordt onder meer veroorzaakt door een gebrek aan gevoelde urgentie bij sommige Defensieonderdelen voor de veiligheidsrisico’s die met te ruime autorisaties gepaard gaan. Voorts zijn verantwoordelijkheden voor het autorisatiebeheer (waaronder die voor de oplevering van de producten uit het actieplan) in de organisatie onvoldoende duidelijk verdeeld. Tot slot hebben de defensieonderdelen meer behoefte aan contact, richtlijnen en IT-hulpmiddelen om het plan gerealiseerd te krijgen.

Vraag 31

Welke risico’s loopt de krijgsmacht door het geringe bewustzijn van de veiligheidsrisico’s en het te weinig gevoel van urgentie in de organisatie op het gebied van autorisatiebeheer?

Defensie beheert gegevens over contracten, materiële gereedheid, personeel, etc. in diverse systemen. Die informatie in deze systemen dient betrouwbaar en beveiligd te zijn. Op basis daarvan neemt het management immers beslissingen en de financiële informatie wordt gebruikt voor het opstellen van de jaarrekening. Ook is een deel van deze informatie vertrouwelijk of geheim. Het is daarom uitermate belangrijk dat gebruikers uitsluitend toegang krijgen tot die functionaliteit van die systemen die ze nodig hebben om hun taken te kunnen uitvoeren. Te ruime autorisaties vormen een bedreiging voor de bedrijfsvoering en de betrouwbaarheid van stuurinformatie.

Vraag 32

Kunt u de opmerking dat de meeste defensieonderdelen het gevoel van urgentie voor veiligheidsrisico’s niet aanwezig is, uitleggen?

We zien bij de meeste defensieonderdelen beperkte voortgang om het autorisatiebeheer op orde te krijgen. Het bewustzijn voor de risico’s en daar naar acteren is essentieel om die voortgang te realiseren.

Vraag 33

Klopt het dat de realisatie van het investeringsbudget al sinds 2009 lager is dan begroot?

Ja, dat klopt. Zie ook antwoord op vraag 4.

Vraag 34

Kunt u toelichten hoe de bureaucratie binnen Defensie, die zorgt voor vertragingen bij investeringen, verminderd kan worden?

Wij hebben de mogelijkheden op het gebied van bureaucratie om het investeringsproces te versnellen niet zelf onderzocht. Een extern bureau heeft onderzoek gedaan naar de beheersing van investeringsprojecten. Het opgestelde rapport Onderrealisatie investeringen bevat enkele voorstellen om de bureaucratie rond de investeringsprojecten te verminderen. Zo wordt gewezen op de mogelijkheid om meer zelfstandigheid te creëren voor projectleiders die verantwoordelijk zijn voor een verwervingsproject door de projecttoleranties te verhogen.

Vraag 35

Vindt u dat de plannen die Defensie heeft opgesteld, om aan uw aanbevelingen met betrekking tot het ERP-systeem, IT-beheer, autorisatiebeheer en verplichtenbeheer te voldoen, op orde zijn?

In haar reactie op ons rapport heeft de Minister van Defensie aangegeven dat ze de door ons geformuleerde aanbevelingen voor deze onderwerpen overneemt. De naar aanleiding van onze aanbeveling opgestelde of aangepaste plannen zullen wij beoordelen in ons komende verantwoordingsonderzoek.

Vraag 36

Kunt u nader ingaan op de extra uitgaven die Defensie heeft gedaan voor het uitvoeren van missies en die niet verrekend zijn met het Budget Internationale Veiligheid (BIV)? Wat behelzen deze uitgaven en hoe omvangrijk zijn ze?

Wij constateerden in ons onderzoek dat niet alle uitgaven die Defensie heeft gedaan voor het uitvoeren van missies in de praktijk worden verrekend met het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen:

  • De uitgave is niet ter verrekening aangeboden vanwege bepalingen in de regelgeving.

  • De uitgave is niet ter verrekening aangeboden omdat gegevens niet (volledig) beschikbaar zijn in administratieve systemen.

  • De uitgave is niet ter verrekening aangeboden omdat deze niet correct in de administratieve systemen is opgenomen.

  • De uitgave is niet ter verrekening aangeboden omdat aanzienlijke handmatige bewerkingen nodig zijn om de additionele uitgaven volledig vast te stellen.

Het was voor ons niet mogelijk om met redelijke onderzoeksinspanningen voor het jaar 2015 een volledig beeld te schetsen van de opbouw en omvang van extra kosten die wel zijn gedaan door Defensie voor het uitvoeren van missies, maar die niet verrekend zijn met het Budget Internationale Veiligheid.

Vraag 37

Op welke post(en) slaan de extra kosten neer als gevolg van bovenmatige slijtage van materieel tijdens missies en hoe hoog schat u deze extra kosten in?

Wij hebben geen gericht onderzoek gedaan naar de opbouw en omvang van de extra kosten als gevolg van bovenmatige slijtage van materieel tijdens missies.

Naar boven