34 471 Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 juli 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Het Nederlandse kansspelbeleid

3

3.

Het nieuwe speelcasinoregime

6

4.

Maatregelen op grond van het wetsvoorstel

12

5.

Toezicht en handhaving

17

6.

Financiële aspecten van het wetsvoorstel

18

7.

Consultatie wetsvoorstel

18

     

II.

ARTIKELSGEWIJS

21

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met positieve grondhouding kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime (Kamerstuk 34 471, verder: het wetsvoorstel). Wel hebben de aan het woord zijnde leden nog de nodige vragen over de toekomstige concurrentieverhoudingen in de markt voor speelcasino’s. Het exploiteren van een gokbedrijf is geen overheidstaak. Daarom zijn de genoemde leden voorstander van de verkoop van de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland (verder: Holland Casino). Eén van de belangrijkste lessen uit het verleden bij privatiseringen is dat er voldoende concurrentie moet zijn.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Zij delen het uitgangspunt van de regering dat de centrale doelstellingen van het kansspelbeleid, zoals het voorkomen van kansspelverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van fraude en criminaliteit, bij het wetsvoorstel onverminderd van kracht blijven. Het baart deze leden zorgen dat in het wetsvoorstel veel in lagere wetgeving wordt geregeld. Het is begrijpelijk dat niet alles in de wet zelf kan worden vastgelegd, maar thans is onduidelijk wat de wet wel en niet regelt. Voordat deze leden met dit wetsvoorstel kunnen instemmen, willen zij kennis hebben van de concrete inhoud van die lagere regelgeving. Hierbij kan worden gedacht aan lagere regelgeving waarin de soorten tafelspelen worden beschreven of aan lagere regelgeving die moet aangeven waar de eigen verantwoordelijkheid van de speler ophoudt en die van de aanbieder begint als het om het voorkomen van verslaving gaat. Daarnaast kan het gaan om regelgeving die duidelijkheid moet bieden hoe de kansspelautoriteit toezicht gaat houden. Deze leden zijn van mening dat het wetsvoorstel niet in werking mag treden zonder inzicht in die lagere regelgeving.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij staan zeer kritisch tegenover de wijzigingen die genomen worden teneinde de privatisering van Holland Casino mogelijk te maken. De kritiek strekt zich met name uit over hoe de preventie en beheersing van gokverslaving gewaarborgd blijven.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen de opvatting van de regering dat het aanbieden van kansspelen geen kerntaak van de overheid is. Tegelijkertijd zetten deze leden vraagtekens bij het wetsvoorstel zoals het thans voorligt. De belangrijkste zorgen zijn de mogelijkheden die de regering wil bieden voor de geprivatiseerde casino’s om nevenactiviteiten te organiseren, vergunninghouders die straks het aanbieden van landbased kansspelen combineren met online kansspelen, de onduidelijkheid over de wijze waarop belangrijke doelstellingen van het kansspelbeleid overeind zullen blijven gelet op de mate van subdelegatie en het gekozen tijdpad ten aanzien van het kansspelbeleid.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven de overtuiging dat het aanbieden van kansspelen geen kerntaak van de overheid is. Voorts hechten zij waarde aan een legaal, verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar aanbod, waarin strikte waarborgen met het oog op kansspelverslaving, de bescherming van de consument en het tegengaan van fraude en criminaliteit worden meegewogen. Zij hebben nog enkele vragen aan de regering.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel om te komen tot een modernisering van het speelcasinoregime. Zij vragen of deze keuze wel een verantwoorde keuze is. Zij delen de opvatting van de regering dat het aanbieden van kansspelen geen taak van de overheid is. Maar met dit wetsvoorstel blijft de overheid er nog steeds voor verantwoordelijk dat de hebzucht van mensen wordt aangewakkerd. Dat wordt versterkt door de uitbreiding van het aantal speelcasino’s van veertien naar zestien. Bij diverse onderdelen van het wetsvoorstel hebben zij vragen.

2. Het Nederlandse kansspelbeleid

De leden van de PvdA-fractie delen het uitgangspunt dat er vanwege de relatief grote risico's op verslaving bij casinospelen gekozen moet worden voor een behoedzame opening van deze markt. Dat blijkt uit de beperking van het aantal te veilen vergunningen. Elders in de memorie van toelichting is geschreven dat niet op voorhand kan worden ingeschat welke effecten een open vergunningenstelsel zou hebben op de doelen van het kansspelbeleid. De aan het woord zijnde leden menen dat met een zeker aantal vergunningen en een gevarieerd speelaanbod er genoeg aanbod op de markt voor online kansspelen kan ontstaan om er voor te zorgen dat gokkers weggelokt worden van het illegaal online gokken. De genoemde leden vragen of het uitgangspunt dat bij de casinospelen geldt om dezelfde reden ook verkozen moet worden bij de opening van de markt voor online kansspelen? Zo nee, kan de regering de verschillen uitleggen? De genoemde leden lezen dat de groei van het aanbod kansspelen op afstand naar verwachting niet ten koste gaat van het huidige aanbod van casinospelen. Echter, wat zal het lange termijn effect zijn van het legaliseren van de kansspelen op afstand op de vraag naar tafelspelen in casino’s? Kan de groei van kansspelen op afstand de privatisering van de landbased casinospelen bedreigen? Zo ja, heeft dit effect op de werkgelegenheid bij de landbased tafelspelen?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat verschillende kansspelcategorieën soms op geheel verschillende wijze zijn gereguleerd. Zo is er volgens de regering een open vergunningstelsel van opstellocaties voor kansspelautomaten in de horeca en in speelautomatenhallen. Deze leden lezen dat het van belang is dat het kansspelbeleid tussen de verschillende deelmarkten samenhangend is. Een vergunningstelsel dat kansspelvormen met een relatief hoog verslavingsrisico, zoals bijvoorbeeld kansspelautomaten, minder strikt reguleert dan kansspelvormen met een lager verslavingsrisico, zoals loterijen, doet de vraag naar de horizontale consistentie van beleid rijzen. In hoeverre worden kansspelautomaten opgenomen in het voorliggend wetsvoorstel? Belemmeren de minder strikt gereguleerde kansspelvormen de kanalisatie van casinospelen? Hoe worden de huidige kansspelautomaten in de horeca en in de speelautomatenhallen gecontroleerd en door welke instantie? Is de regering van plan om de wetgeving over kansspelautomaten in de horeca en in speelautomatenhalen te verscherpen, gezien het hogere verslavingsrisico voor spelers?

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een uitgebreide appreciatie van de regering op de verhouding van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand (Kamerstuk 33 996) tot het regime op speelcasino’s. Waar liggen de verschillen en hoe en waarom zijn die gerechtvaardigd?

De leden van de CDA-fractie vragen of de opmerking over de mate van sociale controle in casino’s relativering behoeft. Weliswaar komen sommige bezoekers gezamenlijk naar het casino om een avond door te brengen, maar er zijn ook tal van spelers die eenzaam een groot gedeelte van de dag achter gokkasten doorbrengen. Herkent de regering deze doelgroep? Op welke wijze gaan toekomstige vergunninghouders om met deze groep mensen? Hoe wordt kansspelverslaving herkend bij deze groep en hoe worden zij doorverwezen naar de verslavingszorg? In dat kader vragen deze leden of de regering nader kan uitleggen waarom zij het van belang acht casino’s toe te staan om behalve kansspelen ook casinospeelautomaten te exploiteren. De regering geeft zelf immers aan dat onderzoek heeft uitgewezen dat kansspelverslaving bij deze kasten veel groter is dan bij de overige kansspelen. De enige argumentatie die de genoemde leden hiervoor vinden is dat een (inter)nationale trend binnen het casinowezen bestaat dat per casinovestiging het aantal opgestelde speelautomaten ten opzichte van het aantal speeltafels toeneemt. Is dat een valide argument om de twee vergunningen in één vergunning onder te brengen? Is het wenselijk dat de regering de trend op deze wijze verder zou aanwakkeren? Acht de regering de kans reëel dat hierdoor het aantal opgestelde speelautomaten ten opzichte van het aantal speeltafels, nog verder zal toenemen? Zou hierdoor ook de kansspelverslaving toenemen onder deze spelers?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan reageren op de foto zoals die is opgenomen in het ingediende advies van FNV bij onderhavig wetsvoorstel (te zien via http://www.joop.nl/nieuws/betrapt-teeven-promoot-illegaal-gokbedrijf). Hoe beoordeelt de regering de betrokkenheid van de toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij dit illegaal opererend gokbedrijf? Hoe verhoudt zich dit tot een geloofwaardige handhaving onder diens verantwoordelijkheid ten aanzien van illegaal opererende aanbieders van kansspelen? De genoemde leden vragen ook welke actie(s) de kansspelautoriteit heeft genomen tegen Oranje Casino, de illegale aanbieder in kwestie. Kan de regering uitsluiten dat wanneer deze aanbieder inderdaad kansspelen heeft aangeboden in Nederland, zij niet in aanmerking komt voor een vergunning?

De regering heeft in 2014 aangekondigd meer ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven voor landelijke goede doelenloterijen (Kamerstuk 24 557, nr. 134). In dat kader vragen deze leden de regering hoe er gevolg gegeven wordt aan de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 12 mei 2016 (zaaknummer AMS 15/4743), waarin de rechtbank oordeelt dat de kansspelautoriteit de loterijmarkt niet tot vier partijen mag beperken en ten onrechte een nieuwe vergunning heeft geweigerd. Kan de regering ook ingaan op de wijze waarop de kansspelautoriteit hieraan gevolg heeft gegeven blijkens een persbericht van 13 juni 2016? (Zie ook http://www.kansspelautoriteit.nl/nieuws/alle-nieuwsberichten/2016/start/.) Kan de regering aangeven of hieraan inmiddels gevolg is gegeven? Deelt de regering de mening dat er geen inhoudelijke aanknopingspunten waren om niet in beroep te gaan tegen deze rechterlijke uitspraak? Hoe beoordeelt de regering het gegeven dat de openstelling van de loterijmarkt nu geheel buiten het parlement om is gegaan? Kan de regering tevens ingaan op haar eerdere toezegging om eerst de legalisering van online kansspelen te evalueren alvorens over te gaan tot wijziging van het loterijstelsel? Deelt de regering de mening dat de beslissing van de kansspelautoriteit hiermee in strijd lijkt?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een vergelijking te maken met andere loterijmarkten in de Europese Unie en daarbij in het bijzonder in te gaan op Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Is het zo dat dit de enige landen zijn die net als Nederland meerdere goede doelen-loterijen kennen en vastgesteld hebben dat de vergunning alleen naar Zweedse en Britse goede doelen gaat? Waarom hebben zij daarvoor gekozen en waarom wijkt de regering van dit Europese stelsel af? Kan de regering bevestigen dat in geen enkel ander land een commerciële partij een vergunning kan krijgen voor een loterij? Met betrekking tot de loterijen vragen de genoemde leden ook om een reactie van de regering op de stellingname van Lottovate dat Denemarken het enige land is waar na regulering van online kansspelen een vermindering van de loterij opbrengsten zichtbaar is geworden. Lottovate stelt dat juist toen de loterijmonopolie in stand bleef bij de regulering van de online kansspelen, de staatsloterijaanbieder Danske Spil al haar energie verschoof van haar loterijen naar het online gokken en dit negatieve gevolgen had voor de Deense goede doelen en sportorganisaties. Lottovate stelt dan ook dat het in stand houden van een monopolie op de loterijmarkt niet in het belang is van de goede doelen en de sport. De Deense weeffout werpt zelfs de vraag op of loterijaanbieders wel iets te zoeken hebben op de online gokmarkt. Kan de regering reageren op de laatste beweringen met betrekking tot de wenselijkheid van toegang van loterijaanbieders op de markt voor online gokken? Gelet op de actualiteit en het belang van deze kwestie verzoeken de genoemde leden de regering deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

De leden van de CDA-fractie vragen of er sprake is van verschillende achtereenvolgende stappen die de regering onderneemt om het kansspelbeleid te moderniseren. Gelet op de bovengenoemde uitspraak van de rechtbank van Amsterdam, de vertraagde behandeling van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand in de Kamer en onderhavig wetsvoorstel lijkt de oorspronkelijke planning te zijn losgelaten. Deze ontwikkelingen lopen nu door elkaar heen. Dit terwijl de regering eerst voornemens was de kansspelen op afstand te reguleren, daarna werk te maken van modernisering van het casinoregime en tot slot de loterijmarkt zou herijken. Graag vernemen deze leden hierop een reactie. Ook vernemen zij graag wat de risico’s hiervan zijn met betrekking tot aspecten van deze wetsvoorstellen die juist gebaat zijn bij een geleidelijke inwerkingtreding, zoals kennis en ervaring opdoen met handhaving en controle door de kansspelautoriteit, aandacht vestigen op het terrein van verslavingszorg en het doorverwijzen door aanbieders.

Ten aanzien van tal van kansspel gerelateerde vraagstukken (zoals handhavingsmogelijkheden, een verslavingsfonds en preventiemechanismen, uitwisseling met buitenlandse autoriteiten en eisenstelling aan vergunninghouders) verwijst de regering naar regelingen die zijn voorgesteld in het wetsvoorstel Kansspelen op afstand. Ten behoeve van de structuur en overzichtelijkheid in onderhavig wetsvoorstel vragen de genoemde leden de regering schematisch weer te geven op welke onderdelen onderhavig wetsvoorstel precies aansluit en waar sprake is van overlap met het wetsvoorstel Kansspelen op afstand.

De leden van de SGP-fractie constateren dat een van de doelstellingen van het kansspelbeleid het voorkomen van kansspelverslaving is. Deze leden zijn van mening dat het op zijn minst wat vreemd is om iets aan te bieden waarvan de hoge verslavende werking weer dient te worden bestreden. Zij vragen of de aanbieders van speelcasino’s wel wezenlijk maatregelen zullen treffen om te voorkomen dat er kansspelverslaving optreedt. Het heeft immers hoe dan ook negatieve gevolgen voor hun opbrengsten. Kan worden aangeven welke precieze verplichtingen er zullen zijn om spelers te informeren over de risico’s van de aangeboden kansspelen? Hoe wordt voorkomen dat deze informatie niet zichtbaar is voor de betrokkenen? Is bij meer concurrentie het risico niet groot dat de opbrengst nog meer leidend gaat zijn boven het voorkomen van verslaving? Verder vragen deze leden of juist de mogelijkheid van meer aanbieders er niet toe zou moeten leiden dat er alles aan gedaan wordt om ten minste ervoor te zorgen dat personen niet van de ene naar de andere aanbieder gaan, omdat zij teveel «lastige vragen» krijgen over hun speelgedrag?

De vergunninghouder dient volgens de memorie toelichting de beschikking te hebben over voldoende personeel dat deskundig is op het gebied van kansspelverslaving. De genoemde leden vragen hoe dit concreet wordt gemaakt. Waar wordt bij «voldoende personeel» precies aan gedacht? Hoeveel mensen moeten er minimaal beschikbaar zijn? Wat zijn de kwalificaties waaraan zij moeten voldoen? Dienen deze personen altijd aanwezig te zijn?

De leden van de SGP-fractie vinden het tegengaan van fraude en criminaliteit niet minder belangrijk. Zij vragen hoe vaak er in de praktijk signalen van mogelijke fraude of witwassen van geld worden doorgeven. Is de kans – zeker in een concurrerende markt – niet levensgroot dat het voor de vergunninghouder onaantrekkelijk is om ongebruikelijke transacties te melden?

Het is de bedoeling om in lagere regelgeving uit te werken hoe fraude en witwaspraktijken worden voorkomen. Kan worden aangegeven welke regels de regering van plan is vast te leggen in lagere regelgeving? Wat zijn de concrete belangrijkste uitgangspunten bij dit beleid? Waarom wordt er niet voor gekozen om deze belangrijkste uitgangspunten in deze wet vast te leggen? Zou het niet voor de hand liggen juist bij een concurrerende markt die een eigen dynamiek oproept strengere regels te stellen om te waarborgen dat deze praktijken niet plaatsvinden?

Het is de bedoeling van de regering om waar vraag naar kansspelen is, hiervoor een passend aanbod te bieden. De genoemde leden vragen hoe wordt voorkomen dat deze kanalisatiegedachte er toe leidt dat mensen gestimuleerd worden om aan kansspelen deel te nemen, terwijl zij dit bij een illegaal aanbod nooit zouden doen. De mogelijkheid dat er een verschuiving plaatsvindt als gevolg van een gekanaliseerd aanbod van kansspelen op afstand is zeker aanwezig. De regering betoogt dat er geen groei is te verwachten van de legalisering van dat aanbod, omdat het ook nu al ongereguleerd aanwezig is. Voor een deel is dat natuurlijk waar. Maar deze leden verwachten dat legalisering hoe dan ook tot uitbreiding van de deelname aan kansspelen op afstand zal leiden. Wordt bij evaluatie ook vastgesteld hoeveel de totale deelname aan alle kansspelen is toegenomen? Is er sinds dit ongereguleerde aanbod beschikbaar is, sprake van een gelijktijdige, evenredige afname van de deelname in speelcasino’s?

3. Het nieuwe speelcasinoregime

De leden van de VVD-fractie steunen het streven van de regering om te komen tot meer concurrentie. In zijn brief van 11 mei 2016 (Kamerstuk 24 557, nr. 139) geeft de Staatssecretaris van Financiën aan dat in ieder geval de verkoop van de tien vestigingen van Holland Casino meldingsplichtig is bij de Autoriteit Consument & Markt (verder: ACM). In dat geval zal, volgens de Staatssecretaris, voordat de transactie finaal gemaakt kan worden, de ACM zich moeten buigen over de vraag of er (binnen het toepassingsgebied van de Mededingingswet), geen ontoelaatbare marktdominantie ontstaat in de nieuwe casinomarkt. In haar advies van 1 april 2015 spreekt de ACM haar zorg uit of er geen langdurige dominante positie voor Holland Casino wordt gecreëerd. In hoeverre noopt dit advies van de ACM tot aanpassing van het wetsvoorstel? Kan de regering een nadere onderbouwing geven voor het blok van tien vestigingen? Wat heeft de regering gedaan met het advies van de ACM c.q. naar aanleiding van het advies van de ACM? Ook leeft bij de aan het woord zijnde leden de vraag hoe thans en tot de splitsing binnen Holland Casino wordt omgegaan met conflicterende belangen binnen Holland Casino; Hoe en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd en betrokken bij het vervolg van de splitsing? In hoeverre ziet de regering het als een overheidstaak (dan wel een taak van de markt) om een rompbedrijf «Holland Casino» met een bepaalde schaalgrootte bij elkaar te houden? Welk publiek belang wordt daarmee gediend? De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering gaat borgen dat het hoge niveau van verslavingspreventie en controle op witwassen (zoals Holland Casino met succes heeft ontwikkeld) ook de standaard zal zijn voor de te privatiseren onderdelen. Deelt de regering de opvatting dat Holland Casino hierin een hoge praktijkstandaard heeft neergezet die onverkort de norm moet blijven voor de speelcasinomarkt als geheel? Hoe wordt de kansspelautoriteit voorbereid op de handhaving van deze norm bij de te privatiseren vestigingen? Ook met betrekking tot de controle op witwassen van crimineel geld en het melden van ongebruikelijke transacties heeft Holland Casino een goed voorbeeld gesteld. Hoe gaat de kansspelautoriteit borgen dat die standaard ook door de te privatiseren vestigingen wordt nageleefd? Welke keuzecriteria en variabelen hanteert de regering bij het bepalen wat de af te stoten vestigingen zijn? Hoe wordt afgetast of er regionale investeerders bereid zijn een vestiging over te nemen? De ACM geeft in overweging de vergunningen bij de tweede veilingsronde getrapt te veilen, zodat per veiling meer concurrentie mogelijk is dan bij een veiling van alle vergunningen in één keer het geval zou zijn. Kan de regering nader onderbouwen waarom zij geen aanleiding ziet het voorstel aan te passen naar aanleiding van de overweging zoals aangedragen door de ACM?

Wat zijn de ervaringen in het buitenland met de privatisering van staatsmonopolies op speelcasino’s in relatie tot marktproblematiek en kwaliteitsrisico’s? Ziet de regering enige mogelijkheden om vergunninghouders zo mogelijk al eerder dan na de vergunningsperiode vijftrien jaar zekerheid over hun toekomst te geven?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de overheid verantwoordelijk is voor het bestrijden van illegaal kansspelaanbod en voor het houden van toezicht op de aanbieders van kansspelen. Hoeveel capaciteit wordt er bij de kansspelautoriteit ingezet voor toetsing en handhaving? Is dit voldoende gezien het legaliseren van het online aanbod ook extra werkzaamheden met zich zal meebrengen? Kan dit nader worden onderbouwd?

In de memorie van toelichting staat dat de verlening van een vergunning geschiedt door middel van een veiling. Volgens de regering is verlening van vergunningen voorbehouden aan de kansspelautoriteit, zodat effectieve voorafgaande controle op het voldoen aan de vergunningsvoorwaarden kan plaatsvinden en ook daarna zicht kan worden gehouden op de hoedanigheid van de houder van de vergunning. Is de raad van bestuur van de kansspelautoriteit verplicht een motivering te geven als een aanvraag voor een vergunning niet verleend wordt? In hoeverre is rekening gehouden met transparantie van de vergunningsprocedure? Kan de regering voorts aangeven hoe vaak en hoe intensief één bepaalde vergunninghouder specifiek gecontroleerd zal gaan worden, rekening houdend met de capaciteit van de kansspelautoriteit?

Volgens de regering maakt het toelaten van nieuwe aanbieders een kansspelaanbod mogelijk dat beter op de wensen van de consument is afgesteld. Waardoor kan de vraag naar casinospelen optimaal worden gekanaliseerd naar een legaal, verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar aanbod. Door de regio-indeling en het voorlopig beperkt aantal vergunningen wil de regering concurrentie op de casinomarkt bereiken door de exploitatie van speelcasino’s in elke regio door twee verschillende aanbieders te laten plaatsvinden. De mogelijkheid bestaat hiermee dat één aanbieder geïnteresseerd is in het exploiteren van een of meerdere speelcasino’s in een regio. In de memorie van toelichting lezen de genoemde leden dat de regering het niet als haar taak beschouwt om concurrentie in die regio te forceren.

Hoe wil de regering het kansspelaanbod beter op de wensen van de consument afstellen als er niet genoeg concurrentie is? Wat betekent de privatisering van Holland Casino voor de werkgelegenheid? Zullen er banen verloren gaan met de privatisering?

De leden van de SP-fractie vragen of er problemen zijn met Holland Casino of dat er wellicht andere redenen zijn om Holland Casino te privatiseren, anders dan de politieke voorkeur om geen staatsdeelnemingen in handen te hebben. De genoemde leden willen graag weten wat er gebeurt indien er geen gegadigden zijn voor de vergunningen. Daarnaast verzoeken deze leden om een toelichting op welke consequenties aan de evaluatie van de privatisering van Holland Casino verbonden kunnen worden. Is het nog mogelijk die privatisering op dat moment terug te draaien? Als de stichting Holland Casino nu tot naamloos vennootschap wordt omgevormd is het vermogen van de stichting immers weg. Indien de privatisering niet kan worden teruggedraaid, waarom wordt er dan niet voor gekozen nu eerst zes private aanbieders tot de markt toe te laten en Holland Casino in staatseigendom te houden? Op die manier kan na verloop van tijd deze openstelling van de markt alsmede de mate waarin de kansspelautoriteit effectief toezicht heeft gehouden op de private aanbieders worden geëvalueerd. Als dan blijkt dat het niet werkt kan de vergunning van de private aanbieders worden ingetrokken en weer aan Holland Casino worden verstrekt. Ook het voorstel om na verloop van de eerste vergunningsperiode de markt volledig open te stellen roept vraagtekens op bij deze leden. Zal dat niet een te ingrijpende wijziging voor de voormalige status quo en zal de kansspelautoriteit dat kunnen bijbenen?

De voorgenomen vergrote ruimte om nevenactiviteiten te ontplooien, buiten de toegangspoort, baart de aan het woord zijnde leden zorgen. Het onderscheid dat nu gemaakt wordt, binnen of buiten de poort, schept volgens deze leden een schijnzekerheid. Immers, een hotel, nachtclub of conferentieoord recht naast een casino bevindt zich strikt gezien buiten de toegangspoort van het casino maar er is een hele grote en reële kans dat hotel en casino wel degelijk als één zullen opereren. Daardoor zullen de ongewenste effecten die de regering zelf opsomt in de memorie van toelichting hoogstwaarschijnlijk optreden. Hoe wordt voorkomen dat er, weliswaar achter verschillende poorten, alsnog een grootschalig dienstenaanbod wordt aangeboden waardoor consumenten die anders niet aan kansspelen zouden deelnemen, naar de casino’s worden gelokt? Wat zijn de redenen dat dit nu anders is voor Holland Casino en waarom zou dit niet gelden voor private aanbieders?

De leden van de SP-fractie noemen dat een van de argumenten voor privatisering die in de beleidsvisie kansspelen en memorie van toelichting genoemd worden, is dat er een gereguleerd passend aanbod moet worden georganiseerd. De genoemde leden vragen waarom dat moet door middel van privatisering en concurrentie. Waarom kunnen er niet simpelweg nieuwe vestigingen van Holland Casino worden geopend daar waar er vraag naar casino’s is? Op die manier blijft de zeggenschap en controle bij de overheid. Private aanbieders hebben, anders dan de overheid, een winstoogmerk. Op welke manier denkt de regering dat dit winstoogmerk invloed zal hebben op hun handelen? Hoe wordt voorkomen dat de consument op slinkse wijze wordt verleid zoveel mogelijk te gokken en de private aanbieder op die manier zoveel mogelijk geld probeert te verdienen? Veel meer dan dat nu het geval is zullen werknemers immers afhankelijk zijn van de winst van het casino waar zij werkzaam zijn voor bijvoorbeeld de hoogte het loon, eventuele bonus en voortduren van het contract. Hoe wordt voorkomen dat gokverslaafden van het ene naar het andere casino gaan als zij op hun gedrag worden aangesproken? Kan de regering reflecteren op de zorg die geuit is door de Nederlandse Pokerbond dat, omdat de huidige kosten van poker in het speelcasino hoog zijn, het aanbieden van poker in speelcasino’s door de commerciële aanbieders (die enkel opereren vanuit winstoogmerk) de kosten aan de speler zullen doorberekenen?

De leden van de SP-fractie kunnen zich daarnaast voorstellen dat commerciële aanbieders zo min mogelijk poker aanbieden vanwege de hoge kosten. Welke effecten zal dit hebben op het illegale aanbod van poker en hoe kan dit adequaat worden opgevangen, waarbij tevens het voorkomen van gokverslaving voorop blijft staan?

Ook vragen de genoemde leden of gesproken kan worden van marktwerking op de casinomarkt. Het is voor hen onduidelijk waarom er gekozen wordt voor zestien casino’s in totaal. Waarom niet meer? Waarom wordt niet vastgehouden aan de huidige veertien? Is de kans op méér gokverslaafden immers niet groter als er méér casino’s zijn die dichterbij potentiële verslaafden zijn? Ook VAN Kansspelen Branche-organisatie stelt dat de landgebonden kansspelmarkt momenteel al behoorlijk verzadigd is. Waarom komen er dan toch twee casino’s bij? De genoemde leden vragen waarom er weer tien vergunningen naar Holland Casino gaan. Er wordt gesteld dat een te dominante marktpositie van Holland Casino met veertien van de zestien vergunningen de mededinging op de casinomarkt niet ten goede zal komen en daarom onwenselijk is. Zelfs al worden alle zes vrijgekomen vergunningen door een aanbieder bemachtigd dan nog is Holland Casino met afstand de grootste aanbieder. Wat als de zes te vergeven vergunningen niet allemaal naar dezelfde aanbieder gaan waardoor in nog minder grote mate sprake is van betekenisvolle concurrentie. Hoe worden dan toch de, volgens de regering, positieve effecten van de vrije markt bereikt? Wat gebeurt er als de vergunning van Holland Casino niet verlengd wordt? Indien de vrijgekomen tien vergunningen vervolgens allemaal tegelijk geveild worden zal dit mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de concurrentie. Hoe wordt hierop geanticipeerd?

De leden van de SP-fractie lezen dat de verwachting is dat er in elke regio twee casino’s zullen komen waardoor er concurrentie is. De genoemde leden hebben grote twijfels bij de vraag in hoeverre er daadwerkelijk sprake zal zijn van concurrentie tussen bijvoorbeeld een casino in Groningen en een in Leeuwarden. Die twee steden vallen immers in het voorstel onder één regio. Tegelijkertijd lijkt het deze leden onwenselijk dat in bijvoorbeeld de regio Noord-West, waarvoor vier vergunningen te vergeven zullen zijn, er zich drie casino’s in Amsterdam vestigen, een in Utrecht en in heel provincie Flevoland er geen aanbod zal zijn. Hoe wordt dit voorkomen? Hoe zal dit spreidingsbeleid positieve dan wel negatieve impact hebben op het voorkomen van kansspelverslaving? Wordt voorkoming niet lastiger doordat mensen die al wel gesignaleerd zijn in bijvoorbeeld Groningen, maar nog niet op de zwarte lijst staan, vervolgens zonder bemoeienis in Leeuwarden kunnen gaan gokken bij een ander bedrijf?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering verwijst naar een nieuw op te stellen speelcasinoregime waarin belangrijke regels worden vastgesteld. Het gaat om regels met betrekking tot de inzet- en verlieslimieten, regels die een eerlijk en betrouwbaar spelverloop waarborgen, regels die het toevals- of behendigheidskarakter van het spel en het spelverloop zelf structureren en regels die fraude en misbruik beogen te voorkomen. De genoemde leden vragen op welke onderdelen en op welke wijze dit zal afwijken van de thans geldende Beschikking casinospelen 1996 en of de regering meer inzicht kan verschaffen over de wijze waarop zij voornemens is dit bij lagere regelgeving vorm te geven.

De genoemde leden vragen of de regering het wenselijk acht dat de Nederlandsche Bank altijd betrokken wordt bij een vergunningaanvraag en hierbij een betrouwbaarheids- en geschiktheidstest uitvoert. Dit gelet op de aanzienlijke bijdragen die door casino’s in depot worden genomen en/of sowieso aan transacties te verwerken krijgen. Deze leden vragen voorts op welke gronden de Nederlandsche Bank een ontheffing verleend om vorderbare gelden in het depot te mogen houden en welke grenzen en voorwaarden hieraan gesteld worden.

Met veel zorg hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het voornemen van de regering om – in tegenstelling tot de huidige Holland Casino’s – private vergunninghouders toe te staan andere nevenactiviteiten aan te bieden. Deze leden zijn niet gecharmeerd van het op deze wijze faciliteren van allerlei sekspaleizen naast casino’s. Ook het toestaan van de exploitatie van een hotel, bioscoop, theater, zwembad of conferentieoord pal naast een casino (geëxploiteerd door dezelfde eigenaar) brengt volgens deze leden risico’s met zich mee. Waarom rekt de regering de grenzen ten opzichte van wat thans mogelijk is bij Holland Casino op? Volgens de regering valt niet in te zien waarom dit niet zou kunnen. De genoemde leden vragen om inzage waaruit zou blijken dat hier vraag naar is. Nog dringender vragen zij of dit de doelstellingen omtrent het kansspelbeleid in gevaar brengt. Is het namelijk geen kunstmatig onderscheid tussen datgene dat binnen en buiten de toegangspoort georganiseerd mag worden? Hoe kan de regering garanderen dat grootschalig dienstenaanbod pal naast het casino – en strikt gezien net buiten de poort – consumenten die anders niet aan kansspelen zouden deelnemen via entertainment naar een speelcasino lokt en zodoende aanzet tot deelname aan kansspelen? Hoe denkt de regering over de aantrekkingskracht voor het criminele milieu op een gebied waar gokken en prostitutie gezamenlijk wordt aangeboden? Wat is het specifieke handhavings- en controlebeleid dat gevoerd gaat worden op plekken waar gokken en prostitutie gecombineerd worden? Kan de regering bevestigen dat dit ook om extra inspanningen van de politie, Gemeentelijke Gezondheidsdienst (verder: GGD), hulpverleningsorganisaties en gemeentelijke diensten vraagt? Wie draaien er in zo’n gebied op voor de kosten? Deelt de regering de mening dat de exploitant van de nevenactiviteiten de kosten doorbelast moet krijgen en niet de gemeente of de overheid? Kan de regering ingaan op de wettelijke mogelijkheden voor lagere overheden om de vestiging van een casino met uitgebreide nevenactiviteiten te voorkomen als dat in strijd is met het bestemmingsgebied of draagvlak in de betreffende gemeente, ook nadat de vergunning is verleend? De genoemde leden vragen de regering de mogelijkheid uit te sluiten dat vergunninghouders van casino’s ook andere nabijgelegen nevenactiviteiten mogen aanbieden.

De leden van de CDA-fractie vragen ook een limitatieve opsomming van ondersteunde activiteiten die binnen de casinovestiging mogen worden aangeboden. Kan de regering nader specificeren wat de grenzen zijn van deze vormen van entertainment en horecagelegenheden?

Ook op dit punt baart het deze leden zorgen dat de regering voornemens is de toelaatbaarheid van andere activiteiten in een casino te regelen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (verder: amvb). Graag vernemen zij op dit punt de precieze voornemens van de regering. De genoemde leden vragen waarom de regering heeft gekozen voor zestien mogelijke vergunningen. Veertien zou immers ook al ruimte bieden voor nieuwkomers, gelet op de keuze dat Holland Casino van veertien naar tien vergunde speelcasinovestigingen gaat. Waaruit blijkt dat er in Nederland behoefte bestaat om het bestaande aantal casino’s uit te breiden met twee vestigingen? In welke regio’s zit die behoefte? Kan de regering staven dat deze uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie noodzakelijk is om de doelen van het kansspelbeleid te verwezenlijken? Is gedegen onderzoek gedaan naar de uitbreiding van het aantal casino’s? Op welke manier heeft dit plaatsgevonden? Heeft de regering onderzoek of navraag gedaan bij lagere overheden over hoe zij aankijken tegen de voorgestelde spreiding van het aantal casino’s en de uitbreiding hiervan naar zestien vestigingen? Zo ja, wat kwam hier uit voort? Zo nee, waarom niet?

De genoemde leden vragen de regering nader in te gaan op de voorwaarden die bij lagere regelgeving zullen worden gesteld om een vergunning te verkrijging. Zij menen dat het van belang is hier in onderhavig wetsvoorstel al zo uitvoerig mogelijk op in te gaan, juist gelet op het belang van een zorgvuldige vergunningverlening. Kan de regering een overzicht geven van alle onderdelen van de vergunningsvoorwaarden? Op welke wijze komt in de vergunningsvoorwaarden terug dat het (naar de mening van deze leden niet) wordt toegestaan dat vergunninghouders nevenactiviteiten kunnen exploiteren naast het casino? Eenzelfde vraag leggen deze leden voor met betrekking tot het feit dat vergunninghouders ook aanbieder mogen zijn van kansspelen op afstand.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering het beoordeelt dat hoewel het wetsvoorstel Kansspelen op afstand nog niet is aangenomen, de kansspelautoriteit al wel nadrukkelijk gevraagd heeft aanbieders hun interesse kenbaar te maken in een vergunning voor kansspelen op afstand. Schept dat geen loze verwachtingen, mocht het wetsvoorstel Kansspelen op afstand niet worden aangenomen? Hoe beziet de regering deze werkwijze in het licht van onderhavig wetsvoorstel? Wordt nu al contact gezocht door de regering (of door Holland Casino zelf) met potentiële kopers? Welke procedures om interesse kenbaar te maken heeft de regering bij onderhavig wetsvoorstel in gedachten?

De leden van de D66-fractie betwijfelen of van concurrentie onder speelcasino’s gesproken kan worden met het in het wetsvoorstel geschetste regime. Hoe onderbouwt de regering het voornemen om concurrentie mogelijk te maken, gelet op het feit dat met onderhavig wetsvoorstel in sommige grootschalige regio’s, zoals Noord-Nederland dat drie provincies beslaat, enkel twee vergunningen uitgegeven kunnen worden, waarvan één al vergeven is aan het huidige Holland Casino? Waarom is niet gekozen voor meer vergunningen dan zestien om werkelijke concurrentie in het speelcasinoregime te kunnen bevorderen, of het verder verminderen van het aantal vergunningen dat de koper van Holland Casino mag behouden?

Voorts merken deze leden op dat de kans bestaat dat in bepaalde delen van het land, zoals in het geval van Noord-Nederland waar enkel twee vergunningen beschikbaar zijn voor drie provincies, geen speelcasino’s gevestigd kunnen worden. Hoe duidt de regering het feit dat in een grote omtrek van de omgeving geen betrouwbaar en legaal aanbod van speelcasino’s zal bestaan? Hoe verhoudt zich dat tot de verwachte kanalisatiegraad? Hoe wordt voorkomen dat in deze regio’s geen illegaal casinoaanbod zal ontstaan en spelers zich naar de illegale markt begeven?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering vindt dat het aanbod aan tafelspelen een minimumvoorwaarde en wezenskenmerk is voor de kwalificatie als casino. Aan wat voor minimumaanbod denkt de regering bij het vastleggen in de lagere regelgeving? Hoe verhoudt zich dit tot het op dit moment gebruikelijke aanbod? Zien casino’s het niet als hun eigen, zelfstandige taak om tafelspelen aan te bieden? Zijn die niet aantrekkelijk genoeg voor de vergunninghouder? De regering vermeldt dat het aantal opgestelde speelautomaten internationaal gezien toeneemt ten opzichte van het aantal speeltafels. Betekent dit niettemin een uitbreiding van beide soorten spelaanbod? Of is het alleen een vervanging?

De genoemde leden vragen waarom de regering het noodzakelijk vindt om te kiezen voor een regio-indeling. Zij vragen hoe dit beleid zich verhoudt tot de gedachte dat het aanbieden van kansspelen geen overheidstaak is. Zou het dan niet meer voor de hand liggen – als er niet wordt gekozen voor een verbod – om dan de vestiging van de aanbieders over te laten aan vraag en aanbod? Waarom zou elke regio een speelcasino moeten kennen? Is het niet logischer om te veronderstellen dat in een regio waar geen speelcasino is, blijkbaar minder vraag naar dit aanbod is?

Naast een landelijke vergunning is ook plaatselijke toestemming noodzakelijk. De regering kiest hierom voor een flexibeler spreidingsbeleid. Kunnen de gemeenten volledig zelfstandig blijven bepalen dat zij geen speelcasino in hun gemeente willen? Worden zij hier op geen enkele wijze toe gedwongen? Het is mogelijk dat er in een bepaalde regio geen enkele geïnteresseerde aanbieder zou zijn. Blijven in dat geval de vergunningen ongebruikt? De duur van de vergunning zal worden vastgesteld op vijftien jaar. De regering zal dit vastleggen in lagere regelgeving. Waarom wordt deze basiseis niet in de wet zelf opgenomen? Indien de regering van mening is dat deze vijftien jaar mogelijk verkort moet worden in de toekomst zou hier dan niet beter ook in de wet zelf een mogelijkheid voor geboden moeten worden?

Deze leden vragen of speelcasino’s en kansspelen op afstand ook door dezelfde aanbieder aangeboden zouden mogen worden. De regering noemt een aantal randvoorwaarden voor de evaluatie. De genoemde leden zouden graag zien dat in die evaluatie ook expliciet aandacht is voor het naleven van de voorwaarden rond het voorkomen van kansspelverslaving. Is de regering bereid vooral hier naar te kijken? Ook is de verwachting gerechtvaardigd dat concurrentie zal leiden tot werving van klanten en meer reclamebehoefte. Op welke wijze wordt hier in de evaluatie bij stil gestaan? Deze leden vragen verder of een evaluatietermijn van zeven jaar niet erg lang is om vast te stellen of de juiste keuzes gemaakt zijn. Kan deze termijn verkort worden?

4. Maatregelen op grond van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat vergunninghouders zowel in de speelcasino’s als via communicatiekanalen voldoende informatie beschikbaar moeten stellen over de aard en omvang van het spelaanbod en de bedragen die kunnen worden verspeeld. Volgens de regering wordt deze informatieverplichting in de lagere regelgeving uitgewerkt. Deze leden lezen dat in ieder geval gedacht wordt aan informatieverplichtingen over de samenstelling van het spelaanbod, de wijze waarop aangeboden kansspelen worden gespeeld, de hoogte van de bedragen die kunnen worden ingezet, de winstkansen en het uitkeringspercentage. Dat daarbij ook een zorgvuldig en evenwichtig reclame- en wervingsbeleid van aanbieders van kansspelen van groot belang is, delen zij ook. Zo kennen de genoemde leden helaas geen reclame-uitingen waarin de aanbieder aan de wettelijke verplichting voldoet om de statistische kans op het winnen van een prijs weer te geven.

Hoe denkt de regering met een groter wordend aantal aanbieders van kansspelen te effectueren dat de Wet op de Kansspelen op dit punt wel zal worden nageleefd? Voornoemde leden lezen dat in lagere regelgeving verplichtingen zullen worden opgenomen ten aanzien van de informatieverplichtingen van de aanbieder aan de consument. Worden daarbij ook de verplichtingen ten aanzien van reclame meegenomen? Moeten consumenten door de aanbieder ook gewezen worden op hun statistische winkans? Is de regering bereid om bij reclame voor kansspelen waarschuwingen te verplichten, zoals bij reclame voor financiële producten? Zo ja, hoe gaat zij dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat binnen het nieuwe speelcasinoregime op alle houders van een vergunning tot het exploiteren van een speelcasino een wettelijke zorgplicht rust om kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. Volgens de regering draagt de vergunninghouder tijdens het bezoek van de speler aan het speelcasino zorg voor het herkennen, signaleren, registeren en analyseren van risicovol speelgedrag. Casinomedewerkers moeten in staat zijn indicatoren van risicovol speelgedrag te herkennen. Daarbij worden hoge eisen gesteld aan het vereiste kennisniveau van casinomedewerkers. De genoemde leden vragen door welke instantie de vergunninghouder gecontroleerd wordt, zoals bijvoorbeeld het kennisniveau van casinomedewerker die risicovol speelgedrag moeten detecteren en hoe dit in de praktijk wordt gecontroleerd? Welke criteria gaan er gelden met betrekking tot het vereiste kennisniveau van de medewerkers? Hoe kan dat kennisniveau verkregen worden? De genoemde leden lezen dat de in de wet opgenomen begrippen «adequaat beleid» of «passende deskundigheid» ook nog in lagere regelgeving moeten worden uitgewerkt. Wanneer kan die regelgeving tegemoet worden gezien?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de toezichthouder concreet kan controleren of een aanbieder intervenieert ter voorkoming van kansspelverslaving. Hoe kan de toezichthouder bijvoorbeeld weten of een aanbieder tekortschiet in het opleggen van entreeverboden of het doorverwijzen naar verslavingsinstellingen? Op grond van welke concrete indicaties kan een vergunning worden ingetrokken? De genoemde leden lezen dat de kansspelautoriteit graag over de mogelijkheid zou beschikken om mystery guests in te zetten maar dat de regering daar niet voor voelt. De regering is van mening dat dergelijke mystery guests alleen ingezet kunnen worden als zij een andere identiteit met de daarbij passende identiteitspapieren hebben. Waarom vindt de regering dit een te zwaar middel? Mag de kansspelautoriteit wel gewone burgers met hun eigen identiteit vragen om in een casino observaties te doen en bijvoorbeeld vast te stellen of er wel goed op leeftijd of signalen van verslaving wordt gelet? Zo nee, waarom niet? Wordt een verklaring omtrent gedrag voor medewerkers (op sleutelposities) in een casino verplicht gesteld? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vinden het aanbieden van kansspelen niet perse een overheidstaak maar hechten weldegelijk waarde aan de reden waarom het aanbieden van deze spelen op dit moment bij de overheid is belegd. Preventie en controle van gokverslaving is immers bij uitstek een overheidstaak en naar het oordeel van deze leden het belangrijkste doel van het Nederlandse kansspelbeleid. Er leven dan ook grote zorgen over de vraag of dit preventie en controlebeleid van gokverslaving op eenzelfde niveau kan blijven met de vernieuwing van het speelcasinoregime en de mogelijke privatisering van Holland Casino. Uit onderzoek blijkt dat er in andere Europese landen geen nationaal publiek monopolie op het aanbieden van kansspelen is maar bijvoorbeeld private monopolisten of meerdere private aanbieders. De genoemde leden zijn benieuwd naar hoe het in deze landen staat met de verslavingsproblematiek. Hoe is het toezicht daar geregeld en is er een geval bekend waar kansspelen eerst vanuit de overheid werden aangeboden en later door een private aanbieder? Kan de regering melden of deze wisseling van aanbieder invloed heeft gehad op preventie en beheersing van de verslavingsproblematiek? Deze leden kunnen zich voorstellen dat uit de situatie in Duitsland goede lessen te trekken zijn omdat in sommige deelstaten een regionaal publiek monopolie is terwijl er in andere deelstaten meerdere private aanbieders op de markt zijn. Kan de regering toelichten hoe de situatie in Denemarken is veranderd waar sinds 1 januari 2012 de kansspelen sterk zijn geliberaliseerd? Kan de regering daarbij ook reflecteren op het feit dat er daar toenemende zorgen zijn over kansspelverslaving, minder overheidsopbrengsten en er bijna een kwart minder bijdragen zijn aan goede doelen en sport? Kunnen deze gevolgen met deze wet ook in Nederland worden verwacht? Zo nee, waarom zal dat hier anders zijn?

Volgens de regering zal de kansspelautoriteit toezicht houden op de casino’s en de naleving van de zorgplicht die zij hebben. Zullen zij dezelfde bevoegdheden hebben als de overheid nu en dus ook op dezelfde wijze gokverslaving kunnen tegengaan? Welke zeggenschap houdt de regering nog over de casino’s en op welke manier kan de regering invloed uitoefenen op de kansspelautoriteit? Op welke manier gaat de kansspelautoriteit de casino’s controleren als zij geen gebruik kunnen maken van mystery guests? Deze leden denken dat het van essentieel belang is dat er ook informatie over de wijze van handelen van de nieuwe vergunninghouders bij de kansspelautoriteit bekend wordt buiten de «officiële» documenten om.

Op vergunninghouders van het aanbieden van kansspelen rust een zorgplicht om maatregelen en voorzieningen te treffen die nodig zijn om verslaving aan de door hen georganiseerde kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen. Holland Casino geeft daar thans invulling aan middels het preventiebeleid kansspelen (verder: pbk). Wat is het oordeel van de regering over dit beleid? Indien dit oordeel positief is, is het volgens de regering een optie om dit beleid als kader en voorwaarde over te nemen bij verstrekking van licenties aan mogelijk nieuwe vergunninghouders? Op welke wijze verschilt het pbk van Holland Casino van het voorgestelde preventiebeleid in het voorliggend wetsvoorstel? Waarom wordt niet gestart met een pilot in Holland Casino’s met het nieuwe pbk en wat wordt bedoeld met de stelling dat signalen uit het veld leiden tot intensivering van toezicht en handhaving? Wordt van medewerkers verwacht dat zij een soort van klokkenluidersfunctie gaan vervullen als hun casino niet aan de vereisten op het gebied van preventiebeleid voldoet?

In de memorie van toelichting wordt terecht gesproken over een aantal eisen waar bijvoorbeeld de medewerkers van de casino’s aan moeten voldoen. Toch zijn die eisen naar de wens van deze leden niet voldoende concreet. De Raad van State heeft dit ook opgemerkt. De invulling van een heel groot aantal eisen wordt gedelegeerd naar lagere wetgeving. Op deze manier is het onmogelijk voor de genoemde leden om haar oordeel te vellen over de eisen waaraan de nieuwe vergunninghouders zich zullen moeten houden. Er worden bijvoorbeeld «hoge eisen gesteld» aan het personeel met betrekking tot hun betrouwbaarheid en integriteit, deze leden willen graag weten welke eisen dan en hoe deze, mogelijk periodiek, zullen worden getoetst? Ook zullen «gegevens worden vastgelegd over het speelgedrag» van de consumenten. De aan het woord zijnde leden willen graag een meer uitgebreide toelichting van welke gegevens dit precies zullen zijn, hoe lang zij bewaard zullen blijven en voor welke doeleinden deze gebruikt worden. Wanneer wordt de Privacy Impact Assessment openbaar gemaakt? Dit zijn slechts twee voorbeelden van vage bepalingen die deze leden graag verder uitgewerkt zien zodat zij met verstand van zaken hun oordeel kunnen vellen over concrete voorstellen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de wenselijkheid van het wettelijk bepalen van maximum openingstijden van casino’s. Dit naar aanleiding van de recente berichtgeving dat Holland Casino klaarblijkelijk geen strobreed in de weg wordt gelegd om 24 uur per dag en zeven dagen in de week haar deuren te openen (Handelingen II, 2015/16, nr. 2906). Deelt de regering de zorgen die verslavingsinstanties hebben omtrent deze ongelimiteerde openingstijden in Rotterdam? Op welke wijze geeft zij hier gevolg aan in onderhavig wetsvoorstel? Deze leden vragen waarom de grootste vestiging van Holland Casino als uitgangspunt wordt genomen ter indicatie van de maximum grens van het speelaanbod in de geprivatiseerde casino’s. Heeft zij onderzoek laten verrichten of de vraag in andere vestigingen en/of delen van het land gelijk is aan de grootste vestiging van Holland Casino?

De genoemde leden vragen of vergunninghouders, evenals in het wetsvoorstel Kansspelen op afstand geanonimiseerde data ter beschikking stellen voor wetenschappelijk onderzoek naar kansspelverslaving. Zo nee, ziet de regering hier de meerwaarde van in en is zij bereid dit alsnog in onderhavig wetsvoorstel te regelen? Deze leden vragen de regering ook meer inzicht te geven in de nulmeting om kansspelverslaving in beeld te brengen. Ziet deze nulmeting specifiek op kansspelverslaving in fysieke casino’s? Wanneer zal deze worden uitgevoerd en deelt de regering de mening dat de uitkomsten hiervan door de Kamer betrokken moeten kunnen worden bij de verdere behandeling van onderhavig wetsvoorstel? Klopt het dat de meting door de kansspelautoriteit zal worden uitgevoerd? Kan de regering de Kamer de opzet hiervan doen toekomen en zodoende duidelijkheid verschaffen of de nulmeting objectief en volgens wetenschappelijke standaarden zal plaatsvinden? Welke partijen zijn verder bij deze nulmeting betrokken om dit vorm te geven?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het voornemen van de regering om vijfjaarlijks de kansspelverslaving en de verslavingsgevoeligheid via wetenschappelijk onderzoek te meten (toezegging van de Staatssecretaris van Financiën, algemeen overleg Holland Casino van 2 juni jl.) niet in het wetsvoorstel is terug te vinden. Kan de regering hier nader op ingaan? Welke voorwaarden om een dergelijke meting te kunnen uitvoeren zullen worden gesteld aan (toekomstige) vergunninghouders? De Staatssecretaris van Financiën heeft in het eerdergenoemde algemeen overleg toegezegd dat er twee jaar na inwerkingtreding van de wet een voortgangsbrief komt. Op welke elementen zal deze brief ingaan? Hoe kan dan al aandacht worden besteed aan eventuele verslavingseffecten, als de nulmeting nog niet heeft plaatsgevonden?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering de details weer te geven met betrekking tot de hoogte van de bedragen die kunnen worden ingezet, de winstkansen en het uitkeringspercentage, in plaats van ook dit volledig over te laten aan lagere regelgeving. Kan de regering op deze drie punten concreet aangeven wat er gecommuniceerd zal worden richting de consument? Het valt ook op dat de regering op dit punt geen informatie noemt die verstrekt dient te worden over hulp en begeleiding bij kansspelverslaving, alsmede de mogelijkheid om signalen van fraude en andere vormen van criminaliteit bij het beoefenen van kansspelen door te geven aan de betreffende instanties. Kan de regering hier nader op in gaan? De genoemde leden vragen hoelang de informatie over het speelgedrag van bezoekers bewaard kan worden en of deze lang genoeg bewaard kan worden om dienstig te zijn bij eventueel later ingesteld strafrechtelijk onderzoek naar de betrokken speler. Eenzelfde vraag leggen deze leden voor ten aanzien van het gebruik van camerabeelden in casino’s. Komt dit voor? Zo ja, waar en wat levert het op? Ook vragen deze leden naar het toekomstig gebruik van de irisscan en de vingerafdrukscanner (zie in dit kader ook het artikel in Trouw «We worden serieus genomen» van 5 mei 2015). Kan de regering de voor- en nadelen op een rij zetten, ook als het gaat om de bescherming van persoonsgegevens? Kan de regering ook ingaan op het verlies van persoonlijke controle en toezicht bij de inzet van de middelen? Wordt het mogelijk dat vaste bezoekers via een irisscan naar binnen kunnen en geen personeel meer tegenkomen bij de ingang? Wat zijn daarvan de risico’s volgens de regering? De genoemde leden vragen de regering om een reactie op het artikel «Gokgigant uit Zweden wil niet langer wachten» (Algemeen Dagblad, 9 juni jl.). Kan de regering nader uiteenzetten wat het herenakkoord behelst? Door wie en wanneer en onder welke voorwaarden is dit gesloten tussen grote buitenlandse gokaanbieders en de Nederlandse overheid? Hoe beoordeelt de regering de aankondiging van Betsson dat als het nog langer duurt voordat het wetsvoorstel Kansspelen op afstand in werking treedt, dit bedrijf zal adverteren in Nederland en aldus haar aanbod zal richten op de Nederlandse consument? Deelt de regering de mening dat dit een illegale activiteit zou zijn die niet zonder gevolgen kan blijven? Kan de regering ingaan op de wijze waarop de kansspelautoriteit dit bedrijf in het vizier heeft om dit illegale aanbod te bestrijden en op welke wijze in het verleden al contact met dit bedrijf is geweest?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de risico’s kan beschrijven van het toestaan van het verstrekken van bonussen (bijvoorbeeld gratis speeltegoeden) in geprivatiseerde casino’s. Deelt de regering de analyse dat dit consumenten kan verleiden en aanzetten tot het beoefenen van kansspelen? Is de regering bereid om dergelijke lokkertjes te verbieden? Met betrekking tot reclame-uitingen vragen deze leden of de regering de aangenomen motie-Segers/Vos (Kamerstuk 33 750-VI, nr. 72) ook van toepassing acht op onderhavig wetsvoorstel, nu de regering niet uitsluit dat aanbieders van fysieke casino’s ook tegelijkertijd online kansspelen mogen aanbieden. Zo ja, zal zij dan ook niet toestaan dat op open-zenders reclame wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet?

De genoemde leden vragen hoe de regering het standpunt van het Centrum voor Verantwoord Spelen beoordeelt dat het gemakkelijk moet zijn voor spelers om op eigen verzoek geen reclame meer te ontvangen van het casino. Hoe wordt dit geborgd in het wetsvoorstel? Deze leden vragen de regering hierin nadrukkelijk te betrekken de keuze om toe te staan dat exploitanten van casino’s ook aanbieder mogen zijn van online kansspelen. Wordt het hierdoor niet lastiger voor spelers om zich daadwerkelijk af te melden van reclame van één en dezelfde gokorganisatie? Hoe wordt hier rekening mee gehouden door de regering?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van mening is dat bedrijven die de afgelopen jaren gepersisteerd hebben in het aanbieden van illegale kansspelen op afstand te kwalificeren zijn als geschikte aanbieders zoals bedoeld in onderhavig wetsvoorstel. Deze aanbieders hebben bewust de wet overtreden en kunnen op grond van onderhavig wetsvoorstel naast een toekomstige vergunningaanvraag voor online kansspelen, nu ook in aanmerking komen om een landgebonden casino te exploiteren. Acht de regering dat wenselijk, gelet op haar eerdere standpunt dat dergelijke aanbieders een vergunning voor online kansspelen wordt geweigerd (p. 38, nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstuk 33 996). Deze leden verwijzen onder meer naar de vaststelling van de rechtbank van Amsterdam dat Unibet haar commerciële of beroepsactiviteiten omtrent online gokken heeft aangeboden in Nederland (zaaknummer C-13–554949 – HA ZA 13–1778). Handelt Unibet volgens de regering nog steeds niet in strijd met de geldende wet- en regelgeving? Deze leden vragen de regering specifiek om een reactie op de feiten dat Unibet zich begin 2016 als sponsor heeft verbonden aan een Nederlandse sportbond, dat bij het invoeren van de website www.unibet.nl de gebruiker direct wordt doorgelinkt naar https://www.unibet.eu/ en dat er nog steeds via een Nederlands telefoonnummer contact kan worden opgenomen met een Nederlandssprekende klantenservice. Zij vragen de regering te beschrijven welke actie de kansspelautoriteit tot nu toe heeft ondernemen tegen Unibet en of deze organisatie nog in aanmerking kan komen voor een vergunning. Acht de regering het wenselijk dat een dergelijke illegaal opererende aanbieder in aanmerking komt om een geprivatiseerd casino te runnen? Welke verwachtingen koestert de regering omtrent de wijze waarop een dergelijke aanbieder zich aan de wet- en regelgeving zal houden, waaronder onderhavig voorstel?

De leden van de D66-fractie merken op dat in het onderhavige wetsvoorstel veel verantwoordelijkheid, als het gaat om de zorgplicht in het preventiebeleid, bij de vergunninghouder en in de praktijk het casinopersoneel wordt gelegd om te kunnen informeren, observeren, confronteren, interveniëren en doorverwijzen. Welke eisen worden op grond van deze taken gesteld aan het kennisniveau van het casinopersoneel? Hoe wordt bewerkstelligd dat een vergunninghouder alleen casinopersoneel met het vereiste kennisniveau in dienst heeft? Wie bepaalt dit vereiste niveau en waar is het op gebaseerd? Welke voorwaarden en gevolgen zijn hieraan verbonden? De genoemde leden vragen hoe wordt voorkomen dat entreebeperkingen en een entreeverbod voor problematische spelers ten koste gaan van de kanalisatiegraad, omdat deze problematische spelers zich naar de illegale markt zullen begeven?

De leden van de D66-fracie zouden het op prijs stellen wanneer de concrete uitwerking van het registratie- en identificatiesysteem niet per amvb of ministeriële regeling plaatsvindt, maar voorgelegd wordt aan de Kamer. Waarom kan de regering in de memorie van toelichting nog geen volledig beeld geven van de persoonsgegevens die op grond van dit wetsvoorstel door vergunningshouders worden verwerkt en kiest de regering ervoor dit in lagere regelgeving te bepalen en niet voor te leggen aan het parlement? Deze leden zien graag een toelichting op welke gegevens concreet worden opgenomen in het door de vergunninghouder bij te houden registratie- en identificatiesysteem. Voorts vragen zij welke voorwaarden hieraan zijn verbonden met het oog op bescherming van persoonsgegevens van de spelers: Wat is de bewaartermijn van de gegevens in dit systeem? Wie heeft inzage in dit systeem? Waarom is het noodzakelijk het burgerservicenummer hierin op te nemen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering zicht voor neemt om het aanbod per speelcasino te beperken. De maximumgrens wordt in lagere regelgeving opgenomen. Waarom wordt er niet voor gekozen deze maximumgrens in de wet op te nemen, met de mogelijkheid bij amvb tot een lagere grens te komen? Zou dat niet beter passen bij het beleid om verslaving te voorkomen?

De regering wil aansluiten bij de grootste vestiging van Holland Casino als uitgangspunt. Wat zijn de huidige criteria hiervoor? Heeft hier in de afgelopen jaren nog uitbreiding in plaatsgevonden? Waarom wordt hiervoor gekozen? Zou het niet voor de hand liggen om bij de uitbreiding van het aantal casino’s ook de grootte te beperken? De regering wil geen toegang van speelcasino’s voor minderjarigen. Deze leden vernemen graag op welke manier dit wordt vastgelegd.

De eis dat de vergunninghouder betrouwbaar dient te zijn, wordt ook vastgelegd in lagere regelgeving. Deze leden vragen of het niet voor de hand ligt om die eisen ook steviger in de wet zelf vast te leggen. Hoe verhoudt deze regelgeving zich tot de regels voor vergunninghouders in vergelijkbare branches? Gelden bijvoorbeeld andere eisen dan gesteld in de Wet regulering prostitutie of voor horeca? Kan een overzicht worden gegeven van de overeenkomsten en verschillen in de eisen die gesteld worden aan vergunninghouders?

5. Toezicht en handhaving

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de aangenomen motie-Van Toorenburg (Kamerstuk 33 750-VI, nr. 72) van toepassing acht op onderhavig wetsvoorstel. Zo ja, hoe gaat zij dan de wens van de meerderheid van de Kamer honoreren om als eis te stellen dat een vergunninghouder zijn zetel heeft in Nederland? Zo nee, waarom niet? Dit lijkt deze leden zelf geen onbelangrijk vereiste, juist nu de regering ook zelf aangeeft dat het moeilijk toezicht houden zal zijn op activiteiten die de vergunninghouder buiten Nederland ontplooit. Kan de regering bevestigen dat de administratieve samenwerking waar zij naar verwijst tussen de Nederlandse toezichthouder en buitenlandse toezichthouders, vrijwillig is en niet juridisch afdwingbaar? Hoe ziet de regering dat in de praktijk voor zich, gelet op bepaalde aanbieders en gebrek aan effectief toezicht op kansspelen op bijvoorbeeld de Britse Kanaaleilanden of het Isle of Man? De genoemde leden vragen of de regering problemen voorziet ten aanzien van de handhaving van zowel de fysieke casinomarkt als de online kansspelaanbieders alsmede de vermenging daarvan. Deelt de regering de mening dat de kansspelautoriteit met regelmaat (onaangekondigde) controles zal moeten uitvoeren in fysieke casino’s om zicht te krijgen in hoeverre casino’s ook online kansspelen aanbieden? Dat laatste verbiedt onderhavig wetsvoorstel, terwijl de regering het wel mogelijk maakt dat een exploitant van een casino tevens aanbieder mag zijn van online kansspelen. Waarom wijst de regering in dat kader zo resoluut de inzet van «mystery guests» af, nota bene een voorstel van de kansspelautoriteit zelf? Vormt dit een goed instrument om zicht te krijgen in wat er in casino’s afspeelt? Is de regering bereid de mogelijkheid hiertoe te creëren in onderhavig wetsvoorstel? Op deze manier kan het worden ingezet indien in een later stadium blijkt dat het nodig is.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering heeft overwogen het plafond van de bestuurlijke boetes te verhogen voor illegale kansspelaanbieders of aanbieders die zich niet aan aanwijzingen van de kansspelautoriteit houden dan wel uitsluitend 10% van de netto-omzet als standaardboete in te voeren. Dit gelet op de winstomzet van bijvoorbeeld vermogende bedrijven als Unibet en Pokerstars die niet erg onder de indruk zullen van een boete van maximaal € 810.000,–. In dat kader vragen deze leden de regering een overzicht te geven van de jaarlijkse omzet van de bedrijven die zich nu al bij de kansspelautoriteit hebben gemeld. Dit zijn immers ondernemingen aan wie het ook zal worden toegestaan een vergunning te krijgen voor een landbased casino. Deze leden vragen of de regering nader kan ingaan op de rolverdeling die de ACM en de kansspelautoriteit zullen hanteren als het gaat om de consumentenbescherming.

De leden van de D66-fractie vragen op welke voorwaarden de kansspelautoriteit de bevoegdheid krijgt om (tegen de wil van de bewoner) een woning binnen te treden, deze te doorzoeken en eventueel voorwerpen in beslag te nemen. Is hiervoor voorafgaand toestemming van de rechter-commissaris of officier van justitie nodig?

6. Financiële aspecten van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie missen in de memorie van toelichting een passage over de te verwachten opbrengst van de veiling van vergunningen. Kan de regering hier nader op in gaan?

De leden van de CDA-fractie vragen, in navolging van het advies van Holland Casino, of de regering kan aangeven wat zij een redelijk niveau acht van lasten welke in lagere regelgeving worden vastgesteld. Ook vragen deze leden op welke internationale normen en praktijken de regering in dit verband doelt. Ten aanzien van de afdrachten missen de genoemde leden een opmerking van de zijde van de regering ten aanzien van de mogelijkheid om casino’s (in de toekomst) ook te verplichten tot een afdracht van goede doelen loterijen. Nu in onderhavig wetsvoorstel wordt toegestaan dat exploitanten van casino’s ook aanbieder mogen zijn van online kansspelen, lijkt het deze leden geen onlogisch idee om zo in te spelen op mogelijke substitutie. In dat kader verwijzen deze leden ook naar de reactie van de regering op dit punt in de betreffende (tweede) nota naar aanleiding van het verslag (p. 24), dat «mocht onverhoopt toch sprake blijken te zijn van enige substitutie zal worden bezien of, en in hoe verre, aan houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand een afdrachtspercentage aan sport en goede doelen verplicht moet worden gesteld. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om een daartoe strekkende regeling, mocht die onverhoopt toch nodig zijn, snel en zonder verdere wetswijziging in te voeren.»

Is de regering bereid deze flexibiliteit ook vorm te geven in onderhavig wetsvoorstel?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat dit wetsvoorstel geen extra lasten met zich mee brengt voor burgers. Zij vragen of de regering hiermee miskent dat de kosten van verslavingszorg wel degelijk worden doorbelast. Zij vragen de regering een overzicht te geven van de totale kosten die vanuit overheidswege zijn verstrekt ten behoeve van de verslavingszorg in 2015. De genoemde leden vragen de regering ook of zij, gelet op de ervaring in Denemarken na regulering van de online kansspelen, verwacht dat deze kosten voor verslavingszorg zullen toenemen de komende jaren als de aanhangige voorstellen van de regering omtrent kansspelen en casinowetgeving in werking treden.

7. Consultatie wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat Holland Casino opmerkt dat zowel voor spelers als vergunninghouders belangrijk is te weten waar de eigen verantwoordelijkheid van spelers ophoudt en waar de zorgplicht van vergunninghouders begint. Volgens Holland Casino zou dit duidelijk gemaakt moet worden in de lagere regelgeving. De genoemde leden zijn van mening dat de zorgplicht voor alle partijen verduidelijkt moet worden in dit wetsvoorstel. Wordt een verduidelijking van de zorgplicht opgenomen in het wetsvoorstel? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

In de memorie van toelichting lezen deze leden dat een derdenprocedure niet is opgenomen in dit wetsvoorstel. Deze procedure komt erop neer dat derden bij de kansspelautoriteit een gemotiveerd verzoek tot onvrijwillige inschrijving van een speler in het centraal register uitsluiting kansspelen kunnen indienen. Volgens de regering is het niet nodig om deze procedure om te nemen in dit wetsvoorstel omdat deze procedure opgenomen is in het wetsvoorstel Kansspelen op afstand dat ook betrekking heeft op speelcasino’s en speelautomaten. De genoemde leden zijn van mening dat een opneming van deze procedure in dit wetsvoorstel een verduidelijking van de verslavingspreventie is. Kan de regering de derdenprocedure opnemen in het onderhavige wetsvoorstel vanwege het belang van verslavingspreventie en de schade die een goksverslaving kan aanrichten aan de naasten van een risicospeler?

De genoemde leden lezen dat de ondernemingsraad van Holland Casino vindt dat er één sector cao moet komen. Een sector cao kan concurrentie op arbeidsvoorwaarden (en daardoor ook op de kwaliteit en scholing) van de medewerkers voorkomen. Is de regering het eens met die redenering en is zij het eens met de ondernemingsraad en de aan het woord zijnde leden dat er een sector cao moet komen?

De leden van de SP-fractie vinden het onduidelijk waarom verwacht wordt dat de voorgestelde wijzigingen geen significant effect zullen hebben op de werkgelegenheid in de sector. Er komen ten slotte twee casino’s bij. Deze leden ontvangen graag een uitgebreidere toelichting op deze stelling. Daarnaast achten de genoemde leden het onbegrijpelijk dat wordt gesteld dat de arbeidsvoorwaarden buiten het bestek van dit wetsvoorstel vallen. Dit wetsvoorstel schept de voorwaarden om Holland Casino te kunnen privatiseren waardoor er onzekere tijden aanbreken voor het personeel. Klopt het dat in de afgelopen jaren Holland Casino financieel al zijn eigen boontjes moest doppen? Hoe hebben de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden zich in de loop der jaren ontwikkeld? Hoe verhouden de voorwaarden zoals die thans zijn, zich tot de voorwaarden in casino’s in andere landen waar geen publieke monopolies zijn? Het is volgens de regering nog te vroeg om vooruit te lopen op het al dan niet algemeen verbindend verklaren van een sector-cao maar waarom kan dit niet als een van de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning worden toegevoegd? Wordt de zorg voor het personeel op andere wijze gewaarborgd en wat wordt er gedaan met de zorgen op dit punt van de ondernemingsraad van Holland Casino en de FNV?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de 86 vragen die door Holland Casino zijn gesteld in de consultatieronde. Het valt deze leden op dat de regering deze vragen verspreid door de gewijzigde memorie van toelichting heeft beantwoord, maar sommige ook niet heeft beantwoord. Gelet op de relevantie hiervan vragen deze leden de regering de beantwoording op de door Holland Casino gestelde vragen te bundelen of per gestelde vraag het antwoord weer te geven. Holland Casino verwijst ook naar een uitvoeringstoets die door de kansspelautoriteit nog zouden worden uitgevoerd. Om wat voor toets gaat het? Kan de regering de opzet en uitkomsten van het onderzoek integraal aan de Kamer doen toekomen indien deze gereed is. De genoemde leden vragen of de regering het onderdeel verslavingspreventie niet dermate belangrijke acht, ook in het licht van de doelstellingen van het kansspelbeleid, dat niet kan worden volstaan met de verwijzing naar lagere regelgeving op dit punt. Kan de regering uiteen zetten wat de verschillende elementen zijn van de zorgplicht voor vergunninghouders? Er zijn immers nogal wat vragen te stellen hierbij. Betreft het hier nieuwe onderdelen ten aanzien van de bestaande zorgplicht voor Holland Casino? Zo ja, welke? Welke eisen stelt de overheid aan de (verplichte) samenwerking en doorverwijzing tussen vergunninghouders enerzijds en verslavingsinstanties en GGZ-instellingen anderzijds? Met welke financiële aspecten en blokkades moet hierbij rekening worden gehouden? Welke expertise wordt op het terrein van verslavingszorg gevergd van vergunninghouders zelf? Hoe wordt de verantwoordelijkheid en uitvoering van de zorgplicht van vergunninghouders gecontroleerd in de praktijk? Welk type overtreding in deze verantwoordelijkheid leidt tot welke sanctionering? Graag vernemen deze leden een reactie op deze vragen.

De leden van de CDA-fractie delen de mening dat het niet de bedoeling kan zijn met onderhavig wetsvoorstel om de internationale vraag naar grote pokertoernooien op Nederlandse bodem te kanaliseren. Zij vragen de regering op welke wijze dit standpunt wordt gecommuniceerd in de veiling- en vergunningsprocedure richting geïnteresseerde exploitanten. Zij vragen of dit aspect ook nadrukkelijk wordt geborgd in de toezichthoudende taken van de kansspelautoriteit.

De genoemde leden vinden de keuze van de regering om exploitanten van casino’s ook de mogelijkheid te bieden tegelijkertijd aanbieder te zijn van online kansspelen buitengewoon onverstandig. De regering wijst op een verbod van internetzuilen of terminals in de casino’s. Maar als een vergunninghouder onder dezelfde naam zijn casino exploiteert als zijn internet-goksite, dan is dit toch een louter fictieve scheiding? Hoe beoordeelt de regering het gegeven dat bezoekers via een smartphone in een casino kan deelnemen aan kansspelen op afstand, welke website dezelfde naam kent als het casino? Werving en reclame lopen dan toch door elkaar omdat het onderscheid tussen fysiek en online vervaagd? Wat zijn daarvan de risico’s volgens effectief toezicht? De genoemde leden vragen de regering dan ook exploitanten van casino’s niet toe te staan ook online kansspelen aan te bieden. Ook op dit punt vragen de leden de regering nader uit een te zetten welke aspecten in lagere regelgeving zullen worden uitgewerkt en wat hierbij de verschillen zijn ten opzichte van de thans gelende regels omtrent toezicht.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de mogelijkheid van informatie-uitwisseling tussen de kansspelautoriteit en (justitiële) autoriteiten over activiteiten van vergunninghouders in casino’s. Dit ook wanneer er nog geen sprake is van strafbare feiten maar er wel vermoedens zijn. Wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen in de huidige regelgeving om dan informatie uit te wisselen?

De genoemde leden vragen een reactie op de opmerking in de consultatieronde van de ondernemingsraad van Holland Casino dat in de tijdsplanning van de kansspelen, ook een leercurve was opgenomen wat betreft naleving en handhaving van wetgeving. De kansspelautoriteit (in 2012 opgericht) zou via regulering van internetgokken ervaring opdoen om dit uiteindelijk te kunnen benutten bij de privatisering van landbased casino’s. Kan de regering uiteenzetten op welke wijze de kansspelautoriteit nu is toegerust? Heeft zij voldoende ervaring wat betreft handhaving op zowel online als landbased terrein? In dat kader vragen deze leden de regering ook te betrekken de wetenschap dat de kansspelautoriteit sinds haar oprichting diverse grote buitenlandse aanbieders van online kansspelen (Unibet, Pokerstars) ongemoeid heeft gelaten, terwijl zichtbaar was dat zij persisteerden in hun illegale aanbod op de Nederlandse markt. Graag vernemen zij ook daar een reactie op.

De genoemde leden vragen of het intrekken van de vergunning ook direct kan geschieden bij een geconstateerde (zware) overtreding, of dat altijd eerst een aanwijzing gegeven moet worden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader uit een te zetten welke activa zij zelf geschikt acht om met de koop van individuele casinovestigingen over te dragen. Hoe gaat dit uitgewerkt worden in lagere regelgeving? Welke criteria liggen ten grondslag aan deze keuzes? Deze leden vragen de regering ook helderheid te verschaffen over de overdracht van spelersbestanden. Acht de regering dit wenselijk? Is dit geen oneerlijke concurrentie, indien de ene koper deze waardevolle informatie wel krijgt toebedeeld en de ander niet? Wat zijn de risico’s die hiermee gemoeid zijn, bijvoorbeeld voor de bescherming van persoonsgegevens?

Het baart deze leden zorgen dat de regering aangekondigd heeft dat het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in het licht van dit wetsvoorstel onder de loep zal worden genomen en indien nodig wordt gewijzigd. Wat bedoelt de regering hiermee? Welke ontwikkelingen geven hier aanleiding toe? Welke wijzigingen is zij voornemens door te voeren? Op welke wijze wordt het parlement betrokken bij deze keuzes?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de «derdenprocedure» ook geldt voor de speelcasino’s en speelautomatenhallen. Deze leden vragen of volledig gewaarborgd is dat familieleden en hulpverleners precies dezelfde rechten hebben om iemand aan te melden als voor kansspelen op afstand.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, Onderdeel A, Afdeling 2, Artikel 27h

De leden van de CDA-fractie vragen om een uitputtend overzicht van alle onderdelen omtrent de voorwaarden die in lagere regelgeving worden gesteld als het gaat om de vergunningverlening van een speelcasino. Deze leden vragen de regering ook op te nemen of de aanbieder eigenaar is (of voornemens te worden) van bedrijven die als nevenactiviteit kunnen worden aangeboden naast of in het casino en of de aanbieder ook een vergunning heeft (dan wel plannen heeft) voor het aanbieden van kansspelen op afstand.

Deze leden vragen of de regering ten aanzien van de afwijzingsgronden ook wil opnemen als grond of de aanbieder eigenaar is (of voornemens te worden) van bedrijven die als nevenactiviteit kunnen worden aangeboden naast of in het casino en de grond of de aanbieder ook een vergunning heeft (dan wel plannen heeft voor) het aanbieden van kansspelen op afstand.

Ten aanzien van alle genoemde personen in het casino die zijn uitgesloten van deelname vragen de genoemde leden of voor hen ook geldt dat zij niet in het casino mogen deelnemen aan kansspelen op afstand. Ziet de regering hier geen risico’s met betrekking tot belangenverstrengeling of oneerlijk spel?

De genoemde leden vragen zekerheidshalve of personen die werkzaam zijn in het casino ten behoeve van nevenactiviteiten ook worden uitgesloten van deelname aan de kansspelen in het casino. Zij vragen of dit ook geldt voor personen die buiten de poort van het casino werkzaam zijn maar wel nauw aan het casino verbonden zijn (zoals de eerder genoemde seksclubs). Wordt personeel van dergelijke nevenactiviteiten ook de toegang geweigerd? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen worden dan genomen om risico’s als spelbederf en fraude te voorkomen?

De voorzitter van de commissie, Ypma

Adjunct-griffier, Verstraten

Naar boven