De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel E, wordt aan het voorgestelde artikel 267 onder vervanging
van de punt aan het slot van onderdeel 2 door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:
II
In artikel I, onderdeel F, wordt het voorgestelde artikel 269 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «, met uitzondering van belediging van ambtenaren die zijn
benoemd in het ambt van een eenhoofdig bestuursorgaan of als lid van een orgaan of
college dat onderdeel uitmaakt van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon,
mits zij niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een ander bestuursorgaan».
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
III
In artikel II, onderdeel Fa, wordt het voorgestelde artikel 282 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «, met uitzondering van ambtenaren die zijn benoemd in
het ambt van een eenhoofdig bestuursorgaan of als lid van een orgaan of college dat
onderdeel uitmaakt van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, mits zij
niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een ander bestuursorgaan».
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
Toelichting
De indieners steunen het streven van het wetsvoorstel om de strafbaarstelling van
belediging van het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat, zoals
momenteel gegeven in artikel 267, onderdeel 3, van het Wetboek van Strafrecht, te
schrappen. Zij zien echter geen reden om, zoals het initiatiefwetsvoorstel nu doet,
onderscheid te maken tussen de belediging van verschillende soorten Nederlandse ambtenaren.
Daarom regelt het amendement dat, behalve het schrappen van de strafbaarstelling van
belediging van het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat, de huidige
regels van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht deels in stand blijven en dat
het door het initiatiefwetsvoorstel voorgestelde klachtvereiste niet geldt voor de
Koning, de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens
echtgenoot, de Regent, ambtenaren in functie en leden van algemeen vertegenwoordigende
organen. Tegelijkertijd schaft het amendement de strafverhoging van eenderde ten aanzien
van leden van algemeen vertegenwoordigende organen af.
Inzake leden van algemeen vertegenwoordigende organen kunnen de indieners zich voorstellen
dat het Openbaar Ministerie niet snel tot vervolging zal overgaan als betrokkene aangeeft
dat hij of zij geen behoefte heeft aan vervolging.
Tot slot wordt, conform het initiatiefwetsvoorstel, de onduidelijke term «openbaar
gezag» verwijderd uit het de nu geldende wetsbepaling. Het belang dat een strafbare
belediging gedaan aan bijvoorbeeld een politieagente of brandweerman zou worden gelegitimeerd
door simpelweg jegens hen de generieke term «politie» of «brandweer» te gebruiken
– zodat handhaving in de praktijk zelfs in de ergste gevallen onmogelijk wordt – wordt
ondervangen door de overige te handhaven bepalingen.
Koopmans Kuiken