34 443 Wijziging van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen in verband met het verstrekken van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 9 juni 2016

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst naar aanleiding van het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen in verband met het verstrekken van gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Wet aanvullende biedboekgegevens).

Ik dank de leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie, de CDA-fractie, de D66-fractie en het lid Van Vliet voor hun bijdragen. Hierna wordt ingegaan op de vragen en opmerkingen. Daarbij houd ik de volgorde van het verslag zoveel mogelijk aan. Wel zal ik vragen met dezelfde strekking of die in elkaars verlengde liggen gebundeld beantwoorden.

Aanleidingen en redenen voor de wetswijziging

De leden van de VVD-fractie horen graag welke belemmeringen er voor de sector waren om tot afspraken te komen.

In 2010 gaven enkele zittende marktpartijen aan dat zij de aanvullende informatie in het biedboek niet nodig achtten en dat zij deze informatie niet vrijwillig beschikbaar wilden stellen. Zij beschouwen deze informatie als concurrentiegevoelig. Daarnaast zouden met het aanleveren van deze informatie extra administratieve lasten gemoeid kunnen zijn.1

Partijen die wel bereid waren de gegevens te verstrekken stelden als voorwaarde dat alle partijen binnen de sector hun medewerking zouden verlenen zodat er op basis van vrijwilligheid geen verschillen zouden ontstaan.

Ook uit de consultatie kwam een wisselend beeld naar voren. Een aantal partijen staat negatief en andere positief tegenover het wetsvoorstel.

Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of de te verstrekken extra informatie niet zonder wetsvoorstel in het biedboek voor de veiling van verkooppunten van motorbrandstoffen kan worden verwerkt.

Vrijwillige verstrekking kan uitsluitend effectief zijn indien alle betrokken benzinestationexploitanten en oliemaatschappijen daaraan willen meewerken. Vanwege het gebrek aan bereidheid binnen de sector om de benodigde aanvullende gegevens vrijwillig te verstrekken is wetgeving noodzakelijk om te bewerkstelligen dat er sprake is van een verplichting. Regeling bij wet is noodzakelijk. De verplichting tot het leveren van aanvullende biedboekgegevens vormt een nieuw inhoudelijk element van het stelsel van de veilingen van benzinestations en kan dus niet worden vormgegeven als een uitvoeringsmaatregel die een wettelijke grondslag kan vinden in de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (hierna: de Benzinewet). Bovendien is het noodzakelijk een sanctie op het niet verstrekken van de gegevens in te stellen juist gezien het feit dat de sector de desbetreffende gegevens niet vrijwillig wil verstrekken. Sancties moeten altijd op wettelijk niveau worden bepaald.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om snellere invoering van elektronische veilingen omdat een elektronisch systeem het nadeel dat een geringe opkomst op een veiling een bieder met een absurd lage prijs een concessie kan verkrijgen zou ondervangen.

Zoals toegezegd in de kabinetsreactie op de tweede evaluatie2 gaat het kabinet voor de benzinestations die voor de tweede keer worden geveild (vanaf 2017) onderzoeken of het mogelijk is om de veiling vanaf 2017 elektronisch te laten plaatsvinden. Hierbij zullen ook de marktpartijen worden betrokken en geconsulteerd. In die kabinetsreactie is tevens aangegeven dat het kabinet van mening is dat de huidige vormgeving van de veiling van benzinestations die voor de eerste keer worden geveild gehandhaafd moet blijven. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen van strategisch gedrag door partijen. Het streven is het onderzoek naar elektronische veilingen in het najaar van 2016 uit te voeren.

De leden van de CDA-fractie en D66- fractie vragen waarom de wetsbehandeling sinds 2012 heeft stilgelegen. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of het advies van de Raad van State wellicht verouderd zou kunnen zijn. Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie of er zwaarwegende redenen waren om bewust lang te wachten met het indienen van het wetsvoorstel.

Het wetsvoorstel heeft inderdaad aanzienlijke tijd stilgelegen. Er is besloten de tweede evaluatie van de veilingen van benzinestations af te wachten alvorens verder te gaan met het wetsvoorstel. Uit de tweede evaluatie bleek vervolgens opnieuw dat er een noodzaak is om het aanleveren van aanvullende gegevens ten behoeve van het biedboek verplicht te stellen. In de reactie op de tweede evaluatie van de veilingen is dan ook in het kabinetsstandpunt van 6 juli 20153 aangegeven dat ernaar wordt gestreefd op zo kort mogelijke termijn wetgeving tot stand te brengen, waarmee het verstrekken van aanvullende gegevens voor het biedboek ten behoeve van de veilingen verplicht wordt. Bovendien is tijd gemoeid geweest met de overdracht van het dossier van het Ministerie van Financiën naar de Minister voor Wonen en Rijksdienst als gevolg van de laatste kabinetsformatie alsmede met de analyse en afweging of een wijzigingswet toch te prefereren valt boven een afzonderlijke wet, hetgeen eerder was voorgesteld. Het wetsvoorstel en bijbehorende memorie van toelichting zijn vervolgens aangepast conform het eerder uitgebrachte advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en geactualiseerd. Het advies van de Raad van State is niet verouderd omdat er sinds 2012 geen wijzigingen zijn opgetreden in de wijze waarop de veilingen plaatsvinden. De noodzaak tot het verplichten van het verstrekken van de aanvullende gegevens bleek eveneens ongewijzigd te zijn gebleven.

Inhoud van het wetsvoorstel

De gegevens

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre bij een volgende evaluatie ook specifiek zal worden gekeken naar de effecten van de maatregelen uit het voorliggende wetsvoorstel.

Bij de evaluaties van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (hierna: Benzinewet) wordt gekeken naar in hoeverre de hoofddoelen van de Benzinewet en de drie doeleinden die centraal stonden bij de ontwikkeling van de voorgeschreven veilingmethodiek worden behaald. De drie doeleinden die centraal stonden bij de ontwikkeling van de voorgeschreven veilingmethodiek zijn dat de veilingmethode nieuwe toetreders moet stimuleren, de veilingmethode voor de verkopende partij een optimale opbrengst moet opleveren en dat de kosten van de veiling niet te veel mogen oplopen. De maatregelen van het voorliggende wetsvoorstel hebben betrekking op de vraag of toetreding van nieuwe deelnemers aan de veiling wordt gestimuleerd en zullen dan ook deel uitmaken van een volgende evaluatie, waarbij onderzocht zal worden wat de effecten zijn van de aanvullende informatie in het biedboek.

Omdat de maatregelen niet eerder dan in 2017 worden geïntroduceerd, zal bij de eerstvolgende evaluatie in 2019 nog weinig informatie voorhanden om daaruit gefundeerde conclusies te trekken. De daaropvolgende evaluatie in 2024 zal daarvoor geschikter zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom de shopomzet opgenomen is in het rijtje extra gegevens voor het biedboek. Het verplicht verstrekken van informatie over de bruto shopomzet kan volgens de VVD-fractie prijsopdrijvend werken, waardoor de concessiehouder wordt gestraft voor zijn of haar extra inzet en goed ondernemerschap. Verder stellen de leden van de VVD-fractie dat een dergelijke omzet niets zegt over de te behalen omzet van een volgende concessiehouder omdat die omzet afhankelijk is van goed ondernemerschap.

De shopomzet is medebepalend voor de waarde van de te huren locatie op het moment van de veiling. Potentiële bieders moeten de verdiencapaciteit van de locatie waarop de veiling betrekking heeft goed in kunnen schatten, zodat zij in staat zijn een zo goed mogelijk onderbouwd bod te doen. Juist daarom is het van belang dat naast de benzineverkoop ook de shopomzet bekend is. Het betekent tevens dat zittende huurders of erfpachters en andere deelnemers aan de veiling een vergelijkbare positie hebben, hetgeen de concurrentie ten goede komt. Onderzoek wijst uit dat rationeel biedende partijen niet meer bieden dan de waarde die zij een locatie toekennen.4

Of de shopomzet stabiel zal blijven dan wel zal toenemen, zal mede afhankelijk zijn van de inspanningen van de exploitant van het betreffende benzinestation.

Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie of met het opgeven van de shopomzet wel voldoende rekening wordt gehouden met politieke besluitvorming die keer op keer dreigt de verkoop van diverse producten aan banden te leggen.

De omzet kan vanwege verschillende omstandigheden fluctueren. Dat de omzet om allerlei redenen fluctueert, is een normaal ondernemersrisico en daarmee kunnen deelnemers aan de veiling rekening houden bij de bepaling van het te bieden bedrag.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het delen van de verplichte informatie in het biedboek er voor kan zorgen dat de opbrengst van een veiling per locatie hoger uitvalt omdat de dan meer gelijkwaardige partijen meer tegen elkaar gaan opbieden. Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre de voorgestelde wettelijke verplichting de staatskas ten goede komt.

Het delen van de verplichte informatie leidt ertoe dat alle deelnemers aan de veiling een gerichter bod of beter onderbouwd bod uit kunnen brengen. De daadwerkelijke waarde van een te veilen locatie wordt meer inzichtelijk. Die waarde kan hoger of lager uitvallen dan zou worden ingeschat zonder de gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet.

Uit het voorgaande volgt dat het bekend zijn van de gegevens van doorzet, kaartliters en shopomzet niet automatisch leidt tot een hogere opbrengst van de veiling. De praktijk zal dit moeten uitwijzen. In het verlengde hiervan kan ook niet gesteld worden dat de wettelijke verplichting tot het delen van de gegevens automatisch zal leiden tot een hogere opbrengst voor de staatskas.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag of en wanneer het systeem van veilen geëvalueerd gaat worden.

In het addendum bij het Convenant Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet is opgenomen dat een evaluatie van de veilingregeling iedere vijf jaar plaatsvindt. De eerstvolgende evaluatie vindt plaats in 2019.

De leden van de D66-fractie vragen waarom alleen het aantal liters dat via een merkgebonden kaart is verkocht moet worden opgegeven.

Zowel het aantal verkochte liters motorbrandstof (de doorzet) als het aantal liters dat via een merkgebonden kaart is verkocht, moet worden opgegeven. Met merkgebonden kaarten kan het meest gestuurd worden met betrekking tot de plaats waar getankt wordt. Personen met zo’n kaart zullen in principe altijd tanken bij een benzinestation met dat merk brandstof. Juist voor toetreders is dat belangrijke informatie. Dan kan, door de vergelijking tussen doorzet en kaartliters te maken, ingeschat worden in hoeverre klanten blijven tanken bij dat benzinestation ook al wijzigt het merk brandstof dat getankt kan worden.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie waarom het aantal liters dat verkocht wordt via kaarten die niet merkgebonden zijn niet afzonderlijk hoeft te worden opgegeven.

Personen met een kaart die niet merkgebonden is, worden niet specifiek gestimuleerd om altijd een bepaald merk benzine te tanken. Deze kaarthouders kunnen bij wijziging van merk op dezelfde locatie blijven tanken met hun kaart. In die zin onderscheiden deze personen zich in beginsel dan ook niet van personen die niet via een kaart tanken. Het aantal liters dat wordt verkocht via kaarten die niet merkgebonden zijn, biedt daarom geen extra informatie naast de informatie over de doorzet.

Het lid Van Vliet vraagt of in de wet een evaluatiebepaling kan worden opgenomen, bijvoorbeeld na vijf jaar. Op deze manier kan worden bezien hoeveel bestuurlijke boetes er dan inmiddels zijn uitgedeeld en kan worden bekeken of de wet toereikend is of eventueel aangepast of aangevuld dient te worden.

Omdat in het addendum bij het Convenant Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet is opgenomen dat een evaluatie van de veilingregeling iedere 5 jaar zal plaatsvinden, is er geen noodzaak bij dit wetsvoorstel een extra evaluatiebepaling op te nemen. De evaluaties hebben als doel te evalueren of de doestellingen van de benzinewet en de veilingen worden bewerkstelligd. Ook de bestuurlijke boetes maken straks deel uit van het systeem van de veiling en daarom zal in toekomstige evaluaties de toepassing en effectiviteit van de bestuurlijke boetes onderdeel zijn van de evaluaties.

Verder vraagt het lid Van Vliet wat de gevolgen zijn van het in onvoldoende mate verstrekken van de genoemde gegevens of het verstrekken van onjuiste gegevens voor de nieuwe huurovereenkomst. Dit lid vraagt daarbij of de huurovereenkomst, na veiling op basis van onjuiste of onvolledige gegevens, onherroepelijk is of dan kan worden herzien. Ten slotte vraagt het lid Van Vliet zich af of dit in het laatste geval expliciet in het voorliggende wetsvoorstel kan worden geregeld, zodat nieuwe huurders weten waar zij aan toe zijn.

Het in onvoldoende mate verstrekken van gegevens of het verstrekken van onjuiste gegevens heeft geen gevolgen voor de nieuwe huurovereenkomst. Indien niet voldaan is aan de plicht tot het verstrekken van gegevens of in het geval er onjuiste gegevens zijn verstrekt, wordt de huurovereenkomst niet herzien.

Er wordt een bestuurlijke boete opgelegd aan de partij die niet heeft voldaan aan de plicht tot het verstrekken van de gegevens.

In het geval gegevens ontbreken, blijkt dat al uit het biedboek. Immers, de gegevens moeten worden verstrekt voordat het biedboek wordt samengesteld. De deelnemers aan de veiling kunnen het eventuele ontbreken van gegevens meewegen bij de bepaling van het bod.

Wat betreft het verstrekken van onjuiste gegevens is in het tweede lid van het voorgestelde nieuwe artikel 5b bepaald dat de gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet vergezeld moeten gaan van een verklaring van een accountant of accountant-administratieconsulent over de getrouwheid van die gegevens. Op deze wijze wordt in beginsel gewaarborgd dat een extra controle plaatsvindt op de juistheid van die gegevens. Indien de gegevens samen met een dergelijke verklaring zijn verstrekt, kan worden uitgegaan van de juistheid van die gegevens. Mocht later blijken dat de gegevens toch onjuist waren dan kan de voormalige huurder of erfpachter daarop worden aangesproken door de nieuwe huurder. Hij kan daarbij bijvoorbeeld een financiële compensatie eisen van die voormalige huurder of erfpachter.

Om daadwerkelijk vast te stellen of er sprake is geweest van verstrekking van onjuiste gegevens, kan geruime tijd in beslag nemen. Het zou te veel rechtsonzekerheid creëren indien het mogelijk zou zijn dat een huurovereenkomst, nadat deze al tot stand is gekomen, alsnog wordt herzien. Bovendien zou dan opnieuw een veiling moeten plaatsvinden, hetgeen juist voor de nieuwe huurder een naar mijn mening te verstrekkend gevolg zou zijn.

Bestuurlijke boete

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre onderzoek is gedaan naar de mate waarin de hoogte van de voorgestelde bestuurlijke boete in verhouding staat tot het gewin dat bieders voorzien bij het mogelijk verstrekken van foutieve of onvoldoende informatie.

Er is geen onderzoek gedaan naar de mate waarin de hoogte van de voorgestelde bestuurlijke boete in verhouding staat tot het gewin dat bieders voorzien bij het mogelijk verstrekken van foutieve of onvoldoende informatie. Het is niet mogelijk exact het gewin te berekenen dat een zittende marktpartij zou kunnen behalen in het geval deze de verplichte gegevens toch niet verstrekt. Daarvoor is het noodzakelijk het gedrag van alle deelnemende partijen goed te voorspellen.

Er is gekozen voor een objectief vastgestelde bestuurlijke boete. Voorgesteld wordt de hoogte van de bestuurlijke boete te verbinden aan de verdiencapaciteit en daarmee aan de marktwaarde van een locatie, doordat de bestuurlijke boete ten hoogste eenmaal de jaarlijkse gebruiksvergoeding van een locatie bedraagt. Juist doordat de hoogte van de bestuurlijke boete wordt gelieerd aan de marktwaarde van de locatie waarop de veiling betrekking heeft, vormt de boete een afschrikkende boete die «gevoeld» zal worden. Bovendien worden de opgelegde bestuurlijke boetes openbaar gemaakt in de Staatscourant.

Regels zijn van toepassing bij de tweede veiling en opvolgende veilingen van een locatie

De leden van de CDA-fractie zien graag een overzicht van alle verkooppunten waar veilingen hebben plaatsgevonden en waar nog de zogeheten «bestaande overeenkomsten» geldend zijn. Tevens vragen de leden van de D66-fractie op hoeveel locaties er nog een zogeheten bestaande overeenkomst van toepassing is en wanneer deze voor het eerst geveild zullen worden.

Tot nu toe hebben veilingen voor 113 locaties plaatsgevonden en zijn er nog 128 locaties ten aanzien waarvan nog een eerste veiling moet plaatsvinden. Een volledig overzicht is als bijlage bij deze nota naar aanleiding van het verslag gevoegd5.

Verder zien de leden van de CDA-fractie ook graag een tijdschema waarbij duidelijk wordt met welk tempo alle verkooppunten onder het regime van veiling komen te vallen.

Alle motorbrandstofverkooppunten langs het hoofdwegennet worden met ingang van 2002 gelijkmatig gespreid voor de eerste keer geveild volgens een vooraf vastgesteld veilingschema. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Benzinewet wordt het veilingschema jaarlijks bekend gemaakt in de Staatscourant voor een periode van zeven en een half jaar. Het meest recente veilingschema voor zogeheten eerste veilingen is bekend gemaakt in de Staatscourant van 2 december 2015, nr. 44126.

Los van dat door mij vastgestelde veilingschema kan op grond van het «Convenant alternatief traject «MDW Benzine Hoofdwegennet» een lid van de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie een verzoek indienen om de plaats in het veilingschema van een of meer van de hem toegekende concessies te ruilen of kunnen twee of meer particuliere of overige concessiehouders verzoeken om de plaats in het veilingschema van een of meer van de hun toegekende concessies onderling te ruilen. Het Rijk stemt met een dergelijk verzoek in als zo 'n verzoek ten minste 1 jaar voor de in het veilingschema opgenomen datum schriftelijk wordt ingediend en de evenwichtigheid van het veilingschema naar het

oordeel van het Rijk door een dergelijke ruil niet wordt aangetast. Deze eventuele wijzigingen worden dan uiteraard weer opgenomen in het eerstvolgende veilingschema dat in de Staatscourant bekend wordt gemaakt.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de verplichting met betrekking tot de aanvullende gegevens niet van toepassing is op veilingen met betrekking tot locaties waar nog sprake is van een bestaande overeenkomst. Deze leden begrijpen dat hierdoor bij de eerste veiling van het huurrecht van een bepaalde locatie de regels voor alle betrokkenen gelijk blijven, maar vragen wat het belang daarvan is. Het voorliggende wetsvoorstel dient ertoe om de regels te wijzigen en om te trachten om potentiële bieders van gelijke marktinformatie te voorzien als de zittende huurder. De leden van de D66-fractie vragen waarom dat bij bestaande overeenkomsten minder belangrijk is.

In beginsel is het bij veilingen van belang dat alle potentiële bieders zoveel als mogelijk een gelijke informatiepositie hebben. Dit wetsvoorstel heeft als doel de mogelijkheden voor potentiële bieders te verbeteren om tijdens de veiling met betrekking tot een locatie een beter onderbouwd bod uit te brengen en om daarnaast zoveel mogelijk te voorkomen dat de zittende huurder of erfpachter van die locatie ten opzichte van de overige deelnemers aan de veiling onevenredig voordeel uit zijn bestaande positie kan putten. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is het echter redelijk dat de «spelregels» voor alle betrokken marktpartijen bij de eerste keer dat een veiling voor een locatie plaatsvindt gelijk blijven. Door de verplichting tot het verstrekken van aanvullende gegevens van toepassing te laten zijn vanaf de tweede keer dat een veiling voor een locatie plaatsvindt, gaat de wijziging voor alle betrokkenen op hetzelfde moment in.

De verplichting tot het verstrekken van aanvullende gegevens vormt weliswaar geen grote stelselwijziging van de veilingen, maar het ongewijzigd laten van de eisen voor de eerste veilingen sluit tevens aan op het kabinetsstandpunt bij de tweede evaluatie Benzineveiling dat op 6 juli 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd. In dit standpunt heeft het kabinet aangegeven dat het het niet mogelijk en evenmin wenselijk is om gedurende de overgangsperiode (de periode waarin locaties voor een eerste keer worden geveild) tot 2024 tot een andere afweging van de belangen van de betrokken partijen te komen.6

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De leden van de D66-fractie vragen waarom het begrip «motorbrandstof» niet wordt gedefinieerd in het voorliggende wetsvoorstel.

De term motorbrandstof is destijds bij de totstandkoming van de Benzinewet niet gedefinieerd omdat het in beginsel een term uit het gewone spraakgebruik is. Om de wet toekomstbestendig te laten zijn, wordt deze definitie ook niet alsnog opgenomen. Elektriciteit is geen brandstof en valt daarom niet onder de Benzinewet.

Verder vragen de leden van de D66-fractie of bijvoorbeeld AdBlue die in bulk wordt getankt een motorbrandstof is.

AdBlue is geen motorbrandstof. AdBlue wordt toegevoegd aan diesel om de verbranding beter te laten verlopen.

Artikel 5a

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de aard is van de informatie in de biedboeken die op grond van convenanten door de branche vrijwillig wordt verstrekt.

Op grond van de convenanten worden gegevens over personeelskosten, rapportages van bodemonderzoeken, technische informatie over de tanks en bijbehorende leidingen en gegevens over verleende vergunningen op het gebied van milieu en bouw verstrekt.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie waarom het voorliggende wetsvoorstel niet meteen gebruikt wordt om meteen alle informatie die in biedboeken zou moeten komen te staan wettelijk te verankeren.

In artikel 5, vierde lid, van de Benzinewet is al bepaald dat voorafgaande aan een veiling een biedboek ter beschikking wordt gesteld, waarin de betrokken locatie en de daarbij behorende huurovereenkomst worden beschreven. Daarnaast moeten de zittende huurders ten behoeve van het biedboek een aantal gegevens verstrekken op basis van gemaakte afspraken van het Convenant Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet van 13 april 2000, het Convenant Veiling en Gebruiksvergoeding van 2 november 2001 en het convenant Onderliggende Rechtsrelaties van 8 november 2001. De zittende huurders hebben zich door middel van de convenanten verbonden aan het verstrekken van die gegevens en houden zich daar ook aan. Er is dan ook geen noodzaak om het verstrekken van deze gegevens wettelijk te verplichten.

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat, aangezien nu een deel van de informatie verplicht moet worden verstrekt en een ander deel slechts op basis van vrijwilligheid, er door het deel van de branche dat negatief stond ten opzichte van het voorliggende wetsvoorstel aan de vrijwillig verstrekte informatie getornd kan gaan worden. Deze leden vragen wat zich verzet tegen een eenduidige en allesomvattende wettelijke regeling met betrekking tot de inhoud van het biedboek.

Het ligt niet voor de hand dat de gegevens die nu op grond van de convenanten worden verstrekt niet langer versterkt zullen gaan worden. Immers, met de convenanten hebben de daarbij betrokken partijen zich gecommitteerd aan de naleving en nakoming ervan. Partijen zullen elkaar ook aanspreken op de naleving van die afspraken. Omdat partijen zich houden aan de in de convenanten gemaakte afspraken is er geen noodzaak dit alsnog wettelijk te verankeren. Partijen kunnen elkaar aanspreken op de nakoming van die afspraken, desnoods bij de burgerlijke rechter. Omdat niet alle partijen in de sector vrijwillig de gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet willen verstrekken, is er wel een noodzaak het voorliggende wetsvoorstel op te stellen.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de uitsplitsing naar verkochte soorten motorbrandstoffen dient plaats te vinden. Deze leden vragen of het een uitsplitsing naar benzine, diesel en LPG betreft of dat de uitsplitsing op een lager detailniveau dient plaats te vinden.

De doorzet en de kaartliters moeten worden uitgesplitst naar verkochte soorten motorbrandstoffen. Benzine, diesel en LPG zijn de (belangrijkste) soorten motorbrandstoffen. Naar een nadere uitsplitsing van deze soorten wordt niet gevraagd.

De leden van de D66-fractie vragen of geconcludeerd mag worden dat de gegevens die op basis van convenanten moeten worden aangeleverd wel goed worden aangeleverd door zittende huurders.

Het klopt dat de gegevens die op basis van convenanten moeten worden aangeleverd goed worden aangeleverd door zittende huurders.

De leden van de D66-fractie vragen waarom er de mogelijkheid is opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen opstellen. Tevens vragen de leden van de D66-fractie aan welke concrete situaties de regering denkt waarin het opstellen van een algemene maatregel van bestuur wenselijk wordt geacht.

Op dit moment is er geen aanwijzing dat aanvullende voorschriften omtrent de verplicht te verstrekken gegevens ten behoeve van het biedboek noodzakelijk zijn om de effectiviteit van de veiling te verbeteren. Mocht bij opvolgende evaluaties blijken dat die noodzaak er wel is, dan is het mogelijk om dat te regelen via een algemene maatregel van bestuur.

De leden van de D66-fractie vragen of het mogelijk zou zijn om de gegevens per jaar in het biedboek op te nemen om de informatie voor nieuwe huurders waardevoller te maken. Tevens vragen deze leden of de regering juridische belemmeringen ziet om mogelijk te maken dat de gegevens per jaar in het biedboek worden opgenomen.

De gegevens moeten per jaar worden verstrekt zodat zeker wordt gesteld dat niet al vooraf bewerkte gegevens worden verstrekt, waardoor de gegevens minder nauwkeurig en minder vergelijkbaar worden. Uit het advies in 2008 van de toenmalige NMa (nu Autoriteit Consument en Markt) is naar voren gekomen dat er vanuit mededingingsechtelijk oogpunt in principe geen bezwaar bestaat tegen het opnemen in het biedboek van gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet. Tegelijkertijd waren er binnen de branche toch bedrijven die zich zorgen maakten over de bedrijfsvertrouwelijkheid van die gegevens. Door in het biedboek de gemiddelden van de gegevens over drie jaar te vermelden is, de bedrijfsvertrouwelijkheid van de gegevens die worden verstrekt in ieder geval gewaarborgd. Bovendien vormen de gemiddelde gegevens een goede weergave van de doorzet, kaartliters en shopomzet van de afgelopen jaren.

Artikel 5c

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de maximale bestuurlijke boete die opgelegd kan gaan worden de jaarlijkse gebruiksvergoeding is en dat de laagste gebruiksvergoeding slechts 600 euro bedraagt. Deze leden vragen of het mogelijk wordt geacht dat indien de huurder van een dergelijke goedkope locatie over informatie beschikt waaruit blijkt dat de waarde van de locatie na een tweede veiling feitelijk een veel hogere gebruiksvergoeding rechtvaardigt, deze huurder er voor zou kunnen kiezen om de informatie niet te verschaffen en de relatief geringe boete te betalen.

Dergelijk gedrag zal zich in de praktijk naar verwachting niet voordoen. Ten eerste lijkt het risico van het niet winnen van de veiling niet op te wegen tegen het informatievoordeel van die huurder. Ten tweede zal ook het feit dat de opgelegde boetes bekend worden gemaakt naar verwachting zittende huurders ervan weerhouden willens en wetens voor een bestuurlijke boete te kiezen.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie wat gedaan kan worden om, in het geval een huurder of exploitant de verplichte gegevens niet zelf verstrekt, die gegevens alsnog in het biedboek te krijgen.

De leden van de D66-fractie constateren dat er weliswaar een boete kan worden opgelegd als de verplichte gegevens niet worden geleverd, maar dat daarmee nog steeds de noodzakelijke gegevens niet geleverd zijn. De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze wordt bewerkstelligd dat na beboeting alsnog de gegevens aangeleverd worden.

De gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet zijn uitsluitend te verkrijgen uit de administratie van de betreffende zittende huurder of houder van de gegevens. In het wetsvoorstel is in het derde lid van het nieuwe voorgestelde artikel 5b bepaald dat in het laatste geval de huurder de Minister voor Wonen en Rijksdienst informeert wie de houder van de gegevens is. Indien de huurder of houder van de gegevens die gegevens niet verstrekt, dan is het niet mogelijk die gegevens alsnog te verkrijgen. Bij het niet verstrekken van de gegevens zal een bestuurlijke boete worden opgelegd. Tevens wordt in de Staatscourant mededeling gedaan van die opgelegde bestuurlijke boete nadat deze onherroepelijk is geworden. Gezien deze sanctie, wordt verwacht dat de huurders de gegevens zullen verstrekken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk of wenselijk is om onwillige huurders die weigeren de verplichte informatie te verstrekken, uit te sluiten van een volgende veiling. Tevens vragen deze leden waarom uitsluiting al dan niet mogelijk of wenselijk is.

Het is niet mogelijk om een zittende huurder die bij een veiling geen gegevens heeft verstrekt, uit te sluiten bij een volgende veiling. Het wetsvoorstel bevat een dergelijke sanctie niet. De verwachting is dat de bestuurlijke boete samen met de bekendmaking ervan een afdoende sanctie is. De mogelijkheid van uitsluiten bij volgende veilingen voor het niet vertrekken van de gegevens is vooralsnog niet nodig.

De leden van de D66-fractie vragen of het juist is dat de boete voor bepaalde locaties niet hoger zal zijn dan 600 euro.

De maximale hoogte van de bestuurlijke boete staat gelijk aan eenmaal de jaarlijkse gebruiksvergoeding voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de veiling plaatsvindt voor de locatie, ten aanzien waarvan de gegevens niet verstrekt zijn. Aangezien de gebruiksvergoedingen in de periode van de afgelopen vijf jaren varieerden tussen € 600,– tot € 515.000,–, betekent dat inderdaad dat voor bepaalde locaties de boete ten hoogste € 600 kan zijn. Het gaat dan om heel kleine locaties met een beperkte omzet.

Verder vragen de leden van de D66-fractie of de regering voor die locaties de maximumboete voldoende acht om effectief te zijn of ziet de regering aanleiding om een minimumboete in het wetsvoorstel op te nemen?

De regering acht de maximumboete effectief. De hoogte van de bestuurlijke boete is gerelateerd aan de verdiencapaciteit van een locatie. Op deze wijze is juist het effect van de boete voor iedereen die niet aan de verplichtingen voldoet, gelijk. Bij een lagere omzet is de boete lager en bij een hoge omzet is de boete hoger. Zo worden de verschillende partijen even hard geraakt door de bestuurlijke boete.

De leden van de D66-fractie vragen of er bij het niet opleveren van de gegevens direct wordt beboet, of dat er eerst sprake zal zijn van een waarschuwing, vergezeld van een redelijke termijn tot herstel.

Bij het niet verstrekken van de gegevens kan er meteen worden beboet.

In januari worden de concessiehouders gevraagd de informatie voor het biedboek te verstrekken. In de praktijk worden de concessiehouders benaderd als in de maand maart de benodigde gegevens niet of niet volledig zijn verstrekt. Zodoende worden de »concessiehouders» nogmaals gewezen op hun verplichtingen en hebben zij voldoende tijd om aan hun verplichtingen te voldoen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 24 036, nr. 378, pagina 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 24 036, nr. 411, pagina’s 10 en 11.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 24 036, nr. 411, pagina 10.

X Noot
4

Kamerstukken II 2014/15, 24 036, nr. 347, pagina 6.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstukken II 2014/15, 24 036, nr. 411, pagina

Naar boven