De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I vervalt onderdeel D.
Toelichting
Via de Rijkscoördinatieregeling wordt de aanleg van energievoorzieningen mogelijk
gemaakt. De termen «van algemeen nut», «van algemeen belang» en «gemeenschappelijk
belang» zijn juridisch niet gedefinieerd. Met name bij onteigening van eigendom, zal
moeten worden aangetoond dat het belang van de gemeenschap boven dat van eigendom
gaat.
De Belemmeringenwet Privaatrecht biedt de mogelijkheid om eigenaren en rechthebbenden
(alsook rechtsopvolgers) een plicht op te leggen tot het gedogen van bepaalde werken
in of boven hun eigendom (de zogenaamde gedoogplicht). Dit gaat minder ver dan bij
onteigening, waarbij sprake is van een gedwongen ontneming van eigendom. De BP wordt
vooral aangewend voor onderhoud en werkzaamheden aan reeds bestaande installaties,
niet om de aanleg van windparken mogelijk te maken.
Door nu de Belemmeringenwet Privaatrecht rechtstreeks te koppelen aan de aard van
het werk, te weten windparken van meer dan 5 MW, wordt via een wet uit 1927, gemeenten
gedwongen mee te werken aan een ruimtelijke inpassing van een windpark, waaraan zij
eerder hebben aangegeven niet mee te willen werken. Gemeenten moeten het recht hebben
om in overleg met de provincie te komen tot een afgewogen ruimtelijke inpassing. Door
de BP op deze aan te wenden wordt deze wet ingezet bij het beslechten van een ruimtelijke
inpassingsdiscussie. Daarnaast loopt dit artikel vooruit op de Omgevingswet.
De Minister stelt in de nota naar aanleiding van het verslag: «In het wetsvoorstel
wordt ten aanzien van de gedoogplicht de verwijzing naar een toepasselijke procedure
vervangen door een verwijzing naar de omvang van een windpark».
Ook zonder dat de Belemmeringwet Privaatrecht op te nemen in de wet, staat exploitanten
van windmolens niets in de weg te zijner tijd waar nodig een beroep te doen op de
Belemmeringenwet.
Dit amendement regelt dat de beoogde bepaling over de Belemmeringenwet Privaatrecht
komt te vervallen.
Smaling