De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de
volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt
de regering de vragen uiterlijk 1 september 2016 te beantwoorden.
De leden van de PVV-fractie hebben de memorie van antwoord met belangstelling gelezen en willen de regering
naar aanleiding van de beantwoording nog graag enkele vragen voorleggen.
AMvB’s kunnen exceptief getoetst worden door de rechter. Kan de regering aangeven
hoe lang een dergelijke procedure duurt in het geval tot de hoogste rechter wordt
geprocedeerd, en hoe verhoudt zich dat tot de belangen van betrokkenen in een internetwereld
die razendsnel verandert?
De (individuele) besluiten, genomen op grond van een AMvB, kunnen aan de rechter worden
voorgelegd, AMvB’s zelf niet. Is de regering het met de PVV-fractieleden eens dat
dit derhalve een verslechtering is ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel?
Zo ja, waarom zouden deze leden met een verslechtering van de regelgeving akkoord
moeten gaan?
Consultaties van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische
communicatie (BEREC) vinden plaats in aanwezigheid van Europese Commissie. De informatie
die ons bereikt, duidt erop dat er dus (al dat niet met stilzwijgende instemming van
de Europese Commissie) daadwerkelijk verschillen ontstaan tussen de lidstaten. In
hoeverre acht de regering dat schadelijk voor Nederlandse providers, indachtig het
gegeven dat ook hier een gang naar de rechter zeer geruime tijd zal duren en zeer
kostbaar zal zijn?
In hoeverre worden de BEREC-richtlijnen die ruimte laten voor prijsdiscriminatie,
ingegeven door lidstaten die de eigen providers willen bevoordelen?
Kan de Europese Commissie zich achter de soepelere richtsnoeren van BEREC scharen
en Nederland aanspreken op de verdergaande regelgeving? Zo ja, dient de wet dan te
worden aangepast en/of gaat de regering zich daartegen verzetten?
Is de bedoeling van het creëren van één digitale markt er niet juist op gericht om
geen ruimte te laten tussen de richtsnoeren van BEREC en de regelgeving in de lidstaten?
De regering lijkt het amendement-Gesthuizen2 te interpreteren als: het invullen van belangrijke uitgangspunten, meer dan het opleggen
van een gedetailleerde invulling. In hoeverre is de regering het met de PVV-fractieleden
eens dat dit onzekerheid (bij providers) niet wegneemt?
Zijn er meer landen die ruimte zien in de BEREC-richtlijnen? Welke landen zijn dat
en wijken die lidstaten in gelijke mate af van de richtlijnen als Nederland, of doen
die dat op een andere wijze?
In hoeverre acht de regering de afwijking van de BEREC-richtlijnen in het belang van
het Nederlands bedrijfsleven en de Nederlandse consument?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien de antwoorden van de regering
met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Gerkens
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer