Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de Minister van Economische Zaken de nationale
regelgevende instantie is ten aanzien van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen
verbindende voorschriften op grond van de roamingverordening en de netneutraliteitsverordening
(vastgelegd in artikel 18.2a van de Telecommunicatiewet). Op grond van artikel 5,
eerste lid, van de netneutraliteitsverordening «kunnen de nationale regelgevende instanties
voorschriften inzake technische kenmerken, minimale vereisten inzake de kwaliteit
van de dienstverlening en andere passende en noodzakelijke maatregelen opleggen aan
een of meer aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, met inbegrip
van aanbieders van internettoegangsdiensten». Daartoe voorziet het wetsvoorstel in
aanvulling op de reeds bestaande delegatiebepaling in artikel 7.4a, vijfde lid, van
de Telecommunicatiewet (in het wetsvoorstel vastgelegd in artikel 7.4a, eerste lid)
in de bevoegdheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van
de netneutraliteitsverordening regels te stellen «ten aanzien van aanbieders van openbare
elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten,
met inbegrip van aanbieders van internettoegangsdiensten» (vastgelegd in artikel 7.4a,
tweede lid, van de Telecommunicatiewet). Als gevolg van de nota van wijziging (Kamerstukken
II 2015/16, 34 379, nr. 7) blijft geregeld dat aanbieders van internettoegangsdiensten verplicht zijn de hoogte
van de tarieven voor internettoegangsdiensten onafhankelijk van de soort diensten
en toepassingen die via deze diensten worden aangeboden of gebruikt, te stellen (vastgelegd
in artikel 7.4a, derde lid, van de Telecommunicatiewet).
Dit amendement regelt dat de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7.4a, tweede lid, wordt
omgezet in een verplichting, voor zover het betreft het stellen van regels over (a)
de voorkoming van nakende netwerkcongestie en de beperking van de effecten van uitzonderlijke
en tijdelijke netwerkcongestie als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, en
(b) de zogenaamde gespecialiseerde diensten als bedoeld in artikel 3, vijfde lid,
van de netneutraliteitsverordening. Hierdoor wordt op voorhand duidelijk voor welke
vormen van niet-internetdiensten gebruik mag worden gemaakt van het netwerk van telecomaanbieders
en wordt voor telecomaanbieders en de afnemers van hun diensten duidelijk wanneer
maatregelen tegen (dreigende) netwerkcongestie mogen worden genomen.
Tot slot regelt dit amendement dat de algemene maatregel van bestuur aan een lichte
voorhangprocedure is onderworpen, inhoudende dat het ontwerp van de algemene maatregel
van bestuur ter kennis van het parlement wordt gebracht. Het parlement wordt gedurende
vier weken in de gelegenheid gesteld opmerkingen over het ontwerp te maken en daarover
met de betrokken bewindspersoon van gedachten te wisselen.