34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 34 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2016

Iedereen verdient een kans op de arbeidsmarkt. Het doel van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak) is om de mensen met een beperking meer kansen te geven en zo te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Met de afspraken in het sociaal akkoord van 11 april 2013 om 125.000 banen voor de doelgroep van de banenafspraak te creëren, hebben de sociale partners getoond dat ze zich voor mensen met een arbeidsbeperking willen inzetten en zich verbinden aan de doelstelling van het kabinet.

De Participatiewet en de Wet banenafspraak zijn in 2015 van kracht geworden en bieden handvatten om de 125.000 afgesproken banen te realiseren. Werkgevers zijn in samenwerking met onder andere gemeenten, UWV, sw-bedrijven en scholen met grote inzet bezig om de Participatiewet en de banenafspraak uit te voeren. De opgave was dat de sector markt ten opzichte van de nulmeting (1 januari 2013) tot en met eind 2015 6.000 banen zou realiseren, voor de sector overheid waren dat 3.000 banen. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de eerste meting, de één-meting, eind 2015.

Op dinsdag 12 juli 2016 heeft de Raad van Bestuur van UWV de cijfers van de één-meting vastgesteld. Ik ben verheugd uw Kamer te kunnen melden dat deze cijfers laten zien dat er eind 2015 ten opzichte van de nulmeting 21.057 banen bij reguliere werkgevers zijn gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat om 15.604 banen bij de sector markt en 5.453 banen bij de sector overheid. Werkgevers, zowel in de sector markt als in de sector overheid, hebben daarmee de doelstelling van respectievelijk 6.000 en 3.000 banen eind 2015 ruimschoots gehaald. Door dit resultaat is er geen aanleiding om de quotumregeling te activeren.

Toelichting resultaten één-meting banenafspraak

Algemeen

In het sociaal akkoord van april 2013 hebben kabinet en sociale partners afgesproken dat er eind 2025 voor mensen met een arbeidsbeperking 100.000 banen in de markt worden gecreëerd en eind 2023 25.000 banen bij de overheid. Het gaat om banen bij reguliere werkgevers. Een baan is gedefinieerd in verloonde uren. Zoals ik de Tweede Kamer in mijn brief van 19 december 20141 heb gemeld wordt het aantal van 25,5 uur per week gehanteerd als de omvang van één baan voor de doelgroep. Dit staat gelijk aan 110,92 uur per maand en 1.331 uur per jaar. Een baan van 25,5 uur per week is de gemiddelde omvang van een baan van iemand uit de doelgroep per week die werkte tijdens de nulmeting, berekend op basis van de polisadministratie over het gehele kalenderjaar 2012. Door het gemiddelde aantal uren over een volledig kalenderjaar te berekenen, wordt er rekening mee gehouden dat mensen uit de doelgroep mogelijk niet het volledige kalenderjaar werkzaam (kunnen) zijn. Het is logisch om hiermee rekening te houden, omdat werkgevers bij een eventuele quotumheffing worden beoordeeld over het volledige kalenderjaar. Door de banen in uren te meten wordt bovendien gegarandeerd dat het bij deze banen om betekenisvolle banen gaat en niet om kleine banen van slechts een aantal uren per week. Deze 25,5 uur per week is het vertrekpunt voor de vaststelling van de toename van het aantal banen. Deze vaste definitie biedt zekerheid aan werkgevers bij het realiseren van de banenafspraak.

In het sociaal akkoord is afgesproken dat het kabinet, in samenspraak met sociale partners en gemeenten, op basis van de cijfers van eind 2015, voor het eerst in 2016 bekijkt of werkgevers afgesproken aantallen banen hebben gerealiseerd. Voor de één-meting is het aantal banen eind 2015 afgezet tegen het aantal banen van de nulmeting van 1 januari 2013. Daarbij is, zoals ik in mijn brief van 29 april 20162 heb gemeld, de nulmeting inmiddels gecorrigeerd3 voor een aantal registratiefouten bij banen via Wsw- detacheringen en de Wiw/ID-banen.

Uit de één-meting blijkt dat er eind 2015 21.057 banen bij reguliere werkgevers voor mensen uit de doelgroep zijn gerealiseerd ten opzichte van de gecorrigeerde nulmeting. Van deze banen zijn er 9.011 ingevuld door mensen uit de doelgroep Wajong (ruim 40 procent van het totaal). Voor de doelgroep Participatiewet zijn 3.489 banen gecreëerd (circa 16 procent van het totaal). De doelgroep Participatiewet bestaat uit een aantal categorieën. Het gaat om de instroom van mensen met een positieve indicatie banenafspraak, schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en mbo-entree opleidingen, mensen die zijn afgewezen voor de Wajong 2015 en de mensen die op 31 december 2014 op de Wsw-wachtlijst stonden.

Verdeling banen sector markt en sector overheid

De cijfers naar sector (markt of overheid) geven aan dat er in totaal 15.604 banen bij reguliere werkgevers in de sector markt en 5.453 in de sector overheid zijn gecreëerd. Deze banen bestaan uit formele dienstverbanden en uit inleenverbanden. Onder inleenverbanden zijn zowel de uitzendrelaties als de Wsw-detacheringen gevat. Het onderscheid per sector is weergeven in tabel 1.

Tabel 1: Resultaten eerste meting eind 2015 ten opzichte van de nulmeting
 

Toename aantal banen markt

Toename aantal banen overheid

Totale toename aantal banen

Formele dienstverbanden

9.764

– 984

8.780

Inleenverbanden (uitzendrelaties en Wsw-detacheringen)

5.840

6.437

12.277

Totaal

15.604

5.453

21.057

Doelstelling Sociaal Akkoord

(6.000)

(3.000)

(9.000)

Van de 8.780 banen bij reguliere werkgevers in formele dienstverbanden, zijn 9.764 banen tot stand gekomen in de sector markt. In de sector overheid is het aantal formele dienstverbanden teruggelopen met 984. Deze teruggang van minus 984 (zie tabel 14), is de resultante van een afname van de banen van de groep Wiw/ID-ers met 1.593. Deze afname is een logische ontwikkeling omdat Wiw/ID al per 1 januari 2004 is opgeheven, waardoor er geen Wiw/ID-banen meer bijkomen. Deze banen zijn echter wel allemaal opgenomen in de nulmeting. Aangezien het een aflopende regeling is zonder mogelijkheid van nieuwe instroom, betekent dit dat er automatisch terugloop is in het aantal banen van deze groep. Dit wordt vooral veroorzaakt door het natuurlijk verloop binnen de groep (overlijden, pensionering enzovoorts).

Inleenverbanden zijn een vaak gebruikt en succesvol middel zijn om mensen met een arbeidsbeperking werk te bieden. Daarom hechten de Tweede Kamer, sociale partners, de uitzendbranche, sociale werkbedrijven en het kabinet er veel waarde aan om mensen uit de doelgroep van de banenafspraak die werkzaam zijn als uitzendkracht of gedetacheerd vanuit de sociale werkvoorziening mee te tellen bij de sector waar zij daadwerkelijk aan het werk zijn. De verdeling van het aantal banen via inleenverbanden in de sector markt en overheid komt tot stand op basis van de verdeelsleutel inleenverbanden. De ingeleende mensen uit de doelgroep worden bij iedere meting opnieuw toegedeeld aan de sectoren op basis van de verdeelsleutel inleenverbanden. Deze wordt vastgesteld op basis van objectief, representatief onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. In de begeleidingscommissie zijn alle betrokken partijen, waaronder werkgeversorganisaties, uitzendbedrijven en Cedris vertegenwoordigd.

Tijdens de nulmeting waren er 36.206 banen in inleenverbanden. 76,0 procent van deze inleenverbanden was gerelateerd aan de markt als inlenende sector en 24,0 procent aan de overheid. Uit de één-meting is naar voren gekomen dat er 48.483 banen in inleenverbanden waren. Uit het onderzoek van SEO naar alle mensen uit de doelgroep die werken via een inleenverband blijkt dat van de inleenverbanden tijdens de één-meting 68,8 procent is gerelateerd aan de markt als inlenende sector en 31,2 procent aan de sector overheid. Deze verdeelsleutel is toegepast op het totaal aantal verloonde uren van de inleenverbanden uit de één-meting. Dit resultaat, afgezet tegen de nulmeting, heeft als uitkomst dat het aantal banen in inleenverbanden in de markt ten opzichte van de nulmeting is toegenomen met 5.840 en bij de overheid met 6.437.

Van de 12.277 banen die tot stand zijn gekomen via inleenverbanden gaat het bij 9.987 banen om extra Wsw-detacheringen. Deze verschuiving van de sw-bedrijven naar banen op detacheringsbasis bij een reguliere werkgever draagt bij aan de doelstelling van het kabinet dat zoveel mogelijk mensen in een reguliere baan kunnen gaan werken. De 9.987 extra banen via Wsw-detacheringen komen gedeeltelijk doordat de mensen die tijdens de nulmeting al werkten via een Wsw-detachering gemiddeld meer uren per week zijn gaan werken. Tijdens de nulmeting werkten mensen via een Wsw-detachering gemiddeld circa 31,3 uur per week. Tijdens de één-meting werkten mensen via een Wsw-detachering gemiddeld circa 33,4 uur per week. De 28.039 mensen die tijdens de nulmeting dus al via een Wsw-detachering werkten zijn dus circa 2 uur per week meer gaan werken. Dit levert circa 2.300 extra banen op. Dit verklaart waarom het aantal extra banen groter is dan het aantal extra mensen. Dit effect is tijdelijk, aangezien nieuwe instroom in de Wsw vanaf 1 januari 2015 niet meer mogelijk is.

Zoals ik in mijn brief van 29 april 20165 aan de Tweede Kamer heb gemeld, heb ik een bestuurlijke afspraak gemaakt met betrokken partijen in de Werkkamer (sociale partners, VNG en UWV) om de herbezettingvoorwaarde op te schorten en definitief af te schaffen met de invoering van een wettelijke verplichting voor het realiseren van beschutte werkplekken. De herbezettingsvoorwaarde met onder andere als doel het stimuleren van het creëren van beschutte werkplekken is met deze wettelijke verplichting niet meer nodig. Werkgevers ervaren de herbezettingsvoorwaarde als complex. Ook zorgde de herbezettingsvoorwaarde voor onzekerheid bij de werkgever of de banen die hij realiseert meetellen voor de banenafspraak. Voor werkgevers worden de tellingen daarom eenvoudiger, omdat er geen onduidelijkheid meer is of de banen via Wsw-detachering al dan niet meetellen. Overigens zou zonder opschorting van de herbezettingsvoorwaarde de banenafspraak evengoed zowel door de sector overheid als door de marktsector zijn gehaald.

Aantallen extra personen met een baan

Uit de één-meting blijkt niet alleen hoeveel banen er zijn voor mensen uit de doelgroep, het aantal mensen uit de doelgroep dat aan het werk is gegaan is ook onderdeel van de monitoring. Het aantal mensen uit de doelgroep dat rechtstreeks of gedetacheerd werkt is gestegen met 13.847 personen, van 66.328 (nulmeting) naar 80.175 werkende mensen uit de doelgroep eind 2015.

Dat het aantal werkzame mensen lager is dan het aantal banen, is als volgt te verklaren. Op het moment van de één-meting lag het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer hoger dan 25,5 uur per week (de omvang van één baan voor de banenafspraak). Uit de één-meting blijkt dat 9.987 van de banen die erbij zijn gekomen tot stand zijn gekomen via detacheringen vanuit de sociale werkvoorziening (Wsw-detacheringen). Zoals eerder in deze brief aangegeven wordt dit deels veroorzaakt doordat mensen die werken via Wsw-detacheringen ten opzichte van de nulmeting meer uren per week zijn gaan werken. Dit geldt niet alleen voor mensen die werken via Wsw-detacheringen. Ook mensen uit de Wajong hebben vaak grotere contracten dan tijdens de nulmeting. oWajongers werken bijvoorbeeld circa 3,6 uur per week meer dan de 25,5 uur. Dit levert ook extra banen op. Aangezien de banenafspraak gaat over het realiseren van het aantal banen bij reguliere werkgevers, tellen we de aantallen banen en niet de aantallen mensen.

Tot slot

De cijfers laten zien dat we op de goede weg zijn. Tegelijkertijd is de uitdaging voor de komende jaren groot. Het aantal banen zal ten opzichte van de nulmeting jaarlijks moeten blijven toenemen, met als uiteindelijke doelstelling 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De uitvoering van de Wet banenafspraak is pas begonnen. Het is een continu proces dat om voortdurende inspanningen vraagt. Het kabinet blijft daarom de vinger aan de pols houden. UWV stelt conform de afspraken elk kwartaal een regionale trendrapportage op en publiceert deze om de voortgang van de banenafspraak tussentijds te kunnen monitoren. Volgend jaar zomer volgt de volgende monitor banenafspraak. Over 2016 dienen er in totaal 20.500 extra banen ten opzichte van de nulmeting gerealiseerd te zijn. Minister Plasterk, Minister Blok en de aanjagers van de banenafspraak, de heer Spigt en de heer Van der Gaag, zullen ook de komende tijd de verschillende werkgevers blijven aansporen om de afgesproken banen bij reguliere werkgevers te blijven realiseren en de banen die al gerealiseerd zijn te behouden.

Daarnaast blijft het noodzakelijk om te blijven kijken waar belemmeringen kunnen worden weggenomen en de regels kunnen worden vereenvoudigd. Een wetsvoorstel met vereenvoudigingen en stroomlijning van de Participatiewet is onlangs naar uw Kamer gestuurd. Het is en blijft van groot belang dat iedereen in Nederland, met of zonder arbeidsbeperking, de kans krijgt om mee te doen op de arbeidsmarkt.

De resultaten van de banenafspraak dragen bij aan het realiseren van de ambitie van het kabinet om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Een baan bij reguliere werkgevers is het uitgangspunt. Het moet in Nederland gewoon worden om samen te werken met collega’s die soms wat hulp nodig hebben. Dat is de inclusieve arbeidsmarkt zoals ik die voor me zie. Samen leven is wat mij betreft ook samen werken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Bijlage: Resultaten één-meting banenafspraak eind 2015

Tabel I: Verschil aantal banen één-meting t.o.v. nulmeting (verschil van tabel III en II)

Aantal banen bij 1-meting

Toename aantal banen markt

Toename aantal banen overheid

Totale toename aantal banen

Formele dienstverbanden

9.764

–/– 984

8.780

Inleenverbanden (Uitzendrelaties en en WSW detacheringen)

5.840

6.437

12.277

Totaal

15.604

5.453

21.057

Tabel II: Aantal banen bij de nulmeting

Nulmeting

Aantal banen markt

Aantal banen overheid

Totaal aantal banen

Formele dienstverbanden

33.840

5.134

38.973

Inleenverbanden (Uitzendrelaties en WSW-detacheringen)

27.516

8.689

36.206

Totaal

61.356

13.823

75.179

Tabel III: Aantal banen bij de één-meting

Eénmeting

Aantal banen markt

Aantal banen overheid

Totaal aantal banen

Formele dienstverbanden

43.604

4.149

47.753

Inleenverbanden (Uitzendrelaties en WSW-detacheringen)

33.357

15.127

48.483

Totaal

76.960

19.276

96.236

Tabel IV: Toename één-meting ten opzichte van nulmeting
 

Toename aantal personen met een baan

Toename aantal banen1

Doelgroep Participatiewet

3.848

3.489

Wajong2

5.443

9.011

Wsw-wachtlijst3 en Wsw-indicatie4

– 1.087

– 1.025

Wsw-begeleid werk

– 72

244

WIW/ID

– 2.245

– 2.939

Totaal formele dienstverbanden

5.887

8.780

Inleenverbanden

2.004

2.291

Wsw-detacheringen5

6.152

9.987

Totaal inclusief inleenverbanden

13.8476

21.057

X Noot
1

Op basis van 110,92 uur per maand.

X Noot
2

Hieronder vallen oWajong, Studieregeling nWajong, Werkregeling nWajong, Wajong (o en nWajong) én Wsw begeleid werk

X Noot
3

Dit aantal is negatief omdat de Wsw-wachtlijst vanaf 1 januari 2015 niet meer bestaat. Vanaf de één-meting zijn deze mensen opgenomen in de categorie doelgroep Participatiewet.

X Noot
4

De categorie Wsw-indicatie betreft mensen die na 1 januari 2015 hun baan zijn verloren en voorheen op de Wsw-wachtlijst terecht zouden zijn gekomen.

X Noot
5

Onder Wsw-detacheringen vallen ook mensen waarvoor samenloop bestaat met Wajong en/of Wiw/ID.

X Noot
6

Het aantal van 13.847 personen betreft het unieke aantal extra personen met een baan uit de doelgroep. De totalen in deze kolom tellen op tot 14.043 personen. Dit komt doordat er personen zijn die zowel werkzaam zijn bij een formele werkgever als werkzaam zijn op basis van een inleenverband/detachering. Voor het aantal extra personen met een baan uit de doelgroep, is deze dubbeling eruit gehaald.


X Noot
1

Kamerstuk 33 981, nr. 46.

X Noot
2

Kamerstuk 34 352, nr. 16.

X Noot
3

Regeling Staatscourant nr. 36.116, 12 juli 2016.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 34 352, nr. 16.

Naar boven