34 351 Evaluatie Wet werk en zekerheid (Wwz)

Nr. 20 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 oktober 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 26 september 2016 inzake WWZ: tegemoetkoming WW-dagloon.

De vragen en opmerkingen zijn op 4 oktober 2016 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 6 oktober 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

Adjunct-griffier van de commissie, Esmeijer

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de genoemde kamerbrief en willen de regering nog enkele vragen overleggen.

Invoeringsregeling

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van UWV met betrekking tot de «Uitvoeringstoets tijdelijke regeling tegemoetkoming dagloonbesluit werknemersverzekeringen» dat het UWV bij het Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gepleit voor «een eenvoudige regeling die zou gelden voor een duidelijk afgebakende groep starters en flexwerkers».1 De Minister heeft er voor gekozen om de regeling ten opzichte van het advies van het UWV uit te breiden. Kan de Minister aangeven wat zijn beweegredenen waren om tot deze keuze te komen? Kan de Minister nader ingaan op de zorgen van het UWV zoals geuit in de brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 34 351, nr.18) dat de uitvoering van de regeling, zoals nu voorgesteld, gepaard gaat met de nodige risico’s, onzekerheden en onrechtmatigheden? Hoe gaat de Minister dit monitoren?

Schrijnende situaties

De leden van de VVD-fractie lezen dat, in het geval van schrijnende situaties, slachtoffers van het dagloonbesluit aanspraak kunnen maken op een eenmalige tegemoetkoming. De Minister noemt hierbij situaties als een dreigende huisuitzetting of het mogelijk afsluiten van gas, water of licht. Is de aanspraak op de eenmalige tegemoetkoming gelimiteerd tot bovengenoemde situaties of zijn er additionele situaties waarin personen aanspraak kunnen maken op de eenmalige tegemoetkoming? Zo ja, kan de Minister aangeven welke situaties dit betreffen? Zo nee, kan de Minister aangeven op welke gronden deze keuze is gemaakt?

De Minister geeft in zijn brief aan dat het UWV na publicatie van de regeling desgevraagd een voorschot kan verstrekken in schrijnende gevallen. In theorie bestaat de mogelijkheid dat dit voorschot hoger uitvalt dan de te ontvangen compensatie vanaf april, waardoor deze gevallen te maken krijgen met een mogelijke terugvordering. Is er een maximum gesteld aan het voorschot om dergelijke situaties te voorkomen?

Herlevers meerdere WW-rechten

De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Minister in zijn brief aangeeft dat de het besluit is genomen om de zogenaamde herlevers buiten de compensatieregeling te laten wegens het onaanvaardbaar grote risico met betrekking tot de uitvoering door het UWV. Kan de Minister aangeven of voor deze groep in de toekomst wel een regeling getroffen gaat worden als zij benadeeld worden door het dagloonbesluit? Zo ja, welke regeling denkt de Minister hiervoor te treffen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 26 september jl. over de eenmalige tegemoetkoming en de wijzing van het Dagloonbesluit WW. De leden hebben naar aanleiding van deze brief acht vragen.

In de brief geeft de Minister aan dat hij de regeling voor de eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit wil publiceren. Dit moet schrijnende situaties voorkomen. Kan de Minister daarom toelichten wat de consequenties zijn voor WW-gerechtigden wanneer de publicatie van de eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit worden uitgesteld? In hoeverre is er een verband tussen de regeling eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit? Kan er bijvoorbeeld eenmalig gecompenseerd worden wanneer de regeling wel gepubliceerd is, maar het gewijzigde Dagloonbesluit niet?

Verder geeft de Minister aan dat uitbreiding van de doelgroep met herlevers de risico’s voor de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming onaanvaardbaar groot maakt. Het uitsluiten van deze groep voor de tegemoetkoming voelt des te onrechtvaardiger, omdat dit juist mensen betreft die (voor korte duur) weer aan het werk zijn gegaan. Kan de Minister nogmaals toelichten wat de risico’s zijn en waarom deze onaanvaardbaar groot zijn? Waarom kan de groep herlevers, zoals ook gebeurd is met werknemers met een buitenlands arbeidsverleden, niet handmatig door het UWV geselecteerd worden? Is het mogelijk, wanneer het gewijzigde Dagloonbesluit gepubliceerd wordt, om op termijn alsnog over te gaan tot compensatie voor deze groep herlevers? Zo ja, kan de Minister toelichten wat hiervoor nodig is en binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de concept wijziging van het dagloonbesluit én de compensatieregering aan de Kamer voor te leggen voordat deze gepubliceerd worden.

Op welke wijze kan voorkomen worden dat mensen geen compensatie krijgen voor de nadelige gevolgen van het aangepaste dagloonbesluit. De leden van de SP-fractie vragen naar inschatting en onderbouwing van de uitvoeringskosten hiervan.

Is de Minister van mening dat het niet kunnen automatiseren van een compensatieregeling geen excuus kan zijn voor het niet compenseren van gedupeerden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van deze brief de volgende vragen:

Hoe groot is de groep werknemers die profijt heeft van de nieuwe berekeningswijze van het dagloon en hoe groot is de groep werknemers die hier geen profijt van heeft?

Waarom profiteren niet alle werknemers van de nieuwe berekeningswijze van het dagloon? Is het juist dat de oorzaak hiervan ligt in automatiseringsproblemen van het UWV? Zo ja, deelt de Minister de mening van de leden van de CDA-fractie dat het onaanvaardbaar is dat automatiseringsproblemen leiden tot ongelijke behandeling van werknemers?

Hoe gaat de Minister deze ongelijke behandeling ongedaan maken?

Welke maatregelen neemt de Minister om de groep werknemers die vanwege uitvoeringsproblemen niet profiteert van de nieuwe berekeningswijze van het dagloon, te compenseren voor de geleden schade?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de reparatie van het WW-dagloonbesluit. Deze leden benadrukken om te beginnen nogmaals dat zij ontstemd zijn over de wijziging van het WW-dagloonbesluit in 2015, anders dan de wijzigingen die noodzakelijkerwijs voortvloeiden uit de Wet Werk en Zekerheid. De omvangrijke reparatie die nu moet plaatsvinden, toont volgens deze leden aan, dat de wijziging van het dagloonbesluit ondoordacht was. Dit heeft er toe geleid dat tienduizenden mensen nu een veel te lage WW-uitkering krijgen. De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat de compensatieregeling pas per 1 april 2017 geregeld is, terwijl de compensatie al ruim een jaar geleden is toegezegd. Waarom moest dit zo lang duren? Nog erger vinden zij het, dat een grote groep gedupeerden helemaal niet gecompenseerd wordt. Deze leden hebben daarom verder de nodige vragen.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de Minister op 23 september 2015 de Kamer heeft verteld dat het niet de bedoeling was om mensen te benadelen en dat dit gewoon netjes moet worden opgelost. Met dat laatste zijn de leden van de D66-fractie het erg eens. Toch zien de leden van de D66-fractie dat een forse groep, namelijk WW’ers met een herlevend recht, niet gecompenseerd worden. Vindt de Minister nu dat hij het voor deze groep netjes oplost?

De leden van de D66-fractie wijzen op een casus die is aangedragen door de FNV van iemand die, juist doordat hij heeft gewerkt, te maken kregen met een herlevend WW-recht. Deze leden nemen aan dat deze casus ook bij de Minister bekend is. De uitkering is zelfs bijna 1.200 euro per maand lager dan dat het geweest had moeten zijn. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat dergelijke casussen bestaan, terwijl er voor deze mensen geen compensatie plaatsvindt.

Als dit het geval is, dan vragen de leden van de D66-fractie hoe de Minister er zelf tegen aankijkt, dat door de ondoordachte wijziging van het dagloonbesluit, mensen tienduizenden euro’s mislopen en dat hij dit niet wil compenseren, omdat het UWV dit niet geautomatiseerd kan afhandelen.

De leden van de D66-fractie vragen of de schatting klopt dat er naar schatting zo’n 40.000 benadeelden zijn die vanwege een herlevend schade hebben ondervonden en nu niet gecompenseerd worden. Zij vragen de Minister hoe hoog naar schatting de schade is die deze mensen gemiddeld hebben ondervonden.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier er toch voor deze groep mensen met een herlevend WW-recht die forse schade lijden, compensatie kan worden getroffen. Hoezeer de leden van de D66-fractie begrip hebben voor de complexiteit van de uitvoering, zijn zij toch van mening dat de Minister een benadeling die door zijn toedoen is ontstaan, moet compenseren. Hoe gaat de Minister dit oplossen?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Met de brief van 4 oktober jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, naar aanleiding van mijn brief van 26 september jl., een aantal vragen gesteld met betrekking tot het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit) en de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming Dagloonbesluit. Onderstaand treft u de beantwoording van deze vragen aan. De vragen beantwoord ik per fractie.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de genoemde kamerbrief en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van het UWV met betrekking tot de «Uitvoeringstoets tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen» dat het UWV bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gepleit voor «een eenvoudige regeling die zou gelden voor een duidelijk afgebakende groep starters en flexwerkers».2 De Minister heeft er voor gekozen om de regeling ten opzichte van het advies van het UWV uit te breiden. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven wat zijn beweegredenen waren om tot deze keuze te komen.

Ik heb bewust gekozen voor een regeling op grond waarvan het UWV een tegemoetkoming verstrekt aan drie doelgroepen die negatieve effecten ondervinden van het gewijzigde Dagloonbesluit. Dit betreft als eerste flexwerkers en starters die te maken hebben gekregen met een lager WW-dagloon, als tweede flexwerkers en starters die door hun inkomsten geen aanspraak hadden op WW en als derde werknemers die 104 weken ziek zijn geweest en daarna beroep doen op de WW. Daarnaast is voor mij een belangrijk uitgangspunt dat het verschil tussen het oorspronkelijke en het herziene dagloon zo nauwkeurig mogelijk gecompenseerd dient te worden. Binnen deze kaders heb ik het UWV bij de uitvoeringstoets expliciet verzocht om eenvoudige en sneller uitvoerbare varianten uit te werken. Zoals het UWV in de uitvoeringstoets heeft vermeld, heeft het UWV omwille van de tijd en capaciteit geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een eenvoudigere variant uit te werken. Het UWV heeft in de voorbereiding van de regeling wel eens gesproken over een variant met een vast bedrag voor een kleine doelgroep. Dit zou overduidelijk eenvoudiger uitvoerbaar zijn. Zo’n variant voldoet echter niet aan de hierboven genoemde kaders dat de genoemde drie doelgroepen een tegemoetkoming ontvangen en dat de hoogte van de tegemoetkoming het verschil tussen het oorspronkelijke en herziene dagloon zo nauwkeurig mogelijk benadert. Het is daarom mijn beeld dat er binnen de genoemde kaders geen eenvoudigere en sneller uitvoerbare variant mogelijk is. Het UWV onderschrijft dit.

Kan de Minister nader ingaan op de zorgen van het UWV zoals geuit in de brief van 25 mei jl. dat de uitvoering van de regeling, zoals nu voorgesteld, gepaard gaat met de nodige risico’s, onzekerheden en onrechtmatigheden, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe gaat de Minister dit monitoren, vragen zij tevens.

Het UWV heeft een zeer uitgebreide uitvoeringstoets uitgebracht. In de uitvoeringstoets geeft het UWV aan de nodige risico’s en onzekerheden te zien bij de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming. Oorzaak hiervan is de impact die de eenmalige tegemoetkoming heeft op de uitvoering door het UWV. Het UWV heeft namelijk niet eerder een vergelijkbare en zo omvangrijke eenmalige regeling uitgevoerd. Zoals het UWV in de uitvoeringstoets aan geeft maken de grote aantallen en de automatische selectie, met het risico op uitval en daarmee handmatige afhandeling, dat er, ondanks de grondige uitvoeringstoets, onzekerheden blijven bestaan over de daadwerkelijke impact voor de uitvoering van de regeling. Ik neem deze zorgen van het UWV zeer serieus. Deze zorgen zijn reden voor mij geweest om de doelgroep van de regeling niet verder te vergroten. Verder heeft het UWV in de uitvoeringtoets aangegeven dat invoering van de eenmalige tegemoetkoming niet eerder mogelijk is dan vanaf 1 april 2017. Dit druist in tegen de wens van de vakcentrales en de strekking van de motie Vermeij waarin de regering werd verzocht te onderzoeken of eerdere invoering dan 1 januari 2017 mogelijk is3. Gezien de risico’s die het UWV schetst zie ik echter geen mogelijkheid om aan deze wensen van de Kamer en de vakcentrales tegemoet te komen. Ik heb moeten vaststellen dat de eerst mogelijke invoeringsdatum 1 april 2017 is. Zowel de voorbereidingen op de implementatie als de feitelijke uitvoering van de regeling zal ik nauwgezet volgen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat, in het geval van schrijnende situaties, slachtoffers van het Dagloonbesluit zoals dat na 1 juli 2015 luidde aanspraak kunnen maken op een eenmalige tegemoetkoming. De Minister noemt hierbij situaties als een dreigende huisuitzetting of het mogelijk afsluiten van gas, water of licht. Deze leden vragen of de aanspraak op de eenmalige tegemoetkoming gelimiteerd is tot bovengenoemde situaties of zijn er additionele situaties waarin personen aanspraak kunnen maken op de eenmalige tegemoetkoming. Voorts vragen zij of de Minister kan aangeven welke situaties dit betreffen en mocht dit niet het geval zijn of de Minister kan aangeven op welke gronden deze keuze is gemaakt.

Bij schrijnende situaties gaat het niet om de vraag of een werknemer recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming, maar om de vraag of hij in aanmerking komt voor een voorschot op de eenmalige tegemoetkoming. Het UWV kan, ná publicatie van de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming, desgevraagd een voorschot verstrekken als een werknemer recht zal hebben op die eenmalige tegemoetkoming én aantoonbaar maakt dat hij in financiële nood geraakt indien hij die niet spoedig ontvangt. Van financiële nood is in principe alleen sprake in de hiervoor genoemde situaties. Het is aan de werknemer om dat aannemelijk te maken en aan het UWV om daar een oordeel over te geven.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de Minister in zijn brief aan geeft dat het UWV na publicatie van de regeling desgevraagd een voorschot kan verstrekken in schrijnende gevallen. In theorie bestaat de mogelijkheid dat dit voorschot hoger uitvalt dan de te ontvangen compensatie vanaf april, waardoor deze gevallen te maken krijgen met een mogelijke terugvordering. Is er een maximum gesteld aan het voorschot om dergelijke situaties te voorkomen, zo vragen de leden van deze fractie.

De meeste rechthebbenden hebben aanspraak op een eenmalige tegemoetkoming die ligt tussen € 200 en € 500. Voor een beperkt aantal rechthebbenden bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming (veel) meer dan € 1.000. Met name in die laatste situaties kan een voorschot bijdragen aan het oplossen van een schrijnende situatie. Bij het verstrekken van het voorschot houdt het UWV een marge aan in relatie tot de te verwachten hoogte van de eenmalige tegemoetkoming. Het risico op het ontstaan van terugvorderingen wordt daarmee beperkt.

De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Minister in zijn brief aangeeft dat het besluit is genomen om de zogenaamde herlevers buiten de compensatieregeling te laten wegens het onaanvaardbaar grote risico met betrekking tot de uitvoering door het UWV. Zij vragen of de Minister kan aangeven of voor deze groep in de toekomst wel een regeling getroffen gaat worden als zij benadeeld worden door het Dagloonbesluit. Zo ja, welke regeling denkt de Minister hiervoor te treffen? Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.

Beoogd is om per 1 december 2016 de wijziging van het Dagloonbesluit in werking te laten treden. Voor nieuwe WW-uitkeringen met ingangsdatum op of na 1 december 2016 worden bij de berekening van het dagloon kalendermaanden waarin geen loon is genoten, buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook voor WW-uitkeringen die na 1 december 2016 zijn ontstaan en later herleven. Daarmee is in mijn ogen voor de toekomst een regeling getroffen voor herlevers.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van 26 september jl. over de eenmalige tegemoetkoming en de wijzing van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015. De leden hebben naar aanleiding van deze brief acht vragen.

In de brief geeft de Minister aan dat hij de regeling voor de eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit wil publiceren. Dit moet schrijnende situaties voorkomen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister daarom kan toelichten wat de consequenties zijn voor WW-gerechtigden wanneer de publicatie van de regeling met betrekking tot de eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit worden uitgesteld.

In reactie merk ik op dat het UWV pas een voorschot kan verstrekken, indien de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming is gepubliceerd. Anders is er niet sprake van het redelijkerwijs aannemen dat er een verplichting tot betaling van de tegemoetkoming zal worden vastgesteld (zie artikel 4:95, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Als deze dus later wordt gepubliceerd, kan het UWV pas later een voorschot verstrekken. Gelet op de reden waarom een voorschot kan worden verstrekt, te weten een (dreigende) schrijnende situatie, is het gewenst dat voornoemde regeling zo spoedig mogelijk wordt gepubliceerd. Daarnaast wordt met de publicatie kenbaar gemaakt aan betrokkenen dat er een andere dagloonberekening van kracht zal worden, en dat men mogelijk in aanmerking komt voor de eenmalige tegemoetkoming, inclusief het moment waarop die wijziging van kracht wordt. Dit acht ik eveneens van belang. Met het oog hierop zal ik dan ook op korte termijn over gaan tot publicatie van de regeling en het besluit.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre er een verband is tussen de regeling eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit. Kan er bijvoorbeeld eenmalig gecompenseerd worden wanneer de regeling wel gepubliceerd is, maar het gewijzigde Dagloonbesluit niet, zo vragen zij.

Er bestaat een nauw inhoudelijk verband tussen de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming en de wijziging van het Dagloonbesluit. Ten eerste komen enkel WW-gerechtigden die (ná 1 juli 2015 en) vóór de inwerkingtredingsdatum van de wijziging van het Dagloonbesluit werkloos zijn geworden in aanmerking voor de eenmalige tegemoetkoming. Met andere woorden, de inwerkingtredingsdatum van de wijziging van het Dagloonbesluit moet bekend zijn op het moment dat de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming wordt gepubliceerd. Ten tweede – en dat ligt in het verlengde – wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend over het aantal dagen waarover de betrokkene recht heeft gehad op een WW-uitkering tussen 1 juli 2015 en de inwerkingtredingsdatum van de wijziging van het Dagloonbesluit. Ook dit brengt mee dat laatstgenoemde inwerkingtredingsdatum bekend moet zijn op het moment dat de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming wordt gepubliceerd.

De leden van de PvdA-fractie wijzen er voorts op dat de Minister aan geeft dat uitbreiding van de doelgroep met herlevers de risico’s voor de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming onaanvaardbaar groot maakt. Het uitsluiten van deze groep voor de tegemoetkoming voelt des te onrechtvaardiger, omdat dit juist mensen betreft die (voor korte duur) weer aan het werk zijn gegaan. Zij vragen of de Minister nogmaals kan toelichten wat de risico’s zijn en waarom deze onaanvaardbaar groot zijn.

Randvoorwaarde bij de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming is voor het UWV dat de uitvoering geautomatiseerd kan plaatsvinden; de potentiële groep uitkeringsgerechtigden die onder de regeling valt is namelijk dermate groot dat een handmatige uitvoering uit oogpunt van een werkbaar proces en rechtmatigheid, geen optie is. Om de regeling uitvoerbaar te laten zijn, is dus, gezien de totale omvang van de doelgroepen, als randvoorwaarde gesteld dat zowel de selectie van de doelgroep als de berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming volledig geautomatiseerd plaatsvinden. Dit heeft ertoe geleid dat automatische afhandeling van de conversie en de tegemoetkoming beperkt is tot de groep personen bij wie sprake is van één WW recht. De groep herlevers betreft in essentie ingewikkelde zaken, die niet automatisch kunnen worden afgedaan. Het is om bovengenoemde redenen niet uitvoerbaar om de groep herlevers in deze regeling mee te nemen.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de groep herlevers, zoals ook gebeurd is met werknemers met een buitenlands arbeidsverleden, niet handmatig door het UWV geselecteerd kan worden.

Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vorige vraag is het uitgangspunt dat de zaken automatisch worden afgedaan. In de uitvoeringstoets is door het UWV aangegeven dat er voor de groep met een buitenlands arbeidsverleden een uitzondering gemaakt kan worden op de voorwaarde van automatisch afhandelen aangezien het hier een duidelijk afgebakende en naar verwachting beperkte groep betreft, waardoor het risico van handmatige afhandeling beperkt blijft. De gevallen die onder deze groep vallen kan UWV, omdat er geen automatische gegevens beschikbaar zijn, niet uit haar systemen selecteren. Zij zullen zelf een aanvraag moeten doen om in aanmerking te komen voor de regeling. Ook dit maakt dat de afhandeling van deze groep overzichtelijk is.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is, wanneer het gewijzigde Dagloonbesluit gepubliceerd wordt, om op termijn alsnog over te gaan tot compensatie voor deze groep herlevers. Zo ja, kan de Minister toelichten wat hiervoor nodig is en binnen welke termijn, zo nee, waarom niet, zo vragen zij.

Het UWV heeft geruime tijd nodig voor de verstrekking van de tegemoetkoming aan WW’ers die direct geraakt zijn. De regeling vervalt daarom op 1 januari 2020. Naar verwachting is de regeling niet gedurende deze hele periode even belastend voor het UWV, maar UWV heeft hier in 2017 en naar verwachting in 2018 zeker de handen vol aan. Het ligt niet in de rede om na dat moment nog een tegemoetkoming te verstrekken aan groepen die indirect geraakt zijn door het dagloonbesluit.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de concept wijziging van het dagloonbesluit én de compensatieregeling aan de Kamer voor te leggen voordat deze gepubliceerd worden.

Aan het verzoek van de leden van de SP-fractie ben ik reeds eerder tegemoet gekomen. Met mijn brief van 7 maart jl.4 heb ik het ontwerpbesluit aan uw Kamer doen toekomen. Met mijn brief van 30 juni jl.5 heb ik vervolgens de concept regeling voor de eenmalige tegemoetkoming aan uw Kamer gezonden. Aangezien de regering voornemens is de wijziging van het Dagloonbesluit op 1 december aanstaande in werking te laten treden ben ik voornemens om de regeling en het besluit nu op zeer korte termijn te gaan publiceren.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze voorkomen kan worden dat mensen geen compensatie krijgen voor de nadelige gevolgen van het aangepaste Dagloonbesluit. Zij vragen tevens een inschatting en onderbouwing van de uitvoeringskosten hiervan.

In de theoretische situatie dat aan de reparatie van het Dagloonbesluit terugwerkende kracht zou zijn verbonden, had voorkomen kunnen worden dat er voor groepen sprake zou zijn van overcompensatie of ondercompensatie. In een eerder stadium heeft het UWV echter aangegeven dat terugwerkende kracht onuitvoerbaar is gezien de omvang van de doelgroep en de doorwerking die terugwerkende kracht zou hebben naar andere regelingen. Gezien dit laatste is niet gekeken naar de uitvoeringskosten die verbonden zouden zijn aan terugwerkende kracht en kan hierover geen uitspraak worden gedaan.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister van mening is dat het niet kunnen automatiseren van een compensatieregeling geen excuus kan zijn voor het niet compenseren van gedupeerden.

Het UWV heeft in zijn uitvoeringstoets aangegeven dat de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming voor de direct geraakte groepen WW-gerechtigden al het uiterste van het UWV vraagt. Uitbreiding van de doelgroep met herlevers maakt de risico’s voor de uitvoering onaanvaardbaar groot. Ik heb daarom een afweging moeten maken tussen enerzijds de uitvoerbaarheid van de regeling en anderzijds het financiële belang van de betreffende werknemers. Het eerstgenoemde belang weegt in deze situatie zwaarder, omdat uitbreiding van de regeling de risico’s voor de uitvoering onaanvaardbaar groot zouden maken.

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van de brief over de eenmalige tegemoetkoming hoe groot de groep werknemers is die profijt heeft van de nieuwe berekeningswijze van het dagloon en hoe groot is de groep werknemers die hier geen profijt van heeft.

In reactie daarop merk ik allereerst op dat ik veronderstel dat de vraag, evenals de volgende vragen, geen betrekking heeft op de nieuwe berekeningswijze van het dagloon, maar op de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming. Immers, de nieuwe berekeningswijze – die is geregeld in de wijziging van het Dagloonbesluit – is van toepassing op de WW-uitkeringen van alle werknemers die op of na 1 december 2016 recht krijgen op een WW-uitkering. Met andere woorden, er is geen groep werknemers die daar geen «profijt» van heeft.

Op basis van de regeling ontvangen naar inschatting 113.000 werknemers een eenmalige tegemoetkoming. Het UWV is niet in staat om een tegemoetkoming te verstrekken aan zogenaamde herlevers. In potentie betreft het een groep van naar inschatting 58.000 herlevers. Een groot aantal van deze herlevers wordt echter niet met de gevolgen van het Dagloonbesluit zoals dat na 1 juli 2015 luidde geconfronteerd. Alleen herlevers die langer in de WW verblijven dan de resterende duur van het oude recht ervaren de gevolgen van het Dagloonbesluit 2015. Dit betreft naar schatting circa 15.000 WW’ers.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom niet alle werknemers profiteren van de nieuwe berekeningswijze van het dagloon. Deze leden vragen of het juist is dat de oorzaak hiervan ligt in automatiseringsproblemen van het UWV. Zo ja, dan vragen deze leden of de Minister hun mening deelt dat het onaanvaardbaar is dat automatiseringsproblemen leiden tot ongelijke behandeling van werknemers. Tot slot vragen deze leden welke maatregelen zullen worden genomen om deze ongelijke behandeling ongedaan te maken.

In reactie daarop merk ik allereerst op dat de regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming niet getroffen is voor alle WW-gerechtigden, maar enkel voor WW-gerechtigden die nadelige inkomensgevolgen hebben ondervonden van de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015. Het is inderdaad zo dat niet iedereen van deze groep recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming. De oorzaak daarvan ligt niet enkel in automatiseringsproblemen van het UWV, maar ook in het feit dat een zeer ingewikkelde vergelijking moet worden gemaakt om vast te stellen of iemand inderdaad nadelige inkomensgevolgen heeft gehad. Anders gezegd, of iemand tot de doelgroep behoort. Daarvoor dient eerst uitgerekend te worden hoeveel iemand aan WW-uitkering zou hebben ontvangen als het nieuwe Dagloonbesluit reeds tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016 had gegolden. Dat is geen sinecure. Niet alleen moet het dagloon worden herberekend volgens de nieuwe regels, maar ook moet per kalendermaand bekend zijn over hoeveel dagen iemand recht heeft gehad op een WW-uitkering, hoeveel inkomsten hij heeft genoten, of een sanctie van toepassing is geweest, enz. Daar komt nog eens bij dat iemand ook meerdere WW-uitkeringen kan hebben ontvangen of een andere uitkering, bijvoorbeeld een TW-uitkering, naast zijn WW-uitkering. Het zal duidelijk zijn dat dit niet handmatig kan worden berekend voor alle werknemers die tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016 een WW-uitkering hebben ontvangen. Dat is praktisch gezien onuitvoerbaar. Daarom is als randvoorwaarde gesteld dat zowel de selectie van de doelgroep als de berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming volledig geautomatiseerd moet kunnen plaatsvinden, tenzij duidelijk is dat handmatige beoordeling beperkt is tot een kleine, overzienbare groep. Dat laatste doet zich voor bij WW-gerechtigden met een buitenlands arbeidsverleden in de referteperiode. Ondanks dat dat gegeven niet in de polisadministratie is opgenomen, kunnen de betreffende werknemers toch in aanmerking komen voor de eenmalige tegemoetkoming, indien zij aan de voorwaarden daarvoor voldoen.

Algemeen aanvaard is dat zorgvuldige regelgeving vereist dat die uitvoerbaar is. Dit is dan ook een richtlijn geweest bij de inhoud van de regeling, meer in het bijzonder bij de selectie van de doelgroep en de berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming. Daarbij is er overigens geen sprake van ongelijke behandeling. In de regeling is omschreven wanneer iemand recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming en hoe de hoogte daarvan wordt berekend. Het UWV heeft daarbij geen beleids- of beoordelingsvrijheid. Een ieder die aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op de eenmalige tegemoetkoming. Gelijke gevallen worden zodoende gelijk behandeld. Het is wel zo dat sommigen meer en anderen minder ontvangen dan het verschil tussen enerzijds het bedrag aan WW-uitkering dat zij aan WW-uitkering zouden hebben ontvangen als het nieuwe Dagloonbesluit reeds tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016 had gegolden en anderzijds het bedrag aan WW-uitkering dat zij over die periode daadwerkelijk hebben ontvangen. Het belang van uitvoerbaarheid, zoals hiervoor uiteengezet, weegt naar mijn mening zwaarder dan het financiële belang van de betrokken werknemers.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de reparatie van het WW-dagloonbesluit. Deze leden benadrukken om te beginnen nogmaals dat zij ontstemd zijn over de wijziging van het WW-dagloonbesluit in 2015, anders dan de wijzigingen die noodzakelijkerwijs voortvloeiden uit de Wet werk en zekerheid (hierna: WWZ). De omvangrijke reparatie die nu moet plaatsvinden, toont volgens deze leden aan, dat de wijziging van het Dagloonbesluit ondoordacht was. Dit heeft er toe geleid dat tienduizenden mensen nu een veel te lage WW-uitkering krijgen. De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat de compensatieregeling pas per 1 april 2017 geregeld is, terwijl de compensatie al ruim een jaar geleden is toegezegd. Deze leden vragen waarom dit zo lang moet duren.

Ik deel de wens van de leden van de fractie van D66 tot snelle uitbetaling van de eenmalige tegemoetkoming. Dit is ook de strekking van de motie Vermeij waarin is gevraagd om te onderzoeken of eerder invoering dan per 1 januari 2017 mogelijk is. Ik heb echter ook zorg te dragen voor voldoende ruimte voor een zorgvuldige invoering door het UWV. Dat kost tijd. Ter illustratie daarvan wijs ik erop dat het UWV in december 2013 is begonnen met de voorbereidingen van de WWZ om deze per 1 juli 2015 respectievelijk 1 januari 2016 gerealiseerd te krijgen. Uit de uitvoeringstoets van het UWV blijkt dat de dagloonaanpassing per 1 december 2016 gerealiseerd kan worden. Dit is een maand sneller dan eerder gedacht. Voor nieuwe WW-uitkeringen wordt het dagloon vanaf 1 december aanstaande dus op de nieuwe manier berekend.

Uit de uitvoeringstoets komt verder naar voren dat het UWV 9 maanden implementatietermijn nodig heeft voor de uitvoering van de regeling met betrekking tot de eenmalige tegemoetkoming. Eerdere uitbetaling van deze tegemoetkoming dan in april 2017 is dan ook niet mogelijk.

De leden van de fractie van D66 vinden het nog erger dat een grote groep gedupeerden helemaal niet gecompenseerd wordt. Deze leden hebben daarom verder de nodige vragen. De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de Minister op 23 september 2015 de Kamer heeft verteld dat het niet de bedoeling was om mensen te benadelen en dat dit gewoon netjes moet worden opgelost. Met dat laatste zijn de leden van de D66-fractie het erg eens. Toch zien de leden van de D66-fractie dat een forse groep, namelijk WW’ers met een herlevend recht, niet gecompenseerd worden. Vindt de Minister nu dat hij het voor deze groep netjes oplost, zo vragen zij.

Deze vraag ligt in het verlengde van de vragen van de SP- en CDA-fractie. Het UWV heeft in zijn uitvoeringstoets aangegeven dat de uitvoering van de eenmalige tegemoetkoming voor de direct geraakte groepen WW-gerechtigden al het uiterste van het UWV vraagt. Uitbreiding van de doelgroep met herlevers maakt de risico’s voor de uitvoering onaanvaardbaar groot. Ik heb daarom een afweging moeten maken tussen enerzijds de uitvoerbaarheid van de regeling en anderzijds het financiële belang van de betreffende werknemers. Het eerstgenoemde belang weegt in deze situatie zwaarder, omdat uitbreiding van de regeling de risico’s voor de uitvoering onaanvaardbaar groot zouden maken.

De leden van de D66-fractie wijzen op een casus die is aangedragen door de FNV van iemand die, juist doordat hij heeft gewerkt, te maken kregen met een herlevend WW-recht. Deze leden nemen aan dat deze casus ook bij de Minister bekend is. De uitkering is zelfs bijna 1.200 euro per maand lager dan dat het geweest had moeten zijn. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat dergelijke casussen bestaan, terwijl er voor deze mensen geen compensatie plaatsvindt. Als dit het geval is, dan vragen de leden van de D66-fractie hoe de Minister er zelf tegen aankijkt, dat door de ondoordachte wijziging van het Dagloonbesluit, mensen tienduizenden euro’s mislopen en dat hij dit niet wil compenseren, omdat het UWV dit niet geautomatiseerd kan afhandelen.

De casus waar D66 naar verwijst is mij bekend. Het betreft een werknemer die na een langjarig arbeidsverleden beroep moet doen op de WW. Na 27 maanden WW te hebben ontvangen, hervat hij het werk. Na 6 maanden werk wordt hij weer werkloos. Er ontstaat op dat moment een nieuw WW-recht, waarbij het dagloon veel lager is dan voorheen, en het eerste WW-recht herleeft voor enkele dagen. Door deze herleving bestaat er geen recht op eenmalige tegemoetkoming. Het nieuwe recht heeft een maximale duur van 29 maanden. Wat het nadeel van het dagloonbesluit voor betrokkene is, valt echter niet te zeggen. Het is immers de vraag of betrokkene tot mei 2018, het moment dat de maximale WW-duur wordt bereikt, een beroep moet doen op de WW.

De leden van de D66-fractie vragen of de schatting klopt dat er naar schatting zo’n 40.000 benadeelden zijn die vanwege een herlevend WW-recht schade hebben ondervonden en nu niet gecompenseerd worden. Zij vragen de Minister hoe hoog naar schatting de schade is die deze mensen gemiddeld hebben ondervonden.

De schatting dat 40.000 werknemers vanwege een herlevend recht niet zouden worden gecompenseerd is niet accuraat. Tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016 zal naar verwachting in totaal bij 58.000 nieuwe WW-uitkeringen sprake zijn van samenloop met een oud WW-recht. Een groot aantal van deze uitkeringsgerechtigden zal uitstromen voordat het herlevende recht eindigt, en ontvangt daarmee geen lagere uitkering dan het geval zou zijn als de WW-uitkering op het Dagloonbesluit, zoals dit na de wijziging komt te luiden, gebaseerd zou zijn. Alleen herlevers die langer in de WW verblijven dan de resterende duur van het oude recht ervaren mogelijk gevolgen van het Dagloonbesluit. Dit betreft naar schatting circa 15.000 gevallen. Ik beschik over onvoldoende informatie om een inschatting te maken van het verschil tussen het huidige dagloon en wat de hoogte van het dagloon van de herlevers zou zijn geweest indien het Dagloonbesluit, zoals dit na de aanstaande wijziging komt te luiden, al van toepassing zou zijn geweest. Hierdoor is het niet mogelijk een inschatting te geven van het nadeel dat deze mensen gemiddeld ondervinden.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier er toch voor deze groep mensen met een herlevend WW-recht die forse schade lijden, compensatie kan worden getroffen. Hoezeer de leden van de D66-fractie begrip hebben voor de complexiteit van de uitvoering, zijn zij toch van mening dat de Minister een benadeling die door zijn toedoen is ontstaan, moet compenseren. Deze leden vragen hoe de Minister dit gaat oplossen.

Ik heb begrip voor de wens van de leden van de fractie van D66 om ook voor de groep herlevers een tegemoetkoming te verstrekken. Ik heb echter ook rekening te houden met de mogelijkheden tot uitvoering van de regeling. Uit de door het UWV opgestelde uitvoeringstoets komt naar voren dat het UWV een maximale inspanningen levert om de regeling uit te voeren. Desondanks heb ik het beeld dat dit in de ogen van velen nog onvoldoende is. Echter, op enig moment worden de grenzen van de uitvoering bereikt. Concreet heeft dit betrekking op de groep werknemers met meerdere WW-rechten (zogenaamde herlevers). Zij worden niet direct geraakt door het lagere dagloon, maar kunnen hiermee indirect te maken krijgen na afloop van hun oudste WW-recht. Uitbreiding van de doelgroep met deze herlevers maakt de risico’s voor de uitvoering onaanvaardbaar groot. Ik heb daarom moeten besluiten om deze groep buiten de regeling te laten.


X Noot
1

UWV, Uitvoeringstoets UWV Compensatieregeling (25-05-2016), bijlage bij Kamerstuk 34 351, nr.18

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 34 351, nr. 18.

X Noot
3

Kamerstuk 34 351, nr. 7.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 26 448, nr. 559.

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstuk 34 351, nr. 18.

Naar boven