34 350 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 december 2015

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 3 december 2015 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 10 december 2015 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

1

Klopt de conclusie van de Volkskrant dat er slechts 150 miljoen euro aan onderuitputting te verdelen was, dat daarvan 90 miljoen euro van de begroting Ontwikkelingssamenwerking komt en dat er nog 200 miljoen euro aan dekking gevonden moet worden?

Antwoord vraag 1:

Nee, zoals uit de Najaarsnota valt op te maken sluit het totaal aan tegenvallers en meevallers binnen de Rijksbegroting. Het is incorrect dat het Kabinet nog dekking zou moeten vinden voor migratie of andere beleidsterreinen. De onderuitputting die wordt ingezet voor de uitgaven voor migratie is niet te specificeren, omdat gekeken wordt naar het totaal aan onderuitputting binnen de gehele rijksbegroting. Op pagina 1 van de Najaarsnota is te lezen dat de budgettaire consequenties van de extra instroom van vluchtelingen in 2015 zijn gedekt binnen het totale uitgavenkader. Het totale uitgavenkader wordt niet overschreden.

2

Verwacht u de volledige 76,4 miljoen euro die in 2015 voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) beschikbaar is nog uit te geven? Zo ja, wanneer?

Antwoord vraag 2:

Naar verwachting wordt er dit jaar voor het DGGF ongeveer EUR 90 miljoen besteed. Dit bedrag wordt opgenomen in de Decemberbrief, omdat het hoger ligt dan de EUR 76 miljoen die in de Najaarsnota is opgenomen. De verhoging wordt veroorzaakt door de aangepaste prognoses van de uitvoerders van onderdelen 1 en 3 van het DGGF voor de te verstrekken garanties in de eerste helft van 2016, waarvoor een storting in de begrotingsreserve vereist is. Dit betekent een onderuitputting van EUR 60 miljoen ten opzichte van het in de ontwerpbegroting opgenomen budget (EUR 150 miljoen). De resterende EUR 60 miljoen is, zoals in de Mid-term review1 van het DGGF toegelicht, nodig voor uitgaven in latere jaren voor reeds aangegane committeringen en zal via de eindejaarsmarge worden meegenomen.

3

Wat zijn volgens u de budgettaire consequenties voor de meerjarige raming van het DGGF (2016 en 2017) gezien de lange looptijd van de financieringen voor het onderdeel «Investeren NL MKB» en de langere investeringsperiode van de transacties onder het onderdeel «Investeren lokaal MKB»? Wordt de raming voor komende jaren naar boven bijgesteld?

Antwoord vraag 3:

Zoals beschreven in de recent aan de Kamer gezonden Mid-term review van het DGGF en de schriftelijke beantwoording van de vragen bij de BHOS-begroting 2016 is de verwachting dat het kasbeslag voor de eerste jaren (2014 t/m 2017) lager zal uitkomen dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de relatief lange doorlooptijd van de financieringen voor het onderdeel «Investeren NL MKB» en de langere investeringsperiode van de transacties onder het onderdeel «Investeren lokaal MKB» (beiden 5–7 jaar). Tevens is er voor 2014 en 2015 een tegenvallende vraag naar het onderdeel «Exporteren NL MKB». Om de continuïteit van het DGGF te waarborgen wordt binnen het DGGF gekeken naar mogelijk noodzakelijke budgettaire aanpassingen na de periode 2014–2017. Bij voorjaarsbesluitvorming 2016 zal het kabinet daarom de consequenties voor het kasritme van het DGGF bezien en een aangepast kasritme in de meerjarenbegroting voorstellen dat beter aansluit bij de werking en liquiditeitsbehoefte van het fonds. De onderuitputting 2015 wordt hierin meegenomen.

4

Kunt u aangeven aan welk jaar de 73,6 miljoen euro onderuitputting voor het DGGF toegevoegd wordt?

Antwoord vraag 4:

Zie het antwoord op vraag 3.

5

Verwacht u de volledige 14 miljoen euro die in 2015 voor de technische assistentie van het DGGF beschikbaar is nog uit te geven? Zo nee, wat gebeurt er met deze middelen?

Antwoord vraag 5:

Nee, het budget voor technische assistentie is bij tweede suppletoire begroting verlaagd naar EUR 6,8 miljoen. Dit bedrag zal volledig worden besteed. Technische assistentie is onderdeel van het budget voor private sector ontwikkeling. Meerjarig blijft het budget voor technische assistentie van het DGGF gelijk.

6

Wanneer wordt besloten wat er gedaan wordt met de opgepotte middelen in het DGGF voor het jaar 2017?

Antwoord op vraag 6:

Bij voorjaarsbesluitvorming 2016, zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.

7

Wanneer wordt besloten om binnen het DGGF tussen verschillende sporen te schuiven met middelen?

Antwoord op vraag 7:

Zoals het Kabinet heeft aangekondigd in de recent aan de Kamer gezonden Mid-term review rechtvaardigen de vooruitzichten op het gebied van de vraag(ontwikkeling) een grotere inzet op de onderdelen «Investeren NL MKB» en «Investeren lokaal MKB».

Daarom worden binnen het DGGF middelen budgetneutraal verschoven van het onderdeel «Exporteren NL MKB» naar «Investeren NL MKB». Daarnaast is vanuit de nog niet gecommitteerde middelen van het DGGF een bedrag van EUR75 miljoen toegevoegd aan het onderdeel «Investeren lokaal MKB». Ook is EUR 25 miljoen uit de gereserveerde middelen gecommitteerd voor een extra inzet op jonge ondernemers en werknemers in 18 Afrikaanse landen. EUR 20 miljoen daarvan is ingezet ten behoeve van het onderdeel «Investeren lokaal MKB» en EUR 5 miljoen voor het onderdeel «Investeren NL MKB».

Bij voorjaarsbesluitvorming 2016 zal het Kabinet de consequenties hiervan voor het kasritme van het DGGF bezien, zie ook het antwoord op vraag 3.

8

Hoeveel vrije ruimte is er nog beschikbaar binnen het ODA-budget tot aan 2020 als gevolg van hogere economische groei (BNI-bijstelling)?

Antwoord vraag 8:

In 2015 is de vrije ruimte binnen het ODA-budget als gevolg van hogere economische groei (BNI-bijstelling) in de periode 2015–2020 aangewend als dekking van de kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen en voor een intensivering voor de opvang van vluchtelingen in de Syrië-regio. Na de Najaarsnota (inclusief bijlage 3) resteert cumulatief EUR 109 miljoen tot en met 2020.

9

Hoe wordt de 27 miljoen euro van de EU-vergoeding die beschikbaar is voor de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het voorjaar 2016 besteed?

Antwoord vraag 9:

Zoals in de Najaarsnota aangegeven komt naar verwachting EUR 27 miljoen van de EU-vergoeding voor de relocatie van vluchtelingen komend voorjaar ten goede aan de begroting van BHOS. In het verlengde hiervan zal u bij Voorjaarsnota (eerste suppletoire begroting BHOS) worden geïnformeerd over de besteding van deze middelen.

10

In hoeverre worden nieuwe begrotingslijnen in het kader van Ontwikkelingssamenwerking mogelijk in de periode 2016–2020, gelet op de kasschuif?

Antwoord vraag 10:

Conform de motie-Slob heeft het kabinet de lopende programmalijnen binnen de BHOS-begroting ontzien. Door BNI-meevallers in te zetten voor de dekking van de toegenomen asielkosten is dit gelukt. Als gevolg van deze kasschuif is deze BNI-groei in latere jaren niet meer beschikbaar voor nieuwe activiteiten.

11

Kunt u verduidelijken en uitsplitsen uit welke onderuitputtingen de extra bestedingen aan IND/Nipos worden betaald?

Antwoord vraag 11:

Op pagina 1 van de Najaarsnota wordt gemeld dat de budgettaire consequenties van de extra instroom van vluchtelingen in 2015 is gedekt binnen het totale uitgavenkader; dit geldt ook voor de extra bestedingen aan IND en Nidos. Een uitsplitsing van de onderuitputtingen is niet mogelijk; er bestaat geen 1-op-1 relatie tussen de onderuitputting op één of meerdere begrotingshoofdstukken enerzijds en de alternatieve aanwending van deze middelen binnen de rijksbegroting anderzijds. Het totale uitgavenkader wordt niet overschreden. Hoewel het deelkader RBG-eng een overschrijding laat zien, wordt deze gecompenseerd door een onderschrijding van zowel het kader SZA als het kader BKZ.

12

Kunt u verduidelijken en uitsplitsen uit welke onderuitputtingen de 377 miljoen euro voor de verhoogde asielkosten worden betaald?

Antwoord vraag 12:

Zie het antwoord op vraag 11.

13

Kunt u een overzicht geven van hoe de 110 miljoen euro voor opvang van vluchtelingen in de Syrië-regio in 2015 tot nu toe is besteed?

Antwoord vraag 13:

Ik verwijs naar de Kamerbrief die ik u op 21 september deed toekomen over de besteding van de EUR 110 miljoen ten behoeve van opvang van vluchtelingen in de Syrië-regio.2

De verdeling van de EUR 110 miljoen is als volgt:

De twee Emergency Response Funds van OCHA voor hulp in Syrië ontvingen een bijdrage van in totaal EUR 40 miljoen.

  • Een bijdrage van EUR 25 miljoen voor Libanon is besteed aan het Emergency Response Fund voor steun binnen Libanon (EUR 10 miljoen), UNHCR (EUR 2,5 miljoen), UNICEF (EUR 5 miljoen) en UNDP (EUR 7,5 miljoen).

  • Een bijdrage van EUR 25 miljoen voor Jordanië is besteed aan het Emergency Response Fund voor dit land (EUR 3 miljoen), UNHCR (EUR 2 miljoen), UNRWA (EUR 2 miljoen), UNICEF (EUR 10 miljoen) en WFP (EUR 8 miljoen).

  • Het Pooled Fund van OCHA ontving een bijdrage van EUR 10 miljoen voor Irak.

  • Het International Committee of the Red Cross ontving een bijdrage van EUR 10 miljoen.

  • Zowel de bijdrage aan het Pooled Fund voor Irak als de bijdragen aan de verschillende Emergency Response Funds betreffen algemene ongeoormerkte bijdragen die ingezet worden waar de noden het hoogst zijn.

14

Kunt u een overzicht geven van hoe de 5 miljoen euro voor noodhulp aan Jemen tot nu toe is besteed?

Antwoord vraag 14:

Na de intensivering van het conflict in maart jl. en de verslechterende humanitaire situatie, heeft het Kabinet in april jl. een bijdrage van EUR 5 miljoen aangekondigd voor noodhulp in Jemen. Hiervan is EUR 3 miljoen bijgedragen aan de Dutch Relief Alliance en EUR 2 miljoen aan het Yemen Humanitarian Pooled Fund (YHPF) van OCHA. Onder leiding van CARE Nederland voeren vijf ngo’s uit de Dutch Relief Alliance een gezamenlijke humanitaire respons uit op het gebied van water en sanitatie, gezondheidszorg, voedselzekerheid, bescherming en noodopvang in de gebieden Abyan, Aden, Amran, Hajjah en Sana’a. OCHA kan de Nederlandse bijdrage aan het Pooled Fund flexibel inzetten op basis van de noden van de getroffen bevolking.

15

Welke ORIO-projecten zijn vertraagd en kunt u per project de oorzaken aangeven?

Antwoord vraag 15:

Ten opzichte van de uitgavenramingen bij de eerste suppletoire begroting is bij 30 projecten in meer of mindere mate vertraging opgetreden. Dit kent drie oorzaken, te weten: problemen met de restfinanciering, politieke instabiliteit en vertraging in de aanbesteding.

  • In Ghana en Vietnam zijn in totaal 10 projecten vertraagd vanwege het ontbreken van commitment van de overheden voor de restfinanciering van de projecten. Zo zijn in Ghana de leningsovereenkomsten voor de (rest)financiering nog niet getekend vanwege het daar geldende moratorium op het aangaan van nieuwe leningen. Ook in Vietnam heeft de overheid nog niet de nodige stappen genomen om de restfinanciering beschikbaar te stellen. Hierdoor kan de implementatie van de projecten niet starten.

  • Vanwege gebrek aan restfinanciering zijn projecten in Kenia, Macedonië en Malawi gestopt.

  • In een elektriciteitsproject in Tanzania is recent, maar met vertraging de Letter of Credit rond gekomen, waardoor het geplande bedrag voor 2015 niet in zijn geheel is uitgekeerd.

  • De implementatie van projecten in Mozambique, Ethiopië, Bhutan en Zuid-Afrika is vertraagd als gevolg van langer durende politieke besluitvorming of problemen in de aanbesteding.

  • Tot slot liggen de projecten in Burundi stil, vanwege de politieke onrust aldaar.

Naar aanleiding van de constatering dat projecten minder snel geïmplementeerd worden dan eerder gedacht is inmiddels een nieuwe ramingsmethodiek geïntroduceerd, waarbij in de ramingen op projectniveau gewerkt wordt met een langere implementatieperiode en een standaard ingebouwd vertragingspercentage. Om rekening te houden met de langere duur van aanbestedingen wordt bovendien gewerkt met een beperktere uitgaveprognose in het eerste jaar van de ORIO-implementatiefase

16

Waardoor is de vertraging bij het waterprogramma in Rwanda ontstaan?

Antwoord vraag 16:

De vertragingen in het waterprogramma zijn ontstaan doordat het formuleren van het programma als ook de aanbestedingsprocedures meer tijd in beslag namen dan aanvankelijk gepland. Hierdoor zijn verplichtingen niet in 2015 aangegaan. In mei 2015 is met Rwanda het MoU getekend voor het waterprogramma en vervolgens het contract met de uitvoerende partij van de technische assistentie- component van het programma. De inceptiefase van dit programma zal eind januari 2016 zijn afgerond. In deze inceptiefase lag de nadruk op studies, het bijeenbrengen van alle betrokken actoren, de ontwikkeling van het draaiboek voor de investeringsprojecten in vier stroomgebieden, en het opstellen van een handboek van procedures voor de oprichting van een investeringsfonds voor deze projecten. Nederland kan daarom pas in 2016 de eerste storting doen in dit investeringsfonds en het contract daarvoor sluiten met de Rwandese overheid.

17

Kunt u nader verklaren waarom de instabiliteit in Zuid-Soedan tot een verlaging leidt van het verplichtingenbudget voor activiteiten op het terrein van functionerende rechtsorde met ruim 20 miljoen euro?

Antwoord vraag 17:

De politieke situatie in Zuid-Soedan bleef gedurende heel 2015 fragiel en het uitzicht op de uitvoering van het in augustus 2015 gesloten vredesakkoord is onzeker. Zoals tijdens het AO van 4 december 2014 met uw Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking besproken, was het in die context in 2015 alleen opportuun om enkele extra investeringen te plegen ter verbetering van de voedselzekerheid, werkgelegenheid voor jongeren en verzoeningsprocessen in het land. Hierdoor zijn enkel in dat kader enkele nieuwe verplichtingen aangegaan en stond het jaar 2015 verder in het teken van consolidatie en bijsturing van de lopende programma's, die in 2014 veel vertraging opliepen door de ernstig verslechterde veiligheidssituatie. De mogelijkheid om ingeval van een verbetering van de politieke situatie nieuwe verplichtingen aan te gaan in 2015 is derhalve lang opengehouden. Helaas kon deze uiteindelijk niet worden benut, waardoor het verplichtingenbudget uiteindelijk met EUR 20 mln verlaagd is.

18

Het budget verplichtingen op artikel 5 wordt met ruim 100 miljoen euro verhoogd, onder andere met 9,4 miljoen euro ten behoeve van bijdragen aan de African Regional Technical Assistance Centers (AFRITAC) van het IMF en het IMF Topical Trust Fund en 12 miljoen euro ten behoeve van een bijdrage aan de Stichting NCDO die aanvankelijk in 2014 was voorzien. Kunt u de rest van de stijging met ruim 80 miljoen euro verklaren?

Antwoord vraag 18:

Het betreft hoofdzakelijk de verwachte koersverliezen van EUR 80 miljoen die als uitgaven onder sub-artikel 5.2 zijn geboekt. Deze koersverschillen worden verklaard doordat alle betalingen in buitenlandse valuta om administratieve redenen het gehele jaar worden verwerkt tegen een vaste wisselkoers. Daarnaast is het budget voor migratie en ontwikkeling in 2015 met EUR 6 miljoen verhoogd.3


X Noot
1

Kamerstuk 33 625, nr 180, d.d. 1 oktober 2015

X Noot
2

Kamerstuk 32 623, nr. 155, d.d. 29 september 2015.

X Noot
3

Kamerstukken 29 344 en 30 573, nr. 128 d.d. 5 november 2015.

Naar boven