34 349 Instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding)

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2018

Tijdens de Regeling van werkzaamheden heeft het lid De Graaf (PVV) verzocht om over het bericht «Boerkaverbod krijgt geen prioriteit in drie grote steden» (Volkskrant, 26 november 2018) «de reeds toegezegde brief te ontvangen» (Handelingen II 2018/19, nr. 28). Hierbij ontvangt u mijn reactie, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Bij de behandeling van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in de Eerste Kamer is toegezegd dat ik de Eerste Kamer een brief zal sturen nadat het overleg met sectoren heeft plaatsgevonden (Handelingen I 2017/18, nr. 33, item 4 en Handelingen I 2017/18, nr. 35, item 6). Zoals aangegeven vindt de voorbereiding hiervoor plaats met alle betrokken departementen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dit ook bevestigd tijdens het mondeling vragenuur op 27 november jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 28) Hij heeft daarbij toegezegd de Tweede Kamer dit voorjaar deze brief toe te sturen.

Het overleg met de sectoren zal in het voorjaar worden afgerond, waarna Eerste Kamer en Tweede Kamer spoedig worden geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven