34 348 Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen)

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID VAN TONGEREN

Ontvangen 22 juni 2016

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 4 wordt na «beneden de oppervlakte en» ingevoegd «heeft recht op een door Onze Minister vast te stellen vergoeding voor het gebruik van de oppervlakte van de houder van een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte, dan wel het opslaan van stoffen,» en aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: De hoogte van de vergoeding voor het gebruik is afhankelijk van de impact van het mijnbouwwerk op de gebruiksrechten en waarde van de oppervlakte voor de rechthebbende ten aanzien van de oppervlakte.

Toelichting

Met dit amendement wil de indiener vastleggen dat grondeigenaren recht hebben op een vergoeding voor het gebruik van hun grondgebieden. Grondeigenaren geven aan hier belang aan te hechten, terwijl mijnbouwbedrijven aangeven dat er in de praktijk vaak al een vergoeding wordt betaald aan grondeigenaren. Dit amendement verankert zodoende enkel de huidige praktijksituatie. Door grondeigenaren recht te geven op een vergoeding voor het gebruik van zijn grondgebied ten behoeve van mijnbouwactiviteiten ontstaat een gelijk speelveld tussen energiesoorten. Zo hebben grondeigenaren momenteel al recht op een vergoeding bij plaatsing van windturbines en bij plaatsing van hoogspanningsmasten. De hoogte van de gebruiksvergoeding wordt vastgesteld naar analogie van de gebruiksvergoeding voor plaatsing van windturbines en bij plaatsing van hoogspanningsmasten, bij de bepaling van de hoogte van de gebruiksvergoeding wordt onder andere de mate van grondbeslag en verlies aan functionaliteit voor de grondeigenaar meegewogen. De hoogte van de gebruiksvergoeding kan nader worden vastgesteld via algemene regels in een ministeriële regeling en staat los van het recht op nadeelcompensatie, zoals vastgelegd in de nog in werking te treden titel 4.5 van de Awb, en het recht op vergoeding van schade die ontstaat door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk, zoals vastgelegd in art. 6:177 BW.

Van Tongeren

Naar boven