34 348 Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen)

Nr. 65 AMENDEMENT VAN HET LID AGNES MULDER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 401

Ontvangen 6 juli 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I worden na onderdeel X drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Xa

Artikel 137 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister kent een natuurlijke persoon bij wie zaakschade is opgetreden als gevolg van mijnbouwactiviteiten op diens verzoek eveneens een schadevergoeding toe ten laste van het waarborgfonds, indien een rechtsvordering tot vergoeding van schade op grond van artikel 310 lid 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is verjaard door verloop van dertig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.

Xb

In artikel 138, eerste lid, wordt «genoemd in 137» vervangen door: genoemd in artikel 137, eerste lid.

Xc

Na artikel 138 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 138a

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 137, tweede lid, dient binnen drie maanden na het moment waarop hij met de schade bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, een adviesaanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel d, in.

  • 2. De artikelen 117 tot en met 119 zijn van toepassing, met dien verstande dat de artikelen 117, vierde lid, tweede volzin, en 118, tweede lid, alsmede artikel 119, tweede en derde lid, voorzover betrekking hebbend op de mijnbouwondernemer, buiten toepassing blijven. De commissie zendt Onze Minister afschriften van de adviesaanvraag en het voorlopig advies.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de Minister van Economische Zaken natuurlijke personen bij wie zaakschade is opgetreden als gevolg van mijnbouwactiviteiten op hun verzoek een schadevergoeding toekent ten laste van het Waarborgfonds mijnbouwschade, indien hun vordering op de mijnbouwondernemer is verjaard door verloop van dertig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt als gevolg waarvan de benadeelde geen recht heeft op een schadevergoeding van de mijnbouwondernemer dan wel – ingeval van insolventie – het waarborgfonds.

In Limburg doet de situatie zich voor dat schade lang na de beëindiging van de mijnbouwactiviteit, de laatste steenkoolmijn is gesloten in 1974, is opgetreden. De inwoners hebben zich voor de vergoeding van deze schade gewend tot het Waarborgfonds mijnbouwschade, omdat de mijnbouwexploitant in kwestie geen rechtsopvolger heeft. De Technische Commissie Bodembeweging heeft over deze aanvragen geadviseerd en komt tot de conclusie dat de schade het gevolg is van mijnbouwactiviteiten in dit gebied. Echter, de Minister heeft ervoor gekozen zich te beroepen op verjaring van de rechtsvorderingen bij de behandeling van deze aanvragen waarna er aanvragers naar de rechter zijn gestapt. De indieners willen de rechtsonzekerheid die nu is ontstaan voor deze inwoners en in de toekomst voor inwoners in de rest van Nederland met mijnbouwschade voorkomen.

De indieners zijn van mening dat mijnbouwschade altijd zou moeten worden vergoed. De indieners beogen rechtszekerheid te geven aan inwoners dat mogelijke schade ten gevolge van mijnbouwactiviteiten vergoedt wordt, ook na een periode van 30 jaar. De indieners kiezen ervoor om dit te laten vergoeden uit het Waarborgfonds mijnbouwschade, dat gezamenlijk wordt gevoed door de mijnbouwbedrijven die actief zijn in Nederland. Op deze wijze treedt de Minister niet in de aansprakelijkheid voor de mijnbouwschade onderwijl wel zorg te dragen voor de vergoeding daarvan.

Agnes Mulder Klever Dik-Faber Van Tongeren Wassenberg


X Noot
1

Vervanging in verband met wijziging van de ondertekening en toelichting.

Naar boven