34 344 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met invoering van een variabele uitkering (Wet variabele pensioenuitkering)

Nr. 10 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2016

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel verbeterde premieregeling (Handelingen II 2015/16, nr. 62, items 5 en 8) is het concept voor de algemene maatregel van bestuur aan de orde gesteld, dat was meegezonden met de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering1. De PvdA-fractie heeft hierbij aandacht gevraagd voor de consequenties van dit besluit voor de uitvoering van variabele pensioenen. Na dit kamerdebat is het conceptbesluit besproken met vertegenwoordigers van het pensioenveld. Deze besprekingen waren aanleiding voor de hieronder beschreven aanpassingen. Het aangepaste conceptbesluit is bij deze brief gevoegd2. In verband met de beoogde invoeringsdatum is het conceptbesluit tevens aan De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten gezonden, met het verzoek dit te toetsen op toezichtaspecten.

Naar aanleiding van het overleg met het pensioenveld is het overgangsrecht aangevuld (artikel I, onderdeel H). Dit artikel bepaalt onder meer dat de verplichting om het opgebouwde kapitaal in de opbouwfase volgens het life cycle principe te beleggen, uiterlijk 1 januari 2018 zal gaan gelden voor vrijwillige premieregelingen die door pensioenfondsen worden uitgevoerd als aanvullende voorziening (excedent-regeling) bovenop een basisregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Zij krijgen hiermee voldoende tijd om het huidige beleggingsbeleid om te vormen. Voor de verplichting voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen om voor hun toedelingskring(en) een risicohouding vast te leggen en hun strategische beleggingsbeleid daarop te baseren, bevat het aangepaste conceptbesluit dezelfde uitgestelde werking.

Het aangepaste conceptbesluit biedt aan pensioenuitvoerders die alleen een vast pensioen aanbieden, tot uiterlijk 1 januari 2018 de tijd om de afbouw van het beleggingsrisico af te stemmen op een variabel pensioen indien de deelnemer de voorkeur daarvoor in de opbouwfase kenbaar heeft gemaakt.

Het aangepaste conceptbesluit bevat verder een vereenvoudigde tijdelijke regeling voor de wijze waarop pensioenuitvoerders hun deelnemers moeten informeren over de verwachte hoogte van hun pensioen en de daaraan verbonden risico’s. Deze tijdelijke regeling is opgenomen in artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdeel B, van bijgevoegd besluit. Pensioenuitvoerders moeten de informatie baseren op drie door DNB vast te stellen economische scenario’s.

De tijdelijke regeling zal gelden tot de invoering van de uniforme rekenmethodiek, in de loop van 2017. Met deze vereenvoudiging is gewaarborgd dat alle pensioenuitvoerders de tijdelijke regeling op 1 juli a.s. direct kunnen uitvoeren.

Het conceptbesluit is tot slot aangepast aan de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel verbeterde premieregeling (Kamerstuk 34 255, nr. 12) en het amendement van Aukje de Vries3, alsmede op enkele meer technische aspecten.

Om variabele pensioenen mogelijk te maken voor netto pensioenregelingen die door pensioenfondsen worden uitgevoerd, zullen de voorwaarden voor deze pensioenregelingen eveneens worden aangepast. Deze aanpassing geschiedt via een aparte algemene maatregel van bestuur (amvb). Het ontwerp voor deze amvb wordt binnen enkele weken formeel voorgehangen bij uw Kamer.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 344, nr. 9.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 34 255, nr. 14.

Naar boven