34 313 Initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe

Nr. 14 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 2 maart 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 30 januari 2017 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe d.d. 8 oktober 2015 (Kamerstuk 34 313, nr. 2);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 3 maart 2016 met de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe (Kamerstuk 34 313, nr. 4);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 16 september 2016 met antwoorden op vragen van de commissie over de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe (Kamerstuk 34 313, nr. 6);

  • de brief van het lid Van Gerven d.d. 10 oktober 2016 met antwoorden op vragen van de commissie over de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe (Kamerstuk 34 313, nr. 7).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Vermeij

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bashir, Van Gerven, Geurts, Graus, Koşer Kaya, Lodders, Ouwehand, Swinkels, Van der Velde, Vermeij en Voortman,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Wij behandelen een initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya met de welluidende titel Wei voor de koe. Bij de behandeling van een initiatiefnota is een adviseur aanwezig. De Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Van Dam, is nu adviseur. Wij heten hem van harte welkom. Het is toch wel bijzonder dat hij hier als adviseur zit. Dat moet ik nog even uitleggen. Aan mijn rechterzijde, voor de kijkers links, zitten de heer Van Gerven en mevrouw Koşer Kaya. Zij hebben ieder een beleidsmedewerker bij zich: Inez Staarink en Carsten Zwaaneveld. Ik heet hen ook van harte welkom.

De heer Grashoff is verhinderd. Hij moest zich opsplitsen en dat lukte vandaag niet. Hij heeft het wel geprobeerd, maar het ging niet. Hij is elders in dit gebouw een debat aan het voeren over onderwijs. Maar mevrouw Voortman is er in ieder geval om namens GroenLinks een inbreng te leveren over de initiatiefnota.

De spreektijden zijn voor de eerste en de tweede termijn. Ik vraag u om die goed in ogenschouw te nemen. Als u niet meer weet wat uw spreektijd is, kunt u dat altijd aan ons vragen. Er zijn twee interrupties per woordvoerder toegestaan. Vandaag houden we alleen de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Ik begin met het complimenteren van de initiatiefnemers. De heren Van Gerven en Grashoff en mevrouw Koşer Kaya hebben duidelijk veel werk gestopt in deze nota en in de schriftelijke beantwoording, waarvoor dank. Mijn eerste vraag is dan ook: hoe komen de initiatiefnemers op deze nota? Waarom is er voor dit onderwerp gekozen? Waarom hebben zij juist dit voorstel gedaan? Wat is daartoe de aanleiding geweest? Graag wil ik een toelichting.

Na het voorstel bestudeerd te hebben, kan de SP-fractie de initiatiefnota steunen. De koe hoort wat ons betreft in de wei. Dat is goed voor de koe, beter voor de natuur en beter voor de boer. Weidegang heeft namelijk veel voordelen ten opzichte van opstallen. Weidegang is economisch voordeliger voor de boer, is beter voor het dierenwelzijn en de diergezondheid, is gunstiger qua arbeidsinzet, is beter voor het imago en is beter voor de weidevogels. Wageningen Universiteit concludeert zelfs dat weidegang onder vrijwel alle omstandigheden de boer geld oplevert. Wageningen schrijft namelijk dat op veel bedrijven het inkomen door optimalisatie van de beweiding met € 10.000 verhoogd kan worden. Dat is exclusief de weidemelkpremie. Koeien die altijd op stal staan, hebben meer pootproblemen, zoals zoolbloedingen, kreupelheid en stinkpoot. Ze hebben ook aanzienlijk vaker uierontsteking. De totale emissie van broeikasgassen is in bijna alle gevallen met weidegang gunstiger. Kortom, iedereen wint bij weidegang.

Uit onderzoek van TNS NIPO blijkt ook nog eens dat 86% van de mensen het belangrijk of heel belangrijk vindt dat koeien buiten kunnen grazen. Slechts 2% vindt het onbelangrijk. Toch zijn de Staatssecretaris en de sector er niet in geslaagd om het aantal weidende koeien te doen toenemen. Zij zijn er ook niet in geslaagd om de afname te doen stoppen. Sterker nog, de afname van het aantal weidende koeien is versneld. Het idee om het over te laten aan de sector heeft dus aantoonbaar gefaald. Het heeft zelfs langjarig gefaald. In 2001 had nog 90% van de koeien volgens de tellingen van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) een vorm van weidegang. In 2014 was dit nog maar 69%. Het is dus afgenomen met een dikke anderhalf procent per jaar. Bij de laatste telling in 2015 was het helemaal dramatisch. Nog maar 65% van de koeien mag de wei in. Dat betekent dat er in één jaar tijd maar liefst 4% minder weidegang is. Dat zijn dramatische cijfers. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris op deze laatste ontwikkelingen.

Ik heb in de schriftelijke inbreng, die plaatsvond voordat de nieuwste cijfers bekend waren, kunnen lezen dat er nog steeds sprake is van een ontkenningsfase bij enkele politieke partijen. Hierbij werd verwezen naar de cijfers van de sector, van de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie) zelf. Deze cijfers komen rooskleuriger uit, omdat hierbij gekeken wordt naar het aantal bedrijven met weidegang, terwijl het CBS kijkt naar het aantal koeien met weidegang. Het gaat ons natuurlijk om het aantal koeien. Ik denk dat met de laatste CBS-cijfers, die – 4%, niemand nog zijn ogen kan sluiten voor de problemen en de neergaande trend. Onderkent de Staatssecretaris inmiddels ook dat het percentage weidende koeien met 4% is afgenomen en dat er sprake is van een neergaande trend die gekeerd moet worden?

Eigenlijk is het nog slechter, want uit cijfers van het CBS blijkt dat bij 5,2% van de weidende koeien niet wordt voldaan aan de minimumnorm van 120 dagen weidegang per jaar. Het is hoog tijd dat er wat gebeurt. Tot nu toe is de Staatssecretaris niet of nauwelijks in actie gekomen en heeft hij slechts naar de sectorplannen doorverwezen. Het resultaat daarvan hebben we gezien. Wat gaat de Staatssecretaris nu concreet doen? Kan hij uitleggen hoe het kan dat hij een mooie ambitie neerzet, namelijk 80% weidegang in 2020, terwijl hij voor de uitvoering van die ambitie verwijst naar de sector? Maar de sector heeft een veel lagere ambitie: 8% tot 9% minder. Ambitie en verwachte effecten van de maatregelen horen in de pas te lopen en niet zo erg te verschillen, anders zeg je feitelijk: ik zet wel een ambitie neer voor de vorm, maar ik weet nu al dat we het niet gaan halen. Dat kan toch niet? Die vraag stel ik aan de Staatssecretaris. Begrijp mij niet verkeerd, voorzitter. De SP-fractie juicht het toe dat de sector initiatieven neemt. Het is allemaal bovenwettelijk en vrijwillig, maar we moeten dit onderwerp niet overlaten aan de vrijwilligheid in de sector. De CBS-cijfers tonen aan dat dit simpelweg niet werkt, ondanks de beloftes die jarenlang zijn gedaan en de mooie plannen.

Helaas is sinds de afschaffing van de melkquotering een beleid gevoerd dat intensivering en schaalvergroting in de hand heeft gewerkt. Melkveehouders hebben moeilijke jaren achter de rug sinds de afschaffing van de melkquotering. Wij hadden dat graag anders gezien. Wij hadden graag een beleid gezien waarbij melkveehouders een fatsoenlijke prijs voor hun melk krijgen en waarbij de familiebedrijven met voldoende grond voor het aantal koeien worden bevoordeeld in plaats van de snelle groeiers en de grote bedrijven, die ook nog eens minder vaak weidegang toepassen. Maar hoe dan ook, het is nog niet te laat. Er zijn nog veel familiebedrijven, namelijk 65% van de bedrijven, die nog steeds weidegang toepassen. Die familiebedrijven krijgen sowieso een compliment van ons. Slechts 1% à 2% heeft totaal geen huiskavel of huisbedrijfskavel en kan echt geen weidegang toepassen. Voor die bedrijven is er een ontheffingspositie in het voorstel. Die bedrijven kunnen gewoon blijven boeren. Alleen als ze willen uitbreiden, krijgen ze slechts een vergunning als ze dat op een dergelijke wijze doen dat weidegang mogelijk wordt gemaakt.

Alle koeien of bijna alle koeien in de wei; het kan dus wel. Echter, hoe langer we hiermee wachten, hoe moeilijker het wordt. Daarom zeg ik: grijp nu in. De melkveehouderij is een mooie sector met een diervriendelijk imago dankzij die koe in de wei. We moeten niet passief toekijken als de melkveehouderij in een intensieve vorm van veehouderij dreigt te veranderen. Daar is niemand bij gebaat, ook de sector niet. Voor de melkveehouder wordt het in bijna alle gevallen ook beter als hij weidegang toepast. Tot slot vraag ik de Kamer en de regering om deze nota over te nemen en de weidegang bij wet te regelen. Ik dank de initiatiefnemers en de Staatssecretaris alvast voor hun reactie.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Allereerst wil ik complimenten uitdelen aan de initiatiefnemers. Los van het inhoudelijke standpunt van mijn fractie over de initiatiefnota, zeg ik dat het altijd goed is als mensen in dit huis het initiatief nemen om tot voorstellen te komen. Daarvoor spreek ik mijn waardering uit.

Als ik 's morgens van Zeewolde naar Den Haag rijd, word ik blij, zeker als ik straks in het voorjaar langs de snelweg de grazende koeien zie staan. Ik weet zeker dat dit niet alleen voor mij geldt. Voor veel mensen is dit een vanzelfsprekend beeld. De grazende koeien horen in het Nederlandse landschap, een oer-Hollands plaatje waar we zuinig op moeten zijn. Gelukkig ziet de sector dit ook. Weidegang voor de koe hoort in ons landschap. Weidegang draagt bij aan het positieve imago van de sector en heeft een economische meerwaarde. Om die reden kiest een aantal boeren bewust voor weidegang. Daarnaast ontwikkelen verschillende zuivelbedrijven en organisaties initiatieven om de weidegang te stimuleren, en met resultaat. Toch menen D66, de SP en GroenLinks dat boeren via een wet verplicht moeten worden tot weidegang. Zij vinden dat steeds meer koeien permanent in de stal verdwijnen en dat de poorten in Nederland wijd openstaan voor een enorme groei en schaalvergroting in de melkveehouderij.

In de afgelopen jaren is het aantal koeien in Nederland flink afgenomen. Telden we in 1985 nog ruim 2,3 miljoen koeien, in 2010 waren dit er nog maar krap 1,5 miljoen. In 2013 is het aantal weer iets toegenomen, maar door de recent aangenomen wet- en regelgeving, zoals de grondgebonden groei van de melkveehouderij en de Fosfaatwet, zal het aantal koeien afnemen. Het beeld dat door deze partijen wordt geschetst, de poorten staan wijd open voor een enorme groei en schaalvergroting, kan ik dan ook niet plaatsen. Integendeel, het zijn juist deze partijen die de regelmachine laten draaien en dat levert regels op die boeren beknotten en regels die de verduurzaming van de sector tegenwerken. Uiteindelijk zal dat juist leiden tot die schaalvergroting.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mijn vraag heeft betrekking op iets wat mevrouw Lodders al vrij in het begin aangaf, namelijk dat er juist al goede resultaten geboekt zijn bij het doen toenemen van het aantal volledig weidende koeien. Waar baseert mevrouw Lodders dat op? Ik zie in de cijfers alleen maar dat er ook het afgelopen jaar weer een forse daling is geweest in het aantal volledig weidende koeien.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat is tweeledig. Allereerst de cijfers: er worden verschillende cijfers gehanteerd en we moeten geen appels met peren vergelijken, want dan gaat de vergelijking namelijk altijd nat. Ten tweede is de weidegang eerder afgenomen, maar zien we nu dat die zich de laatste jaren juist heeft gestabiliseerd. De weidegang en het management van een boerenbedrijf kun je niet veranderen door met je vingers te knippen. Je zult daar ook niet direct de resultaten van zien. De initiatieven van zuivelcoöperaties, zuivelfabrieken en andere organisaties laten zien dat de boeren er bewust mee bezig zijn. Ik vind daarom dat we ondernemers even de kans moeten geven om hun management daarop aan te passen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Nou doet mevrouw Lodders het weer. Ze geeft aan dat het percentage volledig weidende koeien de afgelopen jaren is gestabiliseerd. Dat is gewoon niet waar! Het afgelopen jaar is er juist een daling geweest met maar liefst 4%. We kunnen het als VVD en GroenLinks verschillend waarderen, maar ik stel wel nogmaals de vraag op welk feit de VVD baseert dat er sprake zou zijn van een stabilisering of zelfs van een verbetering van het aantal volledig weidende koeien?

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat is appels met peren vergelijken. Ik snap heel goed waarom mevrouw Voortman uit de cijfers put die haar ten dienste staan, maar de teruggang van het aandeel weidegang is in 2015 wel degelijk gekeerd. Ook het aantal bedrijven met weidegang is de afgelopen jaren gelukkig weer gestegen. En nogmaals, het is niet iets wat je met een knip met de vingers kunt regelen en dat is wel wat een aantal partijen in de Kamer denkt. Je kunt het management niet op die manier veranderen en ook moet je niet denken dat de resultaten daarvan de volgende dag zichtbaar zijn. Deze boeren werken met levende dieren en die zijn niet als een computer te sturen.

De heer Bashir (SP):

Als we een debat met elkaar willen voeren, moeten we natuurlijk wel uitgaan van dezelfde cijfers en dezelfde feiten. Daarna kun je bekijken wat het probleem is en of er überhaupt wel een probleem is dat ons dwingt om in te grijpen. Ik zie dat de cijfers laten zien dat er in 2015 een teruggang in de weidegang was, namelijk met 4%. 4% minder koeien komt buiten. U hebt het over bedrijven, maar uiteindelijk gaat het ons om de koeien en het aantal koeien. In 2015 hadden 4% minder koeien weidegang en...

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Bashir (SP):

... mijn vraag is of u erkent dat het CBS met die cijfers naar buiten is gekomen?

De voorzitter:

Dat vraagt u dus via mij, de voorzitter, aan mevrouw Lodders.

De heer Bashir (SP):

Juist, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Want «u» is mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Bashir verwees in zijn inbreng naar de cijfers van de zuivel. Dat zouden andere cijfers kunnen zijn en daarom moeten we geen appels met peren vergelijken. Ik mag geen tegenvraag stellen en dat doe ik dan ook niet, maar hoe kijkt de heer Bashir aan tegen het feit dat in 2016 300 melkveehouders overgeschakeld zijn naar weidegang en dat de vraag in de supermarkten naar weidekaas en andere weideproducten alleen maar toeneemt?

De heer Bashir (SP):

Natuurlijk is het mooi dat koeien buiten komen en dat meer bedrijven het doen. Laten we nu eerst naar de kern van het probleem gaan, namelijk wat de cijfers laten zien. Wij hebben die cijfers niet geproduceerd, want dat heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek, een onafhankelijk bureau, gedaan. Het CBS zegt gewoon: 4% minder weidegang in 2015. Je kunt er natuurlijk allemaal andere cijfers bij halen, maar het CBS laat zien dat de neergaande trend die we al jaren waarnemen, doorzet. Er komen per jaar ongeveer 1,5% minder koeien buiten. Als we zo doorgaan en er niks gebeurt, zullen steeds meer koeien binnen blijven en niet buiten komen. Dat lijkt me geen goede zaak en daarom vind ik dat we eerst naar de feiten en de cijfers moeten kijken. Die zijn helder en op basis daarvan kunnen we een debat voeren. Als we de cijfers gaan ontkennen, kunnen we net zo goed niet met elkaar gaan debatteren. Mijn vraag is dus nogmaals: bevestigt u dat het CBS concludeert dat er minder koeien buiten komen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Laat ik om te beginnen zeggen dat ik blij ben dat de SP de cijfers van het CBS zo nadrukkelijk waardeert en als uitgangspunt neemt.

Nogmaals, ik kijk ook naar datgene wat er in de sector gebeurt. Dat gaat verder dan het aantal koeien met weidegang. Dat is een andere rekensom dan die de zuivel presenteert. Het afgelopen jaar zijn er 300 melkveehouders omgeschakeld. Verder zie ik de maatregelen die 71 of 73 partijen in de zuivelketen hebben genomen in een convenant. Ik zal er zo meteen nog dieper op ingaan in mijn spreektekst. In het kader van dat convenant neemt de overheid ook haar eigen maatregelen en daarom vraag ik waarom wij het het bedrijfsleven niet gunnen om deze stap zelf te zetten.

De voorzitter:

Vervolgt u nu eerst uw betoog. Dan doen we daarna weer een rondje interrupties, want anders duurt het wel...

Mevrouw Swinkels (D66):

Mijn interruptie heeft wel betrekking op dit punt, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u uw gang.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik zal heel kort zijn.

Ik hoorde mevrouw Lodders zeggen dat de melkveestapel de afgelopen jaren zou zijn gekrompen, maar ik heb een staatje voor me liggen waaruit heel duidelijk blijkt dat er sprake is van een stijgende lijn richting 2014. Het aantal koeien groeit in absolute termen en dat betekent dat het effect van die 300 bedrijven die omschakelen beperkt is omdat je dat over meer koeien moet omslaan. Het is toch zeker een logische conclusie dat er ondanks die ontwikkeling minder sprake is van weidegang. Het kan wel zo zijn dat 300 bedrijven meer weidegang zijn gaan toepassen, maar als dat over veel meer koeien moet worden omgeslagen, levert dat niet een hoger percentage weidegang voor de koeien op. Dat is wel waar je naar moet streven, zoals mijn collegae al eerder hebben gezegd.

Mevrouw Lodders (VVD):

Bij dit soort wetgevingstrajecten en initiatieven kijk ik graag naar de hele sector en de hele keten. In mijn inbreng heb ik aangegeven dat er in 1985 nog 2,3 miljoen koeien in Nederland waren en in 2010 nog maar krap 1,5 miljoen. Dat is een dalende lijn. Het staatje van mevrouw Swinkels zal van daarna zijn. Ik heb verder ook aangegeven dat het aantal koeien sindsdien weer is toegenomen, maar dat het door de recent aangenomen wet- en regelgeving in dit land niet meer mogelijk is om meer koeien te gaan houden. Ik wijs de woordvoerder daarvoor graag op de Fosfaatwet en de grondgebonden groei van de melkveehouderij. Er zijn echt een aantal sloten op deze sector geplaatst.

Mevrouw Swinkels (D66):

Mevrouw Lodders heeft volkomen gelijk dat er tegenstrijdige wettelijke beperkingen zijn die dwingen tot krimp, bijvoorbeeld de fosfaatrechten. Aan de andere kant blijft het wel nodig om de weidegang te bevorderen, althans volgens de initiatiefnemers. D66 sluit zich daarbij aan, maar ik heb van mevrouw Lodders begrepen dat zij ook blij wordt van koeien in de wei. Zou er daarom niet toch juist moeten worden gekeken naar een manier om dat te bevorderen, ervan uitgaande dat het sinds 2014 niet is gelukt?

Mevrouw Lodders (VVD):

Daarmee komen we misschien wel bij de kern. Mevrouw Swinkels vraagt namelijk terecht hoe we dat kunnen bevorderen. Natuurlijk vinden wij elkaar op dat punt. Als wij allemaal vinden dat weidegang belangrijk is voor de sector, zouden we inderdaad moeten bekijken hoe we weidegang kunnen bevorderen. De VVD heeft vertrouwen in het ondernemerschap en het vakmanschap van de boer. D66 blijkbaar niet, want D66 heeft een wet nodig om weidegang te verplichten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Lodders (VVD):

Graag. Verplichte weidegang klinkt misschien sympathiek, maar het gezond boerenverstand spreekt dat tegen. Het is namelijk een directe inbreuk op het vakmanschap van de boer. Een boer werkt dag in, dag uit, zeven dagen in de week hard voor zijn bedrijf, met liefde voor zijn koeien. De verplichting die hier door D66, de SP en GroenLinks wordt voorgesteld, zal niet motiverend werken en haalt de professionaliteit van de boer onderuit. Boeren worden op dit moment gestimuleerd tot weidegang. Verschillende zuivelbedrijven geven de boer een of twee cent extra voor iedere liter weidemelk. Op deze manier krijgt de boer een extra vergoeding voor een maatschappelijke wens. Ik hoor de woordvoerders van D66 en de SP vaak zeggen dat de boer betaald moet krijgen voor de extra stappen die hij zet. «Een eerlijke prijs», hoor ik de initiatiefneemster mevrouw Koşer Kaya vaak zeggen, maar wat doet zij met dit voorstel? Zij haalt het instrument onderuit! Boeren kunnen hun weidemelk niet langer met een plus in de markt zetten en ze worden niet langer beloond voor de inspanningen die zij moeten leveren om te weiden.

De verplichting tot weidegang zal ook effecten hebben op de kringloop. In de afgelopen maanden hebben we in het kader van het fosfaatdossier vaak met elkaar gedebatteerd over het sluiten van kringlopen. Het is een grote wens vanuit de melkveehouderij om dat verder te verankeren. Hebben de initiatiefnemers hierover nagedacht en kunnen zij aangeven waarom de kringloopgedachte nu minder relevant is? Kunnen zij aangeven waarom overheidsbemoeienis op dit onderwerp nodig is? De initiatiefnemers willen de boer verplichten tot weidegang. Voor boeren die niet in de gelegenheid zijn, wordt een ontheffing verleend, maar daarbij wordt direct aangegeven dat een nieuwe vergunning of uitbreiding van het bedrijf niet aan de orde zal zijn. Dat komt hard aan. Hebben de initiatiefnemers er zicht op hoeveel bedrijven dit betreft? Wat betekent dat voor de vraag naar grond en de bijbehorende financiële middelen? Zijn de initiatiefnemers echt van mening dat deze bedrijven op termijn de deuren moeten sluiten? Kan de Staatssecretaris ook uitgebreid ingaan op dit punt? Na de Wet grondgebonden groei melkveehouderij, waarbij de ondernemers kunnen blijven ondernemen, wordt nu zelfs de vergunningverlening in stelling gebracht om deze ondernemers te dwarsbomen. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan?

Weidegang hoort in ons landschap. De zuivelketen heeft met inmiddels 73 partijen een convenant afgesloten voor een gezamenlijke inzet voor het behoud en het bevorderen van weidegang in Nederland, een mooi initiatief waar ook de overheid haar steentje aan bijdraagt. Met de verplichting die deze partijen opleggen, vervalt de noodzaak van zuivelfabrieken om een plus op de melk te geven. De boer moet het management op zijn bedrijf anders gaan invullen door deze verplichte wet.

Een ander belangrijk onderdeel ontbreekt in de initiatiefnota, en wel de financiële gevolgen. De controle en handhaving van weidemelk ligt nu bij de zuivelbedrijven, maar na de komst van een wettelijke verplichting zal dat niet langer door de zuivel worden uitgevoerd. Met andere woorden: de overheid zal op deze regels moeten toezien en controle en handhaving uitvoeren. Over de rekening wordt niet gesproken. Nee, die leggen D66, de SP en GroenLinks bij de boer neer. Dat komt hard aan, in een tijd waarin boeren toch al veel voor de kiezen hebben gehad. Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat deze controle en handhaving betekent voor de overheid? Welke kosten zijn hiermee gemoeid? Door wie worden ze betaald?

De VVD zal dit initiatief niet steunen. Ik ben op een aantal punten al ingegaan en er zijn nog heel veel andere punten aan te dragen. De VVD kan maar tot één conclusie komen: dit initiatief helpt de duurzame ontwikkeling van de melkveehouderij om zeep. De boeren krijgen een dikke rekening gepresenteerd en voor een aantal boeren zal dit het einde van hun bedrijf zijn.

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Mijn collega schetste het al: groene weiden, blauwe lucht en zwart-witte koeien daarin: daar worden we allemaal blij van. Een beeld dat wereldwijd wordt herkend, maar wat eigenlijk in Nederland steeds minder te zien is. De koe staat namelijk steeds vaker op stal. In 2001 liep 90% van de koeien buiten. In de laatste cijfers is dat percentage gedaald naar 65. Dat betekent 568.000 koeien die nooit uit hun stal komen. Natuurlijk wil elke melkveehouder het beste voor zijn koeien, maar toch dreigt die weidegang nog verder terug te lopen naar ongeveer 50% van de koeien, zo is de voorspelling van de WUR. Er zijn initiatieven ontwikkeld waarvoor de sector ook complimenten verdient. Toch lijkt de nota van de initiatiefnemers mij een belangrijk punt in de ontwikkeling naar meer weidegang.

Het is goed dat wij vandaag bespreken hoe die koe de wei weer in komt. Een wettelijke plicht tot weidegang lijkt daarvoor op dit moment nodig. Hoe we die inrichten, daarover heb ik nog wel een paar vragen aan zowel de initiatiefnemers als de Staatssecretaris. Ik begin met de voordelen en de zorgen die er in de praktijk bestaan. Mits goed toegepast, biedt weidegang mens en dier natuurlijk veel voordelen. We hebben daarover al gehoord van collega Bashir. Het imago en het inkomen van de boer verbeteren, de koe heeft een beter leven en ook de weidevogel voelt zich weer thuis in een weiland vol koeien. De praktijk blijkt weerbarstiger en dat snap ik ook wel. Melkveebedrijven zijn de afgelopen jaren wel degelijk gegroeid. Het loslaten van de melkquota heeft daar ook de hand in gehad. Niet altijd is er grond bij gekocht of gepacht, soms omdat het simpelweg te duur was of omdat er geen grond beschikbaar was in de buurt. Maar als iedereen meer koeien gaat houden, kun je moeilijk achterblijven, anders valt je bedrijf om. Daar staat tegenover – ik had het er net al over in het interruptiedebatje met collega Lodders – dat er gelet op de fosfaatbeperkingen een sterke druk is om onder dat plafond te komen. Dat lijkt mij de kern van de vraag, want hoe voorkomen we nu dat het fosfaatplafond leidt tot minder weidegang? Dat is voor D66 een belangrijk punt. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Wij onderschrijven beiden het belang van meer weidegang. Tegen mevrouw Lodders wil ik nog even zeggen dat D66 wel degelijk vertrouwen heeft in het ondernemerschap van deze zeer innovatieve sector en er dus ook op vertrouwt dat die met nieuwe oplossingen zal komen.

Een ander punt, waarop wij allemaal geen invloed hebben...

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan moet mevrouw Swinkels mij toch eens uitleggen hoe dat zit. Aan de ene kant zegt zij vertrouwen te hebben in het bedrijfsleven, maar aan de andere kant zwaait zij met een wet om een en ander verplicht te stellen. Waaruit blijkt dan haar vertrouwen in het ondernemerschap?

Mevrouw Swinkels (D66):

Die twee dingen kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Het is juist het punt van de initiatiefnota om het onderwerp op tafel te leggen, met iets in de richting van een wettelijke plicht. Dat is nu juist waar we hier over moeten praten en waar we ook met de sector verder over zullen moeten praten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat gaat natuurlijk niet zo gemakkelijk. Als je aan de ene kant spreekt over het vertrouwen in de boeren en in de ondernemers, dan kan het niet zo zijn dat er aan de andere kant dingen verplicht worden gesteld en dat je als politiek op de stoel van het management van het boerenbedrijf gaat zitten. Heeft mevrouw Swinkels vertrouwen, dan vertrouwt zij er werkelijk in dat de boeren, de zuivel, de hele zuivelketen hiermee aan de slag gaat, vanwege het belang dat ook de zuivelketen hecht aan weidegang.

Mevrouw Swinkels (D66):

Misschien is het leuk om een metafoor te gebruiken, want u kent vast ook het beeld van de koeien die de wei in worden gejaagd. Dat is een ouderwets beeld, ik ken het nog. Ik ben van een leeftijd dat ik dat om mij heen in Brabant nog heb gezien. Je zou dit als symbolisch kunnen opvatten, dan is deze initiatiefnota, die in de richting van een verplichting gaat, op zijn minst te zien als een stok achter de deur. Dat het nog geen compleet voorstel is, is de reden dat we hier spreken over de initiatiefnota van de initiatiefnemers.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ook de Partij voor de Dieren heeft sterk de indruk, al jaren trouwens, dat D66 twee heren wil dienen en ergens kan dat niet. Een vraag aan de Staatssecretaris stellen hoe het fosfaatplafond toch zeker niet weidegang gaat bemoeilijken... Het fosfaatplafond is een harde milieugrens waar wij ons aan hebben te houden. Nederland mag al meer vervuilen dan andere Europese landen. Dus die vraag stellen betekent eigenlijk dat D66 geen idee heeft of niet bereid is om te doen wat nodig is. Als je het meent, dierenwelzijn en weidegang, dan zul je alle aspecten in ogenschouw moeten nemen. Dan moet je kijken naar de milieurandvoorwaarden, naar de positie van de gezinsbedrijven, naar het dierenwelzijn en dan kiezen voor een systeem dat dat mogelijk maakt, in plaats van blijven zeggen: we laten alles open, vertrouwen op het ondernemerschap en geven kleine prikjes om bij te sturen wat niet meer bij te sturen valt. Dat heeft D66 de afgelopen jaren wel gedaan.

Mevrouw Swinkels (D66):

Kleine prikjes geven... Het indienen van deze initiatiefnota duidt op een groot commitment van D66 voor een wettelijke norm die weidegang bevordert zo niet verplicht maakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zeker, en daar zijn wij ook voor, maar ik mis een duidelijke keuze van D66. Met weidegang kun je scoren. Met koeien in de wei kun je laten zien dat je dierenwelzijn belangrijk vindt. Maar in de afgelopen jaren heeft D66 de ene keer wel en de andere keer niet voor een verbod op megastallen gestemd. Het heeft over het melkquotum heel lang gezegd: we vertrouwen op het ondernemerschap en zien wel even waartoe dat leidt. Maar je moet wel durven staan voor wat je vindt. Sta je voor dierenwelzijn, voor gezinsbedrijven en voor het milieu, dan moet je echt meer doen dan alleen maar moties en een initiatiefnota voor weidegang indienen, want het hele systeem loopt uit de klauwen. Dat heb ik bij D66 de afgelopen jaren gemist.

Mevrouw Swinkels (D66):

Durven staan voor wat je vindt, kan ook betekenen dat je ziet dat er tegenstrijdige belangen zijn, die je onder één noemer moet krijgen. In dat verband helpen we met deze initiatiefnota de discussie verder en denken we mee over een wettelijke norm die weidegang mogelijk maakt.

Ik ga verder en kom bij het weer. We weten allemaal dat bij weidegang op natte weilanden het gras vertrapt wordt zodat er heel weinig te grazen overblijft. Maar hoe zorgen we er, zo vraag ik de initiatiefnemers, bij een wettelijke verplichting voor dat de weilanden weer geschikt worden? Dat is niet alleen goed voor de melkveebedrijven, maar het zou ook goed zijn om een verdere verdichting van landbouwgrond te voorkomen. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om te helpen bij het tegengaan van verdere verdichting?

Een ander en veelgehoord punt van zorg zijn de melkrobots. Daar wordt verschillend over gedacht. De ene melkveehouder heeft een probleem met weidegang als het gaat om automatische melkrobots. De andere melkveehouder heeft dat niet. Het gaat dus om verschillen in de bedrijfsvoering. Ik wou dat de wereld zo simpel was als de Partij voor de Dieren soms voorstelt, maar het is veel ingewikkelder. Hoeveel tijd denken de initiatiefnemers en de Staatssecretaris dat de melkveebedrijven nodig hebben om zich aan te passen? D66 heeft namelijk ook oog voor het ondernemerschap. Wordt daar in de wet rekening mee gehouden?

Ik kom bij de broeikasgassen. Ook het klimaat is gebaat bij weidegang. Het Centrum voor Landbouw en Milieu berekende dat de totale uitstoot van broeikasgassen in bijna alle gevallen met weidegang gunstiger is. Het opstallen van koeien leidt daarentegen tot 25% meer ammoniakemissie. Weidegang kan dus bijdragen aan de omslag naar een milieuneutrale landbouw. In de initiatiefnota wordt de weidegangnorm voorgesteld als het minimum. Om de voordelen te halen, hoeft een koe eigenlijk niet eens zo gek veel in de wei te lopen. 120 dagen per jaar, 6 uur in de wei is omgerekend 30 hele dagen. Dat is nog geen 10% van het jaar. Dat lijkt het minimum om melk «weidemelk» te kunnen noemen.

Ik kom bij de controles. Als de wet er komt, wordt de huidige sectornorm de wettelijke norm voor weidegang. Wie gaat de naleving daarvan controleren? Die vraag wierp mevrouw Lodders terecht op. Nu doet de sector dat zelf. Kan dat zo blijven, of moet er toezicht komen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, al dan niet in een risicogerichte vorm?

Tot slot wil ik het hebben over de alternatieven. Bij het rondetafelgesprek ter voorbereiding op deze initiatiefnota was een melkveehouder aanwezig met een vrije-uitloopstal. In dat concept bepalen koeien zelf wanneer ze binnen of buiten zijn. Wat blijkt? Elke koe heeft zijn eigen voorkeuren. De ene koe gaat bij regen naar binnen en de andere blijft buiten. De ene koe ligt 's nachts in de stal en de andere maakt een rondje door de wei. Zou het niet beter zijn om vrije uitloop tot standaard te verheffen? Dan staat het welzijn van de koe voorop. Zou je dan misschien, zo vraag ik de initiatiefnemers, weidegang verplicht kunnen stellen waar geen vrije uitloop mogelijk is? Dat zou de regeldruk ook kunnen verminderen, want bij vrije uitloop kun je het exacte aantal uren dat een koe in de wei staat makkelijker meten, zo lijkt mij.

Deze punten wilde ik hier naar voren brengen. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de initiatiefnemers en wens ze veel succes.

De heer Geurts (CDA):

Ik luisterde net naar de interruptie van mevrouw Ouwehand op de woordvoerder van de D66-fractie. Er werd beweerd dat D66 geen keuzes maakt. Ik vind het daarom heel bijzonder om die laatste vragen te horen. Welke keuze maakt de D66-fractie? Gaat ze voor verplichte weidegang, of mag de koe het zelf uitmaken?

Mevrouw Swinkels (D66):

Dat heb ik eigenlijk net aan de initiatiefnemers gevraagd. Ik wil hun antwoord graag afwachten.

De heer Geurts (CDA):

Dat is iets te makkelijk. De initiatiefnemers van deze nota staan voor verplichte weidegang en een van hen is van D66. Laat ik het daarom simpeler stellen: welke keuze maakt dit lid van de D66-fractie ten opzichte van de andere leden van haar fractie?

Mevrouw Swinkels (D66):

Dit lid maakt op dit moment geen enkele keuze en heeft gevraagd hoe de initiatiefnemers daarover denken, om dat te betrekken bij een veel verder in de toekomst liggende afweging. De heer Geurts heeft mij ook duidelijk horen zeggen dat ik de initiatiefnota en de ideeën daarin van harte ondersteun.

De heer Graus (PVV):

Er zijn stallen waar de dieren vrij in en uit kunnen lopen, maar ook daar belemmeren de boeren de dieren soms om naar buiten te gaan, bijvoorbeeld bij bepaalde weersomstandigheden. Daar wordt goed over nagedacht. Hoe gaat een en ander gecontroleerd worden? Sommige boeren beschikken niet over de mogelijkheid om dieren vrij in en uit te laten lopen. Dat heeft vaak ook met een investering te maken. Toch laten juist die mensen – vaak kleine boertjes, waar wij een groot voorstander van zijn – de dieren heel vaak naar buiten. Ik vind dus niet dat je daar een maatstaf aan mag geven. Ik wil dus graag weten hoe dat gecontroleerd zal worden.

Mevrouw Swinkels (D66):

Dat is een interessante vraag, die de heer Graus nu aan mij stelt, maar dit is nou juist het punt. Ik heb dat ook aan de initiatiefnemers gevraagd. Op dit moment wordt het gedaan door de sector zelf. Dat zit hem natuurlijk ook in de toeslag op de melkprijs. De corporaties hebben dus inzicht in hoeveel koeien nu de wei in gaan. Ik moet de heer Graus het antwoord schuldig blijven. Ik weet het op dit moment ook niet.

De heer Graus (PVV):

Dit is het grote probleem. Stel dat de NVWA het gaat controleren. Ook een stal waar de dieren vrij in en uit lopen, kan op een gegeven moment gesloten worden. Er zijn kleine boertjes die niet de financiële mogelijkheden hebben maar wel heel goed voor hun dieren zijn. Ik vind dat we dat moeten meenemen. Daarom wilde ik het even gezegd hebben. We moeten dit allemaal bij de beraadslaging meenemen.

Mevrouw Swinkels (D66):

Daar kan ik tot slot over opmerken dat het aantal boeren voor wie het op dit moment onmogelijk is om weidegang toe te passen, minder dan 2% is. Voorts is uit alle rapporten gebleken dat juist de kleinere bedrijven meer weidegang toepassen. Ik zie het punt dus niet zo.

De heer Van der Velde (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid is, zoals bekend, voorstander van weidegang. Met de initiatiefnota wordt een belangrijke stap gezet naar onze wens om dat te doen. De Partij van de Arbeid ondersteunt de initiatiefnota dan ook, vanwege ons streven naar een optimaal dierenwelzijn. De Partij van de Arbeid benadrukt dat weidegang ook de weg is naar een natuurinclusieve melkveehouderij c.q. landbouw. Inclusieve landbouw is het scenario voor optimale weidegang. Weidegang ten behoeve van dierenwelzijn staat niet op zichzelf. Het dient gepaard te gaan met goed weidemanagement. Weidegang voor het dierenwelzijn gaat gepaard met zorg voor biodiversiteit en milieueffecten. Weidegang vraagt daarmee om weidemanagement van de ondernemer.

We hebben een aantal vragen daarover, die betrekking hebben op de nota. Ten eerste: wat vinden de initiatiefnemers van het idee om weidegang te koppelen aan gras- en weidemanagement? Daar zit nogal een kwaliteitsverschil in. De wedervraag is: indien fiscale instrumenten worden ingezet voor weidegang en de overheid dit langdurig gaat beloven, is dan wetgeving nog noodzakelijk?

Ik kom op mijn derde vraag. Er zijn tal van innovatieve mogelijkheden, zoals het CDA die ook al schetst. Waarom wetgeving voor weidegang als ook bij de vergunningverlening eisen kunnen worden gesteld aan stal, productie, melkveehouderij en diersoorten? We zien dat ook in de varkenshouderij.

Ik kom op mijn vierde, tevens laatste, vraag. Er wordt gesproken over het realiseren van ontheffing voor bepaalde typen bedrijfssystemen. Zeggen we daarmee niet dat dierenwelzijn toch ook weer niet zó belangrijk is? De Partij voor de Dieren wees ook al in die richting. Zouden we juist hier niet naast wetgeving een soort convenant moeten hebben met een duidelijke stip op de horizon, zodat ook die andere bedrijfssystemen meegaan in weidegang?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben heel blij met de steun van de Partij van de Arbeid voor de initiatiefnota. Ik ga er ook van uit dat de initiatiefnemers een goede reactie zullen geven op de gestelde vragen. Maar achter vragen zit ook nog weleens een standpunt van een partij. Daarom vraag ik toch nog even door op de vraag van de woordvoerder van de Partij van de Arbeid of het niet beter via vergunningverlening kan worden geregeld. Is het niet zo dat vergunningverlening juist decentraal wordt geregeld en dat daardoor heel sterk per gebied kan verschillen in hoeverre de weidegang goed geregeld is? Pleit juist dat er niet voor om weidegang wettelijk te regelen?

De heer Van der Velde (PvdA):

Hier heeft mevrouw Voortman een punt. Maar er is ook discrepantie tussen de verschillende regio's, met verschillende grassoorten, met verschillende bouwplannen, waarbij wel of niet gras wordt ingezaaid, en verschillende diertypes. Daar zit een punt van zorg. Vandaar.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat is inderdaad interessant. Ik denk dat dat soort zaken dan ook wel weer bij AMvB geregeld zou kunnen worden. Maar ik stel voor dat we even beluisteren wat de initiatiefnemers daarop te antwoorden hebben. Ik dank de PvdA in ieder geval voor haar steun.

De heer Bashir (SP):

Ik heb het betoog van mijn PvdA-collega gehoord. We zien dat het percentage weidegang al jarenlang daalt. De heer Van der Velde zegt: we moeten kijken naar een systeem met vergunningen. Maar als daar nog niet alles over is gezegd en als de juiste oplossingen er nog niet zijn, zouden we de weidegang dan niet gewoon wettelijk moeten regelen?

De heer Van der Velde (PvdA):

De heer Bashir heeft net gehoord dat de Partij van de Arbeid de nota van harte ondersteunt. De collega van GroenLinks bevestigde dat net. De heer Bashir heeft het over cijfers en dergelijke, maar de vraag is: wilt u dat wel of niet? Ik heb de cijfers waarnaar de heer Bashir en de woordvoerder van D66 verwijzen, ook gekregen. Ik heb ook een beetje een wetenschappelijke achtergrond en ik zie ook wel dat er tal van argumenten pleiten voor het ene percentage of voor het andere percentage. De percentages spreken voor zich – die zijn zoals ze zijn – maar de vraag is: wilt u dit nu wel of wilt u dit nu niet? Ik wijs de heer Bashir hierbij ook nog op de laatste vraag die ik heb gesteld, over de bedrijfssystemen.

De heer Bashir (SP):

De verkiezingen komen eraan. De mensen in het land willen duidelijkheid. Wij ook, denk ik. Daarom vroeg ik ook: wilt u het wettelijk regelen of niet? Ik vroeg dat temeer daar de PvdA-leden, «deze leden», in de schriftelijke beantwoording schrijven: «Deze leden vinden het jammer dat het kabinet geen voorstander is van het opnemen van verplichte weidegang voor de koe in de Wet Dieren.» Daaruit concludeer ik dat de PvdA-fractie voorstander is van een wettelijke regeling om de koe buiten te laten komen. Daarop wil ik voortborduren. Als ik de schriftelijke beantwoording goed lees, dan wil de PvdA dus graag een wettelijk verplichte weidegang in gang zetten.

De heer Van der Velde (PvdA):

De lijn van de PvdA is niet anders dan bij de vorige besprekingen. Die lijn is: ja. Maar ik daag de heer Bashir van harte uit om een visie neer te leggen op hoe hij zijn woorden ziet in samenhang met weidegang. Je kunt wel heel mooi in een initiatiefnota stellen dat je verplichte weidegang gaat regelen, maar dan komen er vervolgens een aantal koeien op een lap gras grazen, in 2017 op plaats X en in 2018 op plaats Y, zonder enige voedingsstoffelijke waarde. Daar ben ik nieuwsgierig naar. Weidegang: ja. Maar daar hoort wel een andere afspraak bij.

De heer Bashir (SP):

Volgens mij zitten we vrij dicht bij elkaar.

De voorzitter:

Volgens mij hebt u antwoorden gekregen op uw vragen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Elk dier heeft er recht op zijn natuurlijke gedrag te kunnen vertonen. Kippen moeten kunnen scharrelen, varkens wroeten en koeien grazen. Maar koeien vinden we steeds minder in de wei. Ze verdwijnen permanent op stal. GroenLinks dankt dan ook de leden Van Gerven, Koşer Kaya en Grashoff en hun ondersteuning voor hun initiatiefnota, waarmee ze de mogelijkheid tot het vertonen van natuurlijk gedrag van koeien door het bieden van weidegang wettelijk willen verankeren.

Elk dier heeft een intrinsieke waarde, ook de koe. Het is niet alleen een productiemiddel. Door een koe buiten te laten grazen, gaan het welzijn en de gezondheid van dit dier fors vooruit. Koeien die binnen staan, hebben doorgaans meer fysieke klachten, met name ongemak aan de poten maar ook ontstekingen aan de uiers. Daarnaast geeft weidegang koeien de ruimte om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Het is elk jaar weer een prachtig tafereel als de koeien weer naar buiten gaan. Dan krijg je de «koeiendans», een mooi tafereel, waar talloze ouders met hun kinderen naar komen kijken.

Weidegang heeft ook milieuvoordelen. Wanneer koeien in de wei staan, komen er minder broeikasgassen dan wanneer ze alleen op stal staan. Daarnaast is de ammoniak- en methaanemissie lager bij weidegang en heeft weidegang een positieve invloed op de weidevogelpopulatie. Tevens wordt er bij weidegang minder krachtvoer gebruikt, waardoor het sojagebruik daalt. We weten dat wij als grote soja-importeur voor veevoer bijdragen aan de kap van tropisch regenwoud. Weidegang heeft ook voordelen voor het dierenwelzijn en het milieu.

In de afgelopen jaren hebben we echter een forse daling van de weidegang gezien. In 2001 stond nog 90% van onze koeien in de wei, terwijl dat in 2015 65% was. Een jaar daarvoor was het volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek nog 69%. Bijna 600.000 koeien komen de wei niet in. In de cijfers van de Nederlandse Zuivel Organisatie zien we hetzelfde beeld: volledige weidegang – dat is: 120 dagen minimaal zes uur per dag – is sinds 2.012 jaar na jaar achteruitgegaan. Voor GroenLinks is de tijd van wachten voorbij, want de trend van daling is structureel. De Staatssecretaris schrijft dat hij verwacht dat er een einde aan de dalende trend is gekomen, maar is deze bewering niet vreemd als je ziet dat er in het afgelopen jaar weer een forse daling is geweest van het aantal volledig weidende koeien? Die daling bedroeg 4%. Als er jaar na jaar een daling is, hoe kunnen we dan ooit de kabinetsdoelstelling van 80% halen? Het kabinet zet volgens GroenLinks te weinig stappen om er vertrouwen in te kunnen hebben dat de daling wel zal worden gekeerd. We zien ook een aantal stappen in de sector die mogelijk van invloed zijn op de weidegang, zoals het fosfaatreductieakkoord en de Fosfaatwet. Ik vraag de Staatssecretaris hoe weidegang wordt gestimuleerd in het fosfaatreductieakkoord. Zorgen we hiermee niet voor minder weidegang in plaats van voor meer weidegang? Ik krijg hierop graag een reactie.

De Staatssecretaris valt vaak terug op het Convenant Weidegang, maar dat heeft zijn kracht nog niet bewezen. Dat is ook niet zo gek. Het convenant bevat veel intenties maar geen concrete afspraken om de doelstelling te bereiken. Niet voor niets is Milieudefensie voor de zomer uit het overleg gestapt: er was geen resultaat. Sterker nog: er was sprake van een verslechtering. Mijn fractie vraagt de Staatssecretaris dan ook hoelang hij nog vertrouwen houdt in dit overleg. Wanneer is ook voor hem de maat vol?

Hoe langer we wachten met duidelijke maatregelen, hoe moeilijker het wordt om de doelstelling te halen. Het rapport van Alterra uit 2015 geeft dit helder aan: door de vergaande schaalvergroting van de melkveesector en daarmee de toename van het aantal automatische melksystemen daalt het aantal bedrijven dat aan beweiding kan doen.

Ik rond af. GroenLinks hoopt van harte dat de Staatssecretaris de initiatiefnota wil ondersteunen. De koe is niet enkel een productiemiddel. Ze heeft intrinsieke waarde. Weidegang moet tot norm worden verheven. Dan bereiken we wat ook bijna heel Nederland wil: meer voldoende wei voor de koe.

De heer Van der Velde (PvdA):

Mevrouw Voortman geeft in haar betoog aan hoe belangrijk weidegang op gras is met het oog op het milieubelang, op vermindering van de CO2-uitstoot. Vindt ze niet dat ze generaliseert? Ik heb net betoogd dat er verschil is tussen gras en gras. Ik zou wel eens willen weten over welk type gras wij spreken als wij het over weidegras hebben. Ik vraag dit aan mevrouw Voortman maar ook aan de initiatiefnemers. Is het echt van toegevoegde waarde voor de mate van natuurinclusieve landbouw? Worden de beoogde milieueffecten werkelijk behaald? Ik twijfel namelijk aan een aantal criteria die worden gehanteerd bij het beoordelen daarvan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben nu toch een beetje in verwarring. Ik meende dat de Partij van de Arbeid de initiatiefnota, en dus ook het wettelijk verankeren van weidegang, steunt, maar dat terzijde. Ik kan me best voorstellen dat daar verschillen tussen zijn. Ik ben geen deskundige op het gebied van gras. Hoe je daarmee omgaat, kun je echter ook bij lagere wetgeving regelen. Het gaat mij om het principe van de koe in de wei en dat heeft verschillende voordelen op het gebied van milieu en van dierenwelzijn. Al die aspecten moet je naar de mening van mijn fractie meewegen.

De heer Van der Velde (PvdA):

Ik heb daar niets aan toe te voegen behalve dan dat de Partij van de Arbeid voor weidegang is.

De voorzitter:

Dit misverstand is dan weggenomen.

De heer Graus (PVV):

Ik wijs erop dat de partijen van de indieners, met alle respect voor hun inzet, het mogelijk hebben gemaakt dat de EU allerlei belemmeringen heeft opgelegd. Ik krijg daarop graag een reactie van de woordvoerder van GroenLinks. Ik hoor juist van boeren dat zij worden gedwongen door Europese maatregelen zoals Natura 2000 en de fosfaatreductie. Hun koeien mogen de wei niet meer in of die koeien mogen zich niet langer ontlasten of urineren in bepaalde watergebieden. Ik ken genoeg boeren in Limburg die belemmerd worden in hun wens om hun dieren naar buiten te laten door de Europese Unie, door Natura 2000 en door de fosfaatreductie, maatregelen die mede mogelijk zijn gemaakt door D66, GroenLinks en noem maar op. Ik begrijp het niet goed. Mogelijk kan ik hierop een reactie krijgen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik dank de heer Graus voor zijn reactie. Ik heb ook gevraagd hoe weidegang wordt gestimuleerd in het fosfaatreductieakkoord, omdat ik verwacht dat dit juist tot minder in plaats van meer weidegang leidt. Ik deel die vragen.

De heer Graus (PVV):

Daar ben ik weer. De heer Klaver, de fractievoorzitter van GroenLinks, heeft het ooit «grauzen» genoemd; hij heeft mij een werkwoord gegeven. Ik wijs erop dat ik hier al tien jaar lang voor waarschuw. Ik doe dit als enige. Geen enkele partij heeft mijn moties tegen fosfaatreductie gesteund. Fosfaten zijn een primaire levensbehoefte en nodig om zuurstof te binden. Ik heb moties ingediend tegen de EU en Natura 2000, maar niemand heeft die gesteund. Nu is er opnieuw ellende voor boeren. Wij zijn altijd te laat. Mevrouw Vermeij heeft samen met mij in de commissie-De Wit gezeten en zij weet dat de Kamer altijd te laat is. De Kamer loopt altijd achter de feiten aan. Luister ook eens naar mij. Ook al zie ik eruit als een tokkie: luister af en toe eens naar mij.

De voorzitter:

Ik luister zeker naar u, dat weet u, en mevrouw Voortman ook.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat doe ik ook op dit moment. Ik ken al die moties niet en daarom moet ik het antwoord op de opmerkingen van de heer Graus schuldig blijven. Hier gaat het om de vraag of wij een koe in de wei willen of dat wij haar in de stal willen houden. GroenLinks maakt hierin een duidelijke keuze. Ik ga er gezien de interruptie van de heer Graus van uit dat hij ook een duidelijke keuze maakt in het belang van de koe.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor de indieners van de nota. Het is goed dat Kamerleden initiatieven ontplooien, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat deze nota wat mij betreft niet het licht had hoeven te zien. Ik zie aan de glimlach van de collega's dat zij dit al hadden verwacht.

Het is jammer dat regelmatig een eenzijdige situatie wordt geschetst, in de nota, maar ook in de debatten tot op heden. Ik zal de positie van het CDA in deze discussie direct duidelijk stellen. Wij zijn voor koeien in de wei, maar niet voor een verplichting op basis van de wet. Een wettelijke verplichting zou het verdienmodel voor weidemelk dat er nu nog enigszins is, totaal onderuithalen. Daar is de koe niet bij gebaat, maar de boer en de boerin zeker ook niet. Het CDA wil onze melkveehouders de vrije keuze laten.

Ik verwachtte al dat voorstanders vandaag volop cijfertjes en emotie naar voren zouden brengen om hun gelijk te bewijzen. Dat zien wij ook aan de nota. De discussie is echter niet zwart-wit. Ja, de laatste jaren zijn er koeien op stal gehouden. Aan de andere kant maken diverse ondernemers nu ook weer de keuze voor weidegang. Ik mag veel werkbezoeken afleggen en het valt mij dan op dat in de melkveehouderij goed wordt nagedacht over de vraag of koeien jaarrond op stal blijven of dat zij kunnen beweiden. Boeren sluiten hun ogen niet voor het maatschappelijk debat. Ik was laatst bij een familie die ruim tien jaar de koeien op stal hield. De melkrobots zijn aan vervanging toe en de familie heeft er welbewust voor gekozen om weer te gaan weiden, zelf te gaan melken en de robots de deur uit te doen.

Is de koe ook slechter af als zij op stal staat? Nee, is onze mening. Het CDA is van mening dat de koe de hedendaagse stal net zo plezierig vindt als de wei. Als het warm of guur weer is, staan koeien liever op stal, is mijn waarneming. Uit een studie in de literatuur over weidegang zal naar voren komen dat er argumenten voor en tegen weidegang zijn, zoals er ook argumenten voor en tegen opstallen zijn. Ik herhaal het: het is geen zwart-wit verhaal. Op het gebied van bijvoorbeeld welzijn, milieu, economie en arbeid hebben stal en wei beide voor en nadelen.

Ik kan nog een hele verhandeling houden over welzijn, natuurlijk gedrag en diergezondheid, maar daar hoort natuurlijk ook weer bij dat natuurlijk gedrag een discussie op zichzelf waard is. Wat is natuurlijk gedrag? Onze melkkoeien staan al generaties op stal of in de wei en lopen niet vrij rond in Nederland. De koe is geen mens en maak haar dat dan ook niet, is mijn oproep. Het is mij duidelijk geworden dat koeien in de stal niet meer stressreacties hebben dan koeien die weiden. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat koeien ook voor gemak kiezen. Kortom, liever voer in de stal dan zelf gras in de wei halen.

Ook diergezondheid heeft meerdere aspecten. Daarom vraag ik de indieners of zij een verband hebben gevonden tussen de rekeningen van dierenartsen voor koeien die worden geweid en koeien die op stal staan. Het antwoord zal nee zijn, voorspel ik alvast. Of komt leverbot, een parasitaire platworm, meer voor in de wei dan in de stal? Het antwoord is dat leverbot alleen in de wei voorkomt. Zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan.

De uitkomst van de discussie is afhankelijk van de weging van de argumenten. Hoe ver vermenselijken wij dieren? De initiatiefnemers willen dat weidegang tot norm wordt verheven. De financiële argumenten die worden gebruikt, zijn flinterdun en zijn gebaseerd op cijfers van enkele jaren oud. Men treedt naar de mening van het CDA te ver in de bedrijfsvoering.

Afsluitend: het CDA is van mening dat er geen verplichting van de wetgever moet komen. Dat zou niet in het belang van de dieren en van onze familie- en gezinsbedrijven zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Voor de afwisseling van de toonzetting. De melkveehouderij had lang een goed imago in Nederland. In tegenstelling tot de intensieve veehouderij waarin varkens en kippen hun toch al niet al te prettige leven moeten slijten in treurige betonnen schuren en nooit het daglicht zien, laat staan gras onder hun voeten voelen, was de melkveehouderij lang relatief kleinschalig. Het waren familiebedrijven waarin de boer zijn dieren nog kent en weidegang gunt. Dat romantische imago is de sector wel kwijtgeraakt.

Mevrouw Lodders klopt zich op de borst door te zeggen dat er minder koeien in Nederland zijn dan zo'n 30 jaar geleden. Dat klopt wel, maar de melkproductie is niet bepaald evenredig afgenomen. De productie per koe is drastisch opgevoerd. Als mevrouw Lodders geniet van koeien in de wei, dan ga ik er een beetje van uit dat zij bedoelt dat zij het fijn vindt om te zien dat de dieren zich relatief prettig voelen. Wat betekent het opvoeren van de productie per koe? Maakt mevrouw Lodders van de VVD zich daar ook zorgen over? Ik heb sterk de indruk dat zij dit niet doet.

De voorzitter:

Hoe kun je een interruptie uitlokken?

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. U zag toch wel enige twijfel bij mij. Ik kan hier wel uitgebreid op ingaan. Als een boer niet goed voor zijn koeien zorgt, los van de productie, zullen die koeien ook niet goed voor de boer zorgen. Mevrouw Ouwehand zal dit niet steunen. Laten wij niet iedereen wijsmaken dat de hoge productie een negatieve invloed heeft op het dierenwelzijn en dat alleen weidegang een positieve invloed kan hebben. Nogmaals, wij zijn de tweede voedselexporteur van de wereld. Mevrouw Ouwehand kan er niet zo goed tegen als ik dit zeg. We zien wat de zuivel bijdraagt. Dan heb ik het niet alleen over kwalitatief hoogwaardige en betaalbare producten, maar ook over het aantal banen voor mensen in dit land. Laten we het complete plaatje beoordelen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoor veel woorden, maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag.

Mevrouw Lodders (VVD):

U stelde geen vraag, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg mij af of mevrouw Lodders zich zorgen maakte over het dierenwelzijn in brede zin en niet alleen maar genoot van het plaatje van de koe in de wei. Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen. Het was een verhaal vol rookgordijnen en misleiding. Dat het welzijn van het dier wel degelijk wordt aangetast door de enorme productieverhoging, kunnen we gewoon teruglezen in de studies die daarover verschenen zijn. Het lijkt er dus sterk op dat de VVD maar één belang heeft, en dat is centjes verdienen over de ruggen van de gezinsbedrijven, over de ruggen van de dieren en over de rug van het milieu. Het gaat daarbij om het economisch belang op korte termijn, waar we op lange termijn economisch gezien heel veel schade van zullen ondervinden.

Wat de Partij voor de Dieren betreft hoeven we onszelf niet op de borst te slaan voor het feit dat het aantal koeien in Nederland in de afgelopen 30 jaar is gedaald. Het aantal koeien moet zeker naar beneden, maar niet door de productie per koe op te voeren, en al helemaal niet door de sector uit de kluiten te laten groeien – wat nu is gebeurd – door de grote fabrieksboeren alle ruimte te geven om de gezinsbedrijven, de biologische bedrijven en de biologisch-dynamische bedrijven uit de markt te drukken, en dan pas toe te geven dat iedereen die daarvoor gewaarschuwd had, gelijk had en dat het fosfaatplafond moet worden gerespecteerd. Om dat te realiseren, worden 200.000 gezonde koeien voortijdig afgevoerd naar de slacht. Ik vind het om te huilen! Daar moet je je voor schamen.

Die opgevoerde koeien worden steeds vaker hun hele leven opgehokt in een megastal. In plaats van op gras staan ze op gladde voeren die ontstekingen en pootproblemen opleveren. Ze worden ieder jaar geïnsemineerd – daar heb ik verder nog niemand over gehoord – om een kalf te baren, want melkproductie ontstaat niet vanzelf. Ieder jaar krijgen melkkoeien een kalf dat vervolgens binnen een dag bij hen wordt weggenomen, zo gaat het althans bij de meeste bedrijven, terwijl het hier gaat om zoogdieren. We hoeven dieren niet te vermenselijken, maar we kunnen wel erkennen dat zoogdieren de behoefte hebben om hun eigen jong te zogen en dat het geboren jong de behoefte heeft om bij zijn eigen moeder te zijn en de melk te drinken die nota bene voor hem of haar bestemd was. Dat we dat van dieren afpakken, is een fundamenteel moreel probleem dat ik wil inbrengen, in dit debat en in alle andere debatten over de melkveehouderij. Als we het hebben over het welzijn en het respecteren van het natuurlijke gedrag van dieren, dan gaat het veel verder dan alleen maar weidegang.

Er is een oplossing voor de problemen die in samenhang op de melkveehouderij zijn afgekomen. Het gaat om het beschermen van de mogelijkheden van de boer om met een relatief klein bedrijf, een gezinsbedrijf, een goede boterham te verdienen. Het gaat om het respecteren van de milieurandvoorwaarden en om het respecteren van het dierenwelzijn en het natuurlijke gedrag, inclusief de behoefte om voor het eigen jong te zorgen. Het gaat zeker ook over weidegang. Een van de natuurlijke behoeften van het dier is de behoefte om zelf te kunnen grazen op de weide, die wat ons betreft bij ieder bedrijf aanwezig zou moeten zijn. Als het rotweer is – de heer Geurts had het hierover – moeten de koeien kunnen teruglopen naar de stal. Dat is echt zo moeilijk niet. Het plan daarvoor bestaat al sinds 1990. Dat is nota bene door oud-CDA-minister Braks ingevoerd. Hij zei: wil het in de toekomst op alle fronten goed blijven gaan met de melkveehouderij, dus met boer, dier en milieu, dan zullen we toe moeten naar een systeem van graasdiereenheden. Dat houdt in dat je koeien mag houden als je grond hebt om de dieren daarop te laten weiden. Hij zei ook: beperk de productie per koe, want dan garandeer je het dierenwelzijn. Wij voegen eraan toe: laat ook de kalfjes de melk drinken die voor hen bestemd is. Wie dat 30 jaar lang negeert en nu op kleine puntjes verbeteringen voorstelt, heeft het niet begrepen en jaagt de boeren opzettelijk, door de feiten te negeren, een toekomst in die niet houdbaar is. Ik neem het de VVD, het CDA en de PVV zeer kwalijk. Dat geldt ook voor de Partij voor de Arbeid en D66, die hier op zijn best halfhartig mee om zijn gegaan.

We steunen absoluut de initiatiefnota voor een verplichte weidegang. Ik dank de initiatiefnemers van de SP, D66 en GroenLinks voor het redden wat er te redden valt. Maar ik kan het niet nalaten om te blijven benadrukken dat het echt om fundamentele systeemveranderingen gaat, die nodig zijn om het dierenwelzijn, de toekomstpositie voor de boer en het milieu veilig te stellen.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik complimenteer de initiatiefnemers voor alle inzet ten behoeve van koeien. Maar zoals ik al zei, hebben met name de partijen van de initiatiefnemers het mogelijk gemaakt dat fosfaatreducties konden doorgaan. Dan heb ik het over EU-maatregelen die juist de weidegang hebben belemmerd. Ik noem bijvoorbeeld Natura 2000. De Partij voor de Dieren hoort ook bij de partijen die dit mogelijk hebben gemaakt. De Partij voor de Dieren trekt hier een grote broek aan, maar zij heeft niet eens 10% bereikt van wat wij hebben bereikt voor dieren. De PvdD is tegen ritueel martelen, maar laat wel haatbaarden binnen. Dat is een beetje een rare zaak. Zo gaat het met alle punten. Ik kan ze zo onderuitschoffelen. Wij zijn de enige partij die echt alles eraan heeft gedaan om het voor een boer mogelijk te maken dat de koeien in de wei staan. Dat komt ook omdat ik zo'n beetje ben opgegroeid met een melkveehouder. Ik weet hoe het werkt. Het ontbreekt de mensen hier aan kennis; dat is het probleem in de Kamer. Ik refereer aan de commissie-De Wit. We hebben gehoord dat het ook de financiële commissies vaak aan kennis ontbrak. Dat is de reden dat de crisis doorgang kon vinden. Er is immers niet tijdig ingegrepen. Wij hebben er meerdere malen op gewezen...

De voorzitter:

Mijnheer Graus, voordat u verdergaat, heeft mevrouw Ouwehand een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik had die vraag net een minuut eerder willen stellen, want nu laad ik de verdenking op mezelf dat ik met een jijbak kom. Bij eerdere uitlatingen van de heer Graus – ik weet even niet meer wie hij interrumpeerde – drong het tot me door dat hij voortdurend op één klein punt blijft wijzen, namelijk de Europese regels, en dat hij de rest van de feiten op de een of andere manier niet meeneemt. Dan kun je inderdaad wel zeggen: dit zorgt ergens voor een probleem. Maar het is als volksvertegenwoordiger toch je taak om het hele veld te overzien, om alle feiten tot je te nemen en dan te kiezen voor oplossingen die werken? Je kunt toch niet blijven volhouden dat alleen maar de Europese afspraak om het grondwater niet te veel te belasten het allergrootste probleem zou zijn voor de melkveehouderij en dat, als je dat oplost, er niets meer aan de hand is?

De heer Graus (PVV):

Wat mevrouw Ouwehand zegt, is niet waar. Ik heb het hele pakket genoemd. Ik heb gezegd dat de fosfaatreductie tot problemen zal leiden, ook voor koeien in de wei. Ik heb gezegd dat Natura 2000 de grootste nekslag voor onze boeren zal zijn. Dat heb ik allemaal genoemd. Bovendien is wat mevrouw Ouwehand zegt, echt onzin. Toen iedereen begon te spreken over koeien in de wei, had ik allang een motie ingediend waarin zelfs werd gevraagd om boomplantdagen te organiseren omdat koeien en schapen het liefste onder een boom staan als de zon schijnt. Toenmalig Minister Verburg stond daar heel sympathiek tegenover. Ga maar kijken. Als de zon schijnt, zie je dat schapen of koeien het liefste onder een boom gaan staan of dat ze onder een plateauwagen gaan liggen. Dieren liggen nu eenmaal niet graag urenlang in de zon. Dat heb ik ook al eerder gezegd. Hoe durft mevrouw Ouwehand dit te zeggen, terwijl ik er alles aan heb gedaan om het dieren zo gemakkelijk mogelijk en comfortabel mogelijk te maken? Ik heb echter ook de nekslagen voor de boeren opgenoemd. Mevrouw Ouwehand kan wel spreken van een jij-bak, maar ik heb een stuk of drie, vier punten genoemd. De EU, Natura 2000, fosfaatreductie; ik heb het allemaal genoemd. Ik zie het probleem echt niet. Ik heb gewoon gelijk gehad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is mij nooit duidelijk geworden of de heer Graus doet alsof hij dom is of dat hij werkelijk dingen niet tot zich laat doordringen. Dat kan, maar als de PVV instemt met het loslaten van het melkquotum, instemt met een wet waarin grondgebondenheid niet betekent dat je ook daadwerkelijk grond bij je bedrijf moet hebben om koeien op te kunnen weiden en instemt met de schaalvergroting, dan is zij er toch zelf verantwoordelijk voor dat koeien steeds vaker in megastallen staan en niet naar buiten kunnen? Vanwege alle problemen waarvoor we gewaarschuwd zijn, worden 200.000 koeien voortijdig naar de slacht gebracht, mede dankzij de PVV.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand! Mevrouw Ouwehand, heel even. Het is wel gebruik in dit huis, en ik hecht daar zeer aan, om vragen te stellen en om de vragen van een ander niet te interpreteren. U deed dat zojuist bij mevrouw Lodders en doet het nu bij de heer Graus, en ik zou van die zinsneden echt weg willen blijven. U stelt een vraag en u krijgt een antwoord. We hebben een stevig debat en dat mag, maar interpreteert u uw vragenstellers aan gene zijde alstublieft niet. Dat is mijn dringende verzoek aan u.

De heer Graus (PVV):

Ik maak er bezwaar tegen dat men mij iedere keer voor dom wil uitmaken of als dom wil wegzetten. Dat irriteert me mateloos, vooral als al tien jaar lang blijkt dat alles wat ik heb voorspeld – er zijn journalisten mee bezig – tot de nationalisatie van de banken aan toe, twee jaar voor het gebeurde, uitkomt. Jullie moeten dan wel een keer gaan denken: wacht eens effe, dit kan geen toeval meer zijn. Mij dan iedere keer een beetje in die domme hoek willen zetten en dat dedain: ik vind het walgelijk. Ik walg er al alle tien jaar dat ik in de Kamer zit van. Wat dat betreft is de Partij voor de Dieren ook gewoon een grachtengordelpartij geworden. Vreselijk! Echt waar.

Waar ik ook bezwaar tegen maak, mevrouw de voorzitter,... Schaalvergroting. Wij hebben vanaf 2006 in ons programma staan dat we tegen de bioindustrie zijn en voor kleine gezins- en familiebedrijven. Daar hebben we ook moties voor gesteund, zelfs van de Partij voor de... Ik wilde zeggen «voor de dierenpoezen» maar dat moet «Partij voor de Dieren» zijn. En we hebben nota bene daar zelf ook moties voor ingediend. We zijn helemaal niet tegen. We zijn juist voor die kleine gezins- en familiebedrijven. Wat we wel hebben gezegd, en daar doelt mevrouw Ouwehand op is, dat... Stel dat er nu twee broers samen willen gaan en die hebben samen net iets meer koeien in de wei dan nu volgens de bovengrens mag en die dieren hebben het goed hier in Nederland, dan willen wij die mensen een mogelijkheid geven. Wij willen de export niet gaan verplaatsen naar landen waar ze het dierenwelzijn nog moeten uitvinden. Wij willen dus samengestelde gezins- en familiebedrijven mogelijkheden geven. Dat is het enige wat wij hebben gedaan. Wij zijn ook tegen megastallen. Iedere keer maar weer die leugen, ook dadelijk weer bij de verkiezingscampagne: ik vind het verschrikkelijk. Hier wordt gewoon gelogen en bedrogen en sommige mensen trappen er nog in ook. Over dom gesproken! Degenen die daarin trappen, die zijn dom.

De voorzitter:

We gaan het woord niet meer gebruiken. Dat lijkt mij voor het debat... Ik probeerde dat al duidelijk te maken en dat begreep u ook, mijnheer Graus. Ik ga nu mijnheer Graus het woord geven om zijn betoog verder te voeren. Dat lijkt mij het beste.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil even corrigeren wat ik gezegd heb. Ik heb niet gezegd dat de heer Graus dom is. Ik heb gezegd dat hij wellicht doet alsof.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Ouwehand, ik onderbreek u, want dit helpt niet. Dit helpt niet. Luistert u alstublieft naar mij: dit helpt niet.

De heer Graus!

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben gewezen op alle voordelen van weidegang, ook ter voorkoming en vermindering van bijvoorbeeld zoolbloedingen, stinkpoten, klauwproblemen en kreupelheid. Wij hebben ook gezegd dat mastitis en vruchtbaarheidsproblemen daardoor minder vaak voorkomen. Het gaat ons er dus allereerst om dat die dieren in de wei moeten staan. Dat staat los van het feit, iets wat ook FrieslandCampina zegt, dat het ook behoort tot ons oer-Hollandsche – met sch! – landschap.

Bij de PVV doen we alles vanuit de dieren. Ook als vriend van de joodse gemeenschap zijn we toch tegen dat ritueel slachten, ook door joden, omdat we zeggen dat het dier hierbij echt voorgaat. Hoe durft dan iemand ons nog verwijten te maken. Met alle respect, ik vind dat echt te gek voor woorden.

De PVV wil daarom dat de weidegang actief gestimuleerd wordt. Dat gebeurt ook. De Staatssecretaris wil dat de norm omhooggaat. FrieslandCampina hanteert een model waarbij boeren met weidegang een hogere prijs krijgen. De sector heeft het Convenant Weidegang opgesteld. Ik heb begrepen dat daarin inmiddels meer dan 66 partijen samenwerken, partijen uit de hele keten. De dalende trend is tenietgegaan en we zijn dus de goede kant op aan het gaan. Waar mogelijk moet dat ook kunnen.

Waar ik tegen ben, is dat dieren verplicht worden. Ik heb daarover ook een paar keer discussie gehad met mijnheer Van Gerven. Je kunt een dier niet verplichten om de wei in te gaan. Ik heb ook altijd veel dieren gehad. Ik ben ook een ervaringsdeskundige met dieren. Sommige dieren willen helemaal niet zo graag naar buiten, maar andere weer wel. Soms willen ze het wel en soms niet. De dieren moeten dat zelf kunnen beslissen. Je kunt niet zomaar zeggen dat je met een elektrische stok de dieren naar buiten gaat jagen, ook als ze dat niet willen. Dat kan gewoon niet. Daarom wil ik het niet. Daarom heb ik ook die motie van Van Gerven nooit gesteund.

De omzetting van een dalende naar een stijgende trend komt onder andere door een verhoging van de premie voor die weidemelk. Ik prijs dat, want het is een verdubbeling van € 0,05 naar € 0,10 per kilogram melk. Boeren geven daardoor ook aan dat het een onderdeel is geworden van het verdienmodel. Ik kom er dadelijk nog op terug, maar ik heb begrepen dat er een beter verdienmodel voor boeren moet komen en dat het daarin allemaal kan worden meegenomen. Wij hebben ook gezegd: ga terug naar de gezins- en/of kleine familiebedrijven. Dat hebben we ook een paar keer gezegd. Het blijkt inderdaad – de woordvoerder van D66 zei het ook – dat naarmate een bedrijf meer melkkoeien houdt, de koeien vaker het hele jaar op stal staan. Daar moeten we allemaal iets aan doen. Daar ben ik ook een groot voorstander van. Ik heb dat ook altijd gesteund. Ik heb ook het moratorium tegen megastallen altijd gesteund, want ik was degene die zei: dadelijk is de weidegang niet meer te regisseren. Dat ben ik geweest en niet de Partij voor de Dieren. Ik vind dit echt te gek voor woorden, hoor.

Het fosfaatplafond vind ik onzin. En waarom? Dat heeft niks te maken met dat ik die koeien niet in de wei wil hebben, terwijl het juist in dit geval voordelig zou zijn. Ik gaf dat ook al aan. Maar we krijgen een tekort aan fosfaten. Daarom heb ik ook gezegd dat we fosfaten moeten gaan extraheren uit ontlasting omdat het een primaire levensbehoefte is. China levert niet meer en de Marokkanen zullen het mogelijk dadelijk nog strategisch kunnen gebruiken. Daarom moeten we gewoon zelfvoorzienend worden. Dat is een belangrijke boodschap, die ik al jaren uitdraag. Er ligt een aangenomen motie-Graus. Hoe zit het daarmee? Hoe zit het met die aangenomen motie-Graus voor een beter verdienmodel, waarin dit allemaal meegenomen kan worden?

Voorts wil ik dat de indieners reageren op de bezwaren uit de sector, omdat dat ook ervaringsdeskundigen zijn. Ook LTO heeft een hele brief gestuurd. Reageer daar nou eens op, want dat zijn wel de mensen die het moeten uitvoeren. Dat ze welwillend zijn, heb ik net al genoemd.

Ik heb al iets gezegd over de boomplantdag. Dat was de reden waarom ik... Ik heb ook niet begrepen waarom sommigen dat niet hebben gesteund. Als je dieren in de wei gaat gooien, moet je ook voor beschutting zorgen. Je kunt dieren niet zomaar en onder alle weersomstandigheden in een kale wei gooien. Anders zou je de dieren bij heel felle zon beter binnen kunnen houden. Daar krijg ik ook graag nog een reactie op.

Ik ben van de vrije uitloop van D66 ook een groot voorstander. Dat zeg ik heel eerlijk. De dieren moeten het zelf bepalen. Dat heb ik ook gezegd. Vandaar dat het mogelijk is dat ik om die reden het initiatief, zoals het er nu ligt, niet helemaal kan steunen. Ik zal daarover ook met mijn fractie overleggen, want ik wil wel dat die punten van ons er goed in voorkomen.

Tot nu toe heb ik het altijd gehad over het welzijn van de koeien, maar we krijgen er ook kwalitatief hoogwaardige producten door. Ik heb zelf wel eens in de faculteit voor diergeneeskunde – ik meende dat het in 2002 was – een lezing gegeven over onze goede boeren, de beste zuurgraad van het gras en de kwalitatief hoogwaardige producten waar de Chinezen elkaar de kop voor inslaan. Dat moeten we ook allemaal in ere houden. Dus de boeren hebben er zelf alleen maar baat bij dat ze dieren meer in de wei laten.

Tot slot. Ik heb het al in twee interrupties gezegd: ik zou graag zien dat de initiatiefnemers reageren op het feit dat ze de verstikkende wet- en regelgeving van de Europese Unie mogelijk hebben gemaakt, Natura 2000 en de fosfaatreductie. Dat bijt allemaal met hetgeen ze nu willen. Daar krijg ik toch graag een reactie op. Hebben ze de afgelopen tien jaar misschien toch verkeerd gehandeld? Ik weet – ik noemde het voorbeeld al – dat de koeien van een boer in Midden-Limburg plotseling niet meer naar de overkant van zijn boerderij mochten, omdat dat stuk onder Natura 2000 viel. Ze mochten zich niet meer ontlasten in en nabij de Roer. Dat kan natuurlijk niet, maar het is wel allemaal mede mogelijk gemaakt door de indieners. Waar ligt het probleem dan nog?

Mevrouw de voorzitter, ik laat het hierbij. Dank u wel.

De voorzitter:

U noemt een aantal moties waarop u een reactie wenst. Ik denk dat het dan het beste is dat de initiatiefnemers na de vergadering van u de Kamerstuknummers krijgen. Dat kan bilateraal geregeld worden en dat is wel zo handig voor de beantwoording.

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik bedank de leden hartelijk. Ik bedank uiteraard de initiatiefnemers en de Staatssecretaris voor hun aanwezigheid hier hedenochtend. De voorzetting vindt volgende week maandag op 6 februari van 13.00 uur tot 17.00 uur plaats. Dan vindt de beantwoording in eerste termijn plaats en meteen daaropvolgend de tweede termijn.

Nogmaals hartelijk dank.

Sluiting 12.18 uur.

Naar boven