34 309 Regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring)

35 501 Wijziging van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring met het oog op het handhaven van de mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen

K1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 september 2021

Sinds juni 2018 is bij de Eerste Kamer in behandeling het voorstel voor de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.2 De behandeling van dit wetsvoorstel is opgeschort totdat een aangekondigde novelle de Eerste Kamer zou hebben bereikt. De op 20 juni 2020 bij de Tweede Kamer ingediende novelle3 is door deze Kamer in februari van dit jaar controversieel verklaard.

Naar aanleiding hiervan is op 7 juli 2021 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waarin verzocht wordt om een uiteenzetting over de consequenties van het al geruime tijd stilliggen van de behandeling van beide wetsvoorstellen.

De Staatssecretaris heeft op 2 september 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE & ASIEL / JBZ-RAAD

Aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 7 juli 2021

Al sinds juni 2018 is bij de Eerste Kamer in behandeling het voorstel voor de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.4 Op 2 oktober 2019 ontving de Kamer de nadere memorie van antwoord. Hierin constateert de regering dat het wetsvoorstel tekortschiet met name ten aanzien van de groep overlastgevende vreemdelingen die in asielzoekerscentra of de openbare ruimte en in bewaring voor grote problemen zorgt. De regering kondigde daarom een nieuw wetsvoorstel aan dat het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring op een aantal punten meer zou laten aansluiten bij de praktijk van vandaag.5 De commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad besloot daarop de behandeling van het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring op te schorten totdat het aangekondigde wetsvoorstel de Eerste Kamer zou hebben bereikt.

De commissie constateert dat de Novelle maatregelen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen weliswaar op 20 juni 2020 bij de Tweede Kamer is ingediend6, maar dat deze Kamer het voorstel in februari van dit jaar controversieel heeft verklaard. Het is niet waarschijnlijk dat de behandeling op korte termijn wordt hervat. In het licht van het voorgaande ontvangt de commissie graag van u een uiteenzetting over de consequenties van het al geruime tijd stilliggen van de behandeling van beide wetsvoorstellen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de consequenties voor de juridische grondslag van de inbewaringstelling van vreemdelingen. De commissie ontvangt uw uiteenzetting graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.

De voorzitter van de commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad, M.H.M. Faber-Van de Klashorst

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2021

Per brief van 7 juli 2021 heeft de vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad mij gevraagd naar de stand van zaken van het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring en de novelle maatregelen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen. Graag ontvangt de commissie een uiteenzetting van de consequenties van het al geruime tijd stil liggen van de behandeling van beide wetsvoorstellen. Daarbij gaat het de commissie in het bijzonder om de consequenties voor de juridische grondslag van de inbewaringstelling van vreemdelingen.

Zoals eerder met uw Kamer gewisseld kent het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring een lange voorgeschiedenis, maar wordt in de praktijk al zoveel als mogelijk vooruitgelopen op de nieuwe situatie door in de inrichtingen voor vreemdelingenbewaring – waar mogelijk binnen de kaders van de Penitentiaire beginselenwet – te werken met onder meer regimedifferentiatie.7

Het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring heeft hiermee niet aan belang ingeboet omdat het de bewaring van een bestuursrechtelijke grondslag voorziet en zorgt voor een bewaringsregime dat past bij de situatie van vertrekplichtige vreemdelingen. Meer afstemming op de aard en het doel van de bewaring betekent ook veranderingen in het kader van terugkeer. Zo kan door het wetsvoorstel de medewerking aan een aantal elementen binnen het vertrekproces in de toekomst gemakkelijker worden afgedwongen. Tevens wordt de Vreemdelingenwet 2000 aangepast waardoor het afwegingskader voor inbewaringstelling en de alternatieven voor bewaring duidelijker in de wet worden opgenomen en uitgewerkt.

Ik zal mij dan ook blijven inzetten voor een spoedige voortgang van het wetsvoorstel zodra dat weer mogelijk is. Dit geldt ook voor de novelle die een aantal noodzakelijke aanvullingen met zich meebrengt, specifiek gericht op overlastgevende vreemdelingen.

Wat betreft de juridische grondslag voor inbewaringstelling bevat het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring een herformulering van hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet 2000 (vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen). Dit laat onverlet dat thans op basis van de huidige artikelen 6, 6a, 59, 59a en 59b van de wet inbewaringstelling mogelijk is en blijft.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

De letter K heeft alleen betrekking op 34 309

X Noot
2

Kamerstukken 34 309.

X Noot
3

Kamerstukken 35 501.

X Noot
4

Kamerstukken 34 309.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/20, 34 309, I, p. 1–2.

X Noot
6

Kamerstukken 35 501.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2019/2020, 34 309, H.

Naar boven