34 305 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 2015

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

Inleiding

2

Vereenvoudiging informatieplicht bij eigenwoningschuld anders dan bij aangewezen administratieplichtigen

2

Afschaffen minimumwaarderingsregel bij afkoop

3

Definitie geneesmiddelen

3

Afschaffen jaarbetaling motorrijtuigenbelasting

4

Fictie exportregeling in afvalstoffenbelasting

4

Vereenvoudiging fiscaal procesrecht; massaal bezwaar en prejudiciële vragen

4

Schorsende werking hoger beroep bij toeslagen

7

Uitbreiding regeling uitgaven voor monumentenpanden en Natuurschoonwet 1928 naar aanleiding van uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie

8

Implementatie verrekenprijsdocumentatie en «country-by-country reporting»

8

Verzachten sanctie bij aflossingsachterstand

11

Imputatie SEW/BEW

11

Benutten dubbele vrijstelling fiscale partners bij onder meer kapitaalverzekeringen

11

Rekening houden met tegengestelde belangen ten aanzien van de WOZ-waarde

12

Aanscherpen gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling

12

Aanpassingen vpb-plicht overheidsondernemingen

14

Growkits en kweekvloeistoffen

15

Verlaging tarief energiebelasting lokaal opgewekte duurzame energie

15

Teruggaafregeling voor aardgas als brandstof voor vaartuigen

16

Lijfsdwang in geval van civiele vordering

16

Aanscherping disculpatiemogelijkheid

16

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

17

Overige

17

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel Overige fiscale maatregelen 2016. Deze leden maken graag van deze gelegenheid gebruik een paar vragen te stellen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van fractie van de SP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele aanvullende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Overige fiscale maatregelen 2016.

De leden van fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele aanvullende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele aanvullende vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016). Zij hebben nog enkele opmerkingen en vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016. Deze leden willen de regering enkele opmerkingen en vragen over het wetsvoorstel voorleggen op het punt van tegengestelde belangen ten aanzien van de WOZ-waarde.

Vereenvoudiging informatieplicht bij eigenwoningschuld anders dan bij aangewezen administratieplichtigen

De leden van de PvdA-fractie waarderen de evidente vereenvoudiging om leningen die aangegaan zijn bij bijvoorbeeld familie of vrienden voor de koop van een huis eenvoudiger in de aangifte op te kunnen geven. Zij vragen zich af of de gehele informatievoorziening door belastingplichtige via de aangifte plaatsvindt. In welke gevallen dient de belastingplichtige nog documentatie op te sturen?

De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de standaard sancties zijn die van toepassing zijn bij het niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte?

De leden van de CDA-fractie zijn positief over deze, zij het beperkte, vereenvoudiging.

Afschaffen minimumwaarderingsregel bij afkoop

De leden van PvdA-fractie waarderen het initiatief om de onbillijke toepassing van de minimumwaarderingsregel bij afkoop weg te nemen. Dit helpt voor de mensen die een niet-opbouwende polis in het verleden hebben afgesloten, maar afgestraft worden als zij dit proberen te repareren. Op welke wijze kunnen belastingplichtigen aanspraak maken op de toezegging dat dat vooruitlopend op de wet tegemoetkoming kan worden verleend voor afkopen die zijn gedaan voor 1 januari 2016? Gelden voor deze toezegging additionele voorwaarden?

De leden van de SP fractie vragen of de regering voorbeelden kan geven van situaties waarin de verschuldigde belasting het door de verzekering uitgekeerde bedrag overstijgt wanneer de minimumwaarderingsregel wordt toegepast? Hoe vaak zijn deze situaties voorgekomen?

De leden van de CDA-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van deze maatregel en steunen hem van harte. Het is een soort van erkenning van de regering dat woekerpolissen echt bestaan. Tot nu toe gold de fictie dat de woekerpolis altijd ten minste net zoveel waard zou zijn als de ingelegde gelden. Eindelijk is het tot de regering doorgedrongen dat dat niet het geval is en dat hij ook minder waard geworden kan zijn.

De regering probeert nog dapper te spreken over «recente polissen» en «dalingen in koersen», maar de leden van de CDA-fractie kunnen de regering uit de droom helpen: de verkoop van polissen is ingestort en het gaat hier dus om relatief oude polissen.

Des te meer is het nu merkwaardig dat de regering amendement 34 220, nr. 7 dat de afkoop van woekerpensioen mogelijk maakt zonder revisierente een paar weken geleden nog ontraadde! En het werd nog vreemder toen de regering een week later draagvlak vroeg voor de uitwerking van een faciliteit om het pensioen in eigen beheer zonder fiscale consequenties af te kopen. Straks mag iedereen zijn pensioen afkopen, behalve de mensen met een woekerpolis! Dat kan toch niet de bedoeling zijn? De leden van de CDA-fractie nodigen de regering uit het mogelijk te maken dat mensen met een woekerpolis hun polis mogen afkopen zonder revisierente.

Definitie geneesmiddelen

De leden van de CDA-fractie begrijpen het voorstel van de regering om de afbakening van de term «geneesmiddel» te verduidelijken door aan te sluiten bij producten die een handelsvergunning in het kader van de Geneesmiddelenwet hebben dan wel van die vergunning zijn vrijgesteld. Toch vragen deze leden zich af of door de beperking geen geneesmiddelen tussen wal en schip vallen. Kan de regering, naast de spierbalsem en de littekengel, een overzicht geven van de middelen die niet meer onder het lage tarief zullen vallen? Hoe zit het bijvoorbeeld met homeopathische middelen of geneesmiddelen met een lage dosis? Gaat het ook om zelfzorggeneesmiddelen die alleen met een recept van de huisarts verkrijgbaar zijn, zoals slijmoplossende neusspray voor baby’s? Kan de regering bevestigen dat deze maatregel nooit middelen betreft die onder de zorgverzekeringswet vallen?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten voor welke geneesmiddelen straks het verlaagde btw-tarief niet langer geldt. Wat is de reikwijdte van deze wijziging? Waarom heeft dit volgens de regering geen budgettair effect? Deze leden vragen om nauwkeuriger aan te geven wat de budgettaire opbrengst is van deze wijziging. Zijn er EU-lidstaten die het verlaagde btw-tarief breder toepassen?

Afschaffen jaarbetaling motorrijtuigenbelasting

De leden van de fractie van de SP vragen of de jaarbetaling motorrijtuigenbelasting voor degene die de motorrijtuigenbelasting moet betalen niet goedkoper was dan in meerdere termijnen betalen. Zijn er nog andere redenen om de jaarbetaling af te schaffen naast het verminderen van de uitvoeringskosten? Hoeveel fte en hoeveel uren zijn er in een jaar bezig met het verwerken van de jaarbetaling motorrijtuigenbelasting? Kan er een berekening worden gegeven van de winst aan uitvoeringskosten voor zowel 2016 als structurele winst? Waarop wordt structureel op uitvoeringskosten bespaard en waarop eenmalig in 2016?

Hoe kan het dat het afschaffen van de mogelijkheid om een bedrag voor een heel jaar in een keer te betalen, veel bedrijven zouden heel erg blij zijn met klanten die het hele jaarbedrag in een keer betalen, zoveel vereenvoudiging oplevert, vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom is de jaarbetaling in de systemen van de Belastingdienst zo ingewikkeld?

Welk percentage van de MRB-plichtigen betaalde de MRB nog jaarlijks in eenmaal, vragen de leden van de fractie van de PVV.

Fictie exportregeling in afvalstoffenbelasting

De fictie exportregeling in afvalstoffenbelasting ziet er uit als een verbetering. De leden van de VVD-fractie hebben nog een aanvullende, verduidelijkende vraag; wordt daarmee de regeling ook voor de overheid beter uitvoerbaar? En wat zijn de gevolgen voor het bedrijfsleven?

Vereenvoudiging fiscaal procesrecht; massaal bezwaar en prejudiciële vragen

De leden van de VVD-fractie vinden het terecht dat nu ook in belastingzaken een prejudiciële procedure wordt ingevoerd. Waarom heeft deze stap zolang geduurd, de VVD-fractie heeft er bij monde van mw. Neppérus al in februari 2012 naar gevraagd?

Welke knelpunten worden ervaren bij de massaalbezwaarprocedure, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Worden deze vooral bij de Belastingdienst ervaren of bij belastingplichtigen? Waarom zijn er tot nu toe slechts twee massaalbezwaarprocedures geweest? Als eis wordt in het wetsvoorstel gesteld dat allen die willen meedoen aan een massaalbezwaarprocedure individueel ontvankelijk moeten zijn, en dus tijdig bezwaar moeten maken. Er zullen veel gevallen zijn waarbij individuen de kosten van een individuele procedure niet wilden dragen, het niet waard vonden of gewoon zich niet beseft hadden dat zij weleens onterecht belasting betaald zouden kunnen hebben. Deze groep wordt straks uitgesloten van de massaalbezwaarprocedure. Waarom is ervoor gekozen deze groepen uit te sluiten?

De inspecteur selecteert een aantal representatieve zaken om uit te procederen. Op welke wijze garandeert selectie door de inspecteur dat de geselecteerde zaken representatief zijn?

De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de achterliggende reden is van de vereenvoudiging van het fiscaal procesrecht. Heeft dat ook te maken met de vele rechtszaken op de gestelde onderwerpen? Erkent de regering dat een onherroepelijke uitspraak van de rechter in de massaalbezwaarprocedure van de berekening van het box 3-inkomen op korte termijn weer een herziening van de heffing kan vereisen? Wat zijn de extra kosten als de regering besluit om de heffing voortaan te baseren op het daadwerkelijk behaald rendement? Wegen de kosten van de uitvoering niet op tegen het voeren van een rechtvaardig beleid omtrent het belasten van vermogen? Op 30 juni 2015 besluit de regering plotsklaps tot een massaalbezwaarprocedure over de vermogensrendementsheffing, terwijl de Staatssecretaris op 13 november 2014 in antwoord op Kamervragen van de SP aangeeft dat bezwaarmakers een vaststellingsovereenkomst (conform onderdeel 9 van het BFB) wordt aangeboden, indien er sprake is van een eenduidige rechtsvraag. Uit het besluit op 30 juni 2015 blijkt dat er al lang overeenstemming was bereikt over de rechtsvraag. Waarom heeft de regering de aanwijzing gegeven voor een massaal bezwaarprocedure? Is er met dit besluit sprake van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur? Zijn er wijzigingen opgetreden in de rechtsbescherming van de belastingplichtigen die via de Bond voor Belastingbetalers in bezwaar zijn gekomen, sinds de procedure aangemerkt is als massaalbezwaarprocedure? Is het de regering bekend dat de Bond voor Belastingbetalers, die de procedure tegen de vermogensrendementsheffing is gestart, op kosten is gejaagd doordat er na een jaar lange voorbereiding op een vaststellingsovereenkomst, in juli 2015 plotsklaps werd besloten tot een massaal bezwaarprocedure? Wat doet de Belastingdienst met de extra kosten die onnodig zijn gemaakt door deze partij? Uit een inventarisatie van de Bond voor Belastingbetalers onder ruim 1600 bezwaarmakers over hun aangifte inkomstenbelasting 2013 blijkt dat circa 75% een belastingdruk in box 3 heeft van meer dan 50% en circa 25% een belastingdruk boven de 75%. Dat wil zeggen meer dat respectievelijk 50% en 75% van het rendement op vermogen van deze belastingplichtigen wordt afgedragen aan de fiscus. Nu de regering op 30 juni 2015 deze kwestie heeft aangewezen als massaalbezwaarprocedure, is een onherroepelijke uitspraak van de rechter van toepassing op alle belastingplichtigen in Nederland die over hun box 3 vermogen belasting betalen. Wat zijn de kosten voor de schatkist, indien de rechter onherroepelijk vaststelt dat de vermogensrendementsheffing in zijn totaliteit in strijd is met artikel 1 EVRM? Wat zijn de kosten voor de schatkist, indien de rechter onherroepelijk vaststelt dat vanaf 50 of 75% belastingdruk de vermogensrendementsheffing in strijd is met artikel 1 EVRM? Welke garanties geeft de regering dat een onherroepelijke uitspraak van de rechter in de massaal bezwaarprocedure wordt meegenomen in de herziening van de vermogensrendementsheffing?

Met de wijziging van de massaalbezwaarprocedure komt de periode van vier weken waarin de Tweede Kamer kan reageren op een voornemen om een procedure als massaal bezwaar aan te merken te vervallen, aldus de leden van de fractie van het CDA. In de voorstellen wordt de Tweede Kamer deze mogelijkheid ontnomen en wordt nog slechts een kennisgeving verstrekt. Een dergelijke kennisgeving versnelt het proces met maximaal vier weken, maar leidt dus tot minder controle voor de Kamer. De massaalbezwaarprocedure wordt in de nieuwe regels van toepassing als er sprake is van een breder maatschappelijk belang. Waarom acht de regering zichzelf in staat beter te toetsen of sprake is van een breder maatschappelijk belang dan de Staten-Generaal? Is de regering bereid de reactieperiode van de Tweede Kamer te laten bestaan?

De leden van de CDA-fractie zijn positief over het voorstel tot introductie van de prejudiciële procedure in belastingzaken. Wel hebben deze leden enige verbazing over de manier en het gemak waarmee de regering de procedure wil invoeren. Zij delen de mening van de Raad van State dat dit eigenlijk een afzonderlijk wetsvoorstel zou moeten zijn.

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting: Het kabinet staat daar [introductie van de prejudiciële procedure] positief tegenover en voelt zich daarin nog verder gesterkt door de uitkomsten van de onlangs georganiseerde expertmeeting waarbij vertegenwoordigers van de rechterlijke macht, de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB), het Register Belastingadviseurs (RB), de Nederlandse Vereniging van Advocaten-Belastingkundigen, de Vereniging van Cassatiespecialisten Belastingkamer en ambtenaren van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën aanwezig waren. Daarbij werd unanieme steun uitgesproken voor het invoeren van een fiscale prejudiciële procedure.»

Vervolgens lezen zij voetnoot 8: «Gehouden onder de Chatham House Rules».

Hebben de leden van de CDA-fractie nu goed begrepen dat een brainstormsessie, waar mensen niet in hun officiële functie zaten, waarvan de deelnemerslijst niet openbaar is, nu een alternatief is geworden voor een nette, openbare consultatie op een behoorlijk belangrijk voorstel? Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie dan ook de adviezen van de Raad voor de rechtspraak, de president van de Hoge Raad en de Procureur-Generaal van de Hoge Raad, zodat ieders overwegingen openbaar worden.

De voorwaarde om mee te doen met massaal bezwaar wordt dat men ook daadwerkelijk bezwaar maakt en is niet langer dat bezwaar open stond op het moment dat het aangewezen werd als massaal bezwaar, constateren de leden van de fractie van de PVV. Zal deze aanscherping geen onnodige papierstroom doen veroorzaken bij de Belastingdienst? Kan de regering eens ingaan op de zogenaamde ambtshalve afhandeling?

Ten aanzien van het onderdeel Vereenvoudiging fiscaal procesrecht; massaal bezwaar en prejudiciële vragen sluiten de leden van de fractie van D66 zich aan bij het oordeel van de Raad van State dat dit onderdeel niet thuishoort in onderhavige verzamelwet. Kan de regering nader toelichten wat de reden is dat deze wijziging niet in een apart wetsvoorstel is opgenomen?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom de huidige massaalbezwaarprocedure niet effectief zou zijn. Welke knelpunten worden op dit moment precies ervaren? Deze leden constateren dat onder de huidige regeling een voornemen tot aanwijzing als massaal bezwaar vier weken wordt voorgelegd bij de Tweede Kamer en vragen zich af waarom de regering hier vanaf wil. Deze leden vragen of de regering hard kan maken dat dit onacceptabele vertraging oplevert voor de massaalbezwaarprocedure.

De leden van de D66-fractie zijn met de regering van mening dat het essentieel is dat de selectie van uit te procederen zaken representatief is. Deze leden lezen dat de inspecteur een selectie maakt uit alle zaken en vragen naar de overwegingen van de regering om de inspecteur dit zelfstandig te laten besluiten en geen andere partijen hierin te betrekken.

De leden van de D66-fractie zijn met de regering van mening dat financiële overwegingen voor belanghebbenden niet in de weg mogen staan en om dit te waarborgen is het van belang dat de inspecteur afspraken kan maken over een vergoeding voor griffierecht en een tegemoetkoming in de proceskosten, waaraan de inspecteur logischerwijs voorwaarden mag verbinden. Deze leden vragen of het klopt dat de inspecteur er ook voor kan kiezen om in zijn geheel af te zien van het maken van afspraken over een vergoeding voor griffierecht en een tegemoetkoming in de proceskosten. Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan nader kan toelichten waarom er geen rechtsmiddel open staat tegen de beslissing van de bestuursrechter om een prejudiciële vraag te stellen.

Schorsende werking hoger beroep bij toeslagen

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering voorstelt dat als de burger van de rechter gelijk krijgt en recht heeft op een toeslag, de Belastingdienst/Toeslagen in hoger beroep kan gaan en dat de burger tijdens dat hoger beroep zijn/haar toeslag niet uitbetaald krijgt.

De leden van de CDA-fractie zijn niet zomaar overtuigd van de juistheid van deze maatregel. Immers, de Belastingdienst/Toeslagen kan gewoon schorsende werking vragen van de rechter indien zij dit wil. Deze leden zijn toch al niet overtuigd van de equality of arms tussen een toeslaggerechtigde en de Belastingdienst/Toeslagen die doorprocedeert. De leden van de CDA-fractie krijgen signalen dat het vaker voorkomt dat de Belastingdienst/Toeslagen zodra zij een toeslagenzaak dreigen te verliezen, steeds met nieuwe argumenten komt, net zolang tot de toeslaggerechtigde alles moet terugbetalen op grond van een kleine administratieve tekortkoming die helemaal niets met de oorspronkelijke zaak te maken heeft. Ook hebben deze leden meermaals gehoord dat de Belastingdienst/Toeslagen niet goed voorbereid aan de zaak begint en stukken (te) laat inlevert. In dat licht achten de leden van de CDA-fractie het te ver gaan om de Belastingdienst/Toeslagen nog meer rechten toe te kennen.

De leden van de CDA-fractie willen daarnaast graag weten hoe vaak de Belastingdienst hoger beroep instelt, hoe vaak de Belastingdienst in cassatie gaat, in wat voor zaken zij dat doet en welk percentage van de zaken gewonnen wordt.

In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie de regering tevens waarom bij toeslagen hoger beroep dient te worden aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State? Waarom is er niet gekozen voor hoger beroep bij het gerechtshof zoals dat in belastingzaken geldt? Hoe beoordeelt de regering de civiele route bij toeslagen waardoor bijstand door een advocaat verplicht is?

Verder zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd welke rechtszaken de Belastingdienst zelf gevoerd heeft: kan de regering een overzicht geven van:

  • De zaken waarin de Belastingdienst zelf veroordeeld is in 2013, 2014 en 2015 en de reden waarom de Belastingdienst veroordeeld werd?

  • Wanneer de Belastingdienst het onderwerp geweest is van een voorlopig getuigenverhoor en waarom?

  • Welke kosten de Belastingdienst gemaakt heeft om zichzelf te verdedigen in belangrijke zaken zoals de tipgeverszaak?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de reikwijdte van het probleem en vragen in hoeveel zaken de Belastingdienst /Toeslagen jaarlijks in hoger beroep is gegaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering voorstelt om een nieuwe bepaling in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen op te nemen, zodat het instellen van hoger beroep wel schorsende werking heeft. Hiermee wordt afgeweken van de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht, maar het kabinet acht dit mede gerechtvaardigd op grond van het aantal procedures dat wordt gevoerd. Kan de regering aangeven hoeveel procedures in hoger beroep per jaar gevoerd worden?

Uitbreiding regeling uitgaven voor monumentenpanden en Natuurschoonwet 1928 naar aanleiding van uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af om hoeveel gebouwen het gaat, gezien het vereiste dat het gebouw, hoewel in het buitenland gelegen, een element vormt van Nederlands cultureel erfgoed.

Implementatie verrekenprijsdocumentatie en «country-by-country reporting»

De leden van de fractie van de VVD steunen het principe dat belastingdiensten van verschillende landen relevante informatie uitwisselen op vertrouwelijke basis om belastingontwijking tegen te gaan. Wel vragen deze leden zich af hoe het zit met de uitvoerbaarheid in de praktijk van de voorgestelde documentatieverplichting? Heeft de regering ook gekeken hoe andere landen deze maatregel hebben geïmplementeerd?

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen deze eerste stap in country by country reporting. Dit maakt efficientere controle door belastingautoriteiten mogelijk. Hoe verloopt de implementatie in nationale wetgeving in andere landen? Wat zijn de gevolgen als lidstaten geen wetgeving implementeren? Zijn bedrijven dan toch gebonden informative ter beschikking te stellen over de belastingafdracht in die landen? In hoeverre is bestaande transfer-pricing documentatie geschikt om in te dienen onder de nieuwe gestandaardiseerde documentatieverplichtingen?

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel multinationals die in Nederland zijn gevestigd, een omzet van 750 miljoen hebben. Welk percentage van het totaal aantal in Nederland gevestigde multinationals moet een landenrapport opstellen? Tevens vragen deze leden hoeveel landen reeds een regeling tot automatische uitwisseling van landenrapporten zijn overeengekomen.

In de memorie van toelichting wordt genoemd dat het concept is aangepast na bezwaren van het bedrijfsleven. Kunnen die aanpassingen worden genoemd, vragen de leden van de fractie van de SP?

Over het lokale dossier (local file) hebben de leden van de SP-fractie de vraag of deze voldoende informatie biedt voor belastingdiensten om te kunnen beoordelen of de verrekenprijzen op de juiste wijze tot stand komen.

De leden hebben vernomen dat de wijze waarop Nederland een ondergrens bepaalt, afwijkt van de wijze waarop dat in andere landen gebeurt. Kan worden toegelicht waarom niet wordt aangesloten bij de wijze waarop andere landen een ondergrens definiëren, namelijk op basis van groepsomzet, lokale omzet en de omvang van intercompany transacties? Welke invloed heeft de Nederlandse wijze van bepalen van de ondergrens op het aantal ondernemingen dat een lokaal dossier moet opstellen?

De leden van de CDA-fractie zijn net als de regering van mening dat belastingontwijking een probleem is dat alleen op Europees, maar liever nog op OESO-niveau moet worden aangepakt. Unilaterale maatregelen zijn niet effectief, want dan verplaatst de belastingontwijking zich hooguit. Deze leden wijzen er echter op dat een verdergaande implementatie van OESO-regels dan is voorgeschreven of dan waar andere landen voor kiezen, ook een soort unilaterale maatregel is. Deze leden wijzen dan ook op het belang van OESO-conformiteit.

De regering heeft met de implementatie van de regels rondom de wisseling van accountants kunnen zien dat het niet altijd verstandig is om haantje de voorste te spelen en dat vooruitlopen op Europese of internationale regels er zelfs toe kan leiden dat je handelt in strijd met het EU-recht. Daarom vragen deze leden waarom de regering er niet voor gekozen heeft om nu de regeling op hoofdlijnen in de wet op te nemen en later, bijvoorbeeld als andere grote OESO-landen de wet geïmplementeerd hebben, de details aan te vullen. Hoe gaat de regering er straks mee om als grote landen de regeling anders gaan implementeren of als de OESO de details wijzigt? Gaat de Nederlandse regering dan de wet aanpassen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Of een Nederlandse groesvennootschap informatieplichtig is, hangt mede af van het feit of Nederland de landenrapporten automatisch uitwisselt met het andere land. Hoe kan de Nederlandse vennootschap weten met welke landen Nederland verdragen ter uitwisseling van landenrapporten heeft afgesloten? Maakt de regering dit tijdig openbaar? Hoe gaat de regering voorkomen dat bedrijven uitvoerige rapporten op gaan stellen, die vervolgens bij de Belastingdienst in de kast komen te liggen, omdat ze nog niet kunnen worden uitgewisseld met het land waarvoor ze bedoeld zijn?

De leden van de CDA-fractie achten de regering namelijk wel erg streng bij de implementatie van deze wet en vrezen dat dit tot grote administratieve lasten gaat leiden bij Nederlandse vennootschappen. Deze leden willen dat illustreren met een voorbeeld. Stel een Amerikaanse topholding heeft een tak in de VS, een tak in Europa en een tak in Azië. De tak in Europa is vormgegeven via een Nederlandse tussenholding. De moedermaatschappij in de Verenigde Staten is voor de country by country reporting de vennootschap die het groepsdossier en het landenrapport moet opstellen. Maar de Verenigde Staten hebben aangegeven de wetgeving voorlopig nog niet te implementeren. Dus moet volgens de Nederlandse wetgeving de Nederlandse tussenholding voor de gehele groep, dus inclusief de Amerikaanse en de Aziatische tak, het groepsdossier en het landenrapport opstellen. Dit bevat dus mede informatie waar de Nederlandse vennootschap op basis van haar aandeelhouderschap geen toegang tot heeft. Waarom moet je als Nederlandse vennootschap opschrijven wat er in het buitenland gebeurt, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Acht de regering het rechtvaardig dat in de periode tot de Verenigde Staten de regelgeving geïmplementeerd hebben de verantwoordelijkheid voor het gehele groepsdossier en het gehele landenlapport bij de Nederlandse tussenholding ligt?

De OESO evalueert de documentatieplicht in 2020. Is de regering, gezien de administratieve gevolgen voor bedrijven van de verplichting en de onduidelijkheid bij sommige bedrijven hoe ze de gevraagde informatie bij elkaar krijgen, bereid de documentatieverplichting eerder dan 2020 met het bedrijfsleven te evalueren?

Kan de regering de concept-uitvoeringsregeling ten behoeve van de parlementaire behandeling aan de Kamer doen toekomen, vragen de leden van de fractie van het CDA.

Artikel 29h Vpb bevat sancties voor het niet (tijdig) voldoen aan de verplichtingen van artikel 29c (landenrapport), aldus de leden van de fractie van de ChristenUnie. De mogelijkheid bestaat dat een fiscaal in Nederland gevestigde groepsentiteit die niet de uiteindelijkemoederentiteit van een multinationale groep is, verplicht is een landenrapport aan te leveren. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de uiteindelijkemoederentiteit in haar vestigingsland niet de verplichting heeft een landenrapport in te dienen. In een dergelijk geval is het goed mogelijk dat de Nederlandse groepsentiteit niet de beschikking heeft over de benodigde gegevens. Hoe kijkt de regering aan tegen het opleggen van sancties aan een entiteit die de nakoming van de verplichting binnen de groep niet kan afdwingen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Vergelijk ook de bepalingen met betrekking tot de strafbaarstelling van het niet voldoen aan artikel 47a AWR.

Ook voor het groepsdossier wordt informatie gevraagd die mogelijk niet bij de Nederlandse belastingplichtige voorhanden is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen beboetbaarheid en strafbaarstelling van het niet voldoen aan deze verplichting.

Artikel 29b Vpb en volgende legt de verplichting tot het opstellen en indienen van een landenrapport op aan lichamen. Hoewel de opname in de Wet Vpb doet vermoeden dat de verplichting slechts geldt voor belastingplichtige lichamen blijkt dat niet uit de tekst. Kan de regering bevestigen dat de verplichting zodanig beperkt is? Betekent dit dat lichamen die subjectief zijn vrijgesteld – zoals pensioenlichamen – wel de verplichting hebben tot het opstellen van een landenrapport, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de verplichting tot het opstellen van het lokale dossier niet geldt voor bedrijven die de drempel van EUR 50 miljoen niet halen. Voor deze bedrijven geldt wel de verplichting verrekenprijsdocumentatie op grond van artikel 8b Vpb op te stellen. Kan de regering toelichten wat het verschil in verplichtingen is? Welke informatie hoeven MKB-ondernemingen niet op te nemen in de 8b-documentatie in vergelijking met bedrijven die een lokaal dossier moeten opstellen?

Artikel 29h bepaalt dat een entiteit binnen de termijn voor het indienen van de aangifte een groepsdossier en een lokaal dossier in de administratie moet hebben opgenomen. Voor verrekenprijsdocumentatie op grond van artikel 8b geldt dat indien de documentatie niet beschikbaar is op het moment dat daarom wordt gevraagd een belastingplichtige nog vier weken (minimaal), respectievelijk drie maanden bij complexe transacties, respijt krijgt om dat gebrek te herstellen. Kan de regering bevestigen dat ook voor het groepsdossier en het lokaal dossier een dergelijke termijn gegund wordt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Er is geen indicatie gegeven over wanneer de ministeriële regeling over de vorm en inhoud van het landenrapport bekend wordt gemaakt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in welke vorm het landenrapport dient te worden opgesteld en ingediend. Kan de regering bevestigen dat de nadere regels die op basis van artikel 29e lid 2 worden gesteld, volledig in lijn zullen zijn met de toelichtingen in het OESO-rapport, inclusief de «general instructions to Annex III» as well as the «specific instructions to Annex III»? Is de regering voornemens op onderdelen af te wijken danwel een nadere invulling te geven aan definities, zo ja waarom en op welke onderdelen?

In de toelichting op artikel 29f is aangegeven dat de vertrouwelijkheid van de informatie uit het landenrapport reeds wordt gedekt door de bestaande geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR en artikel 28 van de WIB. In de toelichting is nergens toegelicht op welke wijze de vertrouwelijkheid van het landenrapport feitelijk en technisch is gewaarborgd in het automatische uitwisselingsproces. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering het proces van indiening en uitwisseling nader toe te lichten. Hoe ver zijn de voorbereidingen en is Nederland tijdig klaar voor de automatische uitwisseling, zo vragen deze leden.

Verzachten sanctie bij aflossingsachterstand

De leden van de PvdA steunen de verzachting van de sancties bij een aflossingsachterstand. Lang niet in alle gevallen heeft de belastingplichtige invloed op het ontstaan van een tijdelijke betalingsachterstand. Het is dan niet de bedoeling dat de fiscus de problemen definitief maakt en verergert door de hypotheek definitief in box 3 op te nemen.

De leden van fractie van de SP vragen of het verzachten van de sanctie bij aflossingsachterstand noodzakelijk is. Waarom wordt de maatregel met terugwerkende kracht ingevoerd? Hoeveel gevallen zijn bekend die gedupeerd zijn? Kunnen daar voorbeelden van worden gegeven? Hoe gaat de Belastingdienst controleren dat er slechts tijdelijk geen recht meer bestaat op renteaftrek binnen de eigenwoningregeling?

Deze sanctie wordt terecht verzacht in de ogen van de leden van de CDA-fractie. Daarmee zijn de problemen met de aflossingsverplichting bij de eigen woning echter nog niet geheel opgelost. Daarom verzoeken deze leden de regering alsnog over te gaan op een fictief aflossingsschema. Is de regering daartoe bereid? De leden van de CDA-fractie merken op dat dit veel uitvoeringsproblemen zou oplossen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting op de wijze waarop bepaald wordt of de sanctie voor de schuld waarvoor de aflossingsachterstand geldt weer kan vervallen. Voorts vragen genoemde leden of het klopt dat wanneer na terugkeer uit box 3 weer sprake is van een eigenwoningschuld, de oorspronkelijke dertigjaarstermijn gewoon door is blijven lopen. Zo ja, dan zal daar bij het nieuwe annuïtaire aflossingsschema rekening mee moeten worden gehouden. Genoemde leden vragen de regering om een nadere uitleg met één of meer voorbeelden. Dit kan wellicht mogelijke discussies in de toekomst voorkomen.

Imputatie SEW/BEW

De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de regering erachter is gekomen dat het benutten van een vrijstelling voor een SEW of een BEW niet geheel sluitend is vormgegeven?

Benutten dubbele vrijstelling fiscale partners bij onder meer kapitaalverzekeringen

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre het noodzakelijk is de fiscale regeling op dit punt aan te passen. Zou dit probleem niet opgelost kunnen worden met betere voorlichting? Hoe wijdverspreid is dit probleem, hoeveel mensen zijn jaarlijks in de veronderstelling een dubbele vrijstelling te hebben, maar hebben dat uiteindelijk niet? Welke rol spelen (hypotheek)adviseurs in dezen?

De leden van de SP-fractie vragen zich af wat het probleem is als er slechts eenmaal de vrijstelling kan worden benut in plaats van een dubbele vrijstelling. Hoe staat dit in verhouding tot de eenverdiener en tweeverdienersgezinnen? Wat is de toegevoegde waarde van het krijgen van een dubbele vrijstelling? Is dit geen overmatige bevoordeling?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen ter verduidelijking van het voorstel. Deze leden vragen of afkoop ook valt onder uitkering bij leven? Klopt het dat alleen een gelijke verdeling van de uitkering over de partners mogelijk is, of zijn ook andere verhoudingen mogelijk? Hoe ver zal het beleidsbesluit voor gevallen van vóór 1 januari 2016 teruggaan?

Rekening houden met tegengestelde belangen ten aanzien van de WOZ-waarde

Bij de uitvoering van de Wet WOZ is de heffingsambtenaar – evenals bij de belastingheffing – gehouden aan een geheimhoudingsplicht. De leden van de fractie van de SGP vragen zich af in hoeverre deze geheimhoudingsplicht de heffingsambtenaar beperkt bij het horen van de persoon met een tegengesteld belang? In welke mate mag de persoon met een tegengesteld belang kennisnemen van de aangedragen grieven?

De artikelen 7:2 t/m 7:9 en 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatten voorschriften voor het horen in bezwaarprocedures. In hoeverre zijn de genoemde artikelen in de Awb van toepassing op het horen van de persoon met een tegengesteld belang, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Kan aangegeven worden welke regels er zouden moeten gelden als de bepalingen in de Awb niet van toepassing zijn, en waar dit eventueel is geregeld? Wat zijn de gevolgen voor de uitvoeringskosten?

Artikel 25, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) stelt dat een belanghebbende alleen op verzoek wordt gehoord. Kan een persoon met een tegengesteld belang ook worden gehoord als de bezwaarmakende belanghebbende afziet van zijn recht om te worden gehoord? In hoeverre zijn de andere afwijkingen op de Awb-voorschriften zoals genoemd in artikel 25 AWR van toepassing bij het horen van een persoon met een tegengesteld belang, zo vragen de leden van de fractie van de SGP.

Het wetsvoorstel regelt dat de persoon met een tegengesteld belang zijn belang kan toelichten. Desondanks kan de heffingsambtenaar een uitspraak op bezwaar doen waarbij het belang van de persoon met een tegengesteld belang wordt geschonden, aldus de leden van de fractie van de SGP. Welke mogelijkheden op rechtsbescherming heeft de persoon met een tegengesteld belang in dat geval en waar zijn die mogelijkheden geregeld? Welke voorstellen zijn er ten aanzien van de rechtsbescherming van personen met een tegengesteld belang nog te verwachten?

Op blz. 49 van de memorie van toelichting staat «Een met het nieuwe artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ vergelijkbare bepaling bij de beroepsprocedure is artikel 8:26 van de Awb.» Artikel 8:26 Awb regelt dat een derde als partij aan het geding deelneemt. Dit strekt verder dan het horen alleen. Zo ontvangt de derde-partij stukken en mag hij schriftelijk reageren. Daarnaast ontvangt hij de rechterlijke uitspraak. De leden van de fractie van de SGP vragen de regering aan te geven waar deze aanvullende faciliteiten in bezwaar zijn geregeld. Waarom is er niet voor gekozen om de bevoegdheid van de rechter in artikel 8:26 Awb in de bezwaarfase toe te kennen aan de heffingsambtenaar zodat de met een tegengesteld belang als partij kan deelnemen aan de bezwaarprocedure?

Tot slot vragen de leden van de fractie van de SGP welke mogelijkheden het nieuwe artikel 30, lid 2, Wet WOZ biedt om op informele wijze een mogelijk geschil te beslechten tussen de bezwaarmakende belanghebbende en de persoon met een tegengesteld belang?

Aanscherpen gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling

De leden van de VVD-fractie lezen dat het aanscherpen van het gebruikelijkheidscriterium de administratieve lastenverlichting in stand houdt. Diverse belangengroepen en organisaties geven aan dat de aanscherping juist zal leiden tot een administratieve lastenverhoging voor werkgevers. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar en kan de regering onderbouwen waarom deze aanscherping juist geen administratieve lastenverzwaring is?

De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat er iets wordt gedaan aan het gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling. De werkkostenregeling wordt gebruikt om bijvoorbeeld de Wet normering topinkomens te omzeilen, door bonussen en het deel van de salarissen als eindheffingsbestanddeel aan de betreffende bestuurder te verstrekken. Ook komt het voor dat in boardrooms wordt besloten zichzelf bonussen toe te kennen die dan in de werkkostenregeling worden ondergebracht, ook als dit tot overschrijding leidt van de vrije ruimte van 1,2%. De strafheffing van 80% brutering is dan in de praktijk een beloning, omdat het effectieve belastingtarief dan ongeveer 40% is in plaats van 52% in box 1.

De leden van de PvdA fractie steunen maatregelen om deze vorm van tariefarbitrage – in gewoon Nederlands misbruik – hard aan te pakken. Deze leden twijfelen echter of de getroffen maatregelen adequaat zijn; er is naar de indruk van de leden van de PvdA-fractie wel erg veel omhaal van woorden nodig om het gebruikelijkheidscriterium aan te scherpen tot een waterdichte wal tegen misbruik. Wat kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als een bestuurder betoogt dat een bonus verstrekt via de werkkostenregeling «gebruikelijk» is omdat het in de praktijk vaak voorkomt? Kan de regering aangeven welke verplichtingen werkgevers nu concreet krijgen met betrekking tot eindheffingsbestanddelen? Is deze wijze controleerbaar door de belastingdienst? In hoeverre houdt de Belastingdienst rekening met de Wet normering topinkomens en zoekt zij actief naar overtreding van die wet? Is de voorgestelde maatregel geschikt om ontwijking van die wet en om tariefsarbitrage te voorkomen?

Hoe apprecieert de regering het alternatief van de NOB om misbruik van de werkkostenregeling te voorkomen, vragen de leden van de fractie van de PvdA. De aanpak van de NOB lijkt eenvoudiger en strakker. Welke nadelen ziet de regering in het door NOB voorgestelde alternatief?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het klopt dat het aantal toetsingen voor de werkgever zal toenemen, alvorens hij een loonbestanddeel als eindheffingsbestanddeel kan aanwijzen. Voorziet de regering een stijging van de administratieve lasten?

De leden van de CDA-fractie vragen zich sterk af of de aanscherping van het gebruikelijkheidscriterium inderdaad een verduidelijking is, zoals de regering schrijft, of dat de werkkostenregeling hier alleen maar ingewikkelder en onlogischer van wordt. De regering schrijft te verduidelijken dat voor het gebruikelijkheidscriterium van de werkkostenregeling niet van belang is of de omvang van de vergoedingen of verstrekkingen gebruikelijk is, maar dat het aanwijzen door de werkgever als eindheffingsbestanddeel van een vergoeding of verstrekking van een bepaalde omvang gebruikelijk moet zijn. De leden van de CDA-fractie hadden vorig jaar bij het belastingplan inderdaad niet begrepen dat de regering het criterium zo bedoeld had. Zij vinden deze uitleg van het criterium ook hoogst onlogisch om niet te zeggen nogal krom. Hoe denkt de regering dat een werkgever kan nagaan wat andere werkgevers aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en dus wat gebruikelijk is?

Is bovendien geen sprake van een cirkelredenering, zo vragen de leden van de CDA-fractie: een werkgever mag een bestanddeel aanwijzen als dat gebruikelijk is en of het gebruikelijk is wordt mede bepaald door de vraag of de werkgever (en andere werkgevers) het bestanddeel aanwijzen.

Stel een werkgever wil al zijn tien personeelsleden een fiets verschaffen om mee naar het werk te komen. De werkgever maakt een afspraak met de lokale fietsenhandel en betaalt € 400 per fiets. Dan moet de werkgever erachter zien te komen hoeveel andere werkgevers ook een fiets verschaffen aan hun werknemers, of dat een fiets is met een waarde hoger, lager of ongeveer overeenkomend met

€ 400 en dan moet de werkgever van alleen die werkgevers die ook een fiets van ongeveer € 400 verschaffen erachter zien te komen of die werkgevers de fiets als eindheffingsbestanddeel aanwijzen. De leden van de CDA-fractie horen graag van de regering hoe zij denkt dat een werkgever daarachter gaat komen.

En hoe verhoudt deze «verduidelijking» zich tot de tot nu toe gehanteerde safe haven van € 2.400 per werknemer? Blijft deze safe haven bestaan?

Het meest kromme is nog wel dat de «verduidelijking» meer misbruik in de hand werkt, dan het oplost. Immers als alle werkgevers een bestanddeel van een bepaalde omvang aanwijzen dan is het gebruikelijk en mag je met het tarief arbitreren. Dus waar de zorg van de Kamer was dat bonussen met het oog op tariefsarbitrage als eindheffingsbestanddeel zouden worden aangewezen, legaliseert de regering nu die route, mits veel werkgevers dit daadwerkelijk doen en het dus gebruikelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering dan ook met klem deze maatregel te heroverwegen en in die heroverweging ook het door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs voorgestelde alternatief te betrekken.

Aanpassingen vpb-plicht overheidsondernemingen

De regering stelt voor om het houden van een commanditair belang in een besloten commanditaire vennootschap als onderneming aan te merken. Achtergrond voor deze «reparatie» is voorkomen dat (in het bijzonder) publiekrechtelijke rechtspersonen zoals gemeentes en provincies de heffing van vennootschapsbelasting zouden kunnen ontlopen. Deze wijziging wordt gepresenteerd in nauwe samenhang met de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen. Ten aanzien van voorgestelde bepaling willen de leden van de ChristenUnie-fractie een aantal vragen voorleggen aan de regering. Waarom is gekozen voor deze koerswijziging waarin «misbruik» door Nederlandse overheden wordt verondersteld, nog voordat de wet in werking is getreden? Hoe verhoudt deze benadering zich tot de volgende uitspraak tijdens de parlementaire behandeling wij de Wet modernisering overheidsondernemingen waarin de Staatssecretaris opmerkt: «Van de overheid en medeoverheden mag op dat punt terughoudendheid worden verlangd. Ingeval blijkt dat die terughoudendheid niet aan de dag wordt gelegd, zal het kabinet zich genoodzaakt zien, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog passende maatregelen te treffen.»1

Mogen de leden van de ChristenUnie-fractie nu concluderen dat de regering kiest voor een benadering waarbij het vermoeden van «misbruik» prevaleert boven vertrouwen in (lagere) overheden? Zo ja, welke aanwijzingen en feiten hebben geleid tot deze koerswijziging? Zo nee, waarom kiest de regering er dan voor deze vorm van anti-misbruikwetgeving in te voeren? Deze vorm van «misbruik» was reeds mogelijk op het niveau van private verenigingen en stichtingen. Waarom was anti-misbruikwetgeving eerder niet nodig voor private partijen, maar wel voor (lagere) overheden?

De CV-structuur was reeds mogelijk voor niet-overheidssituaties (en wellicht ook voor overheidssituaties, zij het dat deze niet fiscaal gedreven waren). Zonder overgangsrecht is er sprake van directe werking en zijn resultaten die zijn opgebouwd in de niet-belaste periode alsnog belast, indien deze worden gerealiseerd na invoering van de Wet OFM 2016. Dit kan volgens de leden van de ChristenUnie-fractie niet de bedoeling zijn. Zij vragen of de regering bereid is om met overgangsrecht te komen zodat resultaten opgebouwd voor de invoering van onderhavige wet buiten beschouwing blijven (compartimentering).

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering wanneer de medegerechtigdheid opkomt uit effectenbezit en wanneer dit niet het geval is. Geldt hier het criterium van «normaal vermogensbeheer», is het van belang of er wel of niet wordt aangestuurd door de commandiet, hoe sterk moet de aansturing dan zijn, gaat het om sturing van de dagelijkse activiteiten of ook over meer strategische aansturing? Genoemde leden vragen de regering het begrip « medegerechtigde» af te bakenen. Deze leden gaan ervan uit dat hieronder niet vallen winstdelende leningen, opties, winstrechten, e.d. Klopt deze aanname, zo vragen deze leden.

In het wetsvoorstel wordt gesproken over «gemeente, provincie of waterschap of behorende tot een ministerie». Kan vergelijkbare problematiek zich wellicht ook voordoen bij andere bestuurslagen zoals een stadsregio, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zo ja, dan vragen deze leden of het mogelijk is de vrijstelling op dat gebied te verruimen. Kan de verkrijgende partij ook een partij zijn die nieuw ontstaat als gevolg van de herindeling of de herschikking? Zo ja, werkt de voorgestelde wettekst daar dan ook voor? Genoemde leden vragen de regering een reactie op de vraag van de NOB hoe moet worden omgegaan met ondernemingsactiviteiten die na de herindeling of herschikking bij de verkrijger niet langer kwalificeren als een ondernemingsactiviteit of zijn vrijgesteld.

Growkits en kweekvloeistoffen

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom er geen budgettaire aspecten zijn bij het onderbrengen van de growkits en kweekvloeistoffen naar het hoge btw-tarief. Hoe staat de regering in het daglicht van deze ontwikkeling tegen het extra belasten van bijvoorbeeld softdrugs?

De overheid is in het ongelijk gesteld en dus vallen de growkits voor verboden hallucinerende paddo’s nu onder het verlaagde btw-tarief van 6%, dat ooit bedoeld was voor noodzakelijke eerste levensbehoeften, aldus de leden van de fractie van het CDA. Voor ons ligt nu een voorstel om growkits, waaruit schimmels voortkomen die opgenomen zijn op lijst I of lijst II van de Opiumwet dan maar onder het hoge btw- tarief te brengen. Dat lijkt logischer dan het is: hiermee zet je dus eigenlijk een regel in de wet waarmee je kweekmateriaal voor zaken die 100% illegaal zijn (want de paddo’s staan in bijlage I en II van de Opiumwet), te belasten als ware het 100% legaal. Ware het niet logischer, zo vragen de leden van de CDA-fractie, om deze growkits gewoon te verbieden net zoals de paddo’s zelf?

Verlaging tarief energiebelasting lokaal opgewekte duurzame energie

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom de regering de regeling voor energiecoöperaties niet meer promoot omdat er nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. Waarom wordt het tarief voor energiecoöperaties niet gelijkgesteld aan de grote bedrijven of de middelgrote bedrijven? Kan worden aangegeven welke budgettaire aspecten het overbrengen van het tarief voor energiecoöperaties naar een andere schijf met zich meebrengt? Hoe kijkt de regering aan tegen deze vereenvoudiging in plaats van een extra tarief voor de energiecoöperaties? Is het geen extra stimulans voor de energiecoöperaties wanneer zij een lager tarief moeten betalen? Welke criteria zoals grootte hanteert de regering bij een energiecoöperatie om te voldoen aan een lager tarief? Hoe groot moet de energiecoöperatie zijn om in aanmerking te komen voor het lage tarief?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de korting op de energiebelasting op lokaal duurzaam opgewekte energie met 1,5 cent per kWh wordt verhoogd. Waarop is de verlaging van 1,5 cent per kWh gebaseerd? Waarom is niet gekozen voor een volledige vrijstelling van de energiebelasting voor energiecoöperaties?

Teruggaafregeling voor aardgas als brandstof voor vaartuigen

De leden van de SP-fractie vragen of de regering een lijstje van voorbeelden van vaartuigen kan geven die onder de teruggaafregeling voor aardgas gaan vallen.

Lijfsdwang in geval van civiele vordering

De leden van de PvdA-fractie begrijpen de wens om ook lijfsdwang mogelijk te maken in civiele zaken. Ook de leden van de PvdA-fractie vinden het niet te verkroppen dat fraudeurs en criminelen kunnen ontkomen aan de meer gangbaar inningsmogelijkheden door bijvoorbeeld naar het buitenland te verhuizen. Zij vragen zich daarbij wel af of dit middel daartoe helpt, enige medewerking van de belastingschuldige is vereist. Deze dient immers terug te komen naar Nederland. In hoeverre voldoen de bestaande regelingen met betrekking tot gijzeling niet?

De leden van de SP-fractie begrijpen de uitzondering partnerbegrip bij stiefkinderen maar vragen zich af of er geen ander alternatief is omdat de regering juist is voor meer vereenvoudiging en een extra uitzondering is de omgekeerde weg.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich zeker wat voorstellen bij de introductie van lijfsdwang bij het genoemde voorbeeld van € 17 miljoen fraude. Deze leden missen echter wel een afwegingskader wanneer de lijfsdwang gebruikt kan worden en wanneer deze gebruikt zal worden. Het is immers geen lichte straf. Is de regering bereid uiteen te zetten wanneer het volgens haar wel gepast is lijfsdwang te gebruiken en wanneer niet? Is zij bereid deze noodzakelijke vereisten ook in de wet op te nemen?

Aanscherping disculpatiemogelijkheid

De leden van de PvdA-fractie zijn zeer tevreden met de aanscherping van de aansprakelijkheidsregels bij handel in vennootschappen met fiscale en stille reserves. Dit is wederom een voorbeeld van de creativiteit die belastingontduikers en belastingontwijkers hebben en waartegen de Belastingdienst zich soms slecht kan weren. De BV blijft voor grootaandeelhouders een fiscale speeltuin. De memorie van toelichting spreekt over voorkoming van een forse budgettaire derving. Hoe groot zou deze budgettaire derving zijn? Is het ook mogelijk dit soort fraude in de strafrechtelijke sfeer intensiever aan te pakken? Kan bevestigd worden dat de strijd tegen dit soort fiscale trucage speerpunt wordt van het nieuwe team zeer vermogende personen?

De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe vaak het middel van lijfsdwang al is gebruikt? Kan de regering ook een schatting geven van het toekomstige gebruik van lijfsdwang? Op welke manier kan worden ingegrepen wanneer lijfsdwang niet nodig was gebleken? Welke mogelijkheden heeft de belastingschuldige wanneer er naar zijn mening ten onrechte lijfsdwang is gebruikt? Kan de regering aangeven hoe vaak de belastingadviseur van het voorbeeld transacties heeft weggesluisd? Hoeveel inkomsten heeft de Staat misgelopen door deze belastingadviseur?

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de D66-fractie lezen dat volgens de regering alleen de implementatie van de country-by-country reporting invloed heeft op de administratieve lasten van bedrijven. Voorts vragen deze leden of de aanscherping van het gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling niet ook gevolgen heeft voor de administratieve lasten van bedrijven, aangezien de werkgever zal moeten toetsen of een loonbestanddeel als eindheffingsbestanddeel mag worden aangewezen.

Overige

De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens in te gaan op de vragen en opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en het Register Belastingadviseurs in hun commentaren op onderhavig wetsvoorstel.

Ook leden van de fractie van D66 vragen de regering om in te gaan op de concrete vragen en opmerkingen uit de commentaren op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016 van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en van het Register Belastingadviseurs.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 003, nr. 3, p. 8.

Naar boven