34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

Nr. 94 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 18 november 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft op 26 oktober 2015 overleg gevoerd met de heer Wiebes, Staatssecretaris van Financiën over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) (Kamerstuk 34 302);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2016) (Kamerstuk 34 305);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015) (Kamerstuk 34 306);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op een vrijstelling van bepaalde periodieke uitkeringen aan specifieke groepen oorlogsslachtoffers (Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds) (Kamerstuk 34 303);

  • het wetsvoorstel Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein) (Kamerstuk 34 304);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Belastingwet BES in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PbEU 2014, L 359) en om uitvoering te geven aan de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (Wet uitvoering Common Reporting Standard) (Kamerstuk 34 276).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Duisenberg

Griffier: Van den Eeden

Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Bashir, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Duisenberg, Grashoff, Groot, Klein, Krol, Neppérus, Omtzigt, Schouten, Van Vliet en Van Weyenberg,

en de heer Wiebes, Staatssecretaris van Financiën.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open dit wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2016. Ik heet de Staatssecretaris van Financiën en zijn medewerker, de Kamerleden en iedereen op de publieke tribune van harte welkom. Vandaag vindt de eerste termijn van de Kamer plaats. De vergadering staat gepland van 11.00 uur tot 19.00 uur. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Neppérus van de VVD.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. In dit Belastingplan gaat, voor het eerst sinds vele jaren, weer eens geld naar de burger. Hierin zit een echte belastingverlaging, en dat nadat toch een aantal jaren noodgedwongen vervelende maatregelen zijn genomen.

De VVD-fractie steunt de keuze om in te zetten op werkenden. Dat levert banen op. Werken wordt ook lonender. Het leidt tot een hoger nettoloon en het geeft de mensen meer vrijheid om het door hen verdiende geld naar eigen inzicht te besteden. Het is goed voor het aantal banen en goed voor de economie. In box 1 gaan alle werkenden erop vooruit. Het verschil tussen werkenden en niet-werkenden en inactieven wordt vergroot. Dat vind ik winst.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Schouten zojuist is binnengekomen en heel graag plaats wil nemen aan tafel. Laten wij allen één stoel opschuiven.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Snel verschuiven doen wij toch niet elk jaar, voorzitter, maar ik vind het van belang dat iedereen goed kan zitten, en dat geldt ook voor de collega's. Laten wij dat gewoon eventjes zeggen, want zo hoort dat in dit gebouw te zijn en dat lukt gelukkig ook.

Ik sprak over de belastingverlaging en de lastenverlichting die, voor het eerst sinds jaren, in het Belastingplan zit. Een deel van de verlichting van het pakket wordt natuurlijk ingezet voor het repareren van de koopkracht van specifieke groepen. Dat gebeurt dit jaar. Daar gaan wij volledig mee akkoord, maar hoe gaat dit in de volgende jaren? Kan dit deel dan gewoon weer voor lastenverlaging worden ingezet? Dit is voor de VVD-fractie toch van groot belang.

Het gaat niet alleen om belastingverlaging; voor een deel gaat het ook om een verandering in de vermogensbelasting. Ik weet nog dat ik als jonge ambtenaar zelden een enthousiaste brief kreeg over de vermogensbelasting, en meestal ook niet over de andere belastingen. Het woord «vermogensbelasting» maakte de mensen altijd boos. Zo langzamerhand stelt iedereen in feite voor dat wij eens kijken naar het werkelijke rendement op vermogen. Dat is het eerlijkst. De SP heeft hierover bij de Algemene Financiële Beschouwingen een motie ingediend. Het punt is alleen dat dit nu nog niet kan. Ik zou willen dat het zo ongeveer morgen kon, maar een mens moet ook reëel zijn: als het morgen nog niet kan, zullen wij even iets anders moeten hebben. Hoe jammer ik het dus ook vind, het kan op dit moment nog niet. Dat begrijpen wij van de Staatssecretaris, die dit uitgebreid uiteen heeft gezet. Dat houdt in dat wij de komende jaren naar het nieuwe systeem toe moeten werken. Dat zit immers dichter tegen het werkelijke rendement aan dan het huidige systeem, dat ook nu nog altijd goed is voor veel klachten. Wij zien dit dus echt als een tussenstap. Wil de Staatssecretaris toezeggen dat hij de komende jaren, in 2017, in 2018 en in 2019, een bericht naar de Kamer zal sturen waaruit blijkt hoe het staat met de ontwikkeling daarvan, opdat het echt kan worden ingevoerd? In het systeem dat nu wordt voorgesteld, gaan veel mensen erop vooruit. Welk percentage gaat er in dit systeem ongeveer op vooruit, en welk deel van de mensen gaat er wellicht iets op achteruit? Het lijkt mij belangrijk om dat voor ogen te hebben.

Dan ga ik in op de vereenvoudiging. Er worden stappen gezet. Dat is zo. Toen ik de kranten van de afgelopen weken las, kreeg ik echter de indruk dat veel mensen graag meer stappen voor vereenvoudiging hadden gezien. Er is er echter een, en dat is de integratie van de research and development-aftrek (RDA) en de S&O-regeling. In de Autobrief, die wij laatst hebben behandeld, zaten ook heel wat vereenvoudigingen van het systeem. Er zitten verder kleine vereenvoudigingen in de Fiscale verzamelwet. Deze stappen worden gezet, maar hoe wil de Staatssecretaris daarmee verdergaan? Dat zou ik toch echt graag willen horen, want dat is van wezenlijk belang voor de toekomst.

Een nieuw punt is de verruiming van de schenkingsvrijstelling.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf heeft een vraag over het vorige stukje.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw Neppérus sprak over de integratie van de Wbso en de RDA. Komt zij daar nog op terug?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Daar kom ik nog op terug.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan wacht ik even.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ga verder met de schenkingsvrijstelling. Wij vinden het goed dat ook buiten de familiekring kan worden geschonken. Ik vind dat echt een stap voorwaarts. Wij zijn blij met het desbetreffende voorstel.

D66 heeft inmiddels gevraagd of het bedrag van € 100.000 niet ook in etappes kan worden geschonken. Ik kan mij die gedachte voorstellen, maar de uitvoerbaarheid speelt natuurlijk wel een rol. Wil de Staatssecretaris nadrukkelijk uitleggen waarom dat niet goed kan? Dat lees ik namelijk in zijn eerste reactie. Ik ga er wel van uit dat dit budgettair vergelijkbaar uitpakt. Wellicht kan ook daar een reactie op komen.

Dan ga ik in op de RDA en de S&O-afdrachtvermindering. Je ziet het: iets wordt vereenvoudigd, en bijna alle partijen stellen daarover vragen in de schriftelijke inbreng. Ik geef toe dat ik dat ook zelf heb gedaan. Je ziet dus hoe lastig dit is, want wellicht wordt het voor mensen dan toch ergens een stukje minder. Hoe zit het nu met de positie van het mkb? Dat is mijn zorg, die ook door vele collega's is geuit. Gaat het mkb er ten opzichte van dat andere bedrijfsleven toch op achteruit, of waarom juist niet? De zorg dat straks alles door een paar grote bedrijven wordt opgemaakt, wordt door ons veel gehoord. Ik krijg echter ook signalen die erop duiden dat dit niet het geval zal zijn. Het lijkt mij goed als de Staatssecretaris vertelt hoe het zit. Dit speelt immers voor veel collega's een rol. Ik zag al een amendement langskomen. Hoe gaat dit precies?

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit kwam al langs bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken. Toen zei de Minister van EZ: ach, we kijken wel, en als het misgaat, repareren wij het wel. Mevrouw Neppérus is hoop ik net als ik van de school dat voorkomen nog altijd beter is dan genezen. Graag hoor ik een reactie.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil daarom een duidelijk antwoord van de Staatssecretaris waaruit blijkt hoe het zit. Als iets niet goed is, moet je het veranderen. Als het wel goed blijkt te zijn – die signalen krijg ik ook – moet je het houden en volgen. Ik wil dus een helder antwoord hebben. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat volgende week kan geven.

De heer Van Weyenberg (D66):

Uit alle evaluaties van de Wbso blijkt dat een focus op het midden- en kleinbedrijf en op starters het meeste rendement oplevert. Dat zegt bijvoorbeeld de OESO, maar dat blijkt ook uit de evaluatie van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (Wbso) zelf. Mijn fractie heeft inderdaad een amendement ingediend met het doel om dit gewoon veilig te stellen: voer net als bij de Wbso een drempel in en zorg ervoor dat start-ups, familiebedrijven en midden- en kleinbedrijven een groter percentage van hun kosten voor speur- en ontwikkelingswerk van de belasting kunnen aftrekken.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Weyenberg (D66):

Is mevrouw Neppérus het, nog los van de vraag naar het risico, niet met mij eens dat de focus op deze groep bedrijven überhaupt tot meer effectiviteit van het innovatiegeld leidt?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik krijg ook signalen die erop wijzen dat juist grotere bedrijven heel veel meer kunnen doen en dat het geld niet onevenredig wordt verdeeld. Innovatie moet je echter altijd stimuleren; daarover zijn de heer Van Weyenberg en ik het denk ik volledig eens. Ik wil eerst een duidelijker uitleg horen. Het verhaal was dat mensen in het mkb erop achteruitgaan. Zij zouden tegen een plafond aanlopen. Ik krijg ook andere signalen, maar ik wil wel graag duidelijkheid hebben zodat ik uiteindelijk, in de komende weken, mijn conclusie kan trekken. Naar ik meen, stemmen wij hierover op 12 november. Mijn vraag heb ik gesteld; we zullen zien dat er meer komen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind dit net iets te makkelijk. Wij hebben hierover al heel veel gediscussieerd, in het schriftelijk overleg en bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Er zijn dus al heel veel vragen gesteld en antwoorden gegeven. Het lijkt mij voor de beraadslaging van vandaag toch wel goed om te weten aan welke kant van de streep de VVD op dit moment staat. Stelt de VVD nu alleen vragen, of maakt de VVD-fractie zich echt serieus zorgen dat er minder geld naar het mkb gaat?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ontvang ook brieven waaruit blijkt dat er meer geld naar het mkb gaat. Ik wil duidelijkheid hebben. Als ik tegenstrijdige signalen krijg, wil ik helderheid krijgen. Daar gaat het mij om. Het gaat mij en de VVD om het belang van innovatie. Daar gaat het om. Ik hoop dat wij volgende week in de eerste ronde antwoord krijgen. Dan kunnen wij verder bekijken hoe het zit. Ik krijg echter tegenstrijdige signalen. Ik wil daarom graag helderheid hebben en ik hoop dat de Staatssecretaris mij die volgende week kan geven.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Laat ik het dan als volgt vragen. Vindt mevrouw Neppérus ook dat dit niet tot een verschuiving moet leiden en dat het mkb, wat er ook uit komt, aan het eind van de dag net zoveel geld moet krijgen als nu?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben sterk voor het mkb, maar zolang ik tegenstrijdige signalen krijg, kan ik moeilijk een conclusie trekken. Daarom stel ik mijn vragen. Ik wil altijd de feiten op tafel hebben voordat ik een definitieve conclusie trek. Het mkb mag natuurlijk niet het kind van de rekening worden. Daar zijn wij het denk ik allemaal over eens. Omdat ik tegenstrijdige signalen krijg, wil ik eerst antwoord hebben. Ik hoop dat de collega's ook vragen stellen en dat wij allen zeggen: geachte Staatssecretaris, wij willen antwoorden hebben. Ik krijg tegenstrijdige signalen. Zou het mkb het kind van de rekening worden, dan is het uiteraard goed om erover na te denken wat wij dan doen. Zolang ik tegenstrijdige signalen krijg, wil ik echter gewoon antwoord hebben. Ik krijg vele brieven en vele e-mails, net zoals al mijn collega's. Daarom stel ik mijn vragen. Dat is het.

De heer Klein (Klein):

Wij praten over het mkb en over signalen. Wij krijgen ook signalen, maar het gaat natuurlijk ook om de werking van het plafond of, liever gezegd, om het wegvallen van het plafond in de Wbso en de RDA. Daardoor kan duidelijk worden dat het mkb juist slechter wordt behandeld. Zou de innovatiebox hier niet bij betrokken moeten worden? Die is juist veel interessanter voor de grote bedrijven dan voor het midden- en kleinbedrijf.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp de zorg van de heer Klein. Wij kunnen nu alles op alles gaan stapelen. Het behoud van de innovatiebox lijkt mij heel praktisch, maar daar gaan wij binnenkort, ook internationaal, in de OESO, over discussiëren. Wij kunnen dat uitbreiden. Dat vind ik prima, maar ik wil eerst mijn vragen beantwoord zien. Daar gaat het mij op dit moment om. Daarna moeten wij wellicht een keer naar het geheel kijken. Ik vind het prima om dat een keer te doen. Eerst wil ik een antwoord van de Staatssecretaris op mijn vragen, want dan kunnen wij ook zien hoever wij in het debat moeten gaan. De heer Klein zal weten dat de innovatiebox internationaal nogal ter discussie staat. Laten wij daar ook duidelijk over zijn. Het gaat ons denk ik allen om het belang van innovatie. Ik wil eerst die antwoorden horen. Laten wij daarna als Kamer verder kijken.

De heer Klein (Klein):

Even voor de duidelijkheid het volgende. Ik ben het met mevrouw Neppérus eens dat de internationale discussie over de innovatiebox een apart onderwerp is. Wij hebben echter onze eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben een totaal innovatiebeleid waarbij zowel is gekozen voor subsidies als voor de fiscaliteit, in de innovatiebox en in de Wbso en RDA. Dat houdt in dat mevrouw Neppérus in feite in dat perspectief aan de Staatssecretaris vraagt om beide zaken te laten zien: zowel de effecten van de Wbso voor het mkb, als de effecten van de innovatiebox voor het grootbedrijf.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dat was de vraag die ik heb gesteld. Ik wil het geheel weten: wat zijn de effecten van hetgeen nu wordt voorgesteld? Dat lijkt mij gewoon goed. Ik hoor verschillende signalen. Ik hoop volgende week, of eerder als de antwoorden binnenkomen, meer duidelijkheid te krijgen. Gelukkig hebben wij de tijd voor dit onderwerp. Het gaat om de inkomsten van de overheid, en dan kunnen wij gaan kijken wat het beste is. Ik wil echter eerst duidelijkheid hebben.

Dan kom ik op de conserverende aanslag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Neppérus om meer zicht te krijgen op de effecten. Vorige week is in een motie bij de commissie SZW ook gevraagd om deze door te rekenen. Minister Kamp gaf aan dat het grootbedrijf hier meer van zal profiteren. Dat is dus ook een doel van het kabinet. Anders zegt hij dat niet toe, neem ik aan. Daarom wil ik het scherper krijgen van mevrouw Neppérus. Kan zij aangeven of de verschuiving van het mkb naar het grootbedrijf een no-go is voor de VVD?

Mevrouw Neppérus (VVD):

U kunt mij zes keer dezelfde vraag stellen, maar ik wil eerst de feiten op tafel hebben. Ik hoop dat dit voor iedereen geldt. Daarna kunnen we verder praten. Ik heb namelijk ook signalen gekregen dat er helemaal geen sprake is van zo'n schuif. Ik hoop dat dit het geval is. Misschien is er wel sprake van een schuif. Dat was voor mij aanleiding om in de schriftelijke ronde vragen hierover te stellen. Volgens mij heeft bijna iedereen er vragen over gesteld. Ik heb dus andere signalen gehoord. Als er echter wel sprake is van een heel gekke schuif met gevolgen, moeten we praten over wat we zullen doen. Dat kan namelijk niet de bedoeling zijn. Nogmaals, ik heb ook andere signalen gehoord en daar wil ik graag een antwoord op.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat snap ik. Ik snap dat mevrouw Neppérus er zicht op wil krijgen, maar volgens mij is het wel mogelijk dat zij een principe-uitspraak doet. Volgens mij heeft ze dat net gedaan. Ze zei namelijk: een rare schuif moeten we niet willen. Daar klamp ik me dan maar aan vast. Ik constateer dat de VVD het niet accepteert dat de mkb er door deze wijziging op achteruitgaat.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil eerst de feiten op tafel. Daar gaat het mij om. Vervolgens gaan we ernaar kijken. Ik heb mijn vragen in de eerste ronde niet voor niets gesteld. Ik neem aan dat dit ook voor u geldt. Ik had namelijk een punt van zorg. Ik wil weten hoe het zit voordat we conclusies trekken. Dat is namelijk voor niemand helder.

Dan kom ik op de conserverende aanslag. Op zichzelf is het akkoord om dat emigratielek te dichten. Ik begrijp ook dat het op termijn, dus niet direct, geld zal opbrengen. Heeft men al in beeld om hoeveel het ongeveer gaat? Hoe kan het worden teruggesluisd naar mensen en vooral naar het bedrijfsleven?

Dan kom ik op het internationale gebeuren. Ik begin met de moeder-dochterrichtlijn. Op zichzelf zijn we akkoord met de wijziging die tot stand is gebracht. Een en ander is internationaal afgesproken, dus moet je dat gewoon in Nederland invoeren. Ik heb in de schriftelijke ronde wel gevraagd in hoeverre wij meer doen dan nodig is. Wat doen andere landen? Dat vind ik essentieel. Laten we doen wat nodig is. We hoeven wat mij betreft niet voorop te lopen. Als iedereen het ruim doet, is het voor mij bespreekbaar. Ons vestigingsklimaat moet wel boven tafel kunnen blijven. Klopt het dat het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Italië, de grotere landen dus, het doen op de manier zoals in de stukken wordt vermeld? Dat is voor ons namelijk essentieel. We moeten de EU-richtlijnen in wetgeving omzetten. We zijn lid van de Europese Unie. Maar hoe doe je dat ten opzichte van andere landen?

Dan kom ik op de Common Reporting Standard. Ook daarvoor geldt dat je dat gewoon moet doen. Er zijn afspraken. Hoe gaat het echter met de Verenigde Staten? Wordt er op basis van wederkerigheid informatie uitgewisseld? We hebben laatst, tijdens een debat over de Belastingdienst, gesproken over de FATCA (Foreign Account Tax Compliance Act). Toen vroegen enkele collega's, ik zelf ook, zich af wat er allemaal gebeurt. Nu betreft de FATCA vooral veel particulieren. Hierbij gaat het over bedrijven. Hoe gaat het werken?

Dan is er het punt van de Holocaustslachtoffers, de vrijstelling van artikel 2. Ik zeg er eerlijk bij dat collega Jan de Wit van de SP – ik mocht met hem in een enquêtecommissie zitten – dit punt voor het eerst aan de orde stelde. We vinden het positief dat het nu wordt aangepakt, dat mensen een verruiming krijgen en niet opeens, terwijl ze aan de regels voldoen, hun toeslagen kwijtraken. We vinden het positief dat Holocaustslachtoffers dit krijgen. Het is dus gewoon goed dat dit gebeurt. Ik ga ervan uit dat deze mensen geïnformeerd worden. Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?

Ik kom nu bij de overige fiscale maatregelen. Ik ben blij dat er toch de mogelijkheid komt van prejudiciële vragen. Ik heb daarover een aantal jaren geleden al vragen gesteld. Het kan sneller duidelijkheid geven, niet alleen aan belastingplichtigen maar ook aan de Belastingdienst. Ik vind dat echt een stap voorwaarts. Over de werkkostenregeling heeft de Kamer vorig jaar besloten, maar die wordt nu toch weer aangepast. Ik vraag mij af of dat echt nodig is. Je hebt te maken met ondernemers die de regeling moeten uitvoeren. Hoe zit dat dus, vooral op het punt van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven?

Tot slot is er een stukje wetgeving van Sociale Zaken. Ik neem aan dat het departement Sociale Zaken hier vertegenwoordigd is, dan wel dat er vanuit het departement goed wordt meegeluisterd. Als ik het zo bekijk, is er discussie over de vraag hoever de regeling gaat en voor wie ze bestemd is. Ik heb de afgelopen week allemaal mails gekregen waarin staat dat de groep betrokkenen zou moeten worden uitgebreid. Over wat voor soort werk hebben we het dus precies? En voor welke groep moet het precies gaan gelden? Mij is dat uit de stukken en antwoorden tot nu toe nog niet echt duidelijk geworden.

Dat was het.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben een beetje verbaasd. Er ligt een belastingpakket van 5 miljard voor. Alle heffingskosten worden daarin bijvoorbeeld enorm afgebouwd, met een forse stijging van de marginale lastendruk voor de middeninkomens en de hogere middeninkomens tot gevolg. Over dit pakket van 5 miljard heb ik de VVD niet langer dan drie zinnen horen praten. En over box 2, dat vol met uitvoeringsproblemen zit en waarvan de hele wereld zich afvraagt of een en ander zich gaat houden, kwamen ook welgeteld drie zinnen. Zit daar een strategie achter?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het deel over box 1 in relatie tot het Belastingplan is al aangekondigd in juni. Daar is een Kamerdebat over geweest. De fractievoorzitter van de partij van de heer Omtzigt was toen heel positief over lastenverlaging en belastingverlichting. Dat staat genoteerd en dat hebben wij onthouden. Het is dus allang bekend dat er een lastenverlichting komt. Dat kun je tien keer herhalen en als de voorzitter dat toestaat, wil ik het ook best tien keer doen. De essentie is dat het gaat gebeuren. Over box 2 heb ik positieve reacties ontvangen, ook uit de belastingadvieswereld en dergelijke. Je zou alleen kunnen discussiëren over de vraag of levenslang altijd ongeveer levenslang is. Over dat punt moet je spreken, maar verder krijg ik er positieve reacties op.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het interessant dat ik een quote terugkrijg over mijn eigen fractievoorzitter, terwijl de IACK met 300 miljoen verhoogd wordt en blijkt dat 70.000 mensen zo veel IACK krijgen dat ze die niet kunnen verzilveren. De heffingskortingen worden danig afgebouwd. Mevrouw Neppérus heeft de CPB-stukken gezien; het is door een brede oppositie doorgerekend. Daarin staan heel interessante effecten. Daar wijdt mevrouw Neppérus niet eens een woord aan. Ik bedoelde overigens box 3; excuses daarvoor. Mevrouw Neppérus gaat snel over box 3 heen en zegt: eigenlijk willen we iets anders. De enige grote hervorming wordt door de VVD-fractie in dit debat dus even in twee seconden afgeschoten als iets tijdelijks. Dat vinden wij heel bijzonder. Nou is in de politiek «tijdelijk» vaak langer dan je zou willen, maar het wordt toch maar vast even als tijdelijk weggezet. Ook worden er vijf ficties op elkaar gestapeld in het wetsvoorstel. Kan de VVD-fractie op die drie punten een toelichting geven in haar eigen termijn?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb het CPB-onderzoek van veel oppositiepartijen gelezen. Ik las er ook in dat het CPB er zelf bij schreef dat het niet alleszeggend was, met lang niet altijd het goede voorbeeld. Wat dat betreft heb ik het dus gelezen. Het staat erin; ik kan het ook niet helpen. We kregen het vrijdag. Het bereikte de Kamerleden via de Twitteraccount. Er stond bij dat er onvolledigheden in zitten en je niet alles met alles kunt vergelijken.

Dan het punt van de 35.000 banen; ik neem aan dat de heer Omtzigt dat bedoelt. Ik had ook graag meer gezien. Daarin ben ik het met de heer Omtzigt eens. Toch heb je met 35.000 mensen al best een aardige gemeente. De gemeente Teylingen heeft 35.000 inwoners, net als de gemeente Coevorden. Dan heb je het dus al over een behoorlijke gemeente vol nieuwe banen. Ook ik had graag meer gezien, en daar moeten wij het in de toekomst ook over hebben, maar de economie gaat aanjagen, er komt nu eindelijk een stuk lastenverlichting en daarbij helpt werkgelegenheid. Dit is een eerste stap, maar wel een forse eerste stap.

Dan het punt van box 3. Ik heb de Staatssecretaris ook gevraagd hoe het zit met mensen die erop vooruitgaan en mensen die erop achteruitgaan. Wij willen toe naar een systeem waarin het vermogen belast wordt op basis van het echte rendement. Daarover is Kamerbreed een motie aangenomen en dat heeft mijn collega Harbers bij de Algemene Financiële Beschouwingen ook uitgedragen, maar het kan nu nog niet. Wij zien het systeem dat nu wordt voorgesteld, als een tussenstap. Dit leidt wel tot verbetering, want je leest dat het overgrote deel van de belastingplichtigen erop vooruitgaat en dat het voorgestelde systeem meer tegen het echte rendement aanzit dan het huidige systeem, waarover elk jaar eind maart de boze mails binnenstromen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ga even door op dat punt van box 3. Aan het voorgestelde systeem ligt een soort voodoo-economie ten grondslag: als je maar genoeg aannames maakt, schijnt alles wel weer recht te komen. De heer Omtzigt noemde dat terecht «fictie op fictie stapelen».

Maar ik heb een andere vraag. U voert hiermee een progressieve vermogensbelasting in. Waarom hebt u dat dan niet opgeschreven? Wees daar gewoon eerlijk over! Mensen maken zich nu zorgen over rendementen die ze schijnen te kunnen behalen, maar die niet realistisch zijn. Waarom zegt u niet gewoon in uw eigen inbreng dat u een progressieve rendementsheffing invoert? Dat is veel eenduidiger. Dan ben je er gewoon. Een hoger tarief voor mensen met een hoog vermogen ...

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk. Mevrouw Neppérus?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ten aanzien van box 3: het is niet fictie op fictie. Dat is het net niet.

De heer Van Weyenberg (D66):

Net niet!

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dat is het niet. Wees dus eerlijk in uw eigen inbreng, zou ik zeggen. Het is geen fictie op fictie. Het is gewoon uitgaan van wat de rendementen zijn. Alleen zullen er uitzonderingen zijn. Laten wij daarover wel zijn: er zullen mensen zijn die minder hebben. Wij gaan echter wel uit van het echte rendement op bepaalde soorten beleggingen. Als het rendement hoger is, maakt men daar verschil tussen, maar het tarief zal hetzelfde zijn, namelijk 30%.

De heer Van Weyenberg (D66):

Er is een mooi spreekwoord dat zegt: als het loopt als een eend, eruitziet als een eend en kwaakt als een eend, is het waarschijnlijk een eend. De ene aanname rolt over de andere heen in box 3, maar u hebt gewoon een progressieve belasting ingevoerd en durft dat niet te zeggen. Waarom feliciteert u de heer Groot niet gewoon met dit resultaat?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er is bewust gekeken naar de behaalde rentes. Vroeger klaagde iedereen altijd dat de spaarrekening de laatste jaren bijzonder veel minder opbracht dan het gehanteerde rendement. Men heeft nu meer bekeken wat aandelen gemiddeld over een aantal jaren opbrengen en wat de spaarrekening jaarlijks opbrengt. Dat lijkt meer op het reële rendement. Ik zou echter nog een stap verder willen, net als de heer Van Weyenberg, naar het echte rendement.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Hoe kijkt mevrouw Neppérus aan tegen de positie van de eenverdiener? Ik hoor haar daar niet over, terwijl de meeste eenverdieners VVD stemmen en dit Belastingplan ervoor zorgt dat de verschillen tussen eenverdieners en tweeverdieners opnieuw groter worden. Dat kan oplopen tot € 8.000 à € 10.000. Wat gaat mevrouw Neppérus doen om dat verschil kleiner te maken?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp de zorg van de heer Dijkgraaf, maar de VVD heeft er net als de Partij van de Arbeid voor gekozen om werken te stimuleren. Ook alleenverdieners gaan er gewoon op vooruit, maar het accent ligt voor ons op het feit dat de economie beter moet. Vandaar ook de lastenverlichting, juist om werken te stimuleren. Daarover denken de heer Dijkgraaf en ik blijkbaar verschillend.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wat doet mevrouw Neppérus dan met die 75% van de eenverdieners die helemaal niet kúnnen kiezen voor meer werken, bijvoorbeeld omdat ze geen baan kunnen vinden, chronisch gehandicapt zijn, studeren of ouder dan 65 zijn? Ik krijg graag een reactie. Mijn vraag gaat nog verder. De Eerste Kamer heeft moties aangenomen. Het zou toch van democratie getuigen als daarnaar wordt geluisterd. In de motie-Schalk c.s. wordt de regering verzocht om het gat te verkleinen. Ik hoor echter geen enkele vraag van de VVD-fractie aan de regering over wat er gaat gebeuren met die motie en met andere aangenomen moties, bijvoorbeeld de motie-Nagel over ouderen. Er moet toch een uitgestoken hand van de VVD-fractie zijn naar andere partijen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Kennelijk betekent de uitgestoken hand dat je zaken meteen overneemt. Ik ga vandaag luisteren. Wij vinden het van groot belang dat werken wordt gestimuleerd en dat er een grotere vooruitgang, echte lastenverlichting is. Voor anderen zit er vaak ook nog een stuk lastenverlichting in. Alleen voor de groep ouderen en de onderkant van de samenleving moet er sprake van een stukje vooruitgang. Er zijn overigens ook ouderen die wel profiteren van de hogere belastingschijven. Er zullen altijd uitzonderingen zijn, maar de basis is dat werken moet lonen. Ik zal vandaag naar de collega's en hun ideeën luisteren, maar ik vertegenwoordig hier mijn fractie. Wij staan voor een handtekening en zeggen dat werken moet lonen. Dan gaat de economie beter draaien en komen er vanzelf meer banen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik pak nog even terug op het vorige punt, box 3. Mevrouw Neppérus zegt dat de verwachte rendementen worden belast. De heer Dijsselbloem heeft staatsleningen uitgegeven. Je krijgt daarop 0,7% à 0,8% per jaar. In dit wetsvoorstel wordt uitgegaan van een verwacht rendement van 4%, waarover je 30% betaalt. Je krijgt van Dijsselbloem tien jaar lang 0,7% rente en je betaalt alsof je 4% zou krijgen, want dat is het verwachte rendement. Dat heeft toch niets met elkaar te maken? Dit wetsvoorstel gaat helemaal niet over de te verwachten rendementen – ik zie de heer Groot al knikken – maar over een progressieve vermogensbelasting. Dat mag, maar waar kan ik als conservatieve belegger 4% rendement maken op mijn staatsobligaties?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het is aan iemand zelf om te kiezen waarin hij belegt. In dit wetsvoorstel wordt uitgegaan van het gemiddelde rendement van aandelen en dergelijke, ook van spaarrekeningen. Mensen hebben nog een vrijstelling van € 25.000. Het kan vervelend zijn voor mensen, maar er is gekeken naar het gemiddelde. Dat zit dichter bij het reële rendement dan nu het geval is. Laten wij daar ook eerlijk over zijn. Een alleenverdiener tot € 237.000 en twee partners samen tot bijna € 480.000 gaan er straks op vooruit. Laten we dat ook eens durven te zeggen. Daarom vraag ik naar de aantallen.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is natuurlijk nog niet het begin van een antwoord. In de rekenmodellen van de regering is het verwachte rendement op obligaties 4%. Koop je een staatslening, dan krijg je 0,7% en moet je 1,2% belasting betalen. Je teert dus in op je vermogen volgens de sommen van de regering. Dat is een belastingpercentage van 160, terwijl de VVD hier beweert dat het belastingpercentage 30 is. Wil de VVD toegeven dat die fictie in box 3 zeer weinig met de werkelijkheid te maken heeft?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik geef dat niet toe, want ik denk er heel anders over dan de heer Omtzigt, die hier veel vragen over stelt. Hij doet nu alsof iemand alleen maar eenmalig heeft belegd in obligaties die net uitkomen. Het rendement daarop is thans laag. Wij gaan in het wetsvoorstel uit van een gemiddelde termijn. Eerder zijn er obligaties met een veel hoger rendement geweest die mensen nog steeds kunnen hebben. Daarnaast is het iemands eigen keuze waarin hij belegt. Het huidige systeem leidt ertoe dat ook nu mensen af en toe zullen klagen, bijvoorbeeld over de rente op de spaarrekening. Wij hebben allemaal meegemaakt dat de spaarrente omlaagging. Daarom is het van belang om zo snel mogelijk van het echte rendement uit te gaan. Laten wij het daarover eens zijn: daar moet je gewoon naartoe.

De heer Bashir (SP):

Allereerst klinkt het mij een beetje vreemd in de oren dat de VVD, als grootste partij in de Tweede Kamer, maar een paar woorden besteedt aan de vermogensrendementsheffing en de verdeling van de 5 miljard euro. Ik had meer verwacht, een grotere bijdrage. Maar ik had ook verwacht te horen hoe de VVD een en ander voor zich ziet, want het Belastingplan moet nog door de Tweede en Eerste Kamer. In de Eerste Kamer heeft het kabinet geen meerderheid. Er zal dus ook een opening moeten worden geboden aan de oppositie over dit soort onderwerpen of bepaalde onderwerpen, in die zin dat daarover gesproken kan worden. Maar laat ik er één onderwerp bij pakken: de lastenverlichting voor niet werkenden. Is het voor de VVD mogelijk om daarover door te discussiëren, zodat niet alleen de werkenden erop vooruitgaan maar ook de niet werkenden, de ouderen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het kabinet heeft heel bewust gekozen om het werken te stimuleren om de economie verder te brengen. Voor heel lage inkomens en voor ouderen die een heel laag inkomen hebben, is gezegd: wij blijven op hetzelfde niveau. Wij zijn nog altijd een van de weinige landen in Europa en de wereld waar er gelukkig een AOW is voor een basisinkomen. Die is er en die zal er ook gewoon moeten blijven. Verder houd ik hier vandaag gewoon mijn verhaal. Ik ga straks heel serieus zitten luisteren naar iedereen, maar zoals je mag verwachten, vermoed ik dat gedachten en wensen nogal eens uiteenlopen. Ik heb straks lang de tijd om naar al mijn collega's te gaan luisteren. Dat wil ik ook gewoon doen.

De heer Bashir (SP):

Waar het kabinet voor kiest, weten wij inmiddels. Dat staat gewoon in het Belastingplan, maar ik was benieuwd of de VVD vandaag een opening geeft aan de oppositiepartijen om te bekijken of wij zaken kunnen verbeteren. In de afgelopen jaren, de crisisjaren, zijn de mensen die niet werkten, er flink op achteruitgegaan. Nu het beter gaat en er geld te verdelen valt, worden die mensen overgeslagen. Mijn vraag was simpel: kiest de VVD ervoor om ook te bekijken of het mogelijk is om een deel van het geld dat nu naar werkenden gaat, te besteden aan niet werkenden, bijvoorbeeld ouderen die flink hebben ingeleverd?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ook werkenden hebben ingeleverd en terecht, maar nu zeggen wij: voor de economie is het essentieel dat er weer meer gewerkt en verdiend wordt. Verder ga ik vandaag luisteren, maar er is heel bewust gezegd voor de werkenden: dat krijgt voorrang. Alleen voor de mensen die erop dreigden achteruit te gaan, is gezegd: ho, dat gaat niet gebeuren. Dat wordt gerepareerd. Dat zit in de voorstellen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij herinneren ons allemaal nog de heer Rutte, die het had over de inkomensafhankelijke krentenbollen – hilariteit alom – maar tegenwoordig is alles zodanig genivelleerd dat alleen nog de krentenbollen nog niet zijn genivelleerd. Ik wil een beetje zelfreflectie van de VVD: hoever is de VVD nog van plan te gaan met haar nivelleringsstrategie? Oké, de armoedeval is redelijk aangepakt, maar zij stapt nu in de nivelleringsval van de PvdA. Ik wil dat mevrouw Neppérus nog eens goed kijkt naar de doorrekening van afgelopen vrijdag. Ik schrik mij namelijk een hoedje als ik zie dat een kostwinner met een minimumloon een kleine € 2.000 minder heeft dan een kostwinner met een modaal inkomen. Hoezo «werken moet lonen»? Ik ga van minimumloon naar modaal, ik verdien € 16.000 meer en ik houd nog geen € 2.000 over! Dat is toch niet de filosofie van de VVD, in die zin dat werken moet lonen? Dit is kapotgeslagen genivelleerd. De VVD moet ophouden met dat verder nivelleren en kapotnivelleren van de economie.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben blij dat belastingtarieven eindelijk omlaaggaan, voor het eerst in jaren, en dat ook de hoogste schijf later begint. Ik hoop en vertrouw er bijna op dat de heer Van Dijck dat straks ook zelf zal zeggen, want echt, voor het eerst in jaren gaat de belasting omlaag, ook voor de middengroepen. Daar gaat het mij om. Dat is essentieel. De heer Van Dijck moet vooral de toelichting van het CPB zelf lezen. In de zomer zijn alle inkomensmodellen bekeken. Dat zit ook in het Belastingplan en de begroting Sociale Zaken verwerkt. Daarin zie je dat mensen er gemiddeld gewoon op vooruitgaan, soms heel behoorlijk. Dat is terecht. Voor de groep die het echt niet kan, worden terecht maatregelen getroffen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Er is een aantal onderwerpen de revue gepasseerd die niet nieuw zijn, die al tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in moties vervat zijn. In die moties hebben bepaalde partijen een bepaalde richting proberen aan te geven voor veranderingen of, in mijn optiek, verbeteringen rondom het Belastingplan. In alle discussies, ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, is telkens verwezen naar de behandeling van het Belastingplan. Dat is nu. We moeten nu bekijken welke wijzigingen door de Kamer worden voorgesteld. Er werden al een aantal zaken aangekaart, onder andere rondom de eenverdieners. Wat ons betreft hoort daar ook de vergroening en de positie van chronisch zieken en gehandicapten bij. Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën daarover. Toch hoorde ik mevrouw Neppérus alleen zeggen: ik ga luisteren. De cruciale vraag is eigenlijk of er überhaupt ruimte is bij de VVD om zaken te wijzigen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ga luisteren. Als ik niets zou hoeven te horen, zou ik straks rustig buiten kunnen gaan wandelen. Ik zal horen of daar dingen bij zitten waarmee ik mij voordeel kan doen; uiteraard. Ik ga vandaag gewoon luisteren. Straks zal wel blijken dat die wensen nogal uiteenlopen. Dat is ook ieders recht, want elk van ons vertegenwoordigt zijn of haar eigen politieke stroming.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het gaat er niet alleen om waar ik mijn voordeel mee kan doen. De politieke situatie is nu eenmaal dat er in de Tweede Kamer wel een meerderheid is, maar de grote vraag is of dat in de Eerste Kamer ook zo is. Natuurlijk besluit de Eerste Kamer zelfstandig over voorstellen. Maar de Eerste Kamer heeft nota bene al een richtinggevende motie aangenomen over de positie van de eenverdieners. Als mevrouw Neppérus dan zegt dat dit gewoon een goede maatregel is waar zij achter staat, dan wordt het toch wel een ingewikkelde zaak om meerderheden te gaan behalen. Dat is de politieke werkelijkheid. Kan mevrouw Neppérus in dat licht aangeven hoe haar eigen verhaal strookt met de politieke situatie?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mijn eigen verhaal is het VVD-verhaal: wij vinden dat werken moet lonen. Wij zijn dan ook blij dat dat eindelijk weer gaat gebeuren en dat de belasting omlaaggaat in vele schijven. Ik weet ook dat de coalitie geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer, maar ook zij zal kunnen zien dat er een enorme lastenverlaging in zit. Nogmaals: ik luister, maar ook de collega's in de Eerste Kamer zullen zien dat het in dit Belastingplan voor het eerst sinds jaren weer om belastingverlaging gaat.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het debat krijgt wel een bijzondere wending. Je krijgt bijna de indruk dat we vanaf nul beginnen. We hebben de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen echter al gehad. Mevrouw Neppérus geeft zelf toe dat van die 100.000 banen nog maar een derde over is. Elke poging tot meer ambitie vanuit de Kamer is door de coalitie afgestemd. De motie om het lokaal belastinggebied te vergroten, die samen met de SGP door ons is ingediend: afgestemd door de coalitie. De motie voor meer vergroening: vrij breed ondertekend door de oppositie en afgestemd door de coalitie. De motie om naar de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen te kijken: bijna oppositiebreed ingediend, maar afgestemd door de coalitie. We beginnen dus niet vanaf nul. Blijft mevrouw Neppérus elke uitgestoken hand afwijzen om de ambitie en de banengroei te versterken? Zij moet niet luisteren, zij moet hom of kuit geven.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik luister nu met verbazing naar de heer Van Weyenberg. In juni verscheen de brief over de stelselherziening en daar stond meer in. Deel één maakt nu onderdeel uit van het Belastingplan, maar er kon ook gesproken worden over verdere lastenverlichting, vergroening en uitbreiding van het lokale belastinggebied, waarover in dit huis zeer verschillend wordt gedacht. Daarover had gepraat kunnen worden, maar overleg bleek vervolgens niet mogelijk te zijn. Ik zal maar niet zeggen welke partij wegliep. Als het echter zo nadrukkelijk wordt gezegd, ben ik toch wel verbaasd.

De heer Van Weyenberg (D66):

Daar is-ie weer: we zouden zijn weggelopen. We zijn ook weggelopen, omdat er geen ambitie was om die 100.000 banen, die de partij van mevrouw Neppérus aan mensen belooft, waar te maken. Dat is een interessante jij-bak, maar het helpt ons geen moer verder. De conclusie is dat er motie na motie is ingediend door de oppositie voor meer ambitie, meer banen en meer vergroening, en dat de VVD samen met de Partij van de Arbeid al die moties wegstemt. Deze jij-bak is dus interessant, maar helpt ons echt niet verder. Er zijn in de Kamer voorstellen gedaan voor meer ambitie. Die voorstellen hadden ook op een meerderheid in de Eerste Kamer kunnen rekenen als de coalitie ze had gesteund. Waarom stemt de VVD constant tegen die moties? Ik wil niet weer geconfronteerd worden met het politieke trucje dat er weer over juni begonnen wordt. Er zijn de afgelopen maand concrete voorstellen gedaan. Waarom heeft de VVD tegen al die voorstellen gestemd?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben verbaasd over het taalgebruik van de heer Van Weyenberg, maar goed, hij mag zijn eigen woorden kiezen. Hij moet daar maar even over nadenken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Mijn vraag is: waarom?

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Van Weyenberg gebruikte woorden als «geen moer». Ik neem aan dat hij het anders heeft geleerd. Hij windt zich kennelijk op. De VVD was net als de Partij van de Arbeid bereid om verder te praten. In de brief over de stelselherziening werd ook ingegaan op de vraag hoe je verder omgaat met vergroening afgezet tegen lastenverlichting en verdere banen en of je al dan niet iets met de gemeente moet doen. Op al die punten werd ingegaan in de brief van het kabinet. Daar houd ik het maar gewoon bij. Verder luister ik vandaag. Wie weet, zitten er heel goede ideeën bij. Ik hoop dat dat zo is.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Laat ik proberen om het wat scherper te krijgen. Er is een motie aangenomen door de Eerste Kamer waarvan het dictum luidt: verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de substantiële verschillen te verkleinen tussen eenverdieners en tweeverdieners en de Kamer hierover nader te informeren. Vindt de VVD-fractie dat de regering dat inderdaad moet doen of zegt zij tegen het kabinet: slaap gerust verder; doe maar niet en we zien het wel in de Eerste Kamer?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het VVD standpunt is dat werken gestimuleerd moet worden. Daardoor draait de economie beter en kan eindelijk een flinke lastenverlichting plaatsvinden. Daar gaat het ons om. Ik zou graag één keer per jaar, ten minste één keer per jaar, gewoon mijn eigen verhaal willen houden en dat doe ik hier dan ook. Dat is wat onze kiezers van ons verwachten. Wij menen oprecht dat je die banen nodig hebt voor een goed draaiende economie. De lastenverlichting die er nu in zit, is essentieel daarvoor. Iedereen gaat erop vooruit. Laten we dat ook gewoon eens zeggen. Alleen de situatie van ouderen met een heel laag inkomen blijft ongewijzigd, maar voor de rest gaan mensen erop vooruit. Dat vinden wij essentieel. Werken moet lonen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat verhaal was bekend. Dat heeft mevrouw Neppérus ook nadrukkelijk naar voren gebracht in haar eigen inbreng. Ik vind het prima dat zij dat doet, maar dat is dus niets nieuws. Mijn vraag was echter procedureel van aard. Er is een motie aangenomen waarin het kabinet verzocht wordt om met voorstellen te komen. Wat is vandaag de boodschap aan de regering? Zegt mevrouw Neppérus tegen de Staatssecretaris: de motie is aangenomen, maar laat maar lekker zitten, want onze filosofie is dat werken loont en die voorstellen horen daarbij? Of zegt mevrouw Neppérus: ik heb mijn eigen verhaal, maar dit is wel de werkelijkheid en daar moet de regering wat mee?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik zit hier als Tweede Kamerlid van de VVD. Wij zeggen dat werken moet lonen. Wij zijn blij met de lastenverlichting die erin zit, juist voor werkenden.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ga toch door op hetgeen de heer Dijkgraaf zegt. Mevrouw Neppérus geeft constant ontwijkende antwoorden. Eerst kreeg ik een ontwijkend antwoord op de vraag waar ik die 4% krijg. Die krijg ik namelijk nergens. Die blijft in de wet staan. Nu komt er weer een ontwijkend antwoord. De heer Van Dijck gaf net het voorbeeld uit de berekeningen van het CPB, die even makkelijk terzijde werden geschoven. Tussen een kostwinner op minimumniveau en een kostwinner op modaal niveau zit € 17.000 bruto en na alleen de belastingen en de toeslagen nog maar € 1.800 netto. Een kostwinner op modaal niveau heeft ook geen toegang tot een sociale huurwoning. Als hij gedwongen wordt om een huurwoning van € 800 te betrekken, houdt hij minder per maand over dan een kostwinner die het minimumloon verdient. Een kostwinner met een modaal loon houdt door de afbouw van heffingskortingen, doordat hij geen toegang heeft tot de IACK en doordat de eenouderkop er niet is, minder over dan een kostwinner met een minimumloon. Wat heeft dit volgens de VVD te maken met het adagium dat werken moet lonen? Werken wordt op deze wijze gestraft, met een onderdeel van dit plan.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Al deze zaken zijn door het CPB bekeken voordat de stukken naar de Kamer gingen. Er is een nadere studie gedaan waarvan het CPB zelf heeft gezegd dat je daar een heleboel kanttekeningen bij kunt plaatsen. Die plaats ik dus ook. Ik las de kanttekeningen uit de studie, die ik opeens kreeg. Het is volledig het recht van de oppositie om een studie te vragen. Laat ik dat erbij zeggen, maar ik zie geen reden om mijn standpunt te veranderen, juist ook omdat het CPB zelf op minstens vier plekken in het verhaal schrijft dat er nog kanttekeningen bij zijn te plaatsen.

De heer Omtzigt (CDA):

De kanttekening die geplaatst wordt, is dat dit een voorbeeld is met gezinnen met kleine kinderen van 0 tot 12. Dat hebben we gedaan, want daar zit de IACK. Maar om nou te zeggen dat dit een kleine irrelevante subgroep is ... Als ik het voorbeeld neem van zes kinderen waarvan er één studeert en een ander in de kinderopvang zit, dan krijg ik ook heel rare effecten. Dat snappen wij echter wel, omdat die er niet veel zijn en omdat regelingen op elkaar inwerken. Dit is een standaardvoorbeeld van een man, een vrouw, twee kinderen en een modaal inkomen. Daar is helemaal niets gezochts aan, maar daarvoor loont werken niet. Vindt de VVD daar iets van? Dit gaat namelijk, zelfs volgens het CPB, om 250.000 huishoudens. Het gaat dus niet om een klein subgroepje dat we ergens in een hoekje gevonden hebben. Het is acht keer Coevorden in plaats van een keer, zoals mevrouw Neppérus net zei. Wil zij er een reflectie op geven wat zij hiervan vindt?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik kreeg dat rapport zaterdag door wat twitteren, dus dat is de goede informatievoorziening. Ik zeg erbij dat het rapport zelf ...

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een punt van orde. Het stuk is naar de Kamer gestuurd en is een officieel Kamerstuk. Dat het ook op Twitter verspreid wordt, doet niet af aan het feit dat het een officieel Kamerstuk is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik stel vast dat de deelnemers aan dit debat dus kennelijk elke vijf minuten moeten kijken. Dankzij de tweets van de heer Omtzigt ben ik evenwel achter het tussenrapport van het CPB gekomen. In dat rapport plaatst het CPB hier inderdaad kanttekeningen bij. Ik heb altijd de informatie gehad dat iedereen erop vooruitging. Als dat anders is, dan zullen wij dat horen. Mij is evenwel uit eerdere CPB-berekeningen bij de begroting gebleken dat eigenlijk iedereen, ook werklozen, erop vooruitgaat en dat een kleine groep rond de 0% zit. Als de heer Omtzigt voorstellen heeft om die gaten te vergroten, dan hoor ik die graag. Het blijft zo dat wij juist willen dat er meer mensen gaan werken. Ik hoor zijn voorstellen straks echter aan.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil mevrouw Neppérus aanspreken op haar verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger. Uit het stuk blijkt dat je, als je van minimumloon naar modaal gaat – € 16.000, want je doet je best en je klimt op – er nog geen € 2.000 op vooruitgaat. Dat moet voor de VVD toch een wake-upcall zijn dat er hier iets hartstikke fout en scheef zit. Mevrouw Neppérus kan wel zeggen dat het CPB aangeeft dat het niet alles heeft meegenomen, maar als volksvertegenwoordiger van de VVD zou ik dan precies willen weten wat er niet is meegenomen en hoe het plaatje eruit zou zien als alles is meegenomen. Dat is haar verantwoordelijkheid. Ze moet zich er niet bij neerleggen dat het hartstikke scheef zit en vervolgens wegkijken en zaken wegmoffelen door te zeggen dat de kinderopvangtoeslag niet is meegenomen en dat het dus niet klopt. Nee, mevrouw Neppérus moet als verantwoordelijk volksvertegenwoordiger kijken waar dit hartstikke scheef gaat en waar we dat kunnen repareren.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb hier kennis van genomen. Ik ga uit van wat ik vroeger heb gehoord van het CPB. Als het anders ligt, dan kunnen alle collega's dat gewoon zelf vragen, en dat zullen ze ook doen. Wij willen evenwel juist meer mensen aan het werk hebben, en dat is een bewuste keuze.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Een ander voorbeeld: een alleenstaande moeder met minimumloon verdient meer dan een kostwinner op modaal niveau. Gaan er dan alarmbellen af of is de VVD gewoon blij is omdat ze beiden werk hebben?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wij willen gewoon werk hebben voor iedereen. Een alleenstaande moeder is er ook in eerdere berekeningen zo uitgekomen. Alleenstaande moeders worden vaak behoorlijk financieel gesteund, maar dat is iets teruggebracht. Verder kan de heer Van Dijck straks zijn eigen vragen stellen.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik zit nu vijf jaar in de Kamer. Dat zijn vijf zware jaren geweest waarin heel veel maatregelen moesten worden genomen om de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën weer in het spoor te trekken. De mensen in het land hebben te maken gehad met forse lastenverzwaringen en pijnlijke ombuigingen. Bij elkaar gaat het om meer dan 50 miljard sinds het uitbreken van de crisis.

Het heeft lang geduurd, maar de Miljoenennota en het Belastingplan voor 2016 markeren een omslag ten goede. Dat is natuurlijk in de eerste plaats te danken aan alle inspanningen van miljoenen mensen in het land, maar het is ook te danken aan standvastig beleid van deze regering. We zien nu dat de huizenmarkt boven verwachting snel herstelt, we zien dat het vertrouwen bij de consument terug is, we zien dat de werkgelegenheid aantrekt en we zien dat de Nederlandse economie harder groeit dan de economie in de rest van Europa. Dat maakt het mogelijk dat er vandaag voor het eerst weer een Belastingplan ligt waarin de lasten voor de burgers fors dalen. De koopkracht stijgt flink, waarbij mensen met lagere inkomens er meer op vooruitgaan dan mensen met hoge inkomens. De PvdA is dus in grote lijnen blij met dit Belastingplan, vooral omdat er een zwaar accent is gelegd op verlaging van de lasten op arbeid.

Dat gezegd hebbende, erken ik dat de Raad van State een punt heeft: er zijn ook kansen gemist voor een ingrijpendere hervorming van ons belastingstelsel. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zijn daarover over en weer al heel veel jij-bakken gewisseld. Die wil ik niet herhalen. De oppositiepartijen verwijten de coalitie een gebrek aan daadkracht en de coalitie wijst erop dat andere partijen met betrekking tot verdergaande hervormingen niet thuisgaven of zelfs van de onderhandelingen wegliepen. Het heeft weinig zin om dat allemaal te herhalen. Ik stel alleen vast dat we hier met z'n allen de prijs betalen voor het feit dat we te maken hebben met twee Kamers, met twee zeer verschillende meerderheden. Dat maakt hervormingen er niet gemakkelijker op. Des te meer complimenteer ik de Staatssecretaris voor het feit dat hij toch een aantal vereenvoudigingen tot stand weet te brengen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik wil terug naar de afgelopen paar weken. De coalitie is op zoek naar steun, maar de Partij van de Arbeid stemt tegenwoordig tegen moties voor vergroening, die zeer breed vanuit de oppositie werden ingediend. Dat is ook nieuws. De Partij van de Arbeid stemt tegen moties over het gemeentelijk belastinggebied, die ook breed werden gesteund door de oppositie. De Partij van de Arbeid stemt ook tegen een motie over de behandeling van vreemd en eigen vermogen. Laten we inderdaad niet jij-bakken, maar ik begrijp niet waarom de coalitie continu en consequent stemt tegen deze moties, waarmee vanuit de oppositie juist werd geprobeerd om de ambitie te vergroten.

De heer Groot (PvdA):

Dat vind ik wel een vorm van jij-bakken. De behandeling van het eigen en vreemd vermogen staat bijvoorbeeld gewoon in ons verkiezingsprogramma. We hebben op een gegeven moment een deal gemaakt over dit Belastingplan. Dan kun je natuurlijk altijd allerlei «pestmoties» indienen. Natuurlijk steunen we die dan niet, want we gaan nu staan voor dit Belastingplan. Er zijn aanpassingen mogelijk, maar dat moet wel op zo'n manier dat het Belastingplan als geheel de twee Kamers passeert.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik maak bezwaar tegen de term «pestmoties». De motie van de SGP en D66 over het gemeentelijk belastinggebied was blijkbaar een «pestmotie». De motie-Slob over de vergroening was blijkbaar ook een «pestmotie». Volgens mij was het doel van die moties om te reageren op wat het kabinet tegen ons zei: «zorg voor meer ambitie, want de oppositie wil niet». Toen liet de oppositie op diverse punten zien dat zij absoluut wel wilde, maar toen stemde u daartegen. Ik vind het echt buitengewoon treurig dat u dat soort bewoordingen gebruikt, want die moties waren gericht op meer ruimte voor lagere lasten op arbeid of voor het vergroenen van ons belastingstelsel. Eerlijk gezegd vind ik uw antwoord zeer tekenend, want blijkbaar vindt u dat we alles bij het oude moeten laten. Als de oppositie constructieve plannen indient, snap ik nog steeds niet waarom u daartegen bent, zeker niet omdat u daar zelf zojuist fijntjes aan toevoegde dat het allemaal dingen uit uw verkiezingsprogramma zijn. Dan snap ik er helemaal niets meer van.

De heer Groot (PvdA):

In de zomer hebben we geprobeerd te bekijken welke ambities we konden realiseren met dit nieuwe Belastingplan. Dan kom je er op een gegeven moment achter dat er onvoldoende draagvlak is om verdergaande hervormingen door beide Kamers te krijgen. Dan heb je je op dat moment bij die situatie neer te leggen. Dan doe je wat je kunt. Dan kun je achteraf natuurlijk weer moties indienen waarin de Partij van de Arbeid wordt herinnerd aan wat zij eigenlijk het liefst had gewild, maar dat kunnen wij dan niet steunen. Dat laat onverlet dat we in ons verkiezingsprogramma natuurlijk weer zullen opnemen dat we – om dat voorbeeld te noemen – naar een evenwichtigere behandeling van eigen en vreemd vermogen toe willen. Misschien kunnen we dat al eerder realiseren, want er is volgend jaar weer een belastingplan.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik pak de draad van de heer Van Weyenberg op. Heel terecht vroeg hij de PvdA ook waar er nu ruimte is. Dan heb ik het niet over «pestmoties» en jij-bakken en over wat er de afgelopen week is gebeurd, maar wel over de ruimte die er vandaag en tijdens de komende behandeling zit in het Belastingplan. Is de heer Groot het met mij eens dat we onszelf een slechte dienst bewijzen als we nu een Belastingplan vaststellen waarin we niet in staat zijn om een vergroening tot stand te brengen? Is hij het met mij eens dat hij nu met een aantal partijen in deze Kamer zou moeten samenwerken om te bekijken hoe we de vergroening wél tot stand kunnen brengen, op zodanige wijze dat dit kan bijdragen aan het verkrijgen van een meerderheid voor het Belastingplan in beide Kamers?

De heer Groot (PvdA):

Ja, ik ben zeer voor meer vergroening. Dat is geen geheim. De randvoorwaarde is wel dat we enig comfort hebben dat het totaalpakket waartoe we binnen twee, drie weken komen, door beide Kamers komt. Ik zal dus ook wat wensen kenbaar maken, maar ik heb in feite dezelfde opstelling als mevrouw Neppérus. Ik ga horen wat de Kamer wil. Daarna moeten we bekijken hoe we daarvan een combinatie kunnen maken, zodanig dat we erop kunnen vertrouwen dat het langs twee Kamers komt. Zo zullen we dat moeten wegen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb het gevoel dat de heer Groot de zaak omkeert. Er ligt nu een voorstel voor dat met hoge mate van waarschijnlijkheid níét kan rekenen op een meerderheid in twee Kamers. Het lijkt mij de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke coalitiepartijen om zich ten minste in te spannen om dat wel voor elkaar te krijgen. Dat is toch iets anders dan: we luisteren en we zien wel wat we ermee doen. Mijn insteek was om alsnog, na de teleurstellende ervaringen van de afgelopen tijd, in constructieve zin mee te werken om tot een plan te komen dat die steun kan krijgen. Daar wil ik antwoord op hebben. Gaat de heer Groot er met mij in mee dat daarin vergroening moet komen te zitten? Maakt de Partij van de Arbeid zich daar sterk voor? Als hij daar duidelijk ja op kan zeggen, heeft het misschien zin om hier een hele dag met elkaar te praten. En anders kan ik beter gaan koffiedrinken.

De heer Groot (PvdA):

De Partij van de Arbeid wil zich sterk maken voor vergroening, maar er geldt wel een randvoorwaarde. Het gehele Belastingplan moet vervolgens twee Kamers kunnen passeren. Daar hangt het van af.

De heer Bashir (SP):

Ik wil even terugkomen op de woorden van de heer Groot dat mensen met een laag inkomen er het meest op vooruitgaan en mensen met een hoog inkomen er ook op vooruitgaan, maar minder. Ik pak gewoon de getallen erbij. Iemand die € 74.000 verdient, gaat er meer dan € 1.000 op vooruit. Iemand die € 19.000 verdient, gaat er maar € 130 op vooruit. Kan de heer Groot uitleggen hoe het kan dat deze getallen niet overeenkomen met wat hij zegt? Ik kan ook de gepensioneerden er nog bij pakken: zij gaan er € 50 op vooruit, terwijl iemand die meer dan € 70.000 verdient er meer dan € 1.000 op vooruitgaat. Ik kan dat niet helemaal begrijpen.

De heer Groot (PvdA):

Het is goed gebruik om koopkrachtplaatjes te analyseren. Dat is de enige zinnige manier. Dit is ook een herhaling van de discussie tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. In elke economiestudie wordt onderwezen dat het de enige zinnige manier is om te kijken naar procentuele veranderingen. Ik leg het langs die maatlat. Als je wilt weten wie er meer op vooruitgaan, kijk je naar procenten. Dan zie ik dat alleenstaanden met een minimumloon er maar liefst 5% op vooruitgaan, terwijl het gerekend over alle huishoudens 1,4% is. Voor een alleenstaande ouder is het 4,3%. Het algemene beeld dat lagere inkomens er relatief meer op vooruitgaan, houd ik dus staande, maar op basis van procentuele mutaties en niet op basis van absolute bedragen. Dat is geen goede manier om ernaar te kijken.

De heer Bashir (SP):

In procenten gaan de lagere inkomens er het meest op vooruit, maar in centen gaan ze er het minst op vooruit. Dat kan de heer Groot niet ontkennen. Is de heer Groot dus bereid om het geld dat nu wordt gebruikt om mensen die meer dan € 70.000 verdienen, er € 1.000 op vooruit te laten gaan, te gebruiken om iedereen erop vooruit te laten gaan? Als we dat zouden doen, gaat iedereen er € 100 extra op vooruit, in plaats van een paar mensen meer dan € 1.000.

De heer Groot (PvdA):

Ik vind dit geen zinnige discussie, omdat je moet kijken naar procentuele mutaties. Stel je eens voor wat er zou gebeuren als je bezuinigingen zou omrekenen naar absolute bedragen. Wat als lage inkomens in absolute bedragen even veel moeten inleveren als hoge inkomens? Dan kom je volgens mij van een heel koude kermis thuis. Je voert de discussie dus in termen van procentuele mutaties. Zo doet het Centraal Planbureau het ook. Dat is de zuiverste benadering.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is mooi dat de heer Groot zegt dat hij uiteindelijk voorstellen wil die op breed draagvlak kunnen rekenen, maar ik begin me wel zorgen te maken over het proces. De oppositiepartijen hebben ruim vijf weken geleden al aangegeven wat zij willen. Dat is elke keer vooruitgeschoven met de mededeling: dat bekijken we bij het Belastingplan. Op dit moment hebben we die discussie tussen coalitie en oppositie, maar er komt eigenlijk niks. Ik hoor helemaal geen inhoudelijke duiding van welk voorstel dan ook van de oppositiepartijen. Volgende week gaan we de discussie met de Staatssecretaris aan. Daarna voeren we het debat nog plenair. Wanneer gaat de coalitie aangeven wat zij wel en niet wil?

De heer Groot (PvdA):

Ik denk dat we dat meteen na het antwoord van de Staatssecretaris doen. Dan hebben we een overzicht van voorstellen en kunnen we bekijken hoe die met elkaar combineren zodat je er vertrouwen in kunt hebben dat het beide Kamers passeert. Het heeft weinig zin als ik nu ga zeggen «dit niet, dat wel», want misschien vallen er dan weer andere partijen af waardoor er alsnog geen meerderheden zijn. Ik denk dus dat dat geen verstandige aanpak is.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is wel erg vanuit de politiek gedacht. Dan gaat het inderdaad om een meerderheid en het daarop loslaten van een wiskundig programma, en dan maar zien wat eruit komt. De Partij van de Arbeid heeft toch wel een inhoudelijke duiding? Laat ik de eenverdiener noemen. Vindt de heer Groot met mij dat het eigenlijk onrechtvaardig is als driekwart van de eenverdieners helemaal geen keus heeft om al dan niet te gaan werken? Daar zou de PvdA toch voor moeten opkomen, in plaats van hun weer de voordelen te onthouden die anderen wel krijgen?

De heer Groot (PvdA):

Dit is een resultaat dat in de coalitie tot stand is gekomen. Dit is onze keuze en ons voorstel. De heer Dijkgraaf vraagt hoe ik hier inhoudelijk tegenover sta. We hebben niet alles binnengehaald. Ik had bijvoorbeeld graag meer vergroening gewild. Ik denk echter dat dit bereikte compromis goed is voor Nederland en daarom wil ik het voluit verdedigen. De positie van de alleenverdiener is een al lang bestaande ongelijkheid. Dat is het gevolg van het belastingsysteem dat we hebben. We hebben namelijk twee principes. Voor inkomensondersteuning kijken we naar huishoudensniveau en daar hebben we toeslagen voor, en de belastingheffing is in principe individueel. Daar komen verschillen uit voort. De individualisering van het belastingstelsel ging heel uitdrukkelijk gepaard met een agenda om te komen tot bevordering van arbeidsparticipatie en emancipatie.

De voorzitter:

Ik zie nog drie woordvoerders die een vraag willen stellen. Dit was pas de inleiding. Als de vragen niet over het proces gaan, stel ik voor de vragen te bewaren tot het moment dat de heer Groot bij het desbetreffende onderwerp is beland.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een vraag over het proces. Daar heb ik mevrouw Neppérus niet echt over gehoord. De oppositiepartijen hebben de afgelopen maanden in variërende vormen vier voorstellen op tafel gelegd. Er ligt een aangenomen motie in de Eerste Kamer over de eenverdiener. Er ligt een aangenomen motie in de Eerste Kamer over de ouderen, die er zeer bekaaid vanaf komen. Er is met zeventien zetels aan de linkerkant een breed draagvlak voor vergroening. Wij behoren daar niet toe, maar daarvoor kan wel gekozen worden. Verder hebben wij ook gevraagd om box 3 af te splitsen. Zijn er op deze vier punten mogelijkheden bij de coalitie? Of heeft de PvdA een moeizaam compromis met de VVD kunnen sluiten, ook al is dat niet zo fraai en is dat het beste wat zij kan doen, zoals de heer Groot net zei, en luistert zij daarom niet naar de oppositie die alleen maar met pestmoties bezig is?

De heer Groot (PvdA):

Ik heb niet gezegd dat het een moeizaam compromis is of dat het niet fraai is. Het is moeizaam in de zin van de politieke verhoudingen, meer breed. Ik denk dat deze uitkomst goed is voor Nederland, dus op zichzelf wil ik dit voorstel van harte verdedigen. De heer Omtzigt noemt vier punten. Natuurlijk is er ruimte voor om iets te doen voor vergroening, ouderen of eenverdieners. Het lijkt me echter een heel slecht idee om box 3 af te splitsen, vooral omdat ik het niet eens ben met de stelling van de heer Omtzigt dat dit van nature niet thuis zou horen in het Belastingplan. Dat hoort het mijns inziens wel. Op die andere drie punten is er wel ruimte voor aanpassingen, zeker als die de kans vergroten dat het geheel twee Kamers zal gaan passeren.

De heer Omtzigt (CDA):

Dank voor die laatste opening. Dat is heel helder. Er is dus ruimte binnen de coalitie, bij de Partij van de Arbeid en de VVD, om iets te doen voor de eenverdiener, vergroening – waar wij niet naar vragen, maar dat geef ik maar even mee – en om de ouderen eindelijk niet langer te vergeten, zoals de Eerste Kamer heeft gevraagd. Ik heb ook goed beluisterd bij de heer Groot dat we na het antwoord van de heer Wiebes in eerste termijn zullen horen welke mogelijkheden er zijn. Ik doe nu alvast het procedurele voorstel om na de eerste termijn van de heer Wiebes anderhalf uur te schorsen, zodat we weten waar werkelijk ruimte is. Dan kan de coalitie na twee maanden lang vragen en vragen eindelijk zeggen of zij iets ziet in bepaalde plannen van de oppositie en deze niet langer wegzetten als pestmoties.

De heer Groot (PvdA):

Dat lijkt me een goed ordevoorstel.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit is ook mijn vijfde Belastingplan, maar het is voor het eerst dat ik merk dat de oppositie het meest hengelt naar steun van de coalitie. Meestal is het omgekeerd. We zijn allemaal op zoek naar duidelijkheid. Ik denk dat we het wel scherp krijgen als er wordt gezegd wat principieel is voor de coalitie in het Belastingplan en wat pragmatisch. Met andere woorden: aan welke punten mag niet getornd worden? Dan kunnen we constateren op welke punten dat wel mag. Kan de heer Groot daar duidelijkheid over geven?

De heer Groot (PvdA):

Een van die grote lijnen in het Belastingplan is wat mij betreft de stap naar het eerlijker belasten van vermogens. Er is bij de belastingverlichting een zwaar accent gelegd op het verlagen van lasten op arbeid. Dat is een ankerpunt dat ik in ieder geval overeind wil houden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat geeft heel veel ruimte. Dat lijkt mij ook wijs. Ik constateer wel dat een randvoorwaarde voor de PvdA is dat de wijziging die wordt geïntroduceerd van de vermogensrendementsheffing, wordt aangenomen. Klopt dat?

De heer Groot (PvdA):

Het is niet verstandig om je helemaal vast te leggen, maar de vermogensrendementsheffing is inderdaad een heel zwaar punt.

De heer Klein (Klein):

Even over dat proces ...

De heer Groot (PvdA):

Dat laat onverlet dat je altijd aanpassingen kunt doen. Het beginsel dat we eindelijk een begin maken met het eerlijker belasten van vermogens vindt de Partij van de Arbeid heel belangrijk.

De heer Klein (Klein):

Ik begrijp dat de VVD en de Partij van de Arbeid willen gaan shoppen in de voorstellen van de oppositie, met het oog op de verhoudingen in de Eerste Kamer. Dat betekent dat ik nog even overleg moet hebben met mijn onafhankelijke senator om te kunnen shoppen.

De heer Omtzigt (CDA):

Een senator?

De heer Klein (Klein):

Ja, er is ook nog een onafhankelijke senator in de Eerste Kamer.

De heer Omtzigt (CDA):

Is die van u?

De heer Klein (Klein):

Nee, maar met die senator moet je goed overleg voeren. Zo werkt dat. U overlegt toch ook met uw Eerste Kamerfractie? Ik zal ook overleg plegen om zo te kunnen shoppen. Of is het pakket van 5 miljard voor de heer Groot in beton gegoten? Dat is natuurlijk de kern.

De heer Groot (PvdA):

Ik heb net een paar zwaartepunten aangegeven. Het verlagen van de lasten op arbeid is een heel belangrijk onderdeel daarvan. Aanpassingen zijn echter wel mogelijk.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik durf bijna niets meer, want elke poging tot het tonen van ambitie komt volgens de coalitie inmiddels neer op pesten. Laat ik toch nog een poging wagen. Ik had eigenlijk verwacht dat de heer Groot nog een andere rode lijn zou noemen, namelijk dat plannen moeten leiden tot meer banen in plaats van tot minder banen. Wil hij dat bevestigen? Ik neem dat de coalitiepartijen alleen maar bereid zijn om zaken te doen als dat tot meer banen leidt.

De heer Groot (PvdA):

Dit Belastingplan leidt tot meer banen en daar zijn we heel blij om.

De heer Van Weyenberg (D66):

De plannen van D66 leiden nog tot 40.000 extra banen, maar dat was niet mijn vraag. De heer Groot had het over rode lijnen. Ik neem dus aan dat de fractie van de Partij van de Arbeid geen voorstellen zal steunen die leiden tot minder banen dan in de plannen van het kabinet. Ik vind al dat er sprake is van veel te weinig banen, maar los daarvan: gaat de heer Groot plannen steunen die leiden tot minder banen?

De heer Groot (PvdA):

Ik ben blij dat D66 erkent dat zij met haar alternatieven ook die 100.000 banen niet haalt waar zij het heel vaak over had.

De heer Van Weyenberg (D66):

D66 heeft die ook nooit beloofd. Ik hoor dat mijn collega's eraan twijfelen en tegen hen zeg ik: wij zitten niet in het kabinet. Wellicht zijn sommige collega's dat vergeten. Het zou best een goed idee zijn, maar daar ging het nu niet over, geloof ik.

De heer Groot (PvdA):

Het tweede deel van mijn antwoord is dat ik die garantie niet kan geven. Als je bijvoorbeeld iets doet voor alleenverdieners, zie je dat dit in de modellen van het CPB leidt tot iets minder banen. Daar moet je dan toch een afweging in maken. Wat ben je bereid op te geven op dat punt? Het is zoals het is.

De voorzitter:

Dan kunt u nu verder met uw betoog. U was bij uw inleiding en u was net complimenten aan het kabinet aan het uitdelen.

De heer Groot (PvdA):

Ja, mijn complimenten voor de Staatssecretaris, omdat hij toch een aantal vereenvoudigingen tot stand heeft weten te brengen en omdat hij de ambitie heeft uitgesproken om daar volgend jaar mee door te gaan. De bijlage bij het Belastingplan, het lijstje met vereenvoudigingen die de Staatssecretaris nog onder handen heeft, is toch wel wat kort. Het gaat dan over politiek wat minder gevoelige zaken. Kan de Staatssecretaris een wat ambitieuzere lijst van vereenvoudigingen naar de Kamer sturen? Ik denk met name aan heel bewerkelijke regelingen voor de Belastingdienst, aan een top tien of een top twintig van hoofdpijndossiers voor de Belastingdienst waarover de Kamer zich de komende jaren kan buigen. Ik heb al eerder gevraagd om een analyse van belastinguitgaven en aftrekposten waarvan de effectiviteit dubieus is. Het is ook handig voor het opstellen van verkiezingsprogramma's als de Kamer een dergelijke analyse kan ontvangen.

Het Belastingplan met bijbehorende wetten is een stuk dikker dan in voorgaande jaren. Dat is in dit geval goed nieuws. In die heel dikke pakken wetgeving gaat het namelijk voor een heel groot deel om maatregelen tegen nationale en internationale belastingontwijking. De Partij van de Arbeid is daar blij mee.

Ik heb nog een aantal opmerkingen over box 3. Ik dank de Staatssecretaris voor de zeer uitvoerige antwoorden in het nader verslag. Die beslaan maar liefst 37 bladzijden, exclusief bijlagen. Dat komt nog boven op alles wat al gezegd is bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Laat er geen misverstand over bestaan, ook de Partij van de Arbeid vindt de gekozen oplossing niet ideaal. Wij zien ook liever een belasting die aangrijpt bij de werkelijke vermogensaanwas. Maar ik denk dat de Staatssecretaris overtuigend heeft betoogd dat dit voor 2017 helaas nog geen begaanbare weg is. We hebben een uitgebreide hoorzitting gehad over box 3. Daarin hebben we veel kritiek gehoord op de plannen, maar ik heb geen alternatief gehoord dat beter zou zijn dan wat we nu hebben én dat binnen een jaar uitvoerbaar zou zijn. Sommigen spraken overigens ook steun uit. Dat maakt de box 3-maatregel, met al zijn beperkingen, toch een flinke vooruitgang. 90% van de belastingplichtigen gaat erop vooruit, het omslagpunt ligt hoog en het systeem wordt eerlijker. Ook gaat de vrijstelling omhoog en verbetert de aansluiting bij werkelijk behaalde rendementen. Ik heb nog wel twee vragen.

De Staatssecretaris heeft gezegd dat er voortvarend wordt gewerkt aan een nieuw systeem. Wat betekent «voortvarend» in dit verband? Ik sluit aan bij mevrouw Neppérus: ik zou wat meer onderbouwing willen hebben van de manier waarop de Staatssecretaris dit project gaat aanpakken. Ook vraag ik hem ons regelmatig van de voortgang op de hoogte te stellen.

Mijn tweede vraag gaat over ontwijkingsconstructies bij de vermogensrendementsheffing. Je hoort van fiscale adviseurs heel veel verhalen over de zogenoemde vrijgestelde beleggingsinstelling. Als je je vermogen daarin onderbrengt, betaal je effectief minder dan in het hoge tarief van box 3. Wat gaat het kabinet doen als dit uit de hand gaat lopen? Ik vraag hiermee ook een beetje naar het bestaansrecht van zo'n vrijgestelde beleggingsinstelling. Wordt het niet tijd om een aparte rechtsfiguur te reserveren voor ondernemingen die echt ondernemen met hun kapitaal?

Dan wil ik ingaan op het emigratielek van aanmerkelijkbelanghouders, de zogenoemde Belgiëroute. Ik stel al jarenlang aan de kaak dat box 2 meer in het algemeen zo lek als een mandje is. Directeuren-grootaandeelhouders kunnen gewoon door te emigreren, bij voorkeur naar België, op een kinderlijk eenvoudige manier de belastingheffing in box 2 ontlopen. Ik dank de Staatssecretaris ervoor dat hij de motie-Groot/Bashir heeft uitgevoerd. Daarin werd verzocht om dit lek te dichten.

Ik heb nog wel een paar vragen en opmerkingen. De PvdA had op zichzelf graag gezien dat bij het afsluiten van de Belgiëroute ook de belastingclaims zouden zijn betrokken op vermogens die al naar het buitenland vertrokken zijn. Blijkens het nader verslag zou dat 650 miljoen aan belastingopbrengsten hebben opgeleverd. Wij zijn geschrokken van dat bedrag, want het betekent dat er in de laatste jaren tussen de 2,6 en 3 miljard euro over de grens is gegaan. Er is een hele grote kans dat die voor altijd onbelast blijft.

Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat dit evidente belastinglek zo lang heeft kunnen bestaan? Het bestaat immers al sinds de jaren negentig en het gaat gewoon om Nederlands belastinggeld. Er werd al jaren openlijk mee geadverteerd door fiscale adviesbureaus. Ook in het Belastingplan wordt eigenlijk ronduit erkend dat er sprake was van een vorm van belastingvrijdom omdat de Belastingdienst hiervan niets binnenhaalde. De conserverende aanslagen waren papieren tijgers. De Staatssecretaris en zijn voorgangers zeggen altijd dat de Belastingdienst alert is op ontwijkende constructies, maar naar aanleiding van de Belgiëroute vraag ik mij af of dit wel zo is. Ik constateer toch dat het ministerie jarenlang heeft zitten slapen. Graag krijg ik een reactie hierop.

Daarbij heb ik vooral ook het verzoek dat dit soort ontwijkingsconstructies in de toekomst actiever worden opgespoord. Hoe gaan we daarvoor zorgen? Ik zou graag een concreet plan van de Staatssecretaris zien waarin staat hoe hij dit gaat aanpakken, bijvoorbeeld via een taskforce of hoe je het ook wilt noemen. We moeten hiervan af.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoor met vreugde de woorden van de heer Groot aan over belastingontwijking. Vervolgens geeft hij de kritiek dat het ministerie jarenlang heeft zitten slapen, maar ik meen dat er illustere PvdA-Ministers van Financiën zijn geweest in de periode waarover de heer Groot het heeft.

De heer Groot (PvdA):

Ja, maar dat doet aan de kritiek niets af. Ik constateer dat er veel te weinig alertheid is geweest op constructies waarmee de belasting ontweken wordt. Wie dat ook zijn geweest!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Begrijp ik nu goed dat de heer Groot eigenlijk liever had gezien dat dit emigratielek met terugwerkende kracht zou worden gedicht? Dat zou 650 miljoen extra voor de schatkist kunnen opleveren. Als ik dat goed begrijp, dan is er dus ruimte.

De heer Groot (PvdA):

Helaas is ook gebleken dat dit juridisch heel moeilijk ligt. Dat is een heel moeilijk begaanbare weg. We hebben ons daarbij neer te leggen.

Ik heb nog een technische vraag over de zogenoemde step-upbepalingen in belastingverdragen in verband met het aanmerkelijk voorbehoud. Ik verwijs hierbij naar blz. 66 van het nader verslag. Als er zo'n step-upbepaling is opgenomen, krijgt Nederland voorrang bij het innen van belasting als de geëmigreerde bv aandelen verkoopt. Dat lijkt me terecht. Het is logisch om eerst de belasting te innen over de waardeaangroei in Nederland. Ik lees echter ook dat als een step-upbepaling er niet is, Nederland eenzijdig afziet van belastingheffing en het buitenland in feite voorrang krijgt. Waarom is dit zo? Dat lijkt me niet terecht. Hoeveel belastingverdragen missen zo'n step-upbepaling? Hebben we in het belastingverdrag met België een step-upbepaling?

Dan kom ik op de integratie van S&O en RDA. Ik ga er in grote lijnen mee akkoord dat die regelingen worden geïntegreerd. Het levert meer eenvoud op, verzilveringsproblemen bij verliesgevende startups worden opgelost en de weglek naar moederconcerns valt weg. Kortom, die samenvoeging heeft heel veel voordelen. Net als mevrouw Neppérus hebben wij zorgen over het schrappen van het plafond in de S&O-aftrek. Ik vind de argumentatie van de Staatssecretaris voor het loslaten van dat plafond niet overtuigend. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen gevaar bestaat dat een paar grote bedrijven die hele pot zullen leegtrekken.

Ik geef ook nog even een antwoord op de vraag die de heer Dijkgraaf aan mevrouw Neppérus stelde. Aan welke kant van de streep sta je? Ik sta aan de kant van de streep dat zo'n plafond er zou moeten komen. Ik heb op dat vlak ook een amendement van de heer Van Weyenberg gezien. Mijn positie verandert niet, tenzij de Staatssecretaris met heel goede argumenten komt om dat plafond toch te schrappen. Ik laat dus nog enige ruimte voor een antwoord van de Staatssecretaris.

Een volgend punt betreft de aansluiting van de loon- en de inkomstenbelasting. Dit gaat over de verwerking van de opbouw en de afbouw van de arbeidskorting. Het is goed dat veel meer werknemers de arbeidskorting krijgen via de tabel bijzondere beloningen. Komen er dit jaar ook weer analyses van loonstrookjes om te kijken naar onverwachte effecten die dit belastingplan teweeg kan brengen? Ik heb daarover twee jaar geleden een motie ingediend. Komen er dit jaar ook weer analyses van loonstrookjes om ongelukken zoals met de Wet uniformering loonbegrip te voorkomen? Zo ja, wanneer?

Ik kom te spreken over de erfpachtstructuur bij de overdrachtsbelasting. Er is een prima anti-ontwijkingsmaatregel. Ik heb nog wel een vraag over de overdrachtsbelasting die woningcorporaties moeten betalen. Het lijkt me logisch dat er geen overdrachtsbelasting is verschuldigd als huurwoningen van de ene naar de andere woningcorporatie worden overgedragen. Die lijn is door het kabinet bestendigd. Sociale huurwoningen blijven binnen het sociale domein en dan is er geen reden om overdrachtsbelasting te heffen. Uit de beantwoording van de vragen blijkt nu echter dat die vrijstelling alleen wordt verleend als de verkoop plaatsvindt tegen de historische kostprijs minus afschrijvingen. Dat heeft natuurlijk niks te maken met de werkelijke waarde waartegen woningcorporaties onderling zakendoen. Woningcorporaties geven hun woningen niet weg. Als ik het zo lees, is die vrijstelling dus een dode letter. Daarom vraag ik de Staatssecretaris waar deze haast onzinnige beperking vandaan komt. Is het kabinet bereid om dit aan te passen?

Ik kom nu bij de dekking van de vrijstelling van de kolenbelasting. Wij zitten daaraan vast vanwege het energieakkoord. De Partij van de Arbeid is het ermee eens dat voor het deel van die dekking dat gevonden wordt bij kleinverbruikers, gekozen is voor verhoging van de belasting op aardgas in plaats van elektriciteit. Als je naar de energie-inhoud kijkt, wordt elektriciteit namelijk al veel te hoog belast in vergelijking met gas. Dat roept wel de vraag op of wij in dit Belastingplan niet verder kunnen doorpakken. Wij moeten zuinig zijn op ons Groningse gas, terwijl er op het gebied van elektriciteit grote mogelijkheden liggen voor brede toepassing van bijvoorbeeld warmtepompen en elektrische auto's. Daarbij stuit je op het feit dat elektriciteit relatief te duur is. Het instituut CE Delft heeft deze maand een studie uitgebracht waarin een tijdpad wordt uitgezet naar gelijkschakeling van belasting op elektriciteit en gas voor kleinverbruikers. Een budgetneutrale verhoging van de belasting op gas met 5 cent, met een terugsluis naar elektriciteit, zou een eerste stap zijn. Hoe staat het kabinet hiertegenover? Is de Staatssecretaris bereid om in de komende week een variant uit te werken en te beschrijven hoe dat op een goede manier zou kunnen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat laatste punt is interessant, maar ik kom nog even terug op het punt daarvoor. In een bijzinnetje sprak de heer Groot over het feit dat de kolenbelasting afgeschaft gaat worden. Dat is een gevolg van het energieakkoord. In dat energieakkoord stond echter ook dat daarvoor de vervuilende kolencentrales gesloten zouden worden. Volgens mij was het de heer Omtzigt die heeft gevraagd of wij ook het rapport van de Raad van State kunnen krijgen om te kunnen bekijken wat die hierover heeft gezegd. De Staatssecretaris komt pas voor de plenaire behandeling met dat advies, terwijl het er volgens mij allang ligt. Is de heer Groot het met mij eens dat er geen sprake kan zijn van het afschaffen van de kolenbelasting als de kolencentrales moeilijk gesloten kunnen worden, omdat er dan sowieso niet voldaan wordt aan het energieakkoord?

De heer Groot (PvdA):

In alle eerlijkheid, ik kan de precieze details hiervan niet overzien. Daarvoor moet ik even overleggen met mijn collega Jan Vos, die gaat over zaken als het energieakkoord, het al dan niet sluiten van kolencentrales en de dekking van de kolenbelasting. Ik heb hier geen pasklaar antwoord op.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben ook niet de energiewoordvoerder van mijn partij, dus dat begrijp ik, maar ik zou graag zien dat het advies sneller naar de Kamer kwam. Dat zeg ik dan eigenlijk vooral tegen de Staatssecretaris. Dit mankeert ons erg in onze discussie. Laat ik het anders zeggen. Wij zijn steeds bezig om energie groener te maken. Daarvoor doen wij van alles. De heer Groot doet er nu ook weer een voorstel voor. Ik kan mij nog hele discussies over postcoderozen herinneren; ook altijd een leuk onderwerp. Uiteindelijk gaan we grijs straks misschien nog goedkoper maken dan groen. Dat is toch een beetje een rare move? Vindt de heer Groot dat ook, mede gezien zijn hart voor vergroening?

De heer Groot (PvdA):

Dat zou inderdaad een heel rare move zijn. Ik ondersteun de vraag van mevrouw Schouten aan de Staatssecretaris ook van harte. Ik sluit overigens niet uit dat wij de postcoderoos vandaag weer een keer tegenkomen!

De heer Van Weyenberg (D66):

Op dat laatste punt kan ik de heer Groot alvast geruststellen! Mijn vraag staat los van de kolenbelasting. De heer Groot zegt dat wij gas wat duurder zouden kunnen maken en daarmee het tarief op elektriciteit zouden kunnen verlagen. Je kunt echter ook het gas een beetje duurder maken en daarmee de lasten op arbeid verlagen. Dan heb je niet alleen vergroening, maar ook extra geld waarmee je het bijvoorbeeld goedkoper kunt maken om de eerste werknemer aan te nemen. Dan komen er meer banen. Het is goed voor het milieu én je hebt meer banen. Waarom koppelt de heer Groot zijn suggestie meteen aan het terugsluizen in de energie? Is vergroening verder een taboe in de coalitie? Of vindt hij dit inhoudelijk? Ik ben heel nieuwsgierig naar de nadere toelichting.

De heer Groot (PvdA):

Zoiets is zeker ook denkbaar, maar dit is de eenvoudigste manier om de prikkels beter te richten en het is budgetneutraal. Het is ook vergroening, omdat de prikkels beter worden gericht. Er wordt minder gas gebruikt en meer elektriciteit en dat leidt tot beter milieubewust gedrag. Als je dat weer gaat koppelen aan het hele inkomensbeeld, dan krijg je allerlei koopkrachteffecten die je niet kunt overzien. Wij hebben net een goed en evenwichtig koopkrachtbeeld neergezet.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik had van de Partij van de Arbeid iets meer nadruk op arbeid verwacht in het antwoord. Ik heb de heer Groot ook horen zeggen dat het denkbaar is, dus we komen daar nog wel op. Wij hebben voorstellen om dat te gebruiken om bijvoorbeeld het in dienst nemen van mensen goedkoper te maken. Ik neem aan dat dit nog steeds een gedeelde ambitie is van de partij van de heer Groot en die van mij.

De heer Groot (PvdA):

Zeker, ik wacht dat amendement af.

Ik heb een vraag gesteld over de hagelschade in de landbouw naar aanleiding van mails die ik kreeg waarin werd betoogd dat de assurantiebelasting op de hagelschadeverzekering heel onrechtvaardig uitpakte. Ik vond de antwoorden van de Staatssecretaris hierop wat mager. Hij zegt dat zo'n vrijstelling van assurantiebelasting ook niet voor strandtenten geldt. Dat lijkt mij echt een andere situatie. Strandtenten vormen een binnenlands economisch verhaal, terwijl de land- en tuinbouwsector te maken heeft met internationale concurrentie en met omstandigheden waardoor die hagelschade een onderlinge verzekering is. Dat maakt nogal verschil. Hoe hoog zouden de uitvoeringskosten zijn, als er een amendement zou komen voor een vrijstelling? Tot zover het Belastingplan.

Wat het Artikel 2-fonds betreft, de compensatie voor joodse vervolgingsslachtoffers, kan ik mij aansluiten bij de vorige spreker. Het is heel goed dat het eindelijk is geregeld. Ik dank de Staatssecretaris voor de heel grote inspanningen die hij zich hiervoor heeft getroost. Het gaat niet om veel mensen en het gaat ook niet om veel geld, maar het is symbolisch heel belangrijk dat wij deze mensen tegemoetkomen.

Ik begrijp dat de Staatssecretaris de maatregel betreffende de definitie van geneesmiddelen en de btw-heffing weer intrekt. Heeft dat budgettaire consequenties die wij nog niet kennen?

Ik kom bij de schorsende werking bij hoger beroep inzake toeslagen. Wij steunen de inspanningen om zo weinig mogelijk toeslagen te betalen als daarop geen recht bestaat. Er is in het verleden heel veel fout gegaan. Wij hebben er echter moeite mee dat als de rechter heeft uitgesproken dat een toeslag moet worden uitbetaald, dit straks niet gebeurt als de Belastingdienst in hoger beroep gaat. Het wordt helemaal zuur als de Belastingdienst de zaak in hoger beroep alsnog verliest. De uitkomst kan dan zijn dat de burger toch nog zijn geld krijgt, maar dat het te laat is omdat hij al zijn huis is uitgezet en in de schuldhulpverlening is beland. Betekent deze maatregel dat er voortaan automatisch sprake is van schorsende werking als de Belastingdienst in beroep gaat? Zou dat niet per geval moeten worden bekeken? Is het middel niet erger dan de kwaal?

Dan kom ik bij de documentatie verrekenprijzen en country-by-country reporting. Ik dank de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Het is heel goed dat er eindelijk vaart wordt gemaakt met de systematische aanpak van belastingontwijking en met country-by-country reporting, waarmee bedrijven transparant maken waar en hoeveel winst zij maken en in welke landen zij daarvoor belasting afdragen. Het lijkt een heel softe maatregel, maar het is waarschijnlijk de belangrijkste van allemaal, want bedrijven moeten dan met de billen bloot. Die country-by-country reporting geldt voorlopig alleen nog voor nationale belastingdiensten, maar die wordt pas echt effectief als die openbaar wordt. Ik reken er nog steeds op dat Nederland zich hier in Europees verband heel sterk voor gaat maken.

Het is een goede zaak dat beide partners gebruik kunnen maken van de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning. Dat voorkomt onaangename verrassingen, maar ik ben er door juristen op gewezen dat deze maatregel, ondanks de goede bedoelingen, toch kan leiden tot meer uitvoeringsproblemen, met name in gevallen van echtscheiding. Ik heb een exposé gekregen van de heer Paul van der Ploeg. Hij is een echtscheidingsexpert. Hij stelt een eenvoudiger en beter alternatief voor. Ik zou dat graag aan de Staatssecretaris willen overhandigen, met het verzoek hier volgende week met een reactie op te komen. Ik wacht die reactie graag af.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Groot (PvdA):

Dan kom ik op de werkkostenregeling. Het kabinet omschrijft het gebruikelijkheidscriterium als een veiligheidsklep om te beoordelen of er niet te veel van de hoofdregel wordt afgeweken dat over het loon van de werknemer loonbelasting betaald moet worden, maar het is gebleken dat die klep niet zo veilig is als hij leek. Wij hebben van diverse gevallen gehoord waarin bestuurders van bedrijven zichzelf bonussen lieten uitbetalen via de werkkostenregeling. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Als je binnen die 1,2% van de loonsom blijft, is het helemaal belastingvrij. Daarboven krijg je een zogenaamde boete, omdat het meerdere wordt belast tegen effectief 40%. Maar die boete is dan uiteindelijk een beloning, omdat het alternatief een belasting tegen 52% zou zijn. Ik ben blij dat de Staatssecretaris, na aanvankelijk wat ontkenningen, het probleem van tariefarbitrage nu ook ziet. Wij steunen de aanscherping van dat criterium in de werkkostenregeling en hopen dat dit wel standhoudt.

De Wet tegemoetkomingen loondomein steunen wij in grote lijnen. Ook hier zijn er veel voordelen: minder administratieve lasten voor met name kleine bedrijven en een oplossing voor de verzilveringsproblematiek, omdat de loonkostenvoordelen worden uitbetaald en niet langer worden ingehouden op de loonheffing. Een belangrijk knelpunt is dat er pas na afloop van het kalenderjaar wordt uitbetaald. Bedrijven moeten dus voorfinancieren. Dat is voor het midden- en kleinbedrijf een groot probleem zolang banken nog de hoofdprijs vragen voor hun kredietverlening. Maar ik zie er in alle eerlijkheid ook geen andere oplossing voor. Uitbetaling vooraf op basis van schattingen kunnen wij de Belastingdienst niet meer aandoen. Na alle ellende met de toeslagen kunnen wij ook geen risico's op fraude meer nemen.

Over de Wet tegemoetkomingen loondomein is al heel veel gewisseld in het nader verslag. Ik heb nog wel een paar vragen. Het urencriterium is nu gemiddeld 24 uur per week. De FNV heeft er terecht op gewezen dat, als je dat toepast op het wettelijk minimumloon, je ongeveer uitkomt op bijstandsniveau. Is het dan niet beter het urencriterium op te hogen tot 28 uur? Dan heb je het over banen waarbij ook de werknemer erop vooruitgaat.

Dan heb ik nog een vraag over het urencriterium per jaar. Het voorstel is 1.248 uur. Dat kan betekenen dat je in de ene maand wel en in de andere maand niet boven bijstandsniveau uitkomt. Dat geeft heel veel rompslomp bij gemeenten, die de Algemene bijstandswet uitvoeren. De FNV stelt voor om naast de eis van 1.248 uur per jaar ook een eis van 121 uur per maand in te voeren. Dan kan het aantal uren per week nog variëren maar per maand niet. Graag hoor ik van de Staatssecretaris de voors en tegens van dit voorstel.

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij is de heer Groot nu vooral bezig om de drempel om ervoor in aanmerking te komen verder te verhogen. Ik heb een concrete vraag. Wat mij zorgen baart, is het volgende; ik had gedacht dat de heer Groot daar ook over zou beginnen. Als je voor zes maanden vier dagen in de week aan de slag gaat, kom je er niet voor in aanmerking, want volgens het kabinet is dat geen volwaardige baan. Hoe kijkt de heer Groot aan tegen mensen die vanuit een bijstandsuitkering gedurende zes maanden vier dagen in de week gaan werken? Vindt de heer Groot dat ook geen volwaardige banen? Of vindt hij dat zo mooi dat hij zegt: dan past het ook dat je daar loonkostensubsidie bij krijgt, zodat die banen er ook komen?

De heer Groot (PvdA):

Een baan van vier dagen in de week lijkt mij een volwaardige baan.

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker, maar dat was mijn vraag niet. Als je een halfjaar aan de slag gaat met een tijdelijk contract van zes maanden, kom je volgens de regels van het kabinet – dat wordt overigens nog erger met het voorstel van de heer Groot – niet in aanmerking voor dit lage-inkomensvoordeel (LIV). Het kabinet vindt zo'n baan van zes maanden namelijk geen echte baan. Ik vind dat echt een gemiste kans. Wij vinden het toch juist fantastisch als iemand vanuit de uitkering zes maanden aan de slag gaat en daarna hopelijk kan blijven of een nieuwe baan vindt. Is de heer Groot het met mij eens dat juist het uitsluiten van die tijdelijkheid een gemiste kans is en mensen belet om aan de slag te gaan, en dat het wegzetten van die banen als «niet volwaardig» niet bepaald van het meeste respect getuigt in de richting van mensen die zo'n baan aanvaarden?

De heer Groot (PvdA):

Ik kan mij voorstellen dat het kabinet vindt dat je bij die heel korte baantjes moet aansturen op langdurigere verbintenissen. Ik heb een vraag die hieraan raakt. Als iemand halverwege het jaar van baan wisselt en naar een andere werkgever gaat, maar wel het hele jaar werkt, dan krijgen beide werkgevers geen LIV. Is dit wel wenselijk? Zou je de loonkostenvoordelen niet aan de persoon moeten koppelen? Ik kan me ook voorstellen dat je lock-ineffecten krijgt. De tweede werkgever zal zo iemand niet willen aannemen en de eerste werkgever zal zo iemand niet graag voortijdig zien vertrekken, omdat hij dan zijn LIV kwijtraakt. Kan de Staatssecretaris wat dieper ingaan op deze problematiek, inclusief het punt van de heer Van Weyenberg?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik denk dat het terecht is dat de heer Groot een aantal problemen met deze wet aanstipt. De uitvoering zou nog best wel eens lastig kunnen zijn vanwege al die criteria. Als je halverwege het jaar iemand aanneemt, krijg je dat jaar geen subsidie meer. Ik wil nog een ander probleem aanstippen. Met dit wetsvoorstel, zo schat het kabinet, wordt straks een subsidie betaald aan 400.000 werknemers. Daaronder studenten, die een forse bijbaan hebben. Daaronder ook arbeiders uit andere landen die hier in de land- en tuinbouw werken. Dat wordt gedaan om uiteindelijk 7.000 mensen extra aan het werk te krijgen. Dat is de voorspelling van de regering zelf. Oftewel: van de 400.000 subsidies die betaald worden, leiden er 393.000 niet tot extra werk en 7.000 wel. Is dat een efficiënte manier van geld uitgeven? Of heeft de Partij van de Arbeid andere wegen onderzocht om te kijken of de beschikbare half miljard euro aan de onderkant van de arbeidsmarkt effectief kan worden ingezet?

De heer Groot (PvdA):

Uiteindelijk is lastenverlichting nooit weggegooid geld. Dat geld gaat niet zitten in meer ambtenaren of zo. Het is geen geldverspilling. Het blijft lastenverlichting. Ik zie het LIV als een eerste stap op de lange termijn om te proberen met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt de lasten op arbeid steeds verder te verminderen. Dat dat in eerste instantie 7.000 banen oplevert, vind ik niet meteen een diskwalificatie van de hele maatregel.

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Groot noemt het verminderen van de lasten op arbeid, maar met het huidige belastingpakket van 5 miljard doet het kabinet één ding vrij effectief: het trekt grote groepen mensen op minimumloon volledig uit de loonbelasting. Zij betalen straks nul loonbelasting. Ik denk dat dat een goed signaal is als je vindt dat er een probleem is met de verdiencapaciteit van mensen. Over dat gedeelte van het beleid zeg ik: goed gedaan. Hiermee gaan we echter één stap verder, want we geven een subsidie voor al deze banen. Als je 400.000 subsidies uitdeelt en er komen er maar 7.000 terecht bij wie je ze wilt hebben, dan weet je dat je over een paar jaar discussie hierover krijgt. Onder die 393.000 zijn er mensen die – ik noem maar wat – buitenlandse werknemers inhuren om in de landbouw te gaan werken. Dan gaan we daar dus weer een spoeddebat over organiseren; let maar op. Of de situatie doet zich voor dat studentenuitzendbureaus in één keer een subsidie van enkele tienduizenden euro's krijgen, terwijl die subsidies bedoeld waren om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. Mijn vraag is dus: zijn er ook alternatieve methodes zoals loondispensatie? Zouden gemeenten alle mensen die in de bijstand zitten, loondispensatie kunnen geven om aan het werk te komen? Dat half miljard is immers bestemd voor die groep. Zijn dergelijke alternatieven onderzocht? Zouden zij effectiever kunnen zijn dan hetgeen hier voorligt?

De heer Groot (PvdA):

Ik weet niet in hoeverre dat allemaal onderzocht is. Het lijkt mij dat er een stap in de goede richting wordt gezet met het half miljard dat vanaf 2017 wordt uitgetrokken voor de verlaging van de lasten aan de onderkant. Het is volgens mij ook niet de laatste stap die wordt gezet. De heer Omtzigt zei net dat je moet bekijken waar die subsidies terechtkomen. Er zijn natuurlijk altijd evaluatiemomenten. Die moet je inbouwen om te bekijken of het effectief is.

Wij steunen de aanpassingen van de moeder-dochterrichtlijn. Het feit dat deze richtlijn wordt aangepast, laat zien dat de Europese Unie de strijd tegen internationale belastingontwijking eindelijk serieus aanpakt. Het is te gek voor woorden het nu nog vaak voorkomt dat rentebetalingen in het ene land aftrekbaar zijn en dat de ontvangen renten in het andere land vervolgens onbelast blijven. Het is terecht dat Nederland op dit punt kiest voor een wereldwijde benadering, want belastingontwijking houdt niet op bij de grens van Europa. Ik heb nog wel een vraag. We zien dat Luxemburg niet kiest voor een wereldwijde toepassing, maar dat het de toepassing beperkt tot de Europese Unie. Worden financiële stromen dan niet gewoon verlegd naar Luxemburg? De Staatssecretaris stelt dat het niet aan het kabinet is om commentaar te geven op keuzes die andere lidstaten maken, maar daar ben ik het niet mee eens. Dit raakt toch ook de belangen van Nederland en die van Europa? Is het kabinet bereid om op zijn minst stevige «peer pressure» uit te oefenen op de Luxemburgers, ook het komende halfjaar als Nederland voorzitter wordt van de Europese Commissie?

Ik heb nog een vraag over de substance-eisen. Hoe gaan die eruitzien in het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg? Heeft de Staatssecretaris daar een beeld van? Wat is het gevaar als Nederland die eisen wel invoert maar als Luxemburg en het Verenigd dat nauwelijks doen of als die eisen daar nauwelijks gehandhaafd worden?

De moeder-dochterrichtlijn ziet op belastingheffing op het niveau van het moederconcern. Dat is dus bij de ontvangende partij. Dat gaat goed als het binnen Europa blijft, maar als de ontvangende partij bijvoorbeeld de Verenigde Staten is en als die dan afziet van belastingheffing, dan houd je nog steeds een dubbele aftrek. Onderkent de Staatssecretaris dit probleem? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen?

De heer Van Vliet (Van Vliet):

De heer Groot is bezig aan zijn internationale blok. Ik heb daarover nog een vraag aan hem. Laatst kwam in het nieuws dat de Europese Commissie op- en aanmerkingen heeft over een ruling specifiek ten aanzien van de koffieketen Starbucks. Ik las een nogal forse uitlating van de heer Groot hierover in de pers. Hij gaf namelijk aan dat wij nu toch maar weer moesten gaan kijken naar het rulingsysteem dat wij in Nederland hebben. Mijn vraag is nu of hij dat gaat waarmaken en of hij het hele rulingsysteem ter discussie gaat stellen. Of gaan wij gewoon inhoudelijk bekijken of de Europese Commissie niet veel te ver voor de troepen uit heeft gelopen en gewoon een dom oordeel heeft afgegeven en of er misschien sprake is van een eenmalig incident of een uitwas, mocht er een kern van waarheid zitten in het oordeel van de Europese Commissie?

De heer Groot (PvdA):

Ik heb niets tegen de rulingpraktijk in Nederland als zodanig. De Rekenkamer heeft ook bevestigd dat die praktijk op zichzelf robuust is en zorgvuldig wordt uitgevoerd. Ik heb dus geen probleem met de Nederlandse ruling-praktijk. Ik zie het als vooraf zekerheid geven over hoe een wet wordt uitgelegd. Dat gebeurt ook bij afspraken met de bakker om de hoek. Daarnaast is er de kwestie van de verrekenprijzen, de royalty's. Daar lopen in OESO-verband een heleboel initiatieven over. Of Nederland hier het bestaande beleid goed heeft uitgevoerd, zullen we zien als het kabinet, zoals ik verwacht, in hoger beroep gaat. Mocht Nederland in het gelijk gesteld worden, dan nog is het onverteerbaar dat een internationaal concern, in dit geval Starbucks, zo kan schuiven met de royalty's dat het effectief nauwelijks belasting betaalt in een land, terwijl gewone cafés en restaurants wel volledig onderworpen worden aan winstbelasting. Er moet dus wel degelijk iets gebeuren aan de manier waarop er wordt omgegaan met de royalty's, de verrekenprijzen. Op zichzelf heb ik evenwel geen probleem met de rulingpraktijk. Misschien stelt dit de heer Van Vliet gerust.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Het is even voldoende.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Grashoff voor een interruptie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Groot zegt volgens mij terecht dat hij in zijn algemeenheid niet zo'n probleem heeft met het begrip «ruling» en ook niet met de rulingpraktijk. Het lijkt mij dat de rulingpraktijk nu vol in de schijnwerpers staat naar aanleiding van de Starbucksaffaire. Is de heer Groot het met mij eens dat wij hier heel eenvoudig de regel zouden kunnen introduceren dat de Nederlandse fiscus niet meewerkt aan een constructie als die de evidente bedoeling heeft om de belasting hier dan wel elders tot ongeveer nul terug te brengen? De regel zou direct aansluiten bij de staatssteunregels van de EU.

De heer Groot (PvdA):

Volgens mij is dat al praktijk. Met de rulingpraktijk bedoel ik de verwachting die belastingplichtigen kunnen hebben dat zij bij de Belastingdienst kunnen aankloppen met de vraag hoe zij de wet moeten uitleggen en hoe zij zekerheid vooraf kunnen krijgen. Daar is volgens mij niets mis mee. De Europese Commissie vindt dat ook; dat heeft zij expliciet uitgesproken. De kwestie hier is of de wetten wel goed zijn uitgelegd en of de systematiek van de verrekenprijzen wel goed is uitgelegd. Dat wordt betwist. Wij wachten het eventuele hoger beroep hierover af. Als Nederland in het gelijk wordt gesteld, is er volgens mij trouwens nog steeds reden om de regels aan te passen. Het resultaat was namelijk dat, in dit geval, Starbucks nauwelijks belasting betaalde. En dat moeten wij niet willen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Laat ik een heel eenvoudige en concrete handreiking doen. Volgens mij is er helemaal niemand tegen de afspraken om vooraf zekerheid te verschaffen, de Europese Commissie niet en wij ook niet. Het gaat erom hoe en met welk doel dat gebeurt. Het lijkt mij een heel eenvoudige regel dat je niet meewerkt aan een constructie die evident de bedoeling heeft om de belasting tot nul of een minimum terug te brengen. Is de heer Groot dat met mij eens? Ik ben graag bereid om daar nog in deze vergadering een motie over in te dienen en ik verwacht dan dat de heer Groot die van harte zal steunen.

De heer Groot (PvdA):

Als je echt hard kunt maken dat er helemaal geen winst wordt gemaakt, dan hoeft er ook geen belasting te worden betaald. In het geval van Starbucks kon dat niet. De Belastingdienst moet er natuurlijk niet aan mee willen werken om de winst die economisch gezien wordt gemaakt, gekunsteld naar nul terug te brengen. Ik denk dat het moeilijk is om dit in een eenvoudige regel vast te leggen. Ik denk dat we het helemaal met elkaar eens zijn dat rulings beperkt moeten zijn tot het vooraf geven van zekerheid over hoe de wet moet worden uitgelegd. Rulings mogen op geen enkele manier een hulp zijn bij het ontwijken van belasting die eigenlijk wél betaald zou moeten worden. Daar zijn wij het volgens mij over eens.

De heer Bashir (SP):

Deze kwestie is naar buiten gekomen dankzij de Europese Commissie. Als de Europese Commissie niets had gedaan en deze zaak niet had bekeken, was dit helemaal niet naar buiten gekomen. Zou het niet verstandig zijn om in principe alle rulings, al dan niet geanonimiseerd, openbaar te maken, tenzij er zwaarwegende gronden zijn om dat niet te doen?

De heer Groot (PvdA):

Dan kom je bij het probleem dat belastingplichtigen recht op privacy hebben. En er zijn honderdduizenden rulings. Er is een spreekwoord: de beste manier om een boom te verstoppen, is in een bos. Daar loop je dan tegenaan. Wat volgens mij op dit punt zeer gaat helpen, is country-by-country reporting. Bedrijven maken dan transparant waar zij winst maken en waar zij daarover belasting betalen. Als bedrijven in de wind komen te staan, wordt dit soort problemen vanzelf opgelost. Dan ontstaat er ook publieke druk en dan nemen de prikkels en de mogelijkheden voor bedrijven af om op deze manier belasting te ontwijken. Dat lijkt mij een vruchtbare route.

De heer Bashir (SP):

Als de Europese Commissie dit niet had onderzocht, was er helemaal niets naar buiten gekomen en hadden wij deze discussie hier niet kunnen voeren. Het probleem blijft dus dat wij als Kamer nooit ons controlerende werk kunnen doen als al die rulings geheim blijven. Als die rulings openbaar zijn – ook al zijn dat er duizenden of honderdduizenden – kunnen we in ieder geval bekijken wat er afgesproken is en kunnen we de regering controleren. Als de Belastingdienst niets anders doet dan gewoon uitleggen hoe de wet uitgevoerd moet worden, lijkt mij er niets mis mee om dat openbaar te maken. Ik begrijp dus niet waarom wij niet meteen kunnen afspreken dat rulings in principe openbaar en transparant zijn, zodat iedereen weet aan welke regels bedrijven zich moeten houden.

De heer Groot (PvdA):

Belastingontwijking gaat vaak ten koste van andere landen. Straks gaan we zien dat de rulings uitgewisseld gaan worden met andere belastingdiensten. Als andere belastingdiensten benadeeld worden, zullen zij dat dus gaan zien. Daar gaat een belangrijk corrigerend effect van uit. Ik denk dat het voor ons als Kamerleden ondoenlijk is om honderdduizenden rulings door te vlooien. Ik weet niet hoeveel tijd de heer Bashir heeft, maar ik heb daar in ieder geval geen tijd voor. Uitwisseling van rulings door belastingdiensten is volgens mij een belangrijke veiligheidsklep. Ik denk dat ook country-by-country reporting een heel grote stap vooruit zal betekenen.

Tot slot ga ik in op de common reporting standard. Daarover is er een apart wetsvoorstel naar het model van de FATCA. Ondanks alle kritiek die daar ook op is, zie ik de FATCA uiteindelijk als een zegen, in die zin dat zij heeft geleid tot het einde van het bankgeheim, eerst in Zwitserland en straks ook in Oostenrijk. Wat dat betreft kunnen we nog heel wat van de Amerikanen leren, ook bij het toepassen van sancties als wetten worden overtreden. Je ziet dat banken bibberen voor de FATCA vanwege de bronbelasting die daarmee boven hun hoofd hangt. Waarom doen we dat dan niet in Nederland? In Nederland volgt bij overtreding van de wet over de common reporting standard een vergrijpboete. Is dat niet te weinig afschrikwekkend en kunnen we op dit punt niet leren van de Amerikanen door het nakomen van wetten echt af te dwingen?

De voorzitter:

Ik stel voor dat we tot 13.45 uur schorsen voor de lunch. Ik constateer dat de Kamerleden daarmee instemmen. Ik vraag iedereen om dan terug te komen, want er is vaak gezegd dat we vanmiddag gaan horen wat de Kamer wil. Dat belooft veel. Dat wordt dus heel erg interessant.

De vergadering wordt van 13.03 uur tot 13.45 uur geschorst.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Voor ons ligt nog steeds het pakket Belastingplan 2016. Voor de verandering is het pakket groter en dikker dan de afgelopen jaren; dat is eerder opgemerkt. De Staatssecretaris en de hardwerkende ambtenaren bij de Belastingdienst en op het Ministerie van Financiën hebben duidelijk hun best gedaan. Nu al liggen er meters papier, volgeschreven met antwoorden op onze schriftelijk vragen, waarvoor dank.

Tegelijkertijd is het proces ook spannender. En dan bedoel ik natuurlijk politiek spannender. Dit kabinet heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer. Het is al eerder geconstateerd, en laat ik ook mijn constatering uitspreken: het is op dit moment niet te zeggen of het Belastingplan ook echt de eindstreep gaat halen. Wil het kabinet dat het Belastingplan het gaat halen, dan zal er steun gezocht moeten worden bij de oppositie. De SP-fractie zal ook de keuze maken of zij dit pakket steunt. In de afgelopen jaren hebben we soms voor het Belastingplan gestemd en soms tegen, afhankelijk van wat er in het Belastingplan stond en afhankelijk van wat het kabinet met onze voorstellen heeft gedaan. Wij maken onze afweging om voor of tegen te stemmen zorgvuldig, maar het kabinet kan die afweging flink beïnvloeden, afhankelijk van wat er met onze opmerkingen en wensen gebeurt. Luistert het kabinet goed en worden onze wensen overgenomen of gaan alle opmerkingen het ene oor in en het andere uit?

Ik schakel meteen over naar de inhoud. Het 5 miljardpakket levert 35.000 banen op. Als ik de antwoorden goed lees, worden 21.000 van deze 35.000 banen gecreëerd door bestedingseffecten. Dit brengt ons meteen bij de vraag waarom niet forser ingezet wordt op het vergroten van bestedingseffecten. De SP stelde voor om de btw naar 19% te verlagen. Ook stelde zij een verlaging voor van de eerste tariefschijf met 2%. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op het anders en nog effectiever inzetten van dit geld? Hoeveel banen kun je met deze twee voorstellen van de SP creëren?

Hiermee wil ik niet zeggen dat we de gezette stappen niet steunen. De SP-fractie verwelkomt de lastenverlichting voor werkenden. De belasting op arbeid als percentage van alle belastinginkomsten in Nederland is tussen 2000 en 2012 immers gestegen van 51,5 naar 57,5. Nederland staat daarmee op plek twee in Europa. Het is dus goed dat de lasten voor werkenden verlaagd worden.

Maar ook de niet-werkenden betalen veel belasting. Zij brengen in Nederland 6,5% van het totaal aan belastinginkomsten op en in Europa zijn er maar vier landen die niet-werkenden nog meer belasten. Er is dus alle noodzaak om de lasten ook te verlichten voor de niet-werkenden. Ik noem onze ouderen, die tijdens deze kabinetsperiode 2,5% van hun koopkracht hebben ingeleverd, en ook de uitkeringsgerechtigden, die deze kabinetsperiode ook bijna 1% hebben moeten inleveren. De SP-fractie roept het kabinet dan ook op om oog te hebben voor deze groepen. Daarom stelt de SP-fractie het volgende voor: het kabinet gebruikt een bedrag van tussen de 800 miljoen en 1 miljard euro om de derde schijf te verlengen. Dit levert mensen die meer dan € 55.000 verdienen, € 1.000 belastingvoordeel op. Gebruik dit geld anders. Steek het in het verlagen van de eerste schijf. Daarmee krijgt iedereen een voordeel van rond € 100. Een amendement op dit punt wordt snel ingediend en ik zie het positieve stemadvies van de Staatssecretaris hierover met belangstelling tegemoet.

Het kabinet vergeet de ouderen als het om de lastenverlichting gaat, maar als de lasten verhoogd worden, zijn de ouderen de eersten die aangeslagen worden. Dat gebeurt nu weer door het vervallen van de ouderentoeslag in box 3. Hierdoor moeten ouderen met een laag inkomen meer belasting betalen, nemen de eigen bijdragen voor verpleeginstellingen toe en nemen de toeslagen af. Ik vraag de Staatssecretaris daarom om deze maatregel, die grote gevolgen heeft voor een kleine groep mensen, te schrappen.

Ik kom bij de herziening van box 3. Sinds jaren pleit de SP-fractie voor het belasten van werkelijke vermogenswinsten in plaats van de fictieve vermogensrendementsheffing die nu gehanteerd wordt. Er was al die jaren uit ideologische overwegingen geen steun voor vermogenswinstbelasting. En nu er toch een meerderheid lijkt te zijn voor vermogenswinstbelasting gooit de Staatssecretaris het op de uitvoering. Het belasten van werkelijke rendementen is volgens de Staatssecretaris in Nederland nog niet mogelijk. Dat is erg opmerkelijk, want in 1997 had al een groot aantal landen een werkende vermogenswinstbelasting. De SP-fractie luistert dan ook met veel ongeloof naar de argumenten over de onuitvoerbaarheid van een heffing van werkelijke vermogensinkomsten. Het kabinet komt nu met een aanpassing van box 3. Die leidt ertoe dat spaarders straks niet 1,2% belasting afdragen over hun vermogen, maar minimaal 0,87%. Dat is nog altijd meer dan ze bij de grotere banken aan rente ontvangen. Mijn eerste vraag is dan ook of de Staatssecretaris erkent dat mensen meer belasting betalen en gaan betalen dan ze aan rente ontvangen.

De Staatssecretaris heeft het over administratief gedoe; de schoenendoos zou terugkeren. We hebben een rondetafelgesprek gehad over box 3. Een van de sprekers van het rondetafelgesprek wees naar de Verenigde Staten. Daar worden door de banken alle benodigde inkomsten en verliezen via een jaaropgave geleverd. Die kunnen dus aan de fiscus doorgegeven worden. Waarom zou dit in Nederland niet kunnen?

In de schriftelijke ronde zijn vragen gesteld over de informatie die banken al aan de fiscus moeten doorgeven. De Staatssecretaris somt netjes op welke informatie na invoering van de Common Reporting Standard moet worden aangeleverd. Op grond van eerdere richtlijnen zijn financiële instellingen echter al verplicht de nodige informatie bij te houden en te delen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook om in zijn schriftelijke beantwoording nog eens helder uit te leggen welke informatie door banken al wordt gedeeld. Daarnaast wil ik ook graag weten welke informatie, die nog niet hoeft te worden gerapporteerd, al wel door banken wordt bijgehouden. Het is immers administratief niet zo zwaar om informatie die toch al wordt bijgehouden, ook te delen met de fiscus.

De heer Groot (PvdA):

Dit zijn allemaal vragen die al in het nader verslag zijn beantwoord, ook de vraag over wat banken wel en niet rapporteren. We hebben deze discussie al zeer uitgebreid gevoerd. De Staatssecretaris heeft hier uitvoerig op geantwoord, waarvoor nogmaals dank, en toch hoor ik de heer Bashir zeggen: ik geloof er eigenlijk niets van; we moeten volgend jaar gewoon een vermogensaanwasbelasting invoeren op basis van werkelijk rendement. Is hij dan helemaal niet vatbaar voor alle terechte argumenten die de Staatssecretaris heel uitvoerig uiteenzet?

De heer Bashir (SP):

Ik ben mijn bijdrage begonnen met de hardwerkende ambtenaren en de Staatssecretaris te bedanken voor de beantwoording. De Staatssecretaris heeft uitvoerig opgesomd wat de financiële instellingen straks moeten rapporteren op basis van de Common Reporting Standard, maar er zijn nog veel meer richtlijnen op basis waarvan financiële instellingen al verplicht gegevens moeten aanleveren. Daarnaast beheren financiële instellingen ook veel gegevens die ze niet aanleveren. Die hebben ze dus wel. Als we dat allemaal op een rijtje zetten, kunnen we niet anders dan concluderen dat het wel degelijk mogelijk is. Als volgend jaar nog te vroeg is, zou ik het niet erg vinden om per 2017 over te gaan naar zo'n systeem. Voor het antwoord dat het niet kan, zou ik toch wat meer bewijsvoering willen hebben. Ik wil daarin wat meer diepgang hebben dan we nu in de schriftelijke beantwoording hebben gezien.

De spreker in het rondetafelgesprek wees ook op een oplossing voor de zogenoemde gemiddelde verkrijgingsprijs waar de Staatssecretaris moeite mee heeft. Geloof het of niet, maar hiervoor bestaat echt een oplossing, namelijk de computer. Volgens Van Dale is een computer een elektronisch apparaat voor het opslaan en verwerken van gegevens. Het berekent via een formule de gemiddelde verkrijgingsprijs en de winst of het verlies. In de VS doen ze dit al langer. Wellicht kan de Staatssecretaris nader onderzoek doen naar dit fenomeen. Graag krijg ik hierop een reactie.

Spaarders die niet de veronderstelde rendementen zullen halen maar wel veel vermogen hebben, zullen naar verwachting vluchten naar vrijgestelde beleggingsinstellingen of een bv. Gelukkig zegt de Staatssecretaris toe ontwijking te gaan monitoren. Zaken monitoren is prima, maar besef wel dat geld dat eenmaal weggestopt wordt, niet altijd makkelijk weer terugkomt. Is de Staatssecretaris dat met de SP-fractie eens? Dit kan immers een groot risico betekenen voor toekomstige opbrengsten, ook als je het systeem weer verandert.

Dan de vraag of dit voorstel wel of niet budgetneutraal is. Er zullen 240.000 mensen uit box 3 vallen die geen vermogensrendementsheffing meer betalen. Dit kan inhouden dat deze mensen vanaf 2017 recht hebben op toeslagen. De Staatssecretaris zegt nog niet te weten om hoeveel geld het gaat. Om dit wetsvoorstel te kunnen beoordelen, moeten we dit wel boven tafel hebben. Je kunt niet zomaar een wetsvoorstel indienen waarbij 240.000 mensen straks recht krijgen op toeslagen, terwijl je niet weet wat de gevolgen daarvan zijn. Kan de Staatssecretaris dit nader uiteenzetten?

De vereenvoudiging van het fiscaal procesrecht komt in een ander daglicht te staan wanneer je de massale bezwaarprocedures met betrekking tot box 3 er bijhaalt. Wij hebben daarover ook vragen gesteld. De vraag is of de Hoge Raad een herziening van box 3 gaat eisen. Het kabinet antwoordt dat het niet opportuun is om vooruit te lopen op deze uitspraak. Het kabinet vindt het ook prematuur om uitspraken te doen over de kosten voor de schatkist, indien de inspecteur in de procedure tegen het forfaitaire rendement in box 3 geheel of gedeeltelijk in het ongelijk zou worden gesteld. De SP-fractie vindt dat de Staatssecretaris zich er wel erg makkelijk van afmaakt. Zij vreest dat het kabinet de rechtszaken tegen box 3 onderschat. Kan de Staatssecretaris deze keer wel ingaan op de mogelijke gevolgen voor de schatkist en onze schriftelijke vragen hierover beantwoorden?

Over het immigratielek van aanmerkelijkbelanghouders kan ik kort zijn. Hierover is een voorstel gedaan door de heer Groot, met een kleine rol van ondergetekende. Ik complimenteer de Staatssecretaris ermee dat hij heeft gekozen voor de meest eenvoudige oplossing. Ik ben blij dat hij deze heeft laten toetsen op de Europeesrechtelijke houdbaarheid.

Dan kom ik bij de RDA-regeling per 2016. We hebben een aantal vragen over het samenvoegen van de Wbso en de RDA-regeling. Met de nieuwe regeling wordt het weglekken naar buitenlandse moederbedrijven aangepakt. Dat is uiteraard een goede zaak. Net als andere fracties vrezen wij echter dat het totale potje door de grootste bedrijven wordt opgemaakt. Vooral het niet opnemen van een plafond versterkt deze vrees. Waarom is er volgens de Staatssecretaris geen plafond nodig? Wij willen hiermee voorkomen dat het mkb, dat 66% van het onderzoeksbudget gebruikt, getroffen wordt door het samenvoegen van de regelingen. Ik kan me niet voorstellen dat de Staatssecretaris het daar niet mee eens zou zijn. Kan hij toezeggen dat hij de fracties die zich hierover zorgen maken, tegemoet zal komen?

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit is een terechte vraag van de heer Bashir. Uit zijn woorden maak ik op dat het amendement dat door mijn fractie is ingediend, ook de richting bevat waar hij aan denkt.

De heer Bashir (SP):

Ja. Het opnemen van een plafond zorgt ervoor dat het geld niet volledig opgemaakt zal worden door enkele grote bedrijven of multinationals. Wij willen echt dat het mkb dit geld nog steeds kan gebruiken om voor innovatie te zorgen. Ik zei al dat 66% van het geld door het mkb wordt gebruikt. Het zou raar zijn als dat straks opeens heel erg naar beneden gaat. Dan gaat het dus ten koste van het mkb.

Dan kom ik op de zogenaamde vereenvoudiging van de verbruiksbelasting van dranken. Het is wel mooi gevonden: een belastingverhoging wordt gebracht als een vereenvoudiging. Op zichzelf zijn verschillende tarieven voor frisdrank en mineraalwater goed te verklaren. Frisdrank is minder gezond. Mineraalwater is gezonder. Als het kabinet vereenvoudiging wil, kan deze verbruiksbelasting ook afgeschaft worden. De Staatssecretaris is nu gewoon een nieuwe melkkoe aan het optuigen. Het wordt door het verhogen van de verbruiksbelasting alleen maar lastiger om deze belasting in de toekomst af te schaffen. De SP heeft daarom een amendement ingediend om de tarieven niet te verhogen. We zijn wel benieuwd of de Staatssecretaris naast het argument van de budgettaire opbrengst nog meer argumenten heeft om de verbruiksbelasting te verhogen. Ik krijg hierop graag een reactie.

De heer Groot (PvdA):

Ik heb even een heel kort vraagje. Het is natuurlijk altijd sympathiek om een belastingverhoging, ook al is het maar een kleine, ongedaan te maken. Eerlijk gezegd heb ik het amendement nog niet gezien. Hoe wordt dit gedekt?

De heer Bashir (SP):

Het amendement wordt gedekt door de schenkingsvrijstelling. De SP-fractie snapt de gedachtegang van het kabinet en vindt het goed dat de schenkingsvrijstelling op grond van het gelijkheidsbeginsel ook voor derden gaat gelden. Om de structurele maatregel tot € 100.000 te laten gelden, is voor ons echter een brug te ver. Daarin hebben we dus een dekking gevonden. De aflossing van de eigenwoningschuld is een heel goed doel, maar dat moet wel voor iedereen mogelijk zijn. Anders wordt er toch weer onderscheid gemaakt tussen vermogende en niet-vermogende personen. Niet iedereen heeft zomaar een ton om aan een ander te schenken. Daarbovenop is de budgettaire derving van 90 miljoen euro ook nog te onzeker. Daarom vindt de SP-fractie het niet verstandig om de schenking tot € 100.000 te laten gelden. Het zou al schelen als zo'n schenking over meerdere jaren uitgesmeerd kan worden. Dat is ook meteen onze vraag aan de Staatssecretaris. Kan hij dat mogelijk maken? Ik krijg hierop graag een reactie.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Het amendement over het niet verhogen van de belasting op frisdrank dat collega Bashir gaat indienen, is interessant. Ik ga het uitgebreid bestuderen. Voor een dekking zou je ook kunnen kijken naar de aftrekbare gift in de inkomstenbelasting. Die moet gebaseerd zijn op vrijgevigheid. Mij is bekend dat politici van de SP verplicht zijn om de helft van hun inkomen af te dragen aan de SP, maar ze trekken dit ook af. Dat is eigenlijk niet helemaal fair. Zit daarin misschien een dekking?

De heer Bashir (SP):

Allereerst een kleine correctie: de volksvertegenwoordigers van de SP zijn daartoe niet verplicht, ze doen het vrijwillig. Dat is een gegeven. Het is voor ons geen reden om tegen maatregelen te zijn als deze de SP-fractie treffen. Dien het dus vooral in. Wij zullen het beoordelen. Het maakt voor ons niet uit. Sterker nog, de SP is een van de partijen die vaak pleiten voor het verlagen van de inkomens van volksvertegenwoordigers. Laten wij die een beetje meer in overeenstemming brengen met het inkomen van de mensen in het land. Dan hoeven wij ook minder te schenken.

Dan kom ik op de energiebelasting. Volgens de SP laat de Staatssecretaris hiermee echt een kans op vergroening van belastingen lopen. Vorig jaar heeft de SP een amendement ingediend om de energiebelasting te vereenvoudigen door een samenvoeging van tarieven en om daardoor ook het energieverbruik te laten verminderen. Helaas was een verhoging van 1 cent van de belasting voor grootgebruikers al te veel gevraagd, waardoor ons voorstel werd verworpen.

Wat schetste echter dit jaar onze verbazing bij het lezen van het Belastingplan? De verschillen tussen de tarieven voor klein- en grootgebruikers worden alleen maar groter. Wij vinden dit niet meer uit te leggen. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de Staatssecretaris aan dat de tariefverschillen niet overal groter worden en dat de beoogde vereenvoudiging alleen een optische vereenvoudiging is. Grootverbruikers betalen echter nog steeds amper mee. Naar de mening van de SP worden grootverbruikers dan ook niet gestimuleerd om zuiniger om te gaan met het energieverbruik. Het kabinet komt steeds met het argument van de werkgelegenheid, maar Duitsland heeft bijvoorbeeld een hogere energiebelasting. Wij geloven niet dat grootverbruikers bij een verhoging van 1 cent echt het bedrijf zullen verplaatsen. Er zijn andere redenen voor bedrijven om zich in Nederland te vestigen. Kan de Staatssecretaris nog eens aangeven of hij bereid is voor echte vergroening te kiezen? Zo niet, dan willen we graag een onderbouwing in de vorm van een onderzoek zien waaruit blijkt dat bedrijven echt van plan zijn te verhuizen als de energiebelasting met 1 cent wordt verhoogd.

Hieraan gekoppeld heb ik nog een aantal vragen over lokaal opgewekte duurzame energie. Waarom kan lokaal opgewekte duurzame energie niet in de derde tariefschijf? Wat zijn daar de budgettaire effecten van? Die effecten kunnen worden verhaald door een verhoging van de derde of de vierde schijf. Zo wordt de energiebelasting niet nog complexer en houd je het doel, namelijk het stimuleren van lager energieverbruik, nog meer in stand.

Ten slotte vraagt de SP-fractie welke verhoging van de energiebelasting voor grootgebruikers het kabinet wel oké vindt. Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om de opbrengst terug te geven aan de grootverbruikers, zodat die vervangingsinvesteringen kunnen doen om nog energiezuiniger te worden? In het kader van de energiebelasting is er nog veel te winnen. Wij hopen daarom dit jaar een stap verder te komen.

ik kom bij de benutting van de aftrekbaarheid van de verhuurderheffing, zeg ik terwijl ik kijk naar de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Heel goed.

De heer Bashir (SP):

De financiële ruimte voor de heffingsvermindering blijft voor een groot deel onderbenut. Van de 280 miljoen is slechts 80 miljoen gebruikt. Er is dus eigenlijk geld over. Omdat we momenteel te kampen hebben met meer vraag naar woningen, is transformatie van woningen nog belangrijker. Is de Staatssecretaris bereid om de niet-benutte ruimte in te zetten voor de transformatie van meer woningen?

De verhuurderheffing moet steeds meer in het laatje brengen, oplopend tot 2 miljard euro. Dat lijkt de SP-fractie hoogst onverstandig, omdat er nu al een groot tekort is aan woningen. Ik ben dan ook voornemens een amendement in te dienen om de hypotheekrenteaftrek voor nieuwe gevallen te beperken tot een maximale hypotheeksom van € 500.000 en de opbrengst hiervan te gebruiken voor het verminderen van de verhuurderheffing. Wil de Staatssecretaris voor ons narekenen hoeveel geld we ophalen met het schrappen van de subsidie voor huizen boven de € 500.000? Hoeveel huurwoningen kunnen we daarmee bouwen? Daar krijg ik graag een reactie op.

Over de vrijstelling voor de uitkeringen van het Artikel 2-Fonds kan ik kort zijn. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide beantwoording en de inzet in dezen. Het is heel goed dat de groep Joodse oorlogsslachtoffers eindelijk vrijstelling krijgt. Mijn oud-collega Jan de Wit is zevenenhalf jaar geleden al begonnen om zich hier hard voor te maken. Eindelijk heeft dit kabinet besloten om ballen te tonen en de vrijstelling toe te kennen. Dank!

Ik kom nu bij de Wet tegemoetkomingen loondomein. Deze wet is volgens de SP-fractie op zich een goed initiatief van het kabinet. Het is namelijk een heel mooi streven om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, zoals ouderen en mensen met een arbeidsbeperking, financieel aantrekkelijker te maken, zodat zij aan het werk komen. Wanneer je dieper kijkt naar het LIV, moet je je echter hardop afvragen of het aantal uren werken wel voldoende is. Met andere woorden: het gaat ook om het soort banen dat je wilt hebben. De SP-fractie wil volwaardige banen en geen pulpbanen.

Waarom zou je het LIV niet gerichter inzetten voor bepaalde doelgroepen? De werkloosheid onder 50-plussers wordt bijvoorbeeld steeds groter en is langduriger. Het kan ook gaan om mensen in de sociale werkvoorziening of mensen die vallen onder de Participatiewet, die ook staan te springen om een baan. Wij willen een regeling die volwaardige banen voor de genoemde doelgroepen stimuleert. Is de Staatssecretaris bereid om hier nader naar te kijken?

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Bashir heeft het over pulpbanen. De groep mensen met een uitkering die een tijdelijk contract van zes maanden accepteren, valt niet onder het lage-inkomensvoordeel. Ik snap best dat de heer Bashir liever wil dat zij een contract voor onbepaalde tijd krijgen; dat zou ik ook mooi vinden. Maar als iemand aan de slag gaat en een baan voor zes maanden vindt, dan noemt de heer Bashir dat toch geen pulpbaan? Want dat impliceerde zijn inbreng wel.

De heer Bashir (SP):

Als we naar het aantal uren kijken, dan is dat aan de lage kant. Wij willen dat het aantal uren uitgebreid wordt. Wij vinden dat nu echt onvoldoende.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het lijkt me overigens voor heel veel mensen die bijvoorbeeld onder de Participatiewet vallen, nog best een uitdaging. Voor hen zijn die uren helemaal niet zo gemakkelijk haalbaar. Mijn concrete vraag ging over iets wat met het huidige voorstel wordt uitgesloten. Als iemand vanuit de bijstand zes maanden met een tijdelijk contract aan de slag gaat, wordt dat lage-inkomensvoordeel niet verstrekt. Het kabinet wil namelijk echte banen en vindt dat ook een beetje minderwaardig. Ik ben het daarmee oneens en ik vraag me af waar de SP staat. Ik vind het fantastisch als iemand vanuit de bijstand zes maanden aan de slag gaat. Vindt de heer Bashir dat ook? Vindt hij ook dat die mensen recht moeten hebben op dat lage-inkomensvoordeel? Of vindt hij dat pulpbanen, om zijn eigen woorden te gebruiken?

De heer Bashir (SP):

Op het moment dat iemand vanuit de bijstand zes maanden aan het werk gaat, wordt de kans dat hij ervaring opdoet, alleen maar groter. De kans dat die persoon doorstroomt naar een andere baan, wordt dus ook groter. Wij juichen dat toe. De vraag is echter of je dat ook meteen bereikt met het voorstel dat de heer Van Weyenberg doet. Ik zou zeggen: stel het voor. Wij gaan er goed naar kijken. Ik zal daarover ook overleg voeren met de collega's die sociale zaken in hun portefeuille hebben. Het kan zomaar zijn dat we elkaar kunnen vinden.

Wat het aantal uren betreft, willen wij echt dat werkgevers gestimuleerd worden om in te zetten op volwaardige banen, en niet op banen van een paar uur. Daar wordt uiteindelijk niemand mee vooruit geholpen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zit een beetje te zoeken naar wat de heer Bashir nu precies voor ogen heeft. Volgens mij is de regeling nu dat het voordeel geldt voor de mensen die tussen de 100% en 120% van het wettelijk minimumloon verdienen. Daarmee is de regeling al redelijk ondersteunend voor de doelgroep van de Participatiewet. Die groep heeft inderdaad best veel moeite om een volledige werkweek te draaien. Dat is geen kwestie van niet willen, maar dat is ook een kwestie van niet kunnen. De heer Bashir maakt het alleen maar moeilijker. Het is niet zozeer dat de werkgever niet wil, maar dat de werknemer ook niet tot meer in staat is. Die persoon heeft straks misschien kans op een baan van 24 uur. Als we de plannen van de SP doorzetten, heeft die persoon echter veel minder kans op een baan. En misschien heeft hij dan wel helemaal geen kans meer op een baan. Is dat wat de SP wil?

De heer Bashir (SP):

Dat is niet het geval. In het voorstel van het kabinet wordt over 24 uur gesproken. Op het moment dat een baan van bijvoorbeeld 28 uur mogelijk wordt gemaakt, wordt ingezet op meer volwaardige banen. Het verschil van vier uur is klein. Je kunt natuurlijk bekijken of je werk voor bepaalde doelgroepen nog gerichter wilt stimuleren, om er op die manier voor te zorgen dat mensen die nu moeilijker aan de slag komen, aan het werk kunnen. Ik heb bijvoorbeeld gewezen op ouderen en op mensen met een beperking, op mensen die nu onder de Participatiewet vallen. Op die manier kun je de beschikbare middelen nog effectiever inzetten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Nogmaals, volgens mij is de regeling nu al redelijk gericht op die groep, omdat je de beperking van 100% tot 120% van het wettelijk minimumloon hanteert. Ik denk dat een gemiddelde 50-plusser echt wel boven de 120% van het wettelijk minimumloon zit, tenzij die persoon een beperking heeft. De regeling is dus al redelijk op die groep gericht. Dan is mijn vraag, die ik via de heer Bashir ook aan de Staatssecretaris stel: als we het urencriterium van de heer Bashir hanteren, hoeveel mensen zullen er dan buiten deze groep vallen? Dat is dan immers een interessante vraag. We hebben het straks dan misschien over volwaardige papieren banen, maar niet over banen die in werkelijkheid worden gerealiseerd. Kan de heer Bashir aangeven hoeveel minder banen er mogelijk worden gemaakt als we de urennorm optrekken?

De heer Bashir (SP):

Dat is een goede vraag om door te geleiden naar de Staatssecretaris. Volgens mij valt het mee. Ik weet het echter niet. Ik kan er alleen over speculeren. Op het moment dat je het urencriterium zou verhogen naar 28, hebben de mensen die aan de slag komen, meer aan het werk dan mensen die bijvoorbeeld 24 uur werken. Het verschil is misschien klein, maar mensen moeten wel kunnen rondkomen. Die vier uren kunnen net het verschil maken. Op het moment dat iemand dat aantal uren niet kan halen, moet worden bekeken of dat op de een of andere manier kan worden rechtgebreid, zodat die mensen ook aan de slag kunnen. Er moet echter worden ingezet op volwaardige banen met voldoende uren, zodat mensen gewoon rond kunnen komen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Het loonkostenvoordeel (LKV) ziet er optimistischer uit. Wij willen dat deze regeling wordt uitgebreid naar een bredere doelgroep. Het LKV is nu voor onder anderen oudere werklozen vanaf 56 jaar. Waarom kan dit niet voor oudere werklozen vanaf 50 jaar? Ik krijg daarop graag een reactie.

Ik kom bij de implementatie van de verrekenprijsdocumentatie en de country-by-country reporting. Het is goed dat Nederland deze wetgeving snel implementeert, zodat belastingdiensten kunnen nagaan hoeveel belasting overal wordt afgedragen door bedrijven die hier een vestiging hebben. Het mag duidelijk zijn dat de SP-fractie een groot voorstander is van meer transparantie over belastingafdracht en andere betalingen aan overheden. De vraag is wel wat de Belastingdienst gaat doen met de gegevens. Is er een team dat de aangeleverde informatie ook gaat bekijken? Is hiervoor überhaupt capaciteit beschikbaar? Wat gaat de Staatssecretaris doen met die gegevens?

Mijn fractie staat achter de voorgestelde aanpassing van de moeder-dochterrichtlijn. Dat geldt ook voor het wereldwijd toepassen van de antimisbruikbepaling. Ik heb wel enkele vragen over de generieke antimisbruikbepaling. Zo lezen we dat er een onderneming wordt gedreven wanneer er mensen in loondienst zijn. Ik vraag mij af wat de gevolgen hiervan zijn voor de vele brievenbusbedrijven in ons land, die zelf geen medewerkers hebben maar alle zaken laten behartigen door trustkantoren. Welke gevolgen heeft de maatregel voor die bedrijven?

Tot slot steunt de SP-fractie de voorstellen omtrent CRS oftewel de Common Reporting Standard. Meer informatie-uitwisseling zal leiden tot een betere inning. We hebben wel een punt van zorg omtrent de vrijblijvendheid waarmee al dan niet informatie wordt uitgewisseld. Nederland gaat namelijk aangeven met welke landen het wil uitwisselen. Als het andere land Nederland ook noemt, is er een match en wordt er uitgewisseld. Landen kunnen dus heel gemakkelijk worden uitgesloten van informatie-uitwisseling. Als wij Duitsland bijvoorbeeld niet noemen als land om informatie mee uit te wisselen, ontvangt Duitsland geen informatie meer van Nederland. Wat de SP-fractie betreft is dat een gemiste kans. Mijn vraag is dan ook of de Staatssecretaris bereid is hiervan een belangrijk punt te maken tijdens het aankomende Global Forum. Is Nederland bereid om druk uit te oefenen op landen die in de praktijk andere landen overslaan? Zal Nederland het goede voorbeeld geven door zelf geen landen uit te sluiten? Ik krijg graag een toezegging op dit punt.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Voorzitter. Ik heb geen senaatsfractie, dus ik kan meteen naar de inhoud. Dat doe ik dan ook bij dezen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat komt nog wel!

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ja, natuurlijk komt dat!

Wij spreken over het pakket Belastingplan 2016. Ik merk vooraf op dat er zeer veel goede punten in zitten. Daar waar ik geen opmerking maak of vraag stel, kan de Staatssecretaris er sowieso van uitgaan dat ik dat onderdeel steun bij de stemmingen. Ik pak dus die punten waarover ik wel vragen heb c.q. waarmee ik het niet eens ben.

Ik begin met het inkomensbeleid. Dat doe ik kort, want ik heb niet de illusie dat ik hier bergen ga verschuiven, ondanks het feit dat ik een door het CPB doorgerekende tegenbegroting heb opgesteld. Overigens is dat wel een begroting – ik zeg het nog maar een keer – die leidt tot een lagere staatsschuld en meer banengroei. In die zin is het jammer dat de VVD zich niet wat meer bij haar laatste verkiezingsprogramma heeft gehouden, aangezien mijn tegenbegroting voor meer dan de helft daarop was gebaseerd.

Wat de herziening van box 3 betreft zie ik het huidige, nieuwe plaatje echt als een overgangsfase. In die zin kan ik het steunen omdat je de belastingheffing wat meer verlegt naar beleggingen en wat minder bij het spaargeld legt. Ik wijs er wel op dat als we in de toekomst naar een ander model toe gaan, wat volgens mij zo ongeveer de hele Kamer wil, namelijk aansluiten bij het reële rendement, hoop ik wel dat dat zal zijn gebaseerd op een vermogenswinstbelasting en niet op een vermogensaanwasbelasting. Zou je een model uitwerken voor vermogensaanwasbelasting, dan zal een belastingplichtige in box 3 in de praktijk altijd tegen liquiditeitsproblemen aanlopen. Bij een vermogenswinstbelasting is dat niet zo. Ik zou dus willen aansluiten bij de ervaringen die daarmee in het buitenland zijn opgedaan. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat het echt uitvoerbaar moet zijn voor onze Belastingdienst, die al zoveel op zijn bord krijgt. Daarom zeg ik: oké, dat voorgestelde model voor een paar jaar, maar daarna wel reëel rendement gebaseerd op vermogenswinstbelasting.

De heer Groot (PvdA):

Ik hoor het pleidooi voor een vermogenswinstbelasting, maar wij weten toch dat het vorige systeem daaraan ten onder is gegaan? Dan worden er allerlei vermogenstitels omgezet in titels die alleen vermogensaanwas en geen vermogenswinst hebben. Zo schiet zo'n belasting helemaal zijn doel voorbij. Heeft de heer Van Vliet daarvoor een oplossing?

De heer Van Vliet sprak ook over liquiditeitsproblemen, maar aandelen en obligaties zijn heel liquide. Je kunt ze elke dag tegen de geldende marktkoers verkopen, met heel geringe transactiekosten.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Bij dat laatste sluit ik mij zeker niet aan. Dat je door een belastingheffing wordt gedwongen om je bezittingen te verkopen, alleen maar om ze liquide te maken en vervolgens belasting te kunnen afdragen, is geen goed model.

De heer Groot had het ook over de ervaringen met de oude vermogensbelasting, maar dat was toen. Wij kunnen nu naar de toekomst kijken. Als je een paar jaar de tijd neemt om een ordentelijk model uit te werken dat ook uitvoerbaar is voor de Belastingdienst, kun je kijken naar de landen die wel een vermogenswinstbelastingsysteem hebben. Je pakt de zwakke punten daaruit, zet die op een rijtje en bekijkt hoe je die gaten kunt dichten. De Staatssecretaris noemde bijvoorbeeld een model in het Verenigd Koninkrijk en verschool zich achter het feit dat daar een heleboel mensen met vrijstellingsgrenzen en -drempels aan de slag gaan, om daaroverheen te fietsen of juist daaronder te blijven, maar als je geen vrijstelling inbouwt, heb je dat probleem al opgelost.

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij collega Bashir ten aanzien van de vereenvoudiging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Hij noemde dat «een nieuwe melkkoe», maar ik hoorde collega Dijkgraaf al zeggen dat het feitelijk een waterbuffel is. Je gaat een waterbuffel uitmelken. Dat is waar, want het heeft echt geen zin om nu meer belasting te gaan innen op alcoholvrije dranken, onder de noemer «vereenvoudiging». Schaf ze dan gewoon af. Het gaat om een overzienbaar bedrag. Daarvoor kunnen wij in het geheel van de belastingheffing wel ergens een dekkinkje vinden. Maar dit moeten wij niet doen. Dit heeft niet mijn instemming.

Ik ga naar het voor mij interessantste deel van het Belastingplan, het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016. Ik begin met de vereenvoudiging van de informatieplicht bij eigenwoningschuld; er zitten overigens nog wat zaken in die de eigen woning betreffen. Ik heb het eerder gezegd en blijf erbij dat ik, als ik als fiscaal jurist een nadere analyse maak van de eigenwoningregeling in Nederland, moet concluderen dat die voor geen enkele belastingplichtige te begrijpen is. Iedere Nederlander behoort de wet te kennen. Dat proberen veel Nederlanders ook, maar op dit punt lukt dat niet. Wat is er mis? De regeling is te complex. Die complexiteit zit in de annuïtaire aflossingseis, in het moeten bijhouden van de eigenwoningreserve, in het moeten bijhouden van je aflossingsstand en in de uitwerking van de regeling in geval van echtscheiding en verhuizing. Ik zie dat de Staatssecretaris hier zelf al om moet hoesten, en terecht. Deze regeling moet echt in zijn geheel opnieuw onder de loep worden genomen. Ik roep de Staatssecretaris op om zijn eerdere stelling dat deze regeling wel voor iedereen begrijpelijk is, nog maar eens te verdedigen. Ik geloof daar namelijk niks van. Zeer gerenommeerde fiscalisten zijn dat met mij eens. Als je als burger gebruik wilt maken van de regelingen, moet je al bijna verplicht een fiscaal adviseur in de arm nemen. Dat moeten we ook niet willen met zijn allen!

Ik ga naar het afschaffen van de jaarbetaling van de motorrijtuigenbelasting. Waarom wordt die afgeschaft? Is dat nou zo'n belangrijke vereenvoudiging? Een burger die bereid is om vooraf de Belastingdienst te financieren en zijn jaarschuld op dit punt in één keer te voldoen, heeft daardoor een paar euro voordeel. Waarom wordt dat voordeel afgeschaft? Ik vind dat jammer.

Ik zag in de lijst ook de uitbreiding van de regeling voor uitgaven voor monumentenpanden staan, maar ik heb daar nog niemand over gehoord. Ik vind dat een vreemde eend in de bijt. Het gaat om monumentenpanden die niet in Nederland, maar in een andere EU-lidstaat zijn gelegen. Voorwaarde om extra kosten te kunnen aftrekken is dat het pand in het buitenland een element van het Nederlandse cultureel erfgoed is. Wat wordt daar in godsnaam mee bedoeld? Als ik een vakantiehutje op Sicilië heb waar ooit de Noormannen al een keer in hebben gezeten, is dat dan cultureel erfgoed en kan ik dan kosten aftrekken? Graag krijg ik een verduidelijking op dit punt.

Ik kom nu bij de implementatie van de verrekenprijs voor documentatie en country-by-country reporting. Dat is inderdaad een prima regeling, daar sluit ik mij bij aan, maar is die grens van 750 miljoen euro omzet nou arbitrair of niet? Is het nattevingerwerk? Ik pleit ervoor dat ieder concern dat grensoverschrijdend werkt en een omzet van enige substantie heeft – laten we zeggen 100 miljoen euro – onder deze regels valt. 750 miljoen is wel heel erg veel. Ik vraag de Staatssecretaris of die grens niet omlaag kan. Ik leg mij nog niet vast op een bedrag.

Ik sta wat uitgebreider stil bij de werkkostenregeling. Bij de overige fiscale maatregelen wordt iets gezegd over het gebruikelijkheidscriterium. Ik vind het erg jammer wat er is geworden van de werkkostenregeling. Ooit was het een mooi instrument, volgens mij een eerste stap op weg naar een loonsomheffing. Die werkkostenregeling zou alles geweldig eenvoudig maken. Er is echter sprake van maar liefst tien gerichte vrijstellingen, waardoor de ruimte voor de werkkostenbak is gedaald naar 1,2% van de loonsom. Ik vind dat bijzonder jammer. Iedereen in Nederland die wat te lobbyen had, is langs geweest in Den Haag en heeft succes gehad. Iedereen die vond dat iets buiten de werkkostenregeling moest vallen, kreeg zo ongeveer zijn zin. Wij zien nu dat, omdat er al tien gerichte vrijstellingen zijn en de ruimte van 1,2% voor sommigen overblijft, mensen dingen gaan verzinnen om die maar in die 1,2% te proppen. Een voorbeeld is het uitkeren van bonussen in de vorm van contant geld, dus geen loon in natura. Bonussen worden in de werkkostenbak van 1,2% gemikt. Dat leidt natuurlijk tot allerlei rare misbruikfratsen, want daarvoor was de werkkostenregeling nooit bedoeld. Zou het niet zinvol zijn om in ieder geval te zeggen dat in de resterende werkkostenregeling, die 1,2%, geen contanten terecht mogen komen, of je het nu bonussen of anders noemt?

Ik kan mij ook niet aansluiten bij de teruggaafregeling aardgas als brandstof voor vaartuigen. Dat is weer zo'n voorbeeld van de instrumentele functie van de belastingheffing. Belastingen zijn niet bedoeld om te sturen op welke brandstof iemand met een bootje gaat varen. Ik kan mij daarmee dan ook niet eens verklaren.

Vervolgens kom ik bij de wijzigingen van de moeder-dochterrichtlijn. Op zich ziet het er goed uit. Wij hebben inmiddels een wetsvoorstel van de Staatssecretaris gezien over de grensoverschrijdende fiscale eenheid. Ik hoop dat wij daar snel plenair over kunnen spreken. Ik heb er in dit internationale verband in ieder geval één vraag over. Wij zien namelijk dat het wetsvoorstel de gevolgen van het Papillon-arrest van het Hof van Justitie uitwerkt, zodat onder voorwaarden een grensoverschrijdende fiscale eenheid in Nederland met een buitenlandse partner tot stand kan komen. In december 2014 is daarover een beleidsbesluit genomen. Daarin stond grosso modo dat inspecteurs vooruitlopend op een wetsvoorstel alvast zouden beschikken in de zin van het Papillon-arrest. Mij is ter ore gekomen dat er heel veel verzoeken zijn gedaan voor het afgeven van een beschikking fiscale eenheid aan inspecteurs en dat in nog geen enkel geval een beschikking is afgegeven. Is Financiën c.q. de Belastingdienst terughoudend vanwege de eventuele gevolgen van het Groupe Steria-arrest, dat weliswaar een Franse focus heeft, maar wel degelijk gevolgen kan hebben voor de Nederlandse fiscale-eenheidpraktijk? Hoe ver zijn de overdenkingen bij Financiën over de eventuele gevolgen van het Groupe Steria-arrest en de uitvoering van het Papillon-beleidsbesluit?

Over het wetsvoorstel zal ik zeer gerichte technische vragen stellen. Bij de raakvlakken tussen deelnemingsvrijstelling en fiscale eenheid en het wel of niet consolideren van fiscale activa versus het vermelden van een deelneming op je fiscale balans lijkt het mij te gaan om een uitzonderlijk ingewikkeld sommetje. Ik kom daar als fiscalist graag later op terug.

De Staatssecretaris heeft ten aanzien van pensioen in eigen beheer een voorkeur uitgesproken voor het oudedagsparen ten opzichte van het weer verzinnen van een nieuwe fiscale reserve. Ik kan die voorkeur volgen, maar iedereen constateert dat er tegenover een heleboel pensioenpotten in eigen beheer onvoldoende liquide middelen staan om aan welke belastingheffing of pensioenuitkering dan ook te voldoen. Zou het niet beter zijn voor de economie en voor de administratieve eenvoud om eenmalig een afkoop van bestaand pensioen in eigen beheer toe te staan tegen bijvoorbeeld een tarief van 20%? Graag verneem ik de visie van de Staatssecretaris daarop. Het lijkt mij een geweldige impuls als dat geld gewoon besteedbaar in de economie terechtkomt.

Dan heb ik nog een vraag over de reikwijdte van de fiscale eenheid en van de omzetbelasting. Mij is ter ore gekomen dat Financiën nadenkt over de vraag of de holdingresolutie die wij op dit terrein in Nederland hebben, wel of niet EU-proof is. Dat lijkt mij een zeer bijzonder vraagstuk, omdat er in de praktijk heel veel van afhangt ten aanzien van het wel of niet kunnen vormen van een fiscale eenheid in Nederland, aangezien wij weten dat Nederland een holdingland is.

Afrondend heb ik nog een paar vragen over renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting. Artikelen 10a en 10b van de Wet Vpb 1969 proberen op hun eigen manier de renteaftrek te beperken waar die niet in overeenstemming is met zakelijkheidscriteria of waar er een mismatch is met heffing over de grens et cetera. In de praktijk blijkt dat artikel 10b praktisch niet wordt toegepast. En over het uitgebreide artikel 10a blijken zo ongeveer de meeste vragen te komen vanwege de vaagheid in de uitwerking. Wij hadden in de fiscale rechtspraktijk altijd het fenomeen «fraus legis». Daar konden inspecteurs mee aan de slag. Als wij spreken over fiscale vereenvoudiging, zou het dan niet beter zijn om in ieder geval artikel 10b af te schaffen? Daar wordt in de praktijk immers geen gebruik van gemaakt, ook niet door de Belastingdienst. En zou het niet verstandig zijn om te bekijken of fraus legis geen afdoende middel is voor inspecteurs om misbruik van renteaftrek te lijf te gaan, versus het veel te vage artikel 10a in de Wet op de vennootschapsbelasting?

Mijn laatste punt is de afdrachtsvermindering in het onderwijs, de WVA (Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen). Hoe staat het met de controles daar? Mij is gebleken dat de vraag wat het samengaan van leren en werken is, wat stage is en wat opleiding precies is in de praktijk gigantisch wordt opgerekt. Die subsidie, die zoiets van € 2.700 per jaar per persoon kan bedragen, is weer zo'n voorbeeld van «wij tanken hem binnen en wij rekken de criteria geweldig op». Kan de Staatssecretaris iets zeggen over de controles daar? Wordt daar veel onmin verwacht, c.q. worden daar veel procedures verwacht?

Overigens overweeg ik natuurlijk om straks plenair moties en amendementen in te dienen op punten die voor mij van belang zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Mag ik beginnen met complimenten te maken aan de Staatssecretaris en zijn ambtenaren? Want wij zijn er weer – collega's hebben het al gezegd – voor de vijfde keer, ik ook. Het is voor mij altijd een voorrecht om dat mooie Belastingplan te mogen behandelen. Mijn complimenten voor al het werk dat gedaan is. Er ligt een heel mooie basis. Die is wat ons betreft nog niet goed genoeg, maar dat gaan wij natuurlijk allemaal veranderen. Dat komt allemaal vanzelf. Daar hebben wij ook genoeg tijd voor ingeruimd met elkaar de komende weken, dus dat moet goed komen.

Vier weken geleden was er een prachtig moment tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Toen de Staatssecretaris het woord kreeg, ging hij ons college geven over de vermogensrendementsheffing in andere landen. Ik heb dat nog niet zo vaak meegemaakt bij een bewindspersoon. Het was echt een college van een hoogleraar fiscaal recht en dat was genieten. Dus ik zou zeggen: Staatssecretaris, doe dat volgende week weer, maar dan over het fictieve rendement. Wij hebben nog wel wat college nodig om de consistentie te ontdekken, die er ongetwijfeld in zit. Ik ken de Staatssecretaris, dus daar moet consistentie in zitten, maar alle stukken lezend kan ik die niet ontdekken. Dat ligt ongetwijfeld aan mij, zeker, maar ik denk dat het de taak is van de Staatssecretaris om dat voor alle Kamerleden toegankelijk te maken. Ik hoor dat dus graag.

Die consistentie is echt een punt. Bij beleggingen kijken wij naar een gemiddelde van vijftien jaar, bij spaargeld vijf jaar. Waarom? Waarom is dat bij de ene vijftien en de andere vijf? Bij obligaties kijken wij niet naar het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar of vijftien jaar maar naar de toekomst. Als je een fictief rendement hanteert, zul je dat consistent moeten maken ook in de tijd. Nu is die op één aspect wel consistent. Hij is namelijk in alle gevallen te hoog. De spaarrentes op spaarrekeningen zonder voorwaarden zijn immers allang geen 1,63% meer. Ook zijn beleggingen op de beurs zeer ongewis en leg je op risicovrije staatsobligaties reëel geld toe. Een staatsobligatie van tien jaar levert op dit moment een rente van zo'n 0,7% op. Corrigeer je voor inflatie, dan kost spaarzaamheid zelfs geld. En hoe rijmen we de hoge rendementen met een verlaging van de rekenrente van DNB naar 3,3%? Pensioenfondsen zijn bepaald geen kleine jongens. Dan heb je het echt wel over bedragen boven de miljoen. Zij zouden toch prima in staat moeten zijn om die 5,5% te behalen? Moeten we Staatssecretaris Klijnsma dan gaan vragen om een rekenrente van 5,5%? Ik weet dat sommige partijen dat zullen toejuichen; wij echter niet, want wij denken dat die 3,3% wel reëel is. Dat moet dan toch ook hiervoor gelden? Waar is de consistentie over die verschillende beleidsdomeinen heen? Ik laat me graag overtuigen.

Het wetsvoorstel zal, als het wordt aangenomen, pas in 2017 in werking treden, maar het zou nog weleens flinke budgettaire consequenties met zich mee kunnen brengen. Bij de technische briefing werd duidelijk dat toeslagen en gedragseffecten niet zijn meegerekend. Waarom niet? En wat zijn de verwachte kosten hiervan? Ik hoor van heel veel collega's veel kritiek. Is dit dan wel de weg die we moeten begaan? Wat gaat de Staatssecretaris nog doen of blijft hij bij zijn voorstel?

Dan kom ik bij de ouderen. In de Eerste Kamer is een motie aangenomen, de motie-Nagel c.s., die rechtstreeks over het Belastingplan gaat. In deze motie wordt gevraagd om een belastingverlaging voor gepensioneerden. Ook onze fractie in de Eerste Kamer heeft die motie gesteund. Wij zijn wel van het genuanceerde verhaal: ouderen en kwetsbaren zijn niet synoniem met elkaar. Er zijn genoeg ouderen die behoorlijk wat te besteden hebben. Maar zoals dat geldt voor alle lagen van de bevolking: ook onder ouderen zijn er kwetsbaren. We maken ons zorgen om die groep. Eerder hebben we ons best gedaan om de groep met een aanvullend pensioen tot € 10.000 te ontzien, maar de koopkrachtplaatjes laten niet het volledige beeld zien. Hebben werknemers vaak een extra plus ten opzichte van de koopkrachtplaatjes als ze er een periodiek bij krijgen, voor ouderen geldt dat ze vaak een extra min hebben door het niet indexeren of zelfs korten van de pensioenen. Ouderen hebben meebetaald aan de crisis toen dat noodzakelijk was. Het zou daarom terecht zijn om hen nu ook mee te laten delen in het zoet. Hoe gaat de regering uitvoering geven aan deze motie? Wanneer kunnen we daar plannen voor verwachten?

Dan kom ik bij de btw op digitale kranten. Vorig jaar hebben we tijdens de behandeling van het Belastingplan met elkaar gesproken over het verschil in btw tussen gedrukte en digitale media. De Staatssecretaris heeft toen verwezen naar het Nederlands voorzitterschap. Hoe staat het daarmee? Hoe lopen de voorbereidingen? Wat denkt de Staatssecretaris te kunnen doen? Staat dit punt nog op zijn lijstje? Dat mag ik toch hopen, maar wat gaat hij concreet bereiken?

Er is al veel gezegd over de Wbso en de RDA, onder andere bij de begrotingsbehandeling van EZ. Collega's hebben daar ook het nodige over gezegd. Wij maken ons daar wel zorgen over. Tijdens die begrotingsbehandeling met Minister Kamp bleef er onenigheid over het antwoord op de vraag of er nu wel of geen verschuivingen zullen optreden. Ik ben niet overtuigd door de argumenten die de regering tot nu toe geeft. Het gaat er bij mij niet in dat het samenvoegen van twee heel verschillende regelingen geen verschuivingen veroorzaakt. Immers, de cap, het plafond, wordt afgeschaft. Vooral grote bedrijven zullen daarvan profiteren, want dat is de groep die nu tegen het plafond aanstoot. Daarnaast kon de RDA voorwaarts verrekend worden en de Wbso niet. Bedrijven met geen of weinig personeel zijn de dupe omdat ze geconfronteerd worden met een verzilveringsproblematiek. Dat leidt op twee manieren tot een verschuiving. Verschuivingen op individueel niveau kun je natuurlijk nooit helemaal voorkomen, maar je moet wel goed kijken wat de effecten zijn. Voor sommige bedrijven zijn de effecten groot. Als je kijkt naar de verschillen tussen starters, kleine bedrijven, middelgrote bedrijven en grote bedrijven is het vooral ten nadele van het mkb.

Kortom: de SGP zoekt naar een eerlijkere verdeling van de gevolgen van de integratie. We snappen dat het voor de vereenvoudiging handig is om de twee regelingen te integreren. Dat is dus niet ons primaire verwijt. Wij zouden echter graag willen dat het huidige voorstel zodanig hervormd wordt dat het mkb er niet op achteruitgaat ten opzichte van het grootbedrijf. Dat kan misschien makkelijk opgelost worden als het amendement van de collega's Van Weyenberg en Verhoeven gesteund wordt. Anderen hebben dat ook al aangegeven. Wat ons betreft is dat een prima optie. Met ons valt ook te praten over alternatieven, maar ik denk wel dat er iets in die richting moet worden gedaan.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Dijkgraaf had het over de motie die door de Eerste Kamer is aangenomen. Daarin werd gekozen voor de richting om meer te doen voor ouderen en vooral kwetsbare ouderen. Waar denkt de heer Dijkgraaf zelf concreet aan?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zou die vraag terecht vinden als die motie er niet was geweest. In de motie wordt de regering echter juist verzocht om met voorstellen te komen. Ik ben iemand die graag uitgaat van de juiste verhoudingen. Het parlement, in dit geval de Eerste Kamer, heeft de regering gevraagd om met voorstellen te komen. Die wachten wij dus eerst af.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wij zijn hier nu in de Tweede Kamer. Daarom vraag ik toch aan de heer Dijkgraaf op welke wijze hij dit concreet denkt te maken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zal proberen om die vraag niet te ontwijken, maar ik hecht wel aan die procedurele vorm. Ik kan mij op dit punt, eerlijk gezegd, van alles en nog wat voorstellen. Als je die ouderen iets wilt geven, is het natuurlijk het handigst om een knop te vinden die ook «dedicated ouderen» is, want anders verwatert het effect en wordt het heel duur. Dan praat je al snel over ouderentoeslagen. Die kant gaat dat dan op. Voor mij is echter niet het instrument leidend, maar het effect met name voor kwetsbare ouderen.

Tot slot kom ik op de eenverdiener. Het viel wel te verwachten dat ik over die groep zou beginnen, althans ik hoop dat dat zo is. Laat ik hierover glashelder zijn tegen de Staatssecretaris: de eenverdiener is voor ons verreweg het belangrijkste punt. Ik heb een aantal andere dingen genoemd, maar dit is voor ons echt prioriteit nummer één, twee, drie en vier en daarna komen er misschien nog wat andere dingen. Twee weken geleden is de motie-Schalk c.s. aangenomen in de Eerste Kamer. De motie-Nagel ging over de ouderen. In deze motie wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om de substantiële verschillen tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. Ik twijfel of ik nu weer een heel exposé moet geven over de eenverdiener, want dat hebben we al gedaan. Moeten we de feiten nu herhalen? Dat eenverdieners meer en meer een kwetsbare groep zijn geworden door een stapeling van fiscale maatregelen blijkt uit allerlei rapporten die de collega's ook kennen. Uit die rapporten blijkt ook dat de keuzevrijheid aangetast wordt door een absurde fiscale stimulering van het tweeverdienersschap met bedragen die gemakkelijk oplopen tot € 10.000. Heel veel eenverdieners hebben geen vrije keuze, doordat zij een partner hebben die chronisch ziek of gehandicapt is, die geen werk kan vinden of die studeert. Dan hebben we het wel over 75% van de doelgroep die we proberen te stimuleren om de arbeidsmarkt op te gaan. Denk aan het simpele feit dat vrouwen steeds vaker kostwinner zijn.

Bij veel moderne partijen – laat ik ze zo maar noemen – blijft dat onderbelicht, maar 25% van de kostwinners is nu al een vrouw van wie de man de niet-werkende partner is. Het gaat om 25% en dat percentage neemt toe. Een aantal partijen noemt de ongelijke behandeling «een gewenste consequentie van een individualistische benadering in het fiscale stelsel». Dat doet echter geen recht aan het stelsel dat wij nu hebben. Als het stelsel daadwerkelijk individueel was geweest, dan zou u mij misschien niet eens horen, want dan zou de partner die geen inkomsten heeft, toegang krijgen tot bijvoorbeeld toeslagen. Dan zouden we echt een individualistisch stelsel hebben. Dan zouden we zeggen: ja maar, elk individu moet voldoende inkomsten hebben dan wel via eigen werk, dan wel via een uitkering, dan wel via toeslagen. Maar ja, lekker puh, zo hebben we het dus mooi niet gedaan. De belastingen zijn wel individualistisch, maar de toeslagen niet. Juist de combinatie van individuele belastingen en toeslagen op het niveau van het huishouden zorgt ervoor dat we niet belasten naar draagkracht maar naar leefvorm. Zie bijvoorbeeld het CPB-onderzoek dat door veel woordvoerders onder leiding van de heer Omtzigt is aangevraagd.

Dit voorjaar heeft het CPB nog een onderzoek naar de belastingdruk op eenverdieners gepubliceerd. Het leuke is dat het de Nederlandse cijfers heeft vergeleken met die van andere landen. Het zal u niet verrassen, maar zowel de eenverdieners zonder kinderen als die met kinderen hebben een veel hogere marginale druk – het gaat om 80% gemiddeld – dan waar gemiddeld sprake van is in de eurozone en in de OESO-landen. Op landenniveau komt alleen Engeland qua marginale druk nog enigszins in de buurt. Vergeleken met Duitsland, waar wij toch enigszins jaloers naar kijken als het gaat om de werkgelegenheid, is Nederland kampioen eenverdiener belasten. Duitsland doet dat totaal anders. Het heeft gewoon een splitsingsstelsel, maar het heeft ook economische groei en werkgelegenheid. Hoe komt dat? Duitsland is de 21ste eeuw ingegaan en heeft die ouderwetse verhalen verlaten waarmee mensen via de fiscaliteit worden gedwongen om naar de arbeidsmarkt te gaan. In Duitsland gelooft men immers dat de burgers modern genoeg zijn om zonder die fiscale prikkels keuzes te maken. Wij volgen Duitsland op dat punt en ik hoop dat het kabinet dat eindelijk ook eens doet. Voor een goed belastingstelsel is het dus helemaal niet nodig om als overheid in te grijpen in de taakverdeling van arbeid en zorg. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan? Er wordt een hele commissie opgetuigd die onderzoek gaat doen naar een breed welvaartsbegrip. Misschien zou het goed zijn als die commissie ook eens kijkt naar de waarde van onbetaalde arbeid, zoals zorg voor eigen kinderen, vrijwilligerswerk, mantelzorg en noem maar op. Hopelijk volgt er dan eindelijk eens wat waardering in plaats van afkeuring en afstraffing voor wat deze burgers nog voor onze maatschappij betekenen.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Vroeger hadden we de zogenaamde belastingvrije som. Tegenwoordig hebben we een algemene heffingskorting, die wordt afgebouwd. Een fiscale partner kon de belastingvrije som vroeger sowieso verzilveren. Nu kun je de algemene heffingskorting overdragen. Dat voorkomt al een deel van de pijn die collega Dijkgraaf aangeeft. Zou je er dan niet voor moeten pleiten om die algemene heffingskorting niet af te bouwen, zoals ik in mijn tegenbegroting heb voorgesteld?

De heer Dijkgraaf (SGP):

We hadden het zojuist op het punt van de ouderen al over de vraag wat je dan wilt. Daarop antwoordde ik: zoek naar de knop die het dichtst bij het probleem zit. Dat is natuurlijk wel deze knop. Dat hebben we op drie manieren gedaan. Ten eerste hebben eenverdieners meer last van de progressief oplopende tarieven dan tweeverdieners, ten tweede hebben we de overdraagbaarheid van de heffingskorting afgeschaft en ten derde hebben we de voordelen van de tweeverdieners massaal gemaakt door de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting steeds te verhogen. De optelsom van die drie dingen heeft ervoor gezorgd dat we met dit probleem zijn komen te zitten. Ik ben in voor elke discussie, maar hoe directer die knop is, hoe beter dat is, want hoe goedkoper dat is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Dijkgraaf beantwoordt de vraag aan welke knop hij zou willen zitten, nog niet of hij is daar nog niet uit. Ik probeer gewoon informatie te verzamelen. Vandaar mijn vraag: waar gaat het de heer Dijkgraaf nu om?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is het goedkoopst om de met de overdraagbare heffingskorting gemaakte historische fout te herstellen. Je kunt dat genuanceerder verkopen; dat vinden sommige partijen misschien prettig en dat is ook waar. Waarom is die overdraagbare heffingskorting destijds immers afgebouwd? Om een prikkel te geven om naar de arbeidsmarkt te gaan. Daarna – dat wisten we toen niet – hebben we echter allerlei andere instrumenten ingezet, namelijk de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de arbeidskorting. Eigenlijk kun je dus zeggen dat vanuit de filosofie van de partijen die daartoe besloten, daar toen historisch gezien misschien wel een reden voor was, maar dat die reden is achterhaald door allerlei andere instrumenten. We zijn nu instrument op instrument aan het stapelen en dan zet je een groep weg. Dat is dus de meest directe knop.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Misschien is het verrassend, maar ook ik heb hier een vraag over. U beroept zich nu op een in de Eerste Kamer aangenomen motie, die uitgevoerd moet worden. Dat is toch een wonderlijk heen en weer zwiepen tussen twee Kamers? Wij zitten hier en ik zou van u heel graag een voorstel willen zien waarmee u concreet op dit vraagstuk ingaat. Ik kan u verzekeren dat zelfs wij ons dan het hoofd zullen breken over de vraag of we dat redelijk vinden of niet, aan welke knop u dan wilt draaien en wat daarvan dan de effecten zouden zijn. Maken we het onszelf in deze discussie niet iets makkelijker als we iets meer bereid zouden zijn om de kaarten op tafel te leggen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Desgewenst ben ik altijd bereid om allerlei kaarten op tafel te leggen. Volgens mij geef ik heel concreet aan wat mijn doel is. Het gaat mij er daarbij niet om of een amendement-Dijkgraaf het haalt. Ik bekijk hier ook waar vrienden te vinden zijn. Het aardige is dat, als er één partij voorvechter is voor eenverdieners, dat GroenLinks is, want dat zegt altijd dat het een basisinkomen wil. Een basisinkomen is eigenlijk een heel grote overdraagbare algemene heffingskorting. Ik snap dus heel goed dat u hier positief in zit.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik was niet van plan om een vervolgvraag te stellen, want ik vind de beantwoording van de vraag redelijk. Het is niet zo gebruikelijk om een wedervraag te stellen, maar dat maakt het wel leuker. Ik kan u verzekeren, mijnheer Dijkgraaf, dat er tal van discussies over het basisinkomen gaande zijn. Wij willen daar graag mee experimenteren, maar als u in het programma van GroenLinks of in mijn woorden een pleidooi constateert voor het morgen invoeren van een basisinkomen, hebt u iets verkeerds geconstateerd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb wel heel goed de gedachtegang van GroenLinks gevolgd over de experimenten om te bekijken hoe het werkt. Experimenten doe je echter, denk ik, om zaken verder uit te rollen als ze een succes zijn. Waarom zou je anders die experimenten doen? En als je dit verder uitrolt, heb je een heel grote algemene overdraagbare heffingskorting geïntroduceerd. Ik kijk dus ook heel geïnteresseerd naar die experimenten.

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Dijkgraaf weet retorisch buitengewoon vermakelijk en eloquent de vragen weg te pingpongen. Dat maskeert dat hij één ding nog niet heeft gedaan, namelijk antwoord geven op de vraag. De vraag was: waar denkt de heer Dijkgraaf nu aan? Hij zegt dat hij de overdraagbaarheid van de heffingskorting of de versnelling wel zou willen terugdraaien, maar waar moet ik ongeveer aan denken? Wanneer is hij tevreden? Ik vrees dat ik dan minder tevreden word; dat weet ik eigenlijk wel zeker op dit onderwerp. Ik ken de heer Dijkgraaf ook als iemand die er altijd voor pleit dat we iets doen aan banengroei. Is hij bereid om te accepteren dat zijn plannen en wensen ervoor zorgen dat er minder banen ontstaan dan die 35.000 waarover niet alleen mijn partij maar ook die van de heer Dijkgraaf een beetje teleurgesteld was?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Waar denk ik concreet aan? Als je het over de concrete uitvoering hebt, moet je openstaan voor alle mogelijke discussies die je met elkaar kunt hebben om een daadwerkelijk probleem op te lossen. Ik ben dus niet instrumenteel gericht. Ik weet wel een knop waaraan je makkelijk kunt draaien. Als je constateert dat een van de grote problemen de te snelle afschaffing van de overdraagbare heffingskorting is, kun je die verder gaan vertragen. Je kunt die historische fout ook voor een deel gaan terugdraaien. Het liefst doe ik het allebei. Dat is een heel directe mogelijkheid. Dan kun je ook altijd praten over de maatvoering en naar de effecten kijken. Wat ik volstrekt onderbelicht vind in de discussies over banengroei, ook en misschien wel bij uitstek bij D66, is de gigantische waarde voor onze samenleving van onbetaald werk. Ik noem vrijwilligerswerk, mantelzorg en zorg voor kinderen. Dat zijn gigantisch mooie dingen die onderbelicht zijn. Die komen niet uit de CPB-modelletjes. Die CPB-modelletjes zijn prachtig, maar die registreren alleen betaald werk. Wie alleen focust op betaald werk, ondermijnt het onbetaalde werk dat velen doen in deze samenleving. Dan ondermijn je iets wat schitterend is. Dat moet je niet doen.

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Dijkgraaf gaat eloquent door waar hij was opgehouden bij de vorige vraag, maar de kern is natuurlijk het belang van economische zelfstandigheid, dat niet in die modellen zit. Ik constateer dat nog steeds de helft van de vrouwen in dit land niet economisch zelfstandig is. Ik vind dat een probleem. Dat vind ik een belangrijk argument voor bijvoorbeeld geld voor kinderopvang. Dat had de heer Dijkgraaf nog niet genoemd. Het is ook iets waar D66 een groot voorstander van is. De vraag blijft echter staan. Natuurlijk, de modellen meten niet alles; dat ben ik graag met de heer Dijkgraaf eens. Is de heer Dijkgraaf echter bereid om serieuze banen in te leveren voor zijn wens voor de eenverdiener? Dat zou vanzelfsprekend zijn goed recht zijn, maar dan is dat helder.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als je doet wat ik doe en je daar zou stoppen en verder helemaal niks zou doen, dan heeft de heer Van Weyenberg gelijk. In de CPB-doorrekeningen kost dat banen. Dat is glashelder. Je kunt het ook slim doen, door bijvoorbeeld iets met vergroening te combineren. Als je aan vergroening doet en tegelijkertijd de lasten op arbeid verlaagt, win je weer banen. Je kunt dus wel met elkaar zoeken naar een pakket waarmee je er goed uitkomt.

Dan het punt van mensen die economisch zelfstandig zijn. Ik heb de cijfers gepresenteerd bij de Financiële Beschouwingen. Ook onder de SGP-achterban is maar 20% van de echtparen eenverdiener. 20%. Bij de VVD is dat 18%. Dat is geen significant verschil, hoor ik de Staatssecretaris in zijn college van volgende week al zeggen. Dus terwijl iedereen het idee heeft dat de SGP-achterban niet wil, gebeurt het ook bij ons. Ik wil echter dat mensen de beslissing zelfstandig nemen en niet gedwongen door een of ander fiscaal voordeeltje. Want ik geloof in de zelfstandigheid van mensen. Niet wij moeten die keuze maken, maar zij. Ik snap best dat D66 nog wat tijd nodig heeft om daarop te komen, maar we hebben nog een paar weken. Daarin kunnen we elkaar volgens mij best vinden.

De heer Klein (Klein):

Ik hoor de heer Dijkgraaf wat passief praten over experimenten met een basisinkomen in den lande. Dat zijn echter helemaal geen experimenten met een basisinkomen. Dat is gewoon regelarme bijstand voor een kleine groep, waarbij wat gedragsmetingen gedaan kunnen worden. GroenLinks gaf net aan dat zij niet voor een basisinkomen is, terwijl ik dat juist een heel vrijzinnig idee vind. Volgens mij is de SGP hier ook heel positief over. Ik heb een aantal moties ingediend, en die heeft de SGP warm ondersteund, om te werken aan een echt basisinkomen, zodat je het probleem van heffingskortingen en vrijstellingen kunt weghalen. Je kunt al die fiscale problemen opheffen door een basisinkomen. Zou de SGP daar ook niet aan mee moeten werken?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Blijkbaar is mijn knipoog naar GroenLinks de heer Klein enigszins ontgaan, maar dat is zijn goed recht. Het invoeren van een basisinkomen is gigantisch duur. Ik hoor GroenLinks daar ook niet voor pleiten, want zij ziet de rekening en de nadelen ook wel. Zijn mensen bijvoorbeeld nog voldoende gemotiveerd om te werken? Ik snap de experimenten en daar ben ik ook nooit tegen. Je ondervangt echter al een belangrijk deel van het probleem als je gewoon het fiscale recht respecteert vanuit zijn historie. De overheid heeft het recht niet om inkomens te belasten die nodig zijn voor de primaire levensbehoeften. Daarom hadden we immers altijd een belastingaftrek die afhankelijk was van de grootte van het gezin. Voor de volwassenen ging dat via een belastingvrije som of een algemene heffingskorting en voor de kinderen via de kinderbijslag. Als je dat doet, heb je al een belangrijk deel van het probleem opgelost.

De heer Klein (Klein):

Juist door alle toeslagen, kortingen en bureaucratische systemen rond de bijstand wordt het systeem duur. Een basisinkomen zou de boel betaalbaarder maken. We moeten de stelling dat het onbetaalbaar is eerst maar eens uitwerken, want dat lijkt me een stelling in het ongerijmde. Juist de SGP heeft aangegeven het idee van een basisinkomen – hoe het uitgewerkt wordt, moet nog blijken – heel positief te bezien. Begrijp ik dat de SGP dat standpunt niet meer deelt?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat begrijpt de heer Klein dan verkeerd, want wij hebben geen ander geluid dan voorheen. Iedereen die kijkt naar de analyses van het basisinkomen dat bedoeld is als basisinkomen waarvan je zelfstandig kunt leven, ziet dat het een peperduur idee is met negatieve effecten voor de werkgelegenheid, omdat een aantal mensen dan minder gemotiveerd zal zijn om de handen uit de mouwen te steken. We gaan het zien bij de experimenten. Ik ben altijd geïnteresseerd in experimenten. Ik constateer echter dat we een belangrijk deel van het probleem kunnen oplossen als we naar een eerlijk belastingstelsel gaan.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik hoorde collega Dijkgraaf iets heel belangrijks zeggen, namelijk dat hij gelooft in de zelfstandigheid van mensen en dat je handelen niet gedreven moet worden door fiscale voordeeltjes. Ik ben het daar van harte mee eens. Laat ik dan eens naar de giftenaftrek kijken. Je geeft iets uit vrijgevigheid of omdat je de barmhartige samaritaan wilt zijn. Dat hoeft dus ook niet gedreven te worden door fiscale voordelen. Begrijp ik dat de SGP nu toch wil gaan nadenken over mogelijkheden om de giftenaftrek te beperken of af te schaffen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind dat een mooie vraag, want je zou inderdaad kunnen denken dat dit in het verlengde van mijn betoog zou kunnen liggen. Maar er zijn altijd uitzonderingen. We zijn bezig om een participatiesamenleving te creëren. We willen dat mensen een actievere rol in de samenleving spelen. Dan is het mooi om mensen te belonen die die rol actief oppakken. Dat geldt voor kerken, verenigingen en individuen. Zij geven een hoop geld. Dat is schitterend om te zien. Het is ook schitterend om te zien dat dit werkt. De overheid is een facilitator van dat proces. Zij heeft dat geïnitieerd door bijvoorbeeld de decentralisaties. Dan is het ook goed om die andere kant zo lang als dat nodig is te stimuleren.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Dat is een prachtig betoog. Ik ben dat gewend van collega Dijkgraaf. De SGP gaat dus niet stilstaan bij de giftenaftrek. Is dat de strekking van het verhaal?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja. Dat gaan we voorlopig niet doen, zeker gezien het feit dat de belastingtarieven in Nederland gigantisch zijn. Er zijn ook landen waar je niet zo'n aftrek hebt, maar waar je dan ook een soort sociale vlaktaks hebt, waarbij je veel minder aan de overheid afdraagt. Zolang je dat niet hebt, heb je dit soort regelingen wel nodig.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is makkelijk om de giften aftrekbaar te maken, omdat je zo'n hoog belastingtarief hebt, maar je kunt ook de giftenaftrek om zeep helpen en de belastingtarieven verlagen. De heer Dijkgraaf heeft veel vertrouwen in mensen. Laat mensen dan zelf kiezen waar ze hun hogere netto inkomen aan besteden; aan de kinderen of aan giften.

Ik heb nog een andere vraag. Ik hoor de SGP niet over de nivelleringsslag die plaatsvindt. Uit de berekening blijkt dat je ongeveer hetzelfde overhoudt, of je nu minimumloon verdient of modaal. Of het nu gaat om een alleenverdiener, een alleenstaande of een tweeverdiener, het feit dat er bijna geen verschil meer is tussen minimumloon en modaal, dat zou de SGP ook aan het hart moeten gaan. De SGP heeft al die jaren meegedaan aan die hele nivelleringsoperatie van de PvdA. Waar is de SGP nu om dat te corrigeren?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zou retorisch heel makkelijk kunnen zeggen: waar was de PVV toen zij bij Rutte I tegen hetzelfde probleem aanliepen want toen hebben zij niets gedaan. Maar dat vind ik een beetje flauw dus dat zeg ik niet.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dus u zegt het niet?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, ik zeg het niet. Ik ben het helemaal met u eens dat dit wel het probleem is. Daarom vond ik het ook heel mooi dat er een rapport is gevraagd van het CPB. Dit is een van de grote problemen. Daarnet werd er gevraagd of je dan werkelijk werk stimuleert. Dat gebeurt niet als je van een laag niveau naar een modaal inkomen gaat en er maar € 2.000 op vooruitgaat. Wat zeg je dan tegen mensen? Dan moeten ze elke morgen vroeg de deur uit, hard werken, heel veel dingen extra doen en zij houden bijna niets over.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Even resumerend. Ik hoor hieruit dat de heer Dijkgraaf spijt heeft dat hij de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk heeft gemaakt. Dat is een van de oorzaken waardoor dit fenomeen optreedt. Toen de PVV in het vorige kabinet zat, hebben wij de algemene heffingskorting niet inkomensafhankelijk gemaakt en zo min mogelijk genivelleerd, maar dit kabinet gaat vol in de hoogste versnelling op nivelleringstour.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik constateer dat het een optelsom van dingen is, zoals de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting, het afschaffen van de overdraagbaarheid van de heffingskorting. De PVV heeft daar ook steun aan gegeven. Ik constateer dat met dit Belastingplan al die problemen nog eens extra vergroot worden, omdat er weer een zwiep bovenop komt, bij al die knoppen. Op een gegeven moment loop je ertegen aan dat je zegt: jongens, is dit nog rechtvaardig. Dan is het de optelsom van dingen die maakt dat de uitkomst van het systeem zo beroerd is.

Voor de SGP is de positie van de eenverdiener cruciaal, dat kan u niet ontgaan zijn, terwijl maar 4% van de eenverdieners – tot nu toe althans – SGP stemt. 960.000 niet-SGP'ers die naar dit overleg zitten te kijken, en ook alle 40.000 SGP'ers, vragen zich af wat het kabinet gaat doen. Wordt er echt alleen naar de uitkomsten van het CPB gekeken of doet het kabinet wat belangrijk is voor de maatschappij? Wij vinden het cruciaal dat er een oplossing komt, omdat we dit fundamenteel onrecht vinden. Wij vinden dit cruciaal, omdat het verschil tussen een- en tweeverdieners opnieuw fors toeneemt. Wij vinden dit cruciaal omdat er een aangenomen motie van de Eerste Kamer ligt, waarin het kabinet wordt gevraagd om met voorstellen te komen. Mijn belangrijkste vraag is dan ook: wanneer kunnen we die voorstellen van het kabinet tegemoetzien? Voor ons zal dit punt zeer zwaar wegen bij de beoordeling van het Belastingplan.

De heer Van Weyenberg (D66):

De politieke koers van de heer Dijkgraaf is misschien niet de mijne, maar hij is duidelijk. In het interruptiedebat gaf de heer Dijkgraaf net toe dat het banen kost volgens het CPB-model, maar de conclusie was dat hij daartoe bereid is. Dat roept wel de vraag op of we dan moeten denken aan 1.000, 5.000, 25.000 of 50.000 banen. Ik hoop niet dat dit de grens is die de heer Groot bereid is te bieden, want hij noemde net 50.000. Hoeveel banen mag die op zichzelf respectabele, maar niet altijd door mij gedeelde inzet van de SGP kosten binnen dat CPB-model?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind dit eerlijk gezegd een verkeerde discussie, allereerst omdat lang niet alles wat relevant is in de samenleving, hierin wordt meegeteld. Dan gaan we het hele Belastingplan afrekenen op een doorrekening van een theoretisch CPB-model. Het is wel een goede input in de discussie, maar er is veel meer in de samenleving dan betaald werk. Ten tweede moet je ook bekijken of het allemaal wel klopt. Het komt natuurlijk uit die modellen. Dat ga ik niet ontkennen, maar ik constateer dat we op dit moment met dik 600.000 werklozen in Nederland een heel ander probleem hebben. Op de korte termijn, in de komende jaren, komt er volgens mij door dit soort voordelen geen baan bij. Het is namelijk niet zo dat we werkloosheid hebben door te weinig arbeidsaanbod. Op dit moment hebben we werkloosheid door vraaguitval, dus niet omdat we mensen tekortkomen om aan het werk te krijgen. Het is dus ook een langetermijndiscussie. Dit is niet een probleem van vandaag. Ik spreek u nog wel over tien jaar. Misschien zijn we er dan weer, maar voorlopig hebben we een gigantisch werkloosheidsprobleem. Als je er op deze doorgerekende manier 10.000 banen bijzet en er nog eens 10.000 banen bijzet, betekent dat simpelweg dat je de werkloosheid vergroot.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb altijd geleerd dat je op de goede weg bent als iemand zegt dat je de verkeerde, niet-relevante vraag stelt. Dan is het blijkbaar een ingewikkelde vraag. De heer Dijkgraaf zegt terecht dat je je niet moet blindstaren op die cijfers. Dat snap ik heel goed. Dat was mijn vraag ook niet. Ik snap dat de heer Dijkgraaf andere dingen belangrijker vindt. Hij doet daarmee echter afbreuk aan het model van het Centraal Planbureau. Ik werk nu drie jaar met plezier samen met de heer Dijkgraaf en hij is zelf altijd de eerste om op de waarde van die cijfers te wijzen. Ik heb gewoon een heel simpele vraag gesteld, in de wetenschap dat de heer Dijkgraaf doelen heeft die geen plek hebben in het model. Mijn vraag is en blijft echter: hoe hoog is de prijs in banen die de heer Dijkgraaf bereid is te betalen voor deze ambitie? Eerlijk gezegd vind ik dat geen rare vraag, gegeven het vlammende betoog van de heer Dijkgraaf in het afgelopen kwartier.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind dat de Kamer – wie dat dan precies zijn, zien we wel – de ambitie moet hebben om een pakket te maken dat het liefst het aantal banen nog vergroot. Dan denk ik eerlijk gezegd eerder aan het verlagen van de kosten op arbeid voor de werkgever, om zo meer banen te creëren. Daar zit natuurlijk wel een probleem. Ik vind het veel belangrijker als we die brug met elkaar kunnen slaan. Dat vind ik veel belangrijker dan de individuele onderdelen van het plan. Het bestaande onrecht telt natuurlijk ook zwaar.

De heer Bashir (SP):

Ik ben het helemaal eens met de analyse dat de theoretische modellen vaak niets zeggen over hoe de werkelijkheid er echt zal uitzien. We kunnen misschien wel achteruitkijken. Wat hebben regelingen teweeggebracht? Heeft de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting er echt toe geleid dat mensen zijn gaan werken? Denk ook aan de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Die regeling is zo ingewikkeld dat de meeste mensen niet snappen of ze er wel of geen recht op hebben. Dat weten ze pas op het moment dat ze aangifte doen. Dan zien ze of ze er wel of geen recht op hebben. Niemand gaat echter werken omdat hij of zij er recht op heeft. Is het niet beter om de effecten van de bestaande regelingen eens heel goed te evalueren?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zeker. Daar is natuurlijk ook wel naar gekeken. Als je het aantal banen dat je extra creëert, afzet tegen het budget dat de overheid erin stopt, zie je dat je op gigantische bedragen per baan komt. Dat blijkt uit alle analyses. Dan heb je het soms over € 100.000 per gecreëerde baan, elk jaar weer. Lieve help! Volgens mij kunnen we veel beter stoppen met het rondpompen van die belastingvoordelen. Verlaag ze en verlaag daarmee het belastingtarief. Dan doe je veel meer.

De heer Bashir (SP):

Je kunt regelingen schrappen, maar je kunt regelingen ook toegankelijk maken voor mensen die er nu niet voor in aanmerking komen. De inkomensafhankelijke combinatiekorting kun je bijvoorbeeld zo vormgeven dat ook eenverdieners ervoor in aanmerking komen. Kunnen we elkaar daarin misschien vinden?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat vind ik wel mooi, maar volgens mij maak je er dan gewoon een algemene heffingskorting van. Ik zie het principiële verschil dan niet meer zo. Als dat een politieke truc kan zijn om toch een meerderheid te krijgen, vind ik dat prima.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil inhaken op het debatje over de vraag of een en ander banen mag kosten. Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat er meer mogelijkheden zijn om die vraaguitval tegen te gaan en dat die liggen in de investeringssfeer? Het gaat daarbij zowel om het uitlokken van investeringen in de markt als het rechtstreeks investeren door de overheid. Liggen daar geen openingen om te komen tot een pakket dat veel meer werk oplevert dan dat het nu oplevert?

De heer Dijkgraaf (SGP):

In zijn algemeenheid is het makkelijk om ja te zeggen op deze vraag, want dat gebeurt bijna per definitie. Ik vind het lastige daarom de vraag waarover we het precies hebben: het zou moeten worden geconcretiseerd. Wij hebben in de afgelopen jaren natuurlijk wel plannen gesteund om het begrotingstekort van de overheid naar beneden te brengen. Ik vind dat een goede zaak, want we hebben nog steeds een fors tekort. We investeren dus vele miljarden per jaar in de samenleving die we helemaal niet hebben. Dat zullen onze kinderen en kleinkinderen met rente terug moeten betalen. Maar ik sta open voor elke suggestie voor een plan dat tot echte banen leidt.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb er een in de aanbieding, namelijk het uitlokken van investeringen in vergroening. Ik vind het wel interessant om daarop een reactie te krijgen van de heer Dijkgraaf. Die investeringen veroorzaken direct werk én zorgen voor een verandering van ons energiepatroon. Is de heer Dijkgraaf dat met mij eens?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Morgen mag de heer Grashoff voor een motie van mij stemmen over voldoende budget voor bijvoorbeeld energie-innovatie, want ik maak mij daar erge zorgen over. We geven miljarden uit aan het neerzetten van bestaande techniek. Slechts luttele bedragen zijn gereserveerd voor het stimuleren van innovatie, terwijl we weten dat innovatie niet alleen het duurzaamheids- en CO2-probleem kan oplossen, maar er ook nog voor kan zorgen dat er vele banen bij komen. Het kan bijvoorbeeld schitterende exportproducten opleveren. Als het om dat soort dingen gaat, vindt de heer Grashoff mij aan zijn zijde.

De heer Groot (PvdA):

De heer Dijkgraaf gebruikt zware woorden, zoals «onrecht» als het gaat om de belasting op alleenverdieners. We hebben ooit een splitsingsstelsel gehad. Daar zijn historische studies naar gedaan. Daarvan is mij bijgebleven dat de opheffing wel degelijk heeft geleid tot een enorme toename van de arbeidsdeelname, met name door vrouwen. Het fiscale systeem weer helemaal terug brengen naar huishoudniveau, waarvoor de heer Dijkgraaf pleit, zou kunnen leiden tot een omgekeerde beweging, namelijk dat een heleboel partners niet meer gaan werken. Wat zou dat uiteindelijk betekenen voor de positie van alleenverdieners? Wat zou het bijvoorbeeld betekenen voor de AOW-premie en de zorgverzekeringspremie? Hebben we niet ook een heleboel welvaart te danken aan juist de vergroting van de arbeidsparticipatie, waarvan uiteindelijk ook de alleenverdieners voordeel hebben?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Twee antwoorden. Eén: kijk naar Duitsland. Daar draait de economie als een tierelier en nemen mensen hun verantwoordelijkheid. Duitsland heeft gewoon een splitsingsstelsel. Twee: ik vind het anno 2015 bizar dat je zou suggereren dat vrouwen werken vanwege fiscale voordelen en dat die vrouwen thuis zouden gaan zitten als je hun die afneemt. Wat is dat voor visie op vrouwen? Ik geloof in vrouwen die zelfstandig hun keuzes maken, opgeleid zijn en die al dan niet kiezen voor thuis voor de kinderen zorgen, werk of een combinatie daarvan. We kunnen vrouwen anno 2015 toch niet zien als: als je ze een fiscaal voordeeltje afneemt, dan gaan ze weer thuis op de bank zitten? Misschien PvdA-vrouwen, maar SGP-vrouwen niet.

De heer Groot (PvdA):

Dan ontkent de heer Dijkgraaf gewoon keihard hoe het CPB hiernaar kijkt. Als het eerste uur arbeid van de spreekwoordelijke vrouw van de tandarts meteen wordt belast met 52%, is dat wel degelijk behoorlijk ontmoedigend. In dat soort situaties kom je dan terecht. Om het voor de voorheen niet-werkende partner lonend te maken, zijn al die maatregelen genomen. Welke evaluatie je daar ook op loslaat: dat heeft natuurlijk ontzettend goed gewerkt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat iets gewerkt heeft in het verleden, wil niet zeggen dat het een verstandige koers is voor de toekomst. Het was een totaal andere situatie. Ik geloof dat we in een ander tijdsregime zitten. Het is logisch dat er altijd een marginaal effect is van fiscale voordelen. Ik wil daar echter wel twee dingen over zeggen. Ten eerste, het is peper-, peperduur, juist omdat we die heel grote gang naar de arbeidsmarkt allang gehad hebben. Je hebt het dus over een steeds kleinere groep. Nu richt je bijvoorbeeld je pijlen op een groep van een miljoen mensen, van wie er slechts 250.000 serieus aan het werk kunnen. Dat geeft al aan hoe duur het is. Als je met schaars geld constateert dat iets duur is, kun je op een gegeven moment in een moderne samenleving beter op een ander systeem overgaan. Je kunt bijvoorbeeld stoppen met het rondpompen van geld en het verlagen van de tarieven. Dan geef je mensen aan de marge ook een prikkel.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een slotvraag.

De voorzitter:

Nee, ik wil het hierbij laten. Ik geef het woord aan de heer Krol. Ik wil de heer Van Vliet vragen om voor de rest van de middag mijn plaats als voorzitter in te nemen. Ik wens allen een heel goede voortzetting.

Voorzitter: Van Vliet

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. «Een gemiste kans», zo noemde het kabinet zelf het niet benutten van de 5 miljard lastenverlichting voor de fundamentele herziening van de belastingen. 50PLUS is dat helemaal met het kabinet eens. We zien zelfs drie gemiste kansen.

Afgezien van het niet realiseren van een fundamentele herziening van ons belastingstelsel – een gemiste kans – is het niet bewerkstelligen van een meer evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor werkenden, mensen die gewerkt hebben en mensen die niet kunnen werken een belangrijke tweede gemiste kans. 39% van de gepensioneerden – dat zijn zo'n 700.000 huishoudens – blijft na de zogenaamde reparatie van hun koopkracht nog op nul staan of ervaart zelfs een negatieve soms zelfs fors negatieve koopkrachtontwikkeling. Dat vind ik ronduit een blamage. 2016 wordt een koopkrachtjubeljaar voor velen, maar geenszins voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden, die al jaren op achterstand staan.

Ik zie nog een derde gemiste kans: de belastingwetgeving wordt complexer in plaats van begrijpelijker laat staan uitvoerbaarder. Zeker, het belastingplan van het kabinet bevat een dertiental vereenvoudigingsmaatregelen – die juicht 50PLUS uiteraard toe – maar fiscalist Arjo van Eijsden van accountantskantoor Ernst & Young turfde ten minste achttien voorstellen die juist leiden tot complexere wetgeving of administratieve lastenverzwaring. Vooral voor het bedrijfsleven dreigt meer en meer ingewikkelde administratie. Kan de Staatssecretaris ons nog eens voorrekenen dat hier per saldo sprake is van een vereenvoudiging? Kan hij ook een uitvoerige reactie geven op de twee extra genoemde gemiste kansen?

50PLUS vindt het belangrijk om onverminderd te blijven streven naar een betere uitvoerbaarheid en een vereenvoudiging van het belastingstelsel. Wil de Staatssecretaris ons uitleggen hoe het stelsel nu robuuster gemaakt wordt? De brede belastingherziening lijkt immers in feite losgelaten te worden.

Op het gebied van het inkomensbeleid heeft de steilere en volledige afbouw van de algemene heffingskorting vooral gevolgen voor de koopkracht van ouderen met een middeninkomen. Zij profiteren namelijk niet van de tijdelijke verhoging van de ouderenkorting. Deze groep gaat er daardoor tot 1,4% op achteruit. Ouderen die bovendien zorgkosten hebben, gaan er zelfs nog meer op achteruit. Hoezo, koopkracht op nul! Hoe gaat de regering het koopkrachtleed van deze vrij brede groep ouderen verzachten? 50PLUS vindt dat door de Zorgverzekeringswet de verhoging van de verlaagde inkomensafhankelijke zorgpremie met bijna 1% geschrapt moet worden. Dat zou een structurele verbetering van de koopkracht kunnen opleveren.

In 2016 is eenmalig een beperkte stijging van de ouderenkorting voorzien. Dat is echter niet meer dan een koopkrachtpleister op de wond, en dat voor een periode van slechts een jaar. De koopkracht van ouderen met AOW en een klein pensioen zal veel minder stijgen dan die van de groep werkenden met een vergelijkbaar inkomen; anderen hebben er ook al op gewezen. Vindt de Minister dat je dan kunt spreken van een evenwichtige koopkrachtreparatie? Ik krijg hierop graag een reactie. 50PLUS vindt dat de eenmalige verhoging van de ouderenkorting in 2016 eigenlijk zou moeten worden omgezet in een structurele.

Ik vraag me voorts af waarom de herziening van box 3 deel uitmaakt van dit Belastingplan. Een zo belangrijke en verstrekkende wetswijziging vereist een zeer zorgvuldige aparte parlementaire behandeling. Het kan eigenlijk niet binnen het beperkte tijdsbestek van de behandeling van het Belastingplan. Het nieuwe box 3-systeem is inderdaad ietsje verfijnder en minder onrechtvaardig dan het huidige forfaitaire systeem, maar nog steeds benadert het wat 50PLUS betreft onvoldoende de individuele situatie van mensen. Het box 3-voorstel is vooral in het nadeel van mensen die beleggen, of liever gezegd sparen om het pensioen aan te vullen. Omdat de beleggingshorizon van deze mensen relatief kort is, zullen zij veelal niet geneigd zijn grotere beleggingsrisico's te aanvaarden. Ook ouderen met een vermogen lager dan € 50.000 zullen hun geld over het algemeen niet beleggen in effecten, maar juist op een spaarrekening hebben staan. Al deze spaarders worden geconfronteerd met een fiks fictief rendement dat niet overeenkomt met het genoten rendement.

Het behoeft geen betoog dat dit zeer nadelig kan uitpakken, bijvoorbeeld voor hen die uit veiligheidsoogpunt voornamelijk spaargeld hebben. Het mag niet zo zijn dat mensen zich gedwongen voelen om meer beleggingsrisico te nemen, louter en alleen om niet te hoeven interen door het beslag van de fiscus via een te hoge fictieve rendementsheffing. 50PLUS vindt dat er snel werk moet worden gemaakt van het belasten van het feitelijk gerealiseerde rendement. Ook anderen hebben al duidelijk daarvoor gepleit. 50PLUS is er nog niet van overtuigd dat het onmogelijk is. Er zijn immers andere landen waar wel het gerealiseerde rendement wordt belast. Kan het meer progressief maken van de rendementsheffing niet ook worden bereikt door het forfaitaire percentage van 4 te handhaven, maar het heffingsvrije bedrag flink te verhogen? Dat is een simpele en mogelijk doeltreffende oplossing. Hoe kijkt de Staatssecretaris ertegenaan?

Het is mooi dat de vrijstelling in de schenkingsbelasting eenmalig wordt verruimd en dat daarvan ook kan worden gebruikgemaakt buiten de gezinssituatie, maar waarom wordt hiervoor een leeftijdsgrens van 40 jaar gehanteerd? Met het oog op de gemiddelde toenemende levensverwachting lijkt daartoe geen enkele reden. Ook vraagt 50PLUS zich af waarom deze verruimde schenking moet worden beperkt tot besteding van de eigen woning. Dat lijkt onrechtvaardig voor de grote groep mensen die huurt en dus niet kan profiteren van deze schenkingsverruiming.

Tot slot kom ik te spreken over de afschaffing van de ouderentoeslag per 1 januari 2016. Formeel is dat geen onderdeel van het Belastingplan, maar de afschaffing volgend jaar heeft grote gevolgen voor veel mensen, zeker voor degenen die door de afschaffing het recht op zorgtoeslag en huurtoeslag verliezen. Bij een vermogen tussen de € 20.000 en € 35.000 vervalt de huurtoeslag. Bij een vermogen tussen ongeveer € 100.000 en € 120.000 vervalt in 2016 de zorgtoeslag. Veel betrokkenen kan dat echt duizenden euro's schelen. Een gewetensvraag: vindt de Staatssecretaris het aanvaardbaar dat 15.000 tot 20.000 huishoudens met zorgtoeslag en zo'n 10.000 huishoudens met huurtoeslag kans lopen op een zo forse daling van de koopkracht als gevolg van de afschaffing van de ouderentoeslag? Wij vinden dat onaanvaardbaar. Wat gaat de Staatssecretaris doen om mensen die zwaar gedupeerd worden door de afschaffing van de ouderentoeslag, tegemoet te komen?

De voorzitter:

Dat was het, mijnheer Krol?

De heer Krol (50PLUS):

Ik had nog twee zinnen, maar zag dat er een interruptie was.

De voorzitter:

Ik verzoek u om eerst even uw betoog af te maken.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u. Ik sluit af. Het zal u niet verbazen dat 50PLUS zwaar teleurgesteld is in de effecten van dit Belastingplan voor een grote groep mensen, te weten gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. 50PLUS diende bij de Algemene Beschouwingen een motie in met in essentie de oproep om gepensioneerden die ruim hun deel hebben gedragen van het zuur van de economische crisis, evenredig te laten delen in het zoet nu het wat beter gaat. Een vergelijkbare motie van 50PLUS, de motie-Nagel, is onlangs bij de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer wél aangenomen. Wij verwachten daarom van de regering dat zij met concrete voorstellen komt waardoor gepensioneerden evenredig gaan delen in de voorgenomen lastenverlichting.

De voorzitter:

Dank, mijnheer Krol. Er zijn nog een paar vragen voor u.

De heer Bashir (SP):

Ik heb een vraag over de schenkingsvrijstelling. Voor een eigen huis wordt die nu verhoogd naar € 100.000. Begrijp ik goed dat de heer Krol eigenlijk voorstelt om het belastingvrije bedrag voor iedereen te verhogen, ongeacht de vraag of het voor een huis of voor iets anders bedoeld is en ongeacht je leeftijd?

De heer Krol (50PLUS):

Wij vinden het inderdaad niet terecht dat het alleen gebruikt kan worden voor mensen met een eigen huis. Ook andere mensen zouden daar wat ons betreft gebruik van moeten kunnen maken. Overigens hebben wij dit voorstel destijds ingebracht, en wij zijn heel blij dat het zo veel heeft bijgedragen aan het aflossen van hypotheken. Wij juichen de grondgedachte achter de schenkingsvrijstelling dus zeer toe.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Krol noemt de ouderentoeslag, maar wat gaat hij verder doen voor ouderen en hoe gaat hij dat dekken?

De heer Krol (50PLUS):

Dat is zo heerlijk aan mijn situatie: met mijn ene zeteltje heb ik helaas niet de macht om dat helemaal te regelen. Wij volgen het echter op de voet en kunnen het met elkaar eens zijn dat ouderen, bij de maatregelen die door het kabinet zijn voorgesteld, relatief het meest de klos zijn. Daar wil ik graag wat aan veranderen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik stel vast dat ik helaas geen antwoord heb gekregen. Ik zou juist wel willen horen welke suggesties u hebt en hoe die worden gedekt. Die kunnen ook tussentijds gedaan worden, dus ik wacht het af.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik herinner mij dat de heer Krol afgelopen zomer samen met zijn Eerste Kamerfractie langs mocht komen bij de Minister-President en de Minister van Sociale Zaken. Toen kwamen de heer Krol en zijn Eerste Kamerfractie best wel opgetogen naar buiten. Zij zeiden: wij verwachten dat het kabinet naar ons gaat luisteren, want ze hebben goed gehoord wat wij wilden. Kennelijk heeft de heer Krol daar wel een aantal concrete voorstellen gedaan. Welke concrete voorstellen heeft hij daar op tafel gelegd? Is hij van oordeel dat het kabinet geluisterd heeft? Zijn laatste zin was toch van een iets andere orde dan de zin die hij deze zomer op de trap bij het Torentje uitsprak.

De heer Krol (50PLUS):

Ik ga graag even met u terug in de tijd. Toen wij werden uitgenodigd in het Torentje, zouden ouderen er in de plannen fors op achteruitgaan. Wij hebben dat probleem toen met de Minister-President en de Vice-Minister-President besproken. Zij hebben daar aandachtig naar geluisterd en laten wij heel eerlijk zijn: die forse min is daarna omgebogen in een nul. Je kunt zeggen dat dit vooruitgang is waar je blij mee moet zijn, maar ik had gehoopt dat het zuur en het zoet aan beide kanten eerlijker verdeeld zou zijn. Wij zijn erop vooruitgegaan en ik ben dus blij geweest dat wij daarheen zijn gegaan, maar voldoende was het niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat zult u op die bewuste dag in het Torentje ook gezegd hebben. Toen hebt u ongetwijfeld ook gepleit voor meer dan een nul, maar waar hebt u toen precies voor gepleit? Misschien kan dat helpen om de vraag van mevrouw Neppérus te beantwoorden. Waarop wilt u uitkomen? Wanneer is het genoeg voor de ouderen?

De heer Krol (50PLUS):

Het is heel simpel. Er is nu eindelijk wat geld te verdelen. Mensen die werken, krijgen terecht meer nu er eindelijk wat te verdelen is. Eenzelfde percentage zou ook terecht zijn voor mensen die niet kunnen werken en mensen die hard gewerkt hebben.

De heer Klein (Klein):

Ik begrijp het verhaal rond de ouderentoeslag niet helemaal. Als ik het antwoord van de Staatssecretaris goed lees, leidt de verhoging van het heffingsvrije vermogen juist ertoe dat er meer toeslagen worden uitgekeerd. De heer Bashir heeft ook gevraagd om zichtbaar te maken wat er meer zou gebeuren. Het probleem is dus helemaal niet dat het op dat moment minder is. Juist doordat de ouderentoeslag verdwijnt, kunnen er meer toeslagen worden uitgekeerd, zeker wanneer het gaat om vermogen of een inkomen boven de € 20.000.

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb niet echt een vraag gehoord. De heer Klein ziet het anders. Dat is ook de reden waarom wij aan de Staatssecretaris hebben gevraagd om dit nog eens heel duidelijk te maken. Volgens mij gaan ouderen er met deze voorstellen echt niet op vooruit.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik bouw even voort op de vraag van mevrouw Schouten. De heer Krol wil eigenlijk dat ouderen naar rato meeprofiteren van het lastenverlichtingspakket van 5 miljard. Betekent dit dat als er geen 2 miljard beschikbaar komt voor mensen boven de 65, er geen steun zal zijn van de fractie van 50PLUS? Heb ik dat goed begrepen?

De heer Krol (50PLUS):

Wij hebben altijd gezegd dat van het bedrag dat nu te verdelen is minimaal 1 miljard structureel naar de ouderen zou moeten gaan. Dat structurele bedrag heb ik tot op heden nog niet gezien.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het is natuurlijk aan de heer Krol of hij zijn kaarten volledig op tafel legt. Ik begrijp dat als er niet minstens 1 miljard beschikbaar komt, er van zijn fractie geen steun zal zijn en ook de collega's van de heer Krol in de senaat vinden dat hun motie niet goed is uitgevoerd. Heb ik dat goed begrepen?

De heer Krol (50PLUS):

De heer Van Weyenberg heeft heel goed begrepen dat dat voor ons absoluut een belangrijk punt is. Wij vinden het toch gebruikelijk – ik hoop dat dat ook voor de heer Van Weyenberg geldt – om nog eens bij elkaar te komen, wanneer de definitieve voorstellen er straks zijn. De kans dat wij dan niet voldoende tevreden zullen zijn, is inderdaad levensgroot.

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer de bode, wilt u alstublieft even de bordjes verwisselen? De voorzitter heet Van Vliet. Anders is dat verwarrend voor de kijkers thuis en denken ze: wat is die Duisenberg toch een knappe vent. Inmiddels geef ik graag het woord aan collega Van Weyenberg van D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over maar liefst zes wetsvoorstellen. Ook ik ben de Staatssecretaris en zijn medewerkers erkentelijk voor de uitgebreide beantwoording van de schriftelijke vragen. Het was een heel pakket en de wetten waren ook een heel pakket. Naast die complimenten wil ik toch een oproep doen om het in de volgende jaren anders te doen. Ik vind dit niet het ideale scenario voor een zorgvuldige parlementaire behandeling van zes wetten. Ik heb bij de schriftelijke vragen gezien dat veel collega's dit met mij eens zijn. Ik hoop dat de Staatssecretaris er volgend jaar in zal slagen om die voorstellen beter te spreiden.

Het hoofdgerecht van vandaag is het Belastingplan 2016. Het Belastingplan kreeg geen malse recensies van de Raad van State, de Rekenkamer en het Centraal Planbureau. Die noemden dit allemaal een gemiste kans. Het is geen nieuws dat mijn fractie zich bij die kritiek aansluit. Vorig jaar beloofde het kabinet nog 100.000 banen. Nu ligt er een plan om ongeveer een derde daarvan te realiseren. Wetende dat nog steeds 600.000 mensen langs de kant staan en dat de werkloosheid hoog blijft, vinden wij het buitengewoon teleurstellend dat het niet is gelukt om te komen tot een echte stelselherziening en tot een inzet van de beschikbare middelen die tot veel meer extra banen leidt. Daarom heeft mijn fractie – ik ben mevrouw Neppérus graag voor – rond Prinsjesdag al een alternatief belastingplan opgesteld waarin het ons in ieder geval lukt om de lasten op arbeid te verlagen met 10,5 miljard in plaats van 5 miljard en het uiteindelijke aantal banen dat wij daarmee hopen te bereiken te verdubbelen. Dat doen wij door onder andere extra in te zetten op het verhogen van de kinderopvangtoeslag met 350 miljoen erbij, een hogere inkomensafhankelijke combinatiekorting en een verhoging van de arbeidskorting. Dit alles is erop gericht dat werken meer gaat lonen. Ouders met twee jonge kinderen die samen anderhalf keer modaal verdienen, houden daarom ongeveer € 1.000 per jaar meer over dan in de plannen van het kabinet.

Wij hebben al eerder over dit alternatieve belastingplan gesproken: bij de Algemene Politieke Beschouwingen en bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Toen kende het enthousiasme van het kabinet en de coalitie grenzen, maar wellicht is drie keer scheepsrecht. Ik zal dat belastingplan, voor zover het betrekking heeft op 2016, in het verloop van deze behandeling dan ook in de vorm van amendementen indienen. Ik hoor al dat de heer Van Dijck niet kan wachten om daarvoor te stemmen.

Dit Belastingplan is niet alleen een gemiste kans voor de werkgelegenheid maar ook voor ons klimaat.

De voorzitter:

Daar gaat uw nieuwe blokje in, maar er is eerst nog een vraag van mevrouw Neppérus voor u.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik geef toe dat de heer Van Weyenberg voor zijn partij met een stuk is gekomen. Hij noemt ook een aantal punten. Maar wat betekenen zijn plannen voor gepensioneerden?

De heer Van Weyenberg (D66):

Voor gepensioneerden met alleen AOW of een klein pensioen betekent het helemaal niets. Gepensioneerden met een hoger pensioen gaan er inderdaad iets minder op vooruit dan in de kabinetsplannen, omdat wij alles op alles zetten om de middelen, gelet de hoge werkloosheid, zo gericht in te zetten dat ze maximaal tot extra banen leiden.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wat dat betekent voor de groep boven de AOW zou ik dan graag verduidelijkt willen zien. Er zitten ook positieve elementen in, maar wat betekent dit?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben er heel eerlijk over dat wij een aantal maatregelen rondom de tarieven in de derde en vierde schijf ook verlagen, maar dat doen wij niet zo sterk als in de kabinetsplannen. Dat geld gebruiken wij om de stap naar werk extra aantrekkelijk te maken. Voor mensen met een bovenmodaal pensioen betekent dat «een beetje minder meer» ten opzichte van het kabinet, maar het is nog steeds een plus.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik weet niet of ik het helemaal goed hoor, maar gaat de heer Van Weyenberg amendementen indienen op alle onderdelen van het Belastingplan of gaat hij selectief te werk?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik kom met een aantal amendementen. Ik heb er zelfs al eentje ingediend. Alleen op het Belastingplan dat wij hier hebben liggen, zullen wij met amendementen komen, zowel rond de vergroening als rondom de invulling van het pakket van 5 miljard. Maar er zitten elementen in ons plan die al voor volgend jaar effect hebben. Die zal ik in een andere vorm inbrengen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een andere vorm is meestal een motie. Dus wij kunnen de inzet van D66 als volgt zien. Dat is wat wij lezen in het belastingplan dat D66 gepresenteerd heeft bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Of het komt hier via een amendement of bij de plenaire behandeling via een motie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, of het komt in de vorm van oproepen die ik hier vandaag doe. Maar ik zal de dingen die voor 2016 reeds relevant zijn, in de vorm gieten van amendementen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Weyenberg (D66):

De vergroening zien wij in het Belastingplan helaas niet terug. Sterker nog, wij zien dat het fiscale beleid vergrijst. Dat hadden wij eerder al gezien bij de autobelastingen. Dat gebeurt nu ook bij de energiebelasting. Terwijl wij meer kolen dan ooit verstoken, herintroduceert het kabinet volgend jaar de vrijstelling van de kolenbelasting. Mijn fractie vindt het onverantwoord om op die manier de vergroeningsambitie te verwaarlozen, terwijl de druk op het milieu alleen maar zal toenemen nu de economie weer aantrekt. Mijn fractie stelt dan ook concreet voor om die kolenbelasting te behouden en ook om gas zwaarder te belasten. Fossiel gas wordt nu relatief laag belast ten opzichte van stroom, terwijl stroom steeds vaker groener is. Wij stellen daarnaast dan ook voor om te stoppen met de subsidie voor de biomassabijstook. Dat doen wij niet omdat wij die bijstook niet belangrijk vinden – die willen wij juridisch gaan afdwingen – maar omdat wij het niet de juiste weg vinden om daar subsidie voor te geven. Op die manier kun je dan middelen vrijspelen voor een lagere belasting op arbeid.

Die energiebelasting belemmert ook vaak de transitie naar schone energie. Ik was vorig jaar nog geen fiscaal woordvoerder, maar toen is bij het Belastingplan reeds uitvoerig gesproken over de energiebelasting op laadpalen voor elektrische auto's. Daar blijkt weinig aan te zijn verbeterd. Laadpalen beschouwt de overheid nog steeds als individuele aansluitingen, waardoor het hoogste energietarief betaald moet worden. Dat is tien keer zo hoog als het lage energietarief voor grootverbruikers. Sommige bedrijven gebruiken dat juist voor hun zakelijke laadpalen. Dat is vreemd, want de accijns op benzine wordt toch ook niet gerelateerd aan de plek waar je tankt? Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan? Is hij bereid hier iets aan te doen?

Datzelfde geldt voor de postcoderoos. De ChristenUnie had daar vorig jaar al een en ander over voorbereid en mijn fractie vraagt daar vandaag toch weer aandacht voor. Wij willen die roos tot een soort rups maken, zodat die productie-installatie niet automatisch in het midden hoeft te staan. Ik doe vandaag dus nogmaals een oproep aan de Staatssecretaris om met oplossingen daarvoor te komen. Ik overweeg om met anderen een amendement in te dienen. Laat ik toch nog iets positiefs over de groene agenda zeggen. Ik ben blij met de verlaging van de tarieven op lokaal opgewekte duurzame energie. Dat maakt het glas per saldo helaas nog steeds niet halfvol.

Nog niet zo lang geleden hebben we gesproken over de autobelastingen. Mijn fractie zou dit Belastingplan willen gebruiken om de zogenaamde Maut voor vrachtwagens in 2017 ook in Nederland in te voeren. Duitsland heeft zo'n tolheffing al. De middelen die daarmee vrijkomen zouden we kunnen inzetten om arbeid goedkoper te maken. Het wordt dan duurder om met je vrachtwagen te rijden, maar de vrachtwagenchauffeur wordt goedkoper. Is de Staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar de invoering van zo'n Maut-heffing?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik herken me in veel voorstellen van D66. Het is goed om daarover na te denken. Ik hoor alleen dat de heer Van Weyenberg alle middelen wil inzetten voor lage lasten op arbeid. Is het misschien een idee om een deel van de middelen die we vrijspelen door bijvoorbeeld de kolenbelasting te behouden, te gebruiken om juist meer energiebesparing te realiseren? Volgens het laatste energierapport zit daar het heel grote gat dat wij nog niet kunnen opvullen op weg naar de doelstellingen voor 2020. Is D66 bereid om te kijken naar energie-investeringsaftrekachtige voorstellen of bijvoorbeeld een nihiltarief op energiecoöperaties?

De heer Van Weyenberg (D66):

Natuurlijk sta ik op zich sympathiek tegenover maatregelen die kunnen bijdragen aan vergroening. Wij gebruiken een aantal maatregelen voor vergroening juist om die lasten op arbeid te verlagen. Ik ben het dus ten principale helemaal niet oneens met mevrouw Schouten, maar in de eigen plannen en in het amendement dat ik zal indienen, zet ik wel in op het verlagen van de lasten op arbeid. Wat mevrouw Schouten voorstelt is natuurlijk wel een alternatief en een stap in de goede richting.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen werd door ChristenUnie, GroenLinks en D66 overigens een motie ingediend die pleit voor fiscale vergroening. Dat is genoeg om het kabinet op dat punt aan een meerderheid in de senaat te helpen. Dat was tijdens de APB ook de expliciete uitnodiging van de fractievoorzitter van de VVD. Die zei letterlijk: geeft u mij zeventien zetels in de senaat en dan vind ik het een goed idee. Toen die zetels in de vorm van een motie kwamen, stemde de coalitie tegen. Maar goed, ik vraag het nog maar eens: is het kabinet bereid om een nadere verkenning uit te voeren voor een forse vergroeningsslag ten behoeve van lagere lasten op arbeid om daarmee de ambities rond banen en milieu te vergroten?

Dat brengt mij bij de vermogensrendementsheffing. Het kabinet had maar liefst twintig kantjes nodig om dat plan uit te leggen. Na een discussie bij de Algemene Financiële Beschouwingen, een technische briefing, een rondetafelgesprek met experts en een uitgebreide ronde met schriftelijke vragen blijft ongeveer de hele oppositie met veel vragen zitten. Na een rondetafelgesprek met experts had ik eerder meer dan minder vragen over dit plan.

De systematiek komt op mijn fractie toch gekunsteld over. Het gaat om allemaal forfaitaire rendementen, die de VVD en de Partij van de Arbeid de mogelijkheid bieden om een politiek meningsverschil te verdoezelen. In feite maakt dit plan de keuze om grote vermogens zwaarder te belasten. Iemand met 2 miljoen euro vermogen gaat in deze plannen € 6.000 per jaar meer belasting betalen. Dat doet met toch erg denken aan die vergelijking met een eend: als het eruitziet als een progressieve vermogensbelasting, als het voelt als een progressieve vermogensbelasting en als je betaalt als ware het een progressieve vermogensbelasting, dan is het waarschijnlijk een progressieve vermogensbelasting. Is het niet veel gemakkelijker als het kabinet gewoon zegt dat het kiest voor een progressieve belasting op vermogen? Is dat niet ook veel beter uitlegbaar aan al die mensen die bezorgd zijn over alle aannames van het kabinet rond de vermogensmix, rond tijdpaden et cetera? Dan hoeven we niet dat hele debat over al die op elkaar gestapelde ficties te voeren. Dat is een debat waarover ik en mijn collega's veel mails krijgen in de trant van: dat rendement kan ik helemaal niet halen, ik zit net voor mijn pensioen als zzp'er en dan moet ik toch juist niet heel offensief beleggen et cetera. Ik verwijs ook naar wat de heer Dijkgraaf over de pensioenfondsen zei.

Waarom is er niet gewoon voor een progressieve vermogensbelasting gekozen? Is die niet veel helderder? Dan kun je gewoon eerlijk aan mensen vertellen wat er aan de hand is. Mijn fractie heeft echt zorgen over de juridische houdbaarheid van de keuze die het kabinet maakt. Die zorgen kwamen ook duidelijk naar voren tijdens het rondetafelgesprek met de experts. Het kabinet zelf noemt de totstandkoming van het forfaitair rendement per schijf «zorgvuldig onderbouwd». Ik heb echter heel veel vragen over die onderbouwing. De heer Dijkgraaf zei dat eigenlijk ook al. Je hebt een beetje het gevoel dat je altijd hebt met statistiek: je hebt leugens, grove leugens en statistieken. Dat gevoel krijg ik nu ook wel een beetje. Alleen al het feit dat vijf en vijftien jaar als het meetkundig gemiddelde worden genomen, is volstrekt arbitrair. Waarom wordt er niet gekozen voor tien of twintig jaar? Waarom wordt er per vermogenscategorie geen rekening gehouden met andere meerjarige zaken? Er wordt geen rekening gehouden met verschillende soorten onroerend goed, met als verklaring dat daar onvoldoende gegevens over zijn. De gekozen renteopslag op schulden kan ook niet met cijfers worden onderbouwd, zoals blijkt uit de beantwoording van het kabinet. Los van onze vragen over de uitlegbaarheid en de toch wat gemaskeerde keuzes, heeft mijn fractie er dus zorgen over of dit juridisch standhoudt. Kan de Staatssecretaris zeggen dat dit standhoudt bij de rechter?

De heer Groot (PvdA):

Ik heb helemaal geen bezwaar tegen een vermogensheffing met progressieve kenmerken. Dat zal de heer Van Weyenberg niet verbazen. We moeten een en ander echter wel zuiver of eerlijk blijven zien. Het Centraal Planbureau heeft in zijn position paper voor de hoorzitting geschreven dat de huidige systematiek het tegenovergestelde is van progressief, namelijk regressief. Op het ogenblik is er een denivellerend systeem waarbij mensen met weinig spaargeld naar verhouding veel belasting betalen en mensen met weinig vermogen naar verhouding weinig. Is de heer Van Weyenberg het met mij eens dat dit een betere benadering is, zeker in vergelijking met hetgeen wij hadden? Het streven is toch geweest om er een neutraal systeem van te maken. Nogmaals, ik zou het graag nog progressiever zien, maar ik denk dat dit in ieder geval een poging is om er een neutraal systeem van te maken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind het positief dat het voor mensen met alleen maar spaargeld die nu 4% moeten betalen, wat lager wordt. Dat vind ik goed. Ik vind het goed dat de vrijstelling wat omhooggaat. Daarmee kom je deels tegemoet aan het gevoel van onrechtvaardigheid dat veel kleine spaarders ervaren. Daar staan echter allemaal ingewikkelde, aan elkaar gebreide aannames over rendementen en vermogensverdelingen tegenover. Die roepen heel veel vragen op. Daarover ben ik heel kritisch. Gelet op het feit dat wij allemaal naar een systeem op basis van het daadwerkelijk rendement willen, is het voor mijn fractie zeer de vraag hoe houdbaar dit is. Wij vragen ons bijvoorbeeld af of dit niet te ingewikkeld is en of dit echt een noodzakelijke tussenstap is.

De heer Groot (PvdA):

Daaruit blijkt dat de heer Van Weyenberg in ieder geval erkent dat dit een stap vooruit is. Bij die constatering wil ik het laten. De heer Van Weyenberg stelt vast dat sprake is van een stap vooruit, maar voor de rest heeft hij allemaal vragen die wij ook hebben.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is natuurlijk niet helemaal wat ik heb gezegd. Ik zei dat het voor de kleine spaarder een stap vooruit was, maar dat ik grote zorgen heb over het systeem rond rendementen. Ik ben dus positief over een bepaald deel van het plan, maar over een ander deel ben ik dat niet. Dat is de volledige samenvatting van mijn woorden.

Eenvoudiger wordt het in ieder geval niet met dit systeem. Uit de stukken blijkt dat de uitvoering de Belastingdienst 0,3 miljoen euro extra gaat kosten per jaar. Mijn fractie heeft daar een vraag over gesteld. Zij heeft daar naar mijn mening een wat wonderlijk antwoord op gekregen. De vraag was om na afloop te rapporteren over de vraag of het met betrekking tot de uitvoeringskosten inderdaad bij die 0,3 miljoen extra per jaar is gebleven. Daar kwam het volgende antwoord op: «Bij de becijfering van de gevolgen van fiscale maatregelen geldt het adagium «for better or for worse». Op een eenmaal in de memorie van toelichting van een wetsvoorstel opgenomen toename of afname aan uitvoeringskosten wordt daardoor later niet meer teruggekomen.» Dat vind ik toch onbevredigend. Ik vraag mij echt af of dat bedrag van 0,3 miljoen afdoende is, gegeven de complexiteit van dit wetsvoorstel. Als dit de systematiek is, hoe voorkomen we dan dat in wetsvoorstellen die toch wenselijk zijn, relatief lage uitvoeringskosten worden opgenomen en dat we daar later nooit meer wat over horen? Ik vind het toch een wat bijzondere argumentatie.

Hoe voorkomen we dat het beeld ontstaat dat de vereenvoudigingsagenda vooral wordt ingezet als argument als dit de coalitie zelf goed uitkomt? Bij oppositieplannen zijn er altijd meteen gegronde redenen om plannen te ontraden, maar bij coalitieplannen lijken hogere uitvoeringskosten of complexiteit soms toch wat meer ondergeschikt te zijn. De Staatssecretaris erkent het belang dat mijn fractie hecht aan die vereenvoudiging en aan de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst. Wij waren geloof ik de eerste om de Staatssecretaris te complimenteren met zijn brede agenda voor de Belastingdienst, maar als het belang van de Belastingdienst in de wind wordt geslagen zodra het gaat om een moeilijk bevochten compromis tussen coalitiepartijen, dreigt de Staatssecretaris toch wel vrij snel de steun van mijn fractie op dit front te verliezen. We zagen dit bijvoorbeeld ook bij de Autobrief. De roettoeslag voor vervuilende dieselauto's zo snel mogelijk invoeren bleek onuitvoerbaar, maar een ingewikkelde extra tarieftabel voor de bpm kon wel gewoon in 2017, terwijl ook dat vanuit het oogpunt van vereenvoudiging voor de Belastingdienst totaal onwenselijk was. Dat vond niet alleen mijn fractie, ook de Belastingdienst zelf vond dat, aldus de Staatssecretaris in reactie op een vraag daarover. Ik krijg hierop graag een reactie.

Mijn fractie is voorstander van het belasten van daadwerkelijk behaald rendement. Het kabinet zegt dat het dit ook is. Wat mij na lezing van alle stukken echter niet duidelijk wordt, is of het kabinet een concreet voorstel naar de Kamer zal sturen om dit te realiseren. Ik begrijp dat het ingewikkeld is, maar gaan we dit plan van het kabinet volgen en dan wel zien of het ooit lukt om op het punt van daadwerkelijk gerealiseerd rendement iets te doen? Of zegt het kabinet dat het niet een inspannings- maar een resultaatverplichting is en dat het systeem dat het aan de Kamer heeft voorgelegd, per definitie tijdelijk is? Als dat laatste het geval is, vraag ik aan het kabinet waarom er geen horizonbepaling in het wetsvoorstel is opgenomen dat bijvoorbeeld over drie jaar dit systeem vervalt. Is dit al zeker een tijdelijke situatie of kan dit zomaar een situatie zijn waar wij jarenlang mee aan de slag moeten?

Dan kom ik bij de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk, het stimuleren van onderzoek en innovatie. Uit de evaluatie van die wet, maar ook uit onderzoek van de OESO blijkt dat een regeling als de Wbso verreweg het best tot haar recht komt door innovaties te stimuleren bij kleinere bedrijven. Vanuit die optiek vindt mijn fractie het ongelukkig dat in de integratie van de Wbso en de RDA het kabinet geen waarborg inbouwt dat het geld ook daar terechtkomt. Het plafond dat nu in de Wbso staat, verdwijnt namelijk. Daarom heeft mijn fractie ook een amendement ingediend om te voorkomen dat het budget verschuift van start-ups, het mkb en familiebedrijven naar de grootste bedrijven, waarvoor inmiddels ook al de innovatiebox beschikbaar was. De heer Klein zei dat eerder bij interruptie. Wij doen dit door een plafond te introduceren van 20 miljoen euro voor speur- en ontwikkelingswerkkosten. Dat levert in totaal 100 miljoen euro op, die wij gebruiken om de subsidie voor innovatie voor de start-ups, het mkb en familiebedrijven te verhogen. Ik hoorde vanochtend eigenlijk al – de heer Groot was er vrij expliciet in, mevrouw Neppérus en de heer Bashir spraken erover – dat dit breed in de Kamer leeft. Ik nodig alle partijen graag uit opdat wij het amendement gezamenlijk indienen. Hoe breder hoe mooier. Ik zal alle collega's vragen of zij willen meetekenen. Ik ben natuurlijk ook erg nieuwsgierig naar de reactie van de Staatssecretaris. Mijn fractie is er namelijk niet gerust op en bezorgd dat een te groot deel van het innovatiebudget straks niet meer beschikbaar is voor het midden- en kleinbedrijf en start-ups. De Minister van Economische Zaken zei zelf tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken in reactie op een motie van het CDA, dat hij het vooraf niet kan becijferen maar dat hij wel ingrijpt als het misgaat. Wij willen liever voorkomen dan genezen.

Ik heb nog twee specifieke vragen over de samenvoeging. De eerste gaat over het begrip «programmatuur». Wij lazen vanochtend in Het Financieele Dagblad dat de Staatssecretaris de definitie van het begrip «programmatuur» wil vernauwen, waardoor bijvoorbeeld aanpassingen in de programmatuur en de voorbereidingen daarop straks niet meer onder de Wbso-criteria vallen. Dat zou IT-bedrijven in de wielen rijden. Wij zouden dat zonde vinden, want dit lijkt ons iets wat juist prima past in de definitie van innovatie. Die creatieve fase is vaak een soort van voorfase. Klopt het dat inderdaad voor zo'n strengere definitie is gekozen? Zo ja, waarom en is dit dan iets waar wij misschien toch nog eens naar moeten kijken? Ik krijg hierop graag een reactie. Ik begrijp ook dat de inhuur van derden niet meer kan worden opgevoerd in de nieuwe regeling. De IT-sector, zeker de kleine bedrijven, huurt soms zzp'ers in om dit ontwikkelwerk te doen. De zorg daar is dat deze kosten, die wel voor innovatiesubsidie in aanmerking kwamen, nu niet meer daarvoor in aanmerking komen. Herkent de Staatssecretaris die zorg en is hij bereid om daaraan iets te doen? Als dat leidt tot aanpassingen waardoor zzp'ers hun werk minder goed kunnen doen, is het enthousiasme van mijn fractie nooit heel groot, maar dat van de Staatssecretaris ook niet, volgens mij. Hopelijk kan hij mij dus geruststellen. Als hij dat niet kan, kan hij misschien bekijken of er toch nog iets aan te doen is.

Dat brengt mij bij de schenkbelasting. Als je kijkt naar alle schenkingsregelingen die we nu hebben, valt één ding op: wat hebben we het ingewikkeld gemaakt met al die regels en uitzonderingen. Er zijn vrijstellingen die elk jaar gelden. Er zijn vrijstellingen waarbij de familierelatie bepalend is. Er geldt bijvoorbeeld € 5.000 vrijstelling voor ouders en kinderen en € 2.000 voor schenkingen aan derden. Er zijn maar liefst zes verschillende tarieven voor de schenkbelasting, afhankelijk van de hoogte van het bedrag en van de familierelatie met de schenker. Dan hebben we nog allerlei vrijstellingen die je maar één keer in je leven mag inzetten. Het is of eenmalig ruim € 25.000 belastingvrij ongeacht wat je ermee doet, zolang je het maar van je ouders krijgt, of € 52.752 eenmalig belastingvrij als je het van je ouders krijgt en het gebruikt voor een woning of een dure studie, of € 100.000 die je van iedereen mag krijgen maar aan de eigen woning moet besteden. Het is ingewikkeld.

Ik ben overigens heel blij dat ervoor is gezorgd dat je die € 100.000 nu van iedereen mag ontvangen. Ik kijk daarbij in het bijzonder naar de woordvoerders van de coalitiepartijen. Ik vind dat echt een stap voorwaarts. Mijn fractie pleit er al langer voor om bij erf- en schenkregelingen dit soort regels te verruimen. De link met traditionele familieverbanden is namelijk niet heilig voor ons. Bij heel veel andere vrijstellingen bestaat die link echter nog wel. Daarom vraag ik allereerst of de Staatssecretaris bereid zou zijn om een bredere visie op de erf- en schenkbelasting naar de Kamer te sturen, laten we zeggen ergens in het voorjaar. Het is namelijk wel heel ingewikkeld geworden, met allemaal aparte regels en aparte banden. Dat roept de vraag op of het geen tijd is om daar wat eenduidigheid in te brengen.

Ik heb nog twee specifieke punten. Ten eerste heeft mijn fractie in de vragenronde gevraagd wat het zou kosten om de bestaande vrijstelling van ruim € 50.000 die je mag aanwenden voor een dure studie, ook te mogen gebruiken voor het aflossen van je studieschuld bij DUO. Daarop heb ik geen antwoord gekregen en dat vind ik jammer. Kan de Staatssecretaris daar dus volgende week een indicatie van geven? Wat zou dit kosten?

Mijn tweede punt is de eenmalige belastingvrije schenking van € 100.000 voor de eigen woning. Ik ben blij dat dit geregeld is. Ik ben blij dat ook geregeld is dat je die schenking ook van andere mensen mag ontvangen en niet meer alleen van familie. Maar heel veel mensen hebben dat bedrag natuurlijk niet op de plank liggen. Is het geen beter idee om het mogelijk te maken om dat bedrag niet alleen eenmalig maar ook gespreid te kunnen schenken? Dan kun je bijvoorbeeld eerst € 20.000 schenken aan iemand die een woning wil kopen, en vijf of tien jaar later een tweede schenking doen om een stuk van de hypotheek af te lossen. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris op dat idee. Ik proef hiervoor vrij brede sympathie. Ik begrijp ook dat dit iets betekent in de uitvoering. Dat snap ik heel goed, maar ik weet ook wat wij als belastingbetalers allemaal moeten bijhouden en wat de Belastingdienst bijvoorbeeld moet bijhouden bij de eigenwoningreserve. Daarom kan ik mij niet voorstellen waarom het zo superingewikkeld zou zijn om voortaan niet alleen bij te houden óf iemand een schenking heeft ontvangen, maar ook hoe groot het bedrag is. Dan kun je bij een tweede of een derde schenking precies constateren hoeveel ruimte er nog is. Dat lijkt me toch mogelijk. En het lijkt me niet alleen mogelijk; het blijkt ook mogelijk. In de overgangsfase doet de kabinet dit immers ook. Dan wordt er rondom de oude en de nieuwe schenkingsvrijstelling al gewoon geadministreerd en mag je aanvullen. Blijkbaar kan het dus wel. Ik krijg dus graag een positieve reactie van de Staatssecretaris. Zouden we dit niet gewoon kunnen regelen bij het ingaan van de verhoogde schenkingsvrijstelling op 1 januari 2017?

Het Belastingplan regelt ook een aantal zaken niet. Een daarvan is de toepassing van de btw bij individuele scholingspotjes en opleidingsbudgetten. Die worden door de werkgever gevuld en de werknemer kan die gebruiken om zich te laten omscholen of bijscholen. Als je van baan verandert, mag je die meenemen. Mijn fractie is een groot fan van dat soort individuele scholingspotjes. Wij vinden die vaak beter werken dan bijvoorbeeld de huidige scholings- en ontwikkelingsfondsen in cao's, die mensen vaak juist verbieden om zich met het geld om te scholen naar een andere sector, waarin wel werk is. Nu kan een btw-plichtige werkgever die zelf scholing inkoopt, de btw op die opleiding aftrekken van de belasting. De btw op scholing die wordt gekocht vanuit een individueel scholingspotje moet echter door de werknemer worden betaald. De Belastingdienst ziet die scholing dan als een dienst aan de werknemer. Die kan de btw dan niet meer aftrekken van de belasting.

Ik vraag mij af of dit noodzakelijkerwijs de manier is waarop de Belastingdienst daar, gegeven de wet- en regelgeving, tegenaan moet kijken. De individuele scholingspotjes worden namelijk gevuld door werkgevers en mogen enkel en alleen aan scholing worden besteed. Wat is het materiële verschil tussen de situatie waarin de werkgever rechtstreeks de opleiding inkoopt en de situatie waarin het geld aan de werknemer gegeven wordt om daarmee zijn eigen opleiding te kiezen? Door deze interpretatie van de btw-regels staan individuele scholingspotjes op achterstand. Het zou heel mooi zijn als de Staatssecretaris die achterstand zou kunnen oplossen, zodat er een gelijk speelveld ontstaat. Kan deze praktijk worden aangepast? Als hij van mening is dat dit een wetswijziging vereist dan hoor ik graag waar ’m dat in zit. Ik ben daar op voorhand namelijk niet van overtuigd.

Ik kom bij de overige vijf wetsvoorstellen die op de agenda staan. De eerste vier kan ik heel kort behandelen. Over de Overige fiscale maatregelen 2016 heb ik één vraag. De Staatssecretaris trekt de aanpassing van de voorwaarden voor het verlaagde btw-tarief op geneesmiddelen weer in. Toch volgt dit uit een richtlijn volgens mij. Wat is het verdere traject hiervoor? De heer Groot vroeg ook al of dit leidt tot budgettaire derving.

Ten aanzien van de Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds kan ik heel kort zijn. Ik dank de Staatssecretaris voor het uitvoeren van een Kamerbrede wens. Soms is maatwerk echt nodig en dat is hier het geval. Veel andere fracties hebben daar ook aandacht aan besteed. De heer Bashir wees bijvoorbeeld nog op een van zijn voorgangers. Ik ben blij met de zorgvuldige benadering die het kabinet heeft gekozen en met de uitgebreide analyse die hieraan vooraf is gegaan. Ik vind het fijn dat dit onderwerp na jaren goed opgelost lijkt te worden. Ik dank de Staatssecretaris daarvoor.

Wat betreft de Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 is de D66-fractie een sterk voorstander van de internationale aanpak van belastingontduiking en -ontwijking. Dat wordt uiteindelijk natuurlijk niet veroorzaakt door het belastingsysteem van één land, maar doordat er verschillen ontstaan tussen nationale belastingsystemen. Die worden dan uitgebuit. De hybride lening is daarvan het schoolvoorbeeld. Het is goed dat we die nu aanpakken. Het lijkt een logische vervolgstap om de algemene antimisbruikbepaling dan ook toe te passen op de Interest- en Royaltyrichtlijn. Vooralsnog is daarover geen overeenstemming bereikt tussen de lidstaten in de Ecofin-Raad, de Raad van de Ministers van Financiën. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij verwacht dat er op dat onderwerp ook stappen kunnen worden gezet?

Ik kom op de Wet uitvoering Common Reporting Standard. Ik weet niet hoe je dat in mooi Nederlands zou moeten vertalen. Misschien als gemeenschappelijke rapportage standaarden? Ik heb nog één vraag over FATCA, de Amerikaanse versie hiervan. De eerste automatische informatie-uitwisseling heeft inmiddels plaatsgevonden. De Verenigde Staten hebben aan Nederland gegevens geleverd over Nederlandse inwoners. Dat zijn vaak mensen die ook wel accidental Americans worden genoemd. Voldoen die gegevens aan wat we met de Amerikanen hebben afgesproken? Ik krijg ook de indruk dat Nederland eigenlijk meer informatie levert aan de Verenigde Staten dan de Verenigde Staten terugleveren aan ons. Is dat ook het beeld van de Staatssecretaris? Zijn alle aspecten van de overeenkomst tussen de twee landen volledig geratificeerd aan beide kanten van de oceaan om het principe van gelijke monniken gelijke kappen te borgen?

De voorzitter:

Hebt u nog veel tijd nodig? U bent al ruim over het gemiddelde heen. We werken weliswaar met een indicatieve spreektijd, maar toch.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb nog vijf minuten nodig. We behandelen vandaag zes wetsvoorstellen en dat doet mijn fractie graag zorgvuldig.

De voorzitter:

Ik wijs u er toch op dat u ver boven het gemiddelde zit, maar ga uw gang.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik dank u daarvoor. Ik weet zeker dat ik u niet hoef te overtuigen van het belang om fiscale wetten zorgvuldig te behandelen, voorzitter.

Ik kom bij de Wet tegemoetkomingen loondomein. Ik heb daarover nog een aantal vragen. Het doel van die wet steunt mijn fractie volledig. Door het goedkoper te maken om mensen rond het minimumloon in dienst te nemen, wordt het voor werkgevers immers aantrekkelijker om mensen een kans te geven, zeker aan mensen die zonder die tegemoetkoming misschien niet het minimumloon kunnen verdienen en te duur zijn voor werkgevers, waardoor zij langs de kant komen te staan. Ik ben blij met wat er rondom de premiekortingen gebeurt. In het bijzonder de heer Dijkgraaf heeft over de verzilveringsproblematiek van de premiekortingen vaak en terecht de aandacht van het kabinet gevraagd. Daar wordt nu een goede oplossing voor gevonden. Hoor ik hem iets mompelen? Ik bedank namens de heer Dijkgraaf het kabinet voor deze stap.

Mijn vragen gaan over het lage-inkomensvoordeel; de rol van de sociale partners, de urengrens, de relatie met de regeling voor mensen met een arbeidsbeperking en het budget. De sociale partners hebben ook een verantwoordelijkheid voor voldoende werkgelegenheid aan de onderkant. Wordt met dit wetsvoorstel niet iets gerepareerd wat door de sociale partners is veroorzaakt? Ik gun iedereen een goed salaris, maar het is wel belangrijk dat er voldoende cao-loonschalen zijn rond het minimumloon. In veel cao's zie je dat in de laagste loonschaal gemiddeld 105% van het WML wordt verdiend, dus daar is nog een wereld te winnen. In de bouw starten de laagste loonschalen op meer dan 110%. De reguliere cao-schalen in de schoonmaaksector komen helemaal niet in aanmerking voor dit lage-inkomensvoordeel, want daar starten de laagste reguliere schalen op 122% van het minimumloon. Ik heb er dan ook niet veel vertrouwen in dat deze wet voor deze groepen het verschil gaat maken, zoals het kabinet de Koning expliciet liet zeggen in de troonrede.

Ik heb het idee dat eerst wordt geregeld dat er hoge instaplonen zijn in de laagste reguliere loonschalen. Die groep mensen kan eigenlijk niet in dienst worden genomen tegen dat loon. Dan gaat de overheid dat daarna repareren met het lage-inkomensvoordeel. Bij de voorganger van deze wet over de specifieke afdrachtskorting gaf het kabinet niet alleen een fiscale stimulans, maar was het ook druk in gesprek met de sociale partners om de laagste loonschalen te openen. Tot mijn verbazing ontbreekt dat bij het huidige wetsvoorstel. Ik hoop dat het kabinet de vraag kan beantwoorden wat we gaan doen om de laagste loonschalen te benutten. Anders zijn we met belastinggeld iets aan het repareren wat in de cao-onderhandelingen is ontstaan.

De urengrens houdt in dat men 1.248 uur per kalenderjaar oftewel gemiddeld 24 uur per week moet werken. Mijn fractie is er geen voorstander van om die grens te verhogen, zoals de heer Bashir en de heer Groot suggereerden. Als je 28 uur per week zou eisen, zou een grote groep mensen met een arbeidsbeperking buiten de boot vallen. Mevrouw Schouten zei al dat bij het tellen van de garantiebanen in de Participatiewet en in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is gekozen voor een gemiddelde werkweek van 25,5 uur per week voor deze groep. Dat was een realistische voltijdse werkweek voor de groep mensen met een arbeidsbeperking. Een hoger getal lijkt mij dus een slecht idee. Ik vind de wekeneis van 24 uur wel goed gekozen, maar ik ben wel bezorgd dat het kabinet zegt dat het geen substantiële baan is als iemand geen 1.248 uur per kalenderjaar haalt.

De heer Bashir (SP):

De heer Van Weyenberg zegt dat 25,5 uur al is geregeld in een andere wet. Kunnen we daar niet beter op aansluiten in plaats van weer een nieuw getal?

De heer Van Weyenberg (D66):

Die 25,5 is een gemiddelde. Dat volgt uit onderzoek van de Staatssecretaris van Sociale Zaken over wat mensen met een arbeidsbeperking die niet het minimumloon kunnen verdienen, gemiddeld als werkweek aankunnen. Voor die groep is gekozen voor dat getal. Ik waarschuw ervoor om geen dingen te doen die dat in de wielen rijden. Ik denk dat de heer Bashir dat ook niet voor ogen heeft met zijn amendement.

Als je een halfjaar iemand fulltime in dienst neemt, voldoe je niet aan het urencriterium op jaarbasis en krijg je dat lage-inkomensvoordeel niet. Het kabinet vindt dat geen substantiële banen. Dat vind ik een nogal denigrerende woordkeuze. Is dat nu de boodschap die dit kabinet wil geven aan mensen in de bijstand? Als je een halfjaar fulltime aan de slag gaat, vindt het kabinet dat geen substantiële baan en wil de overheid er niet aan bijdragen om je goedkoop te maken voor de werkgever. Ik hoor hierop graag een reactie, niet alleen van de Minister van Sociale Zaken, maar ook van de Staatssecretaris van Financiën.

Mijn fractie heeft het liefst dat mensen worden gestimuleerd om een baan te aanvaarden en dat werkgevers worden gestimuleerd om die baan aan te bieden. Het lijkt mij een waardevolle aanvulling als iemand die een halfjaar aan de slag gaat met een contract voor 24 uur per week, ook in aanmerking komt voor dat lage-inkomensvoordeel. Ik hoor hierop graag een reactie van de Staatssecretaris en van de Minister.

Dan de relatie met de regeling voor mensen met een arbeidsbeperking, los van het urencriterium. Met dit wetsvoorstel vervalt de premiekorting van € 2.000 per jaar voor de doelgroep van de banenafspraak. Dat was een tijdelijke bonus voor werkgevers die mensen een baan aanbieden. Daar komt nu een permanente bonus voor in de plaats. Dat is op zich goed nieuws. In de oude situatie werden mensen met een arbeidsbeperking door de premiekorting goedkoper voor werkgevers dan andere werknemers. Het doel daarvan was om hen een extra zetje in de rug te geven, maar dat verdwijnt nu. Daar heeft mijn fractie wel zorgen over. Dit helpt niet voor de toch nog grote opgave om mensen met een beperking aan de slag te krijgen. Het kabinet zegt dat we ons geen zorgen hoeven te maken en dat dit geen enkel effect heeft op de baankans voor mensen met een beperking. Dat kan bijna niet waar zijn. Dan geven we al dat geld aan die premiekortingen gewoon voor niets uit. Als het schrappen ervan helemaal geen effect heeft, stop er dan helemaal mee. Ik geloof echter niet dat dit het geval is. Ik denk dat dit wel degelijk een verschil kan maken.

Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen om tijdelijk toe te staan dat je zowel dat lage-inkomensvoordeel als die premiekorting, of straks dat loonkostenvoordeel, krijgt? Ik snap dat dit wat geld kost, maar daarmee behoud je de relatieve steun in de rug voor werkgevers die deze groep een baan aanbieden. Dat is namelijk echt heel ingewikkeld. De uitdaging is groot. Of wil het kabinet het niet? Ik hoop natuurlijk dat het kabinet dit wel een goed idee vindt. Dan vraag ik het kabinet om te reageren op het voorstel van Cedris, de koepel van de sociale werkvoorziening, om in ieder geval dat lage-inkomensvoordeel forfaitair uit te keren voor de doelgroep die in aanmerking komt voor de banenafspraak en het beschut werk, dus zonder urengrens, zonder bedrag per uur, maar gewoon € 2.000 per doelgroeper.

Ook mensen die vanuit de Wajong met loondispensatie gaan werken, gaan er door dit voorstel op achteruit. Voor hen krijgen werkgevers geen lage-inkomensvoordeel. Ze verdienen namelijk niet het minimumloon. Dat betekent dus dat de Wajonger relatief duurder wordt. Zet dit voorstel de zittende Wajonger niet op achterstand? Ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet.

Dan kom ik op de budgettering. Voor het lage-inkomensvoordeel is 0,5 miljard euro per jaar beschikbaar. Dat geld moet op, want als het geld niet opgaat, wordt het LIV verhoogd. Als het juist heel goed gaat met de regeling en het geld meer dan opgaat, wordt het voordeel verlaagd. Dat klinkt een beetje raar. Als het niet blijkt te werken, verhogen we het bedrag. Als het wel blijkt te werken, verlagen we het bedrag. Dat klinkt als een rare economische argumentatie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Weyenberg stipt terecht het punt aan van de Wajonger met loondispensatie. Kan hij er dan niet beter voor pleiten dat die Wajonger straks loonkostensubsidie krijgt? Dan hebben we dat probleem meteen opgelost.

De heer Van Weyenberg (D66):

Mevrouw Schouten weet heel goed dat we op dit punt van mening verschillen. Ik wijs haar graag op een interview met een aantal werkgevers dat dit weekend in de Volkskrant stond. Zij gaven aan waarom loondispensatie voor hen een veel veiliger en in de toekomst een veel betrouwbaarder instrument is dan de loonkostensubsidie. Zij zijn namelijk bang dat een nieuw kabinet de subsidie door een of andere budgettaire tegenslag zomaar zal korten. Ik beveel het interview van harte aan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Loonkostensubsidie en loondispensatie zijn allebei ongewis. Bij beide ben je afhankelijk van een overheid die beleidskeuzes maakt. Die kunnen per jaar verschillen. Dat lijkt me dus niet zo'n steekhoudend argument van die werkgevers.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is op zichzelf wel waar, maar een subsidie komt nu eenmaal altijd eerder in de spotlights te staan, omdat deze een budgettair beslag legt. Loondispensatie komt niet op de begroting terug.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben ook bijna aan het einde. Waarom wordt er, als er te veel of te weinig wordt uitgegeven, niet voor gekozen dit af te zetten tegen andere mee- en tegenvallers? Is dat niet de reguliere begrotingssystematiek? Kan het kabinet aangeven hoe het omgaat met een tegenvaller? Als in 2017 600 miljoen wordt uitgegeven aan het LIV, is in 2018 dan nog gewoon 500 miljoen beschikbaar, of 400 miljoen? Of moet die 100 miljoen een jaar later zelfs worden gecompenseerd? Dan wordt het dus teruggehaald, zoals het een beetje werkt in de Wbso-systematiek. Of wordt alleen het bedrag voor het komende jaar verlaagd? Hoe werkt de begrotingssystematiek die hiervoor is gekozen? Na lezing van alle antwoorden blijft deze vraag bij ons nog steeds staan.

Ik kondig alvast maar het volgende aan. Als we ooit het wettelijk minimumjeugdloon verhogen, door bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat 21- en 22-jarigen het echte wettelijke minimumloon krijgen, moet er 50 miljoen extra aan het LIV worden uitgegeven. Als het kabinet dan het bedrag gaat verlagen, gaat dat mijn fractie in ieder geval veel te snel. Volgens mij moet je dan afwegen of je dat bedrag wel of niet wilt verlagen.

In de stukken staat dat alles rondom die bedragen, zoals de hoogtes per jaar, per ministeriële regeling gaat. De Minister kan dus op elk moment besluiten om bedragen te verhogen en te verlagen. Het lijkt mij wel verstandig om een voorhang te hebben bij een dergelijk besluit. Het kabinet zegt in de beantwoording dat we dit bij de begrotingsbehandeling wel terugzien, maar ik ben nog niet overtuigd. Ik overweeg zelfs een amendement in te dienen, dus ik krijg graag nog een nadere reactie van het kabinet.

Tot slot wil ik het volgende zeggen over deze wet. Ik begrijp nog niet waarom het budget onder het lastenkader wordt gerekend. Het zijn volgens mij gewoon uitgaven. Nu valt de regeling in een soort niemandsland qua begrotingsregels. Dat bleek ook wel uit het voorgaande deel van mijn inbreng. Het uitgavenkader is niet van toepassing maar de regels voor belastinguitgaven ook niet. Het argument dat het loonkostenvoordeel de premiekorting vervangt aan de lastenkant vind ik niet overtuigend. Daar hebben we al sinds jaar en dag een statistische correctie voor conform begrotingsregel 8. Of kwam dat het kabinet op dit moment gewoon niet zo heel goed uit, omdat dan zichtbaar zou worden dat er geen 5 miljard maar 4 miljard lastenverlichting wordt gegeven met dit pakket? Is dat misschien de reden? Het is in ieder geval gelukt om die verwarring te creëren, maar zou het toch niet verstandig zijn om deze uitgaven alsnog onder het uitgavenkader te brengen?

Tot zover. Ik zie uit naar de beantwoording van de Staatssecretaris. Tot op heden hebben we gezien dat eigenlijk elke keer als de oppositie met plannen kwam, het kabinet en zeker de coalitiepartijen nee zeiden, of het nou ging over het lokaal belastinggebied of de vergroening. Ik hoop dat driemaal scheepsrecht is.

De voorzitter:

Na de lunchpauze zijn er vijf sprekers geweest. Ik stel voor om kort te schorsen, al is het maar om sanitaire redenen.

De vergadering wordt van 16.15 uur tot 16.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan verder met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Aan het woord is de heer Omtzigt van het CDA. Ik wijs de collega's erop dat we om 19.00 uur de zaal moeten ontruimen. Dat betekent dat de zaal om 19.00 uur echt leeg moet zijn. Als iedereen een beetje terughoudend is met interrupties, dan zullen we het qua spreektijden waarschijnlijk redden. De heer Omtzigt heeft al aangeboden dat zaken eventueel schriftelijk kunnen worden afgehandeld. Dat is altijd een uitstekend voorstel.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik ben bereid om de inbreng over de laatste drie wetsvoorstellen schriftelijk in te dienen. Het zijn ook wat technische vragen die daarin zitten.

De voorzitter:

Dank u zeer.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Het is een omvangrijk pakket aan wetgeving. Ik deel de mening van mijn collega van D66 dat we met 1.000 pagina's aan wetgeving moeten oppassen voor de zorgvuldigheid. Inderdaad, zoals mijn collega van de SP zei: het zijn hardwerkende ambtenaren. Ik ben echter bang dat als we op deze manier werken, we een of twee dingen krijgen die straks tot een noodreparatie in de wetgeving leiden.

De wetsvoorstellen maken het eigenlijk alleen maar complexer. Vereenvoudigingen worden vooral onderzocht, versimpelingen worden aangekondigd en het moeilijk maken wordt doorgevoerd in dit Belastingplan. Wanneer komen dus de echte vereenvoudigingsplannen?

Er is dit jaar ook gewoon goed nieuws. Er is een lastenverlichting van 5 miljard. Na jaren van belastingverhogingen – de zwaarste lasten bij de middeninkomens – is er dit jaar sprake van een belastingverlaging. Dat is verstandig. De crisis ijlt nog steeds na en het is van belang dat iedereen meer te besteden heeft en werkgevers ook minder kwijt zijn aan het in dienst nemen van personeel. Geldt dat dan ook voor iedereen? Veel mensen gaan erop vooruit, maar niet allemaal in dezelfde mate. Zo kan 7% van de IACK-gerechtigden niet de hele IACK verzilveren. Hetzelfde geldt voor een behoorlijk percentage gepensioneerden met ouderenkorting. Kan de Staatssecretaris precies aangeven hoe groot het verzilveringsprobleem is voor een alleenstaande ouder die € 15.000 verdient, voor een alleenstaande ouder die het wettelijk minimumloon verdient en voor een AOW'er zonder aanvullend pensioen, zowel gehuwd als ongehuwd? Immers, als je de kortingen verhoogt en ze kunnen er geen gebruik van maken, dan schiet je je doel voorbij.

Deze lastenverlichting is geen duidelijke visie dat bijvoorbeeld de tarieven omlaag moeten of dat de heffingskortingen eenvoudig moeten worden. In plaats daarvan draait de Staatssecretaris aan veel knoppen een beetje, net zolang tot de uitkomst in de CPB-modellen zo ongeveer maximaal is. Denkt hij dat een ondoorzichtig en onoverzichtelijk belastingstelsel mensen ertoe aanzet om meer te gaan werken of is hij van mening dat een belastingplichtige nog kan overzien hoeveel meer of minder belasting hij dit jaar gaat betalen als hij meer gaat werken? Ik verwijs maar even naar de discussie die ik met mevrouw Neppérus heb gevoerd. De tarieven gaan een beetje omlaag, de arbeidskorting wordt sneller afgebouwd, de IACK gaat een beetje omhoog, de derde schijf wordt een beetje verlengd. Het lijkt me een leuke quiz om de Nederlander te vragen: als je € 100 extra verdient, hoeveel houd je ervan over? Ik denk dat werkelijk niemand daar nog enig idee van heeft.

De belastingverlaging is bovendien vooral voorbehouden aan groepen die het goed doen in de CPB-modellen. Daar heeft mijn fractie gewoon veel moeite mee. Elk model is hooguit een benadering van de werkelijkheid en wat je als aanname hanteert, komt er als resultaat uit. Zo gaat het CPB-model voor de werkgelegenheid uit van een vraaggestuurde arbeidsmarkt. Collega Dijkgraaf wees hier al op. De grens bij kostwinners dreigt nu bereikt te worden. Het voorbeeld uit de CPB-doorberekening: een alleenstaande ouder met wettelijk minimumloon met één kind houdt netto ongeveer evenveel over als een alleenverdiener met een modaal inkomen met twee kinderen. Dus let even op: iemand die twee keer zoveel verdient en twee keer zoveel monden moet voeden, houdt na de belastingheffing evenveel over als iemand die maar de helft verdient en de helft van de monden moet voeden. Waar blijft het draagkrachtprincipe, vraagt mijn fractie zich af.

Men zegt naar aanleiding van de vraag of het wel representatief is: ja, we hebben ons gericht op gezinnen op kinderen. Is de Staatssecretaris bereid om in plaats van te gaan schieten op onderdelen, voor de eerste termijn, en wel schriftelijk, te vertellen wat hij van deze memo vindt, zodat we ook begrijpen of het nog naar draagkracht gaat of niet? Kan hij een oordeel geven over de situatie waarin de partner van de kostwinner niet kan werken, bijvoorbeeld door ziekte? Dan kun je het gewenste gedrag niet vertonen, hoe hard je ook prikkelt als overheid. Dan zijn er over het algemeen hogere ziektekosten en extra kosten. Kan de Staatssecretaris tabel 9 uitbreiden met een kostwinner met twee kinderen en een modaal inkomen? Zou de intensivering van de IACK niet beter kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door de verhoging van de kinderbijslag?

Een tweede groep betreft de ouderen.

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag van de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een mooi betoog, waarmee ik het tot nu toe bijna helemaal eens ben. Het laatste verbaast me echter wel een beetje. Als je de intensivering van de IACK in de kinderbijslag stopt, waarvan natuurlijk iedereen profiteert – dat is logisch, want daarin maken we geen onderscheid – heb je het over een luttel bedrag per huishouden, gezien de hoogte van de intensivering. Dat kan toch niet de bedoeling zijn als je zulke grote verschillen constateert?

De voorzitter:

Voordat u binnenkwam, mijnheer Dijkgraaf, hebben wij afgesproken om ons een beetje te beperken in de interrupties. Om 19.00 uur moet de zaal ontruimd. Ik zeg het nog maar even, omdat u net nog niet binnen was.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vraag om te reageren. Andere voorstellen zijn ook welkom. Het gaat om een intensivering van 300 miljoen. Zou je die delen door ongeveer 3 miljoen keer kinderbijslag, dan gaat het om ongeveer € 100 per kind per jaar. Dat is voor een gezin met twee of drie kinderen € 200 tot € 300. De marges zijn niet altijd hoog, maar het is ook geen nulbedrag dat er uitkomt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Elke euro is natuurlijk meegenomen. Is de heer Omtzigt het echter met mij eens over het volgende? Als je constateert dat er zo'n groot verschil is in behandeling tussen eenverdieners en tweeverdieners, dan geldt: hoe gerichter je het geld inzet, hoe meer je kunt doen aan de kloof die is ontstaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, je kunt dat gericht inzetten, maar ik wacht graag af welke voorstellen er zijn voor het gericht inzetten. Ik heb het bewust uit de IACK gehaald, omdat het heel raar is dat de tweede verdiener in een huishouden in Nederland minder wordt belast dan de eerste verdiener in een alleenverdienershuishouden. Dat is een idiote kronkel, die voortkomt uit de modellen over het prikkelen. Er staat ook snoeihard in de brief van de regering dat je kostwinners niet hoeft te prikkelen, omdat ze toch wel 40 uur per week werken. Dan krijg je dus dit soort belastingtarieven van 85%. Het is voor de alleenverdiener bijna interessanter om het wettelijk minimumloon te verdienen dan een modaal inkomen. In dat model verdient hij namelijk nog € 2.000 extra, maar hij mag die goedkope huurwoning niet meer in. Als hij die niet meer in kan, houdt hij zelfs minder over. Eigenlijk wordt op dit moment in het Belastingplan tegen alleenverdieners gezegd: als u vijf dagen per week werkt als onderwijzer op een basisschool, dan verdient u een modaal inkomen in dit land; u kunt dan beter drie dagen per week gaan werken, want dan houdt u meer over. Dat wil de VVD aan het land vertellen en daarop heb ik van mevrouw Neppérus tot nu toe geen antwoord gekregen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Een ding begrijp ik niet. Ik hoor nu niet alleen heel veel kritiek op de vermogensrendementsbelasting, maar ook heel veel kritiek op de vormgeving van het 5 miljard-pakket. De laatste keer dat ik het standpunt van het CDA bekeek, zei de heer Buma dat hij zich er wel in kon vinden. Dus: waar staat het CDA nu? Ik ben in lichte verwarring, of beter gezegd: in grote verwarring.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat D66'ers in verwarring zijn snap ik wel, want ze steunen het kabinet altijd en hebben er dan kritiek op. Nee, in alle eerlijkheid: voor ons zit het probleem bij de IACK. Wij kunnen ons in grote lijnen vinden in het verhogen van de arbeidskorting. Ik vind het ook bijzonder dat de collega's van de Partij van de Arbeid en de VVD niet veel beter hebben uitgelegd dat dit een forse lastenverlichting is voor mensen die niet al te veel verdienen en het daardoor misschien juist verdienen om wat extra's te krijgen. Ik snap die redenering. Bij de IACK en bij het draaien aan een aantal kleine specifieke knoppen zetten wij echter ernstige vraagtekens. Wij zien, in dit geval samen met de SGP, dat er een onbalans begint te ontstaan door de combinatie van de IACK, het kindgebonden budget waarin de alleenstaande-ouderkop zit, en de overheveling van de heffingskorting. Je krijgt dan een paar heel scheve dingen voor de alleenverdiener. Daar zou eens goed naar moeten worden gekeken. Daarom hebben wij de motie in de Eerste Kamer ook ondersteund.

De heer Van Weyenberg (D66):

De verleiding is altijd groot om op jij-bakken in te gaan. Dat zal ik niet doen, buiten de constatering dat het CDA recentelijk voor alles is waar het de afgelopen twee jaren tegen was. Dat is dan weer goed nieuws. Als het puur om het pakket van 5 miljard gaat, constateer ik dat het CDA vandaag additionele eisen op tafel heeft gelegd, los van de vermogensrendementsheffing, terwijl de heer Buma nog zei dat hij dit pakket steunde. Dat lijkt mij een extra uitdaging voor het kabinet.

De heer Omtzigt (CDA):

Het is de heer Van Weyenberg wellicht ontgaan dat er bij de Algemene Politieke Beschouwingen een motie is ingediend door ChristenUnie, CDA en SGP die het kabinet vraagt om voor de alleenverdieners op te komen, die bijna identiek is aan de aangenomen motie in de Eerste Kamer, en dat ik hier precies hetzelfde zeg. Als dat hem ontgaan is, is dat jammer, maar ik wil hem de stukken graag nog eens opsturen. Dit is niet nieuw. Hij heeft de stukken al gelezen, begrijp ik. Nou, precies hetzelfde zeg ik hier. Meer dan de heer Buma ben ik echter van de afdeling dat ik ook heel precies met cijfertjes onderbouw waar het probleem zit. En na de quote van daarnet weet ik wat u van statistici denkt, mijnheer Van Weyenberg!

De heer Bashir (SP):

De heer Van Weyenberg wijst op een interessant gegeven, namelijk dat het CDA nu toch wel eisen op tafel legt. Wij hebben het verhaal van de vermogens gehad en nu is ook de IACK aan de orde gekomen. Misschien heeft de heer Omtzigt ook nog wat op te merken over de marginale belastingdruk, waarover wij de afgelopen jaren veel gesproken hebben. Ook die wordt niet gerepareerd. Hoe zwaar weegt dit voor de heer Omtzigt? Is dit van zodanig belang dat het CDA het Belastingplan wegstemt als de IACK en de vermogens op tafel blijven liggen? Of merkt de heer Omtzigt dit gewoon op, maar maakt dit het CDA verder niet zoveel uit?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij hebben een positieve grondhouding ten opzichte van dit Belastingplan, met een forse lastenverlichting op arbeid, maar hebben daarbij een aantal punten aangekaart. Die hebt u bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste en Tweede Kamer kunnen opmerken. Het gaat om het loskoppelen van box 3, de positie van alleenverdieners en de positie van ouderen. Verder heb ik een aantal wat kleinere punten. Ik wil bijvoorbeeld graag de uitvoeringstoets van het LIV en het advies van de Raad van State over de kolenbelasting zien. Die laatste twee punten zullen niet blokkerend voor het Belastingplan zijn, zeg ik heel eerlijk, maar vanaf de Algemene Politieke Beschouwingen is mijn fractie volstrekt helder geweest over die eerste drie punten en wat zij daarvan vindt.

Overigens vind ik het heel interessant dat al in eerste termijn aan het begin van een inbreng wordt gevraagd naar een politiek oordeel. Dit is 90% van de belastingwetgeving. Die wil ik ook graag goed inhoudelijk behandelen. Een aantal collega's merkt al na vijf minuten verbaasd op dat ik een paar vragen heb. Ik heb inderdaad veel vragen. Zal ik u iets vertellen? De afgelopen jaren had ik ook veel vragen bij de belastingverhoging voor diesel en lpg. Daar is niet naar geluisterd, maar het klopte wel. Ik had veel vragen bij de oldtimersmaatregel, overigens samen met de SP. Daar is niet naar geluisterd, maar het klopte wel. Ik heb het Belastingplan laten heropenen omdat de belasting op leidingwater onuitvoerbaar was. De coalitie deed de ogen dicht en de Staatssecretaris moest een speciale AMvB slaan omdat die inderdaad onuitvoerbaar bleek. Als de Staatssecretaris en dit kabinet luisteren naar wat een aantal oppositiepartijen zeggen, is er een kans dat het belastingpakket beter wordt. Dat hoeft niet met extra geld, zeg ik maar gelijk tegen de Staatssecretaris. Het kan binnen dit pakket.

De heer Bashir (SP):

Ik ben sowieso geïnteresseerd in het uiteindelijke politieke oordeel van de heer Omtzigt, maar zal daar niet nu al naar vragen. Wel is het voor ons van belang om te bekijken waar het CDA verandering in het pakket wil zien. Wij hebben nu een aantal dingen genoteerd. Ik merk op dat accijnzen en oldtimers daar nog niet bij horen en de marginale belastingdruk helaas ook nog niet, maar wel de IACK, box 3 en ouderen. Dat staat in ieder geval genoteerd. Wij kunnen bekijken hoe het kabinet uiteindelijk beweegt, want volgens mij zijn wij op deze punten bondgenoten van elkaar. Hier kan inderdaad veel in veranderd worden als het kabinet bereid is om ook naar de oppositie te luisteren.

De heer Omtzigt (CDA):

Op zich klopt de samenvatting, maar ik ben wel voor het scheiden van hoofd- en bijzaken. U kunt van mij inderdaad een voorstel over oldtimers tegemoetzien, maar als dat wordt weggestemd, betekent dat niet dat ik tegen het pakket van 5 miljard ben. Laat ik daar ook maar heel helder in zijn. Het lijkt mij gewoon verstandig om daarin een kleine reparatie aan te brengen.

Voorzitter. De heer Van Weyenberg kondigde het al aan: ik kom aan box 3 toe. Waar andere stelselwijzigingen meestal voorafgegaan worden door een onderzoekscommissie, een kabinetsreactie, een hoofdlijnenbrief, een hoofdlijnendebat, een schets van de verschillende alternatieven en een gemotiveerd wetsvoorstel, wordt deze herziening in het Belastingplan gepresenteerd en binnen een paar maanden door beide Kamers gejaagd. De wijzigingen in box 3 hebben niets te maken met de andere onderwerpen in het Belastingplan, zo zegt ook de Raad van State. Er is geen budgettaire samenhang, dus dit had een apart wetsvoorstel moeten zijn. Is de Staatssecretaris daar alsnog toe bereid? Kan hij helder aangeven waarom dit voorstel in dit wetsvoorstel staat? De Belastingdienst heeft maar één jaar nodig om één getal te wijzigen in drie getallen om de progressieve vermogensbelasting in te voeren. Ik heb kennisgenomen van het antwoord van de Staatssecretaris dat de wijziging geïmplementeerd moet zijn voor de voorlopige aanslag van 2017. Voor welke datum in 2016 moeten de wijzigingen dan door beide Kamers zijn aangenomen? Dan zou de zomer van 2016 toch ook voldoende zijn?

Het is apart dat deze herziening niet eerder in het parlement is besproken, omdat dit stelsel niet eens het einddoel is. Het plan is om in de toekomst mogelijk over te gaan tot vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, maar dat einddoel is niet zeker. Wordt het winst of aanwas en wat te doen met vermogensverliezen en met de kosten? Zo zijn er nog veel vragen. Eigenlijk weten wij dus niet veel. De Kamer wordt gevraagd in te stemmen met een tijdelijk plan, terwijl wij niet weten wat het uiteindelijke plan moet zijn of wat het uiteindelijke stelsel wordt.

Het ontbreken van dit plan wreekt zich bij een aantal details. In de nota naar aanleiding van het verslag is 20% van de opbrengst zoek, namelijk 700 miljoen. Er wordt gezegd dat nog niet alle inkomsten binnen zijn. Nou, de adviseurs die ik heb gebeld, zeggen dat rijke mensen geen twee jaar wachten met belasting betalen, want dan moeten zij ook die 4% fiscale rente betalen. Waar komt dat gat precies vandaan in de berekening tussen de berekende opbrengst van 4,2 miljard op basis van de 350 miljard waarvan het vermogen niet wordt aangegeven en de opbrengst van 3,5 miljard die daar staat?

Kan de Staatssecretaris precies omschrijven hoe het rendement jaarlijks wordt vastgesteld? Dat is namelijk meerdere keren gewijzigd. De memorie van toelichting geeft het niet meer adequaat weer. Dit is ook een punt van de heer Dijkgraaf. Heeft de Staatssecretaris al zicht op vermogens in het buitenland die de dans ontspringen?

Voor een heffing op basis van het werkelijke rendement geeft de regering aan dat wel de verkoopopbrengst van aandelen wordt gerealiseerd, maar niet de verkoopwinst. Je gaat uit van de oude aankoopprijs, dus wat is de oude aankoopprijs geweest? Waarom heeft de Staatssecretaris niet overwogen de verkoopopbrengsten onder de reeds bestaande renseigneringsplicht te brengen?

Ik kom bij de uitkomsten van de herziening voor belastingplichtigen. Laat ik vooropstellen dat ik het heel goed vind dat kleine spaarders minder gaan betalen met de voorgestelde vermogensrendementsheffing. Het fictieve rendement is veel te hoog in vergelijking met de gemiddelde spaarrente, maar voor mensen met een vermogen van een ton of meer die het fictieve rendement nu al niet halen, wordt het systeem nog onrechtvaardiger. Dat blijkt wel uit het arrest van de Hoge Raad van 3 april, waarin is bepaald dat fictie op fictie op fictie niet zonder meer is toegestaan. De Hoge Raad oordeelde dat bij een stapeling van forfaits moet worden uitgegaan van het werkelijke voordeel, indien dit meer dan 10% afwijkt van die forfaits. Dit box 3-voorstel dat van ficties aan elkaar hangt, acht ik juridisch dan ook zeer risicovol. Hoeveel forfaits kent het nieuwe systeem nu? Wij komen van één forfaitair rendement van 4% en wij gaan toe naar:

  • een forfaitaire verdeling tussen vermogen, sparen en beleggen die totaal anders kan zijn;

  • een forfaitair rendement op sparen;

  • een forfaitaire samenstelling van de beleggingsportefeuille;

  • een forfaitair rendement op aandelen, een forfaitair rendement op obligaties dat niets met de werkelijkheid te maken heeft en een forfaitair rendement op onroerend goed;

  • de fictie dat het CBS-cijfer voor de prijsontwikkeling van koopwoningen de waardeontwikkeling weergeeft van alle soorten onroerend goed. Dat loopt echt uit de pas met verhuurd onroerend goed en met agrarische gronden, met overigens een gemaximeerde pachtprijs van 2% in een andere wet;

  • de fictie dat schulden in box 3 gemiddeld een renteopslag kennen van 0,1% ten opzichte van de spaartegoeden. Dan zouden de banken geen enkele euro winst maken, zo kan ik u verzekeren;

  • en de fictie dat alle schulden toegerekend moeten worden aan het spaardeel en dat beleggingen nooit met vreemd vermogen gefinancierd zijn.

Dan geef ik nog geen garantie dat ik een fictie vergeten ben. Daarom vraag ik of de Staatssecretaris bij dit wetsvoorstel wel rekening heeft gehouden met het arrest van de Hoge Raad van 3 april.

Een economisch begrotingsprobleem met het voorstel is dat de kosten, de verlaging van het rendement, zich met zekerheid voordoen, maar dat de opbrengst, de verhoging van het rendement voor grote vermogens, afhangt van de vraag hoeveel mensen hun vermogens zullen verschuiven, bijvoorbeeld naar box 2. Twee collega's zeiden dat al eerder. Wij krijgen als antwoord dat dergelijke belastingontwijkende structuren niet het gevolg zijn van de voorgestelde wijziging. Dat is op zichzelf waar. Ook nu is box 2 met een simpele bv-constructie bij een vermogen van 2 ton al voordeliger, maar de mate waarin belastingplichtigen gebruik zullen maken van deze belastingontwijkingsstructuren zal door de voorgestelde wijziging flink toenemen. Of de adviesbureaus zijn op dit moment onterecht allerlei advertentiekosten aan het maken als ik zo om mij heen kijk.

Dan zijn wij weer bij de gedragseffecten, waar wij net over hebben gesproken in het kader van accijnzen. Gedrag is geen lineair begrip, dat je met een formule kunt uitrekenen. Zo wordt een onrechtvaardig en in dit geval te hoog forfait als groter ervaren wanneer deze bewust door de wetgever gekozen is in plaats van wanneer die het gevolg is van een economische situatie. Als de wetgever bewust kiest voor een onrechtvaardig hoog forfait, zal een belastingplichtige eerder bereid zijn te kiezen voor een gekunstelde constructie van een beleggings-bv. Na de aankondiging van de wijziging in box 3 verschenen er dan ook regelmatig artikelen over hoe je de box 3-heffing kunt omzeilen. Wij willen graag een serieuze inschatting van de Staatssecretaris van de gedragseffecten van deze box 3-maatregel.

In dit kader herhaal ik mijn vraag over de effecten op de belastingmoraal bij partners, want die is nog niet beantwoord. Onder de huidige vermogensrendementsheffing maakt het niet zo veel uit aan welke partner hoeveel vermogen wordt toegerekend. Immers, het heffingsvrij vermogen is overdraagbaar. Veel belastingplichtigen zullen er dus voor kiezen om hun eigen vermogen aan te geven, ervan uitgaande dat beide vermogens het heffingsvrije vermogen overstijgen, of om ieder de helft aan te geven.

In het nieuwe voorstel wordt belastingontwijking tot de norm verheven. Immers, als partners ieder hun eigen vermogen aangeven en het ene vermogen in een andere schijf valt dan het andere, betalen zij altijd meer belasting dan nodig en meer dan de regering in de memorie van toelichting voorschrijft. Indien zij samenwonen of in koude uitsluiting getrouwd zijn, worden partners dus sterk getriggerd om in hun belastingaangifte af te wijken van de werkelijkheid. Graag krijg ik een reactie hierop.

Ook gaf de nota geen duidelijk antwoord op de vraag welk vermogen buitenlandse belastingplichtigen moeten opgeven. Nu er een progressie in zit, is dat heel belangrijk. Is dat alleen het Nederlands onroerend goed of ook het overige vermogen dat in het buitenland belast wordt? Oftewel, telt het overige vermogen mee voor de schijf waarin de belastingplichtige valt of niet? Dat geldt alleen al voor de 30.000 FATCA-plichtigen, die de heer Van Weyenberg net aanstipte.

Dan ga ik naar het emigratielek voor de AB-houders. Het is goed dat er maatregelen getroffen worden om het lek te dichten, maar het is wel van het ene naar het andere uiterste. Een termijn van tien jaar is goed uit te zitten, maar het wordt nu oneindig. Als het andere land 25% of meer heft en de aandelen nooit verkocht worden maar in de familie blijven en rendement opleveren, dan blijft de conserverende aanslag voor altijd bestaan. Een erfgenaam is dan belasting in Nederland verschuldigd, omdat zijn ouder ooit in Nederland gewoond heeft, of zijn grootouder of zijn betovergrootouder. De Staatssecretaris antwoordt wel erg makkelijk dat het voorstel geen verdragsrechtelijke gevolgen heeft, maar feitelijk heft Nederland samen met een ander land als gevolg van dezelfde dividenduitkering, terwijl het heffingsrecht bij een ander land ligt. Tot nu toe was het AB-voorbehoud altijd onderwerp van onderhandelingen. Waarom neemt de Staatssecretaris nu dan aan dat hij de heffingsverhoudingen eenzijdig kan wijzigen?

Ik sluit mij aan bij wat D66 en de SGP hebben gezegd over de RDA en de Wbso. Ik ben overigens heel benieuwd hoeveel van de 25 AEX-bedrijven op dit moment toegang hebben tot de RDA.

Wat de belasting op water en vruchtensap betreft sluit ik mij maar even aan bij de SP. Joh, weer belasting op water. Het gaat om niet veel, maar er is ook geen Belastingplan zonder een wijziging van belasting op water in Nederland. Wij hebben de belasting op leidingwater gehad. Die is al vijf keer gewijzigd. Vorig jaar deed hij het ook al en nu doet hij het weer. Hij vindt het zelf al bijna vermakelijk.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is wel consequent.

De heer Omtzigt (CDA):

Het is in zekere mate consequent.

De heer Tony van Dijck (PVV):

En wij hebben heel veel water in Nederland.

De heer Omtzigt (CDA):

En wij hebben inderdaad veel water, dat wij kunnen belasten. Waarom is water gekozen en niet bijvoorbeeld shag als het toch om een klein bedrag gaat? De collega van de Staatssecretaris schrijft allerlei brieven over gedragseffecten en het meer belasten van allerlei dingen die echt schadelijk zijn voor de gezondheid. Dan zou ik toch nog even naar de brief van het Diabetes Fonds en anderen kijken en toch overgaan op shagbelasting.

Wij hebben een amendement ingediend om de schenkvrijstelling van de eigen woning onmiddellijk in te laten gaan. En dan moeten wij een jaar en drie maanden wachten! De vorige keer, toen de voorganger van deze Staatssecretaris het deed, kon het zelfs met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2013. Dat werd onmiddellijk ingevoerd met een goedkeurend besluit. Nu dat wij een amendement indienen om het per 1 januari in te voeren, zou dat uitvoeringstechnisch niet mogelijk zijn. Dit valt wel in de categorie: come on, het kan wel. Wij hadden ook destijds het amendement ingediend om het over meer jaren te kunnen spreiden. Ten eerste omdat, zo merkte de SP op, niet iedereen een ton voor elk kind heeft klaarliggen. Het is echt wel goed als je vijf jaar later nog een keer kunt schenken. Ten tweede omdat je het moet gebruiken voor de aflossing van een hypotheek. Als je kind een hypotheek van € 250.000 heeft en 10% per jaar mag aflossen, dan kan hij € 25.000 boetevrij aflossen. Als dat een 30-jarige hypotheek met 4% rente is, bedraagt de boeterente 20%. Van alles boven die 25.000 gaat vanwege die boete 20% naar ABN AMRO of de Rabobank. Dus ben je van die € 100.000 al € 15.000 kwijt aan boeterente. Alleen dat al geeft een redelijk idee waarom je het zou moeten kunnen splitsen in twee, drie of vier gedeeltes. Is de Staatssecretaris daar dan ook toe bereid? Hij kan het amendement dat door ons twee jaar geleden is ingediend middels een nota van wijziging invoegen; dan zijn wij hem zeer erkentelijk. Als het technisch iets anders in elkaar zit, zou ik zeggen: prima.

Ik sluit mij aan bij de vragen van de collega van D66 over studie. Volgens ons dreigt ook nog dat de ouderlijke bijdrage voor de studie onder het schenkrecht zou gaan vallen, omdat het onverplicht is. Kunnen wij de toezegging krijgen dat het nooit onder de schenkvrijstelling zal vallen?

Dan kom ik bij de kolenbelasting. Graag zou ik voor de beantwoording door de Staatssecretaris in eerste termijn het stuk van de Raad van State willen inzien. Ik zie de Staatssecretaris al knikken. Dit is gewoon een redelijke vraag, want je kunt kolencentrales niet een paar weken van tevoren met een ministerieel besluitje sluiten. Zo werkt het niet in Nederland. Over milieuzaken ben ik het niet vaak eens met mijn linkse collega's, maar ik zou zeggen: doe dit nou goed. Wat de mineralogische procedés betreft: heeft de Staatssecretaris eindelijk de beloofde alternatieven uitgewerkt of moeten we dit deel van het debat van vorig jaar overdoen? Of maakt het niet uit dat de hele mineralogische industrie naar de omliggende landen vertrekt dan wel failliet gaat? De belastingverschillen zijn namelijk zodanig dat ze dat niet kunnen bekostigen.

Ik heb nog twee vragen over het Belastingplan. Klopt het dat de Staatssecretaris voornemens is de compensatie voor dubbele accijnsheffing per benzinedampretourinstallaties te schrappen in het eindejaarsbesluit? En klopt het dat woningbouwcorporaties vennootschapsbelasting moeten betalen over de verhuur van sociale huurwoningen, maar dat gemeentelijke woningbouwbedrijven vrijgesteld zijn van die vpb-plicht in de hoedanigheid van overheidsbedrijven als dienst van algemeen belang?

Dan kom ik bij de overige fiscale maatregelen. Dank voor de prejudiciële vragen en het advies van de Hoge Raad. Wat betreft de country-by-country reporting: het is goed dat de Belastingdienst inzicht krijgt in de vraag hoeveel belasting wordt afgedragen door de verschillende groepsmaatschappijen. Wel ben ik nog bezorgd of er in de overgangsperiode, totdat alle OESO-landen dit geïmplementeerd hebben, niet een grotere verantwoordelijkheid terechtkomt bij maatschappijen die de gevraagde informatie niet kunnen leveren. De Staatssecretaris geeft aan dat dit surrogaatmoederschap zich naar verwachting niet zal voordoen, gelet op de inzet van de landen tot nu toe. Ik heb andere info, dus ik ben erg benieuwd of andere landen en met name de Verenigde Staten de wetgeving even voorspoedig implementeren.

Ik sluit me aan bij de heer Van Vliet ten aanzien van de hypotheekrente. Komt er nog een keer een boekje waarin uitgelegd wordt in welke situaties je hoe moet omgaan met de hypotheekrenteaftrek? De draconische terugdraaiing van alle aftrek als je een paar termijnen gemist hebt, wordt in de OFM teruggedraaid. Dat is onteigening van het huis. Het is dus heel verstandig dat dat wordt teruggedraaid. Kom een keer met een boekje met daarin een klein overzicht van hoe dat zit.

De vraag over de werkkostenregeling zal ik zo meteen schriftelijk stellen, want dat is een enigszins technische vraag: de ene werkgever moet weten hoe de andere werkgever het doet. Meestal kunnen de werkgevers niet in elkaars loonadministratie kijken.

Mijn resterende spreektijd wil ik gebruiken voor de Wet tegemoetkoming loondomein.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik stel mijn vraag dan toch maar nu. Ik wil heel even terugkomen op box 3. De heer Omtzigt roept een wereld aan mogelijke problemen op die daaromheen hangen. Wat mij in die wolk onduidelijk blijft, is wat het CDA nu zelf wil. Ik heb één ding gehoord dat helderheid verschaft, namelijk dat de heer Omtzigt, als ik het goed heb verstaan, het terecht vond dat kleine spaarders wat minder gaan betalen over hun spaarcenten. Ik denk dat wij het daarover eens zijn. De heer Omtzigt zegt met betrekking tot die andere groepen dat er iets niet klopt. Vindt hij dat het tarief naar beneden of omhoog moet of is dit rookgordijn vooral bedoeld om het voorstel als geheel van tafel te krijgen? Dat laatste zou een beetje jammer zijn. Het eerste zou een vraagstuk met betrekking tot de dekking opleveren.

De heer Omtzigt (CDA):

Met het CDA is prima te praten over een herziening van box 3, zeker gezien de lage percentages. Het CDA kan zich ook prima vinden in hetgeen in dit voorstel met de kleine spaarders gebeurt. Wij geven echter een aantal dingen aan. Ten eerste zien we nog een gat van 700 miljoen. Ten tweede zeggen wij: laten wij elkaar na alles wat er met de accijnzen is gebeurd, niet voor de gek houden. Mensen met een vermogen boven een miljoen – iets meer dan 30.000 mensen geven dat aan in Nederland – zullen massaal andere constructies vinden. Zij betalen nu meer dan een miljard belasting. Dat wordt gewoon gehalveerd in dit voorstel, omdat zij echt allemaal zullen zeggen: die 5,5%, dat gaan wij niet doen. Die gedragseffecten zijn niet ingecalculeerd. Daarom zeg ik: als je een fundamentele herziening van box 3 wilt invoeren, waarvoor goede redenen zijn gezien de huidige lage rente, kom dan met een studie waarin staat wat je kunt doen, leg de opties op tafel waarin staat wat je wilt belasten – denk aan de vraag of er bijvoorbeeld nog veel vermogen in het buitenland is; dat is een vraag die de fractie van de heer Grashoff ook vaak stelt – en kom dan met een wetsvoorstel. Nu regent het wetsvoorstellen. In de afgelopen vijf jaar deed zich iedere keer de fiscale situatie voor dat er in de zomer een wetsvoorstel werd gedaan, maar dat de uitvoering daarvan meestal toch erg bleek tegen te vallen. Daar ben ik heel erg bang voor.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat zijn weer allemaal uitvoeringstechnische dingen. Een en ander klinkt heel technisch en heel neutraal, maar zegt de CDA-fractie nu eigenlijk dat zij de grotere vermogens niet zwaarder wil belasten en dat het haar niet zo goed uitkomt om dat te doen?

De heer Omtzigt (CDA):

Met dit wetsvoorstel worden ze niet belast, want iedereen kan in box 2 gaan zitten. Daarin wordt maximaal 4% betaald. Die bovengrens heb je in dit wetsvoorstel. Tegen iedereen die uitgaat van de fictie dat rijke mensen 5,5% gaan betalen, zeg ik: dat zullen een paar mensen zijn, bijvoorbeeld wat kleine mkb'ers zijn die hun bedrijf verkocht hebben en die hun weg naar de fiscaal adviseur niet wisten te vinden, maar voor de rest gebeurt het niet. Laten wij elkaar niet voor de gek houden over hetgeen hier staat en hetgeen gebeurt. Op basis van hetgeen gebeurt, vind ik dat je eerst naar het geheel moet kijken. Je kunt vermogen immers in box 1, in box 2 of in box 3 houden. Het is fiscaaltechnisch niet echt een geniaal idee om dat in box 1 te doen, maar het is weer wel gunstig om het in box 2 te doen en weer niet in box 3. Zo gaan we dan allemaal boxshoppen. Dat hebben we vaker gezien. Daarop wijzen is iets anders dan op de uitvoeringsdetails gaan zitten. Dat laatste werd mij ook verweten werd door Staatssecretaris Weekers toen het ging om de belasting op leidingwater. Toen ik zei dat die onuitvoerbaar was, vroeg men: maar u wilt het toch wel? Ik zei echter dat de regeling onuitvoerbaar was. Ik zou zeggen: kijk daarnaar.

De heer Bashir (SP):

Ik volg de heer Omtzigt niet helemaal. Hij zegt dat er 30.000 miljonairs zijn die er straks met dit voorstel op achteruitgaan en die hun weg zullen vinden naar box 2. Tegelijkertijd gaan duizenden andere mensen die een klein vermogen gespaard hebben er met het voorliggende voorstel echter op vooruit. Het CDA vergeet die mensen, maar komt wel op voor de miljonairs die erop achteruitgaan, terwijl die mensen juist naar box 2 kunnen gaan en dan nog steeds minder belasting betalen. Ik begrijp dus niet helemaal waarom het CDA tegen dit voorstel is, want het is een verbetering ten opzichte van de huidige praktijk. Iedereen wordt nu geacht 4% rendement te behalen. Vooral kleine spaarders hebben daar moeite mee en moeten daardoor meer belasting betalen. Die kleine spaarders gaan er nu allemaal op vooruit. Laat het CDA al die mensen nu in de steek?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het wel interessant. Er wordt hier een verkeerde presumptie naar voren gebracht. Er wordt namelijk gezegd dat wij die mensen zouden willen helpen, terwijl ik gewoon zeg wat er feitelijk gebeurt. Al die mensen zullen immers overstappen naar box 2, waardoor de opbrengsten in box 3 volgend jaar met een paar honderd miljoen zullen tegenvallen. In de rekenmodellen van het kabinet maakt dat allemaal niet uit, want het is zogenaamd endogeen en het wordt netjes binnenskamers opgelost. Ik zou graag goed naar de gedragseffecten willen kijken. Als je een belastingverlaging van een paar honderd miljoen wilt doorvoeren, moet je zelf bepalen waar je dat doet. Dat wordt bij dit voorstel niet gedaan. De gedragseffecten worden er gewoon niet in gezet. Op die manier ben je in mijn ogen onzorgvuldig met wetgeving bezig. Daarom vraag ik om dit te doen. Aangezien het toch pas op 1 januari 2017 ingaat, valt het prima los te knippen en in januari in deze Kamer te behandelen. We kunnen box 2 daar ook prima integraal bij betrekken, want iedereen ziet dat box 2 gebruikt gaat worden. Op basis daarvan kunnen we dan kijken wat het beste voor Nederland is. Dat lijkt mij echt de oplossing. U zult van mij geen voor of ja of nee horen. Vooral voor de gemakkelijke quotes «bent u er dan tegen dat kleine spaarders iets minder betalen» geldt dat ik daar natuurlijk niet tegen ben. Ik ben voor goede fiscale wetgeving en daarom zit ik in de Kamer.

De heer Bashir (SP):

Uiteindelijk gaat het om de consequenties van je handelen. Als je dit loskoppelt en straks wegstemt, zullen de kleine spaarders meer belasting betalen dan zij straks gaan doen dankzij dit voorstel. Uiteindelijk heeft dat handelen wel gevolgen voor wat er in het land gebeurt. Dan ben je wel opgekomen voor 30.000 miljonairs, maar heb je 100.000 anderen in de steek gelaten.

De heer Omtzigt (CDA):

De SP komt op voor de miljonairs, want met dit wetsvoorstel gaan zij geen steek extra betalen. Als je box 2 niet meeneemt in de herziening, gaan zij niet meer betalen. Dan kunt u zeggen «het staat mooi op het stickertje», maar het gebeurt niet. Ik heb net uitgelegd – en het valt mij tegen dat de SP dat niet begrepen heeft – dat ik er voor ben om dit wetsvoorstel in januari hier te behandelen en in april in de Eerste Kamer. Dan ligt er een gewijzigd voorstel voor box 3. En geloof mij: dan hebben we volgend jaar niet een spoeddebat over het feit dat iedereen met een vermogen van meer dan 1 miljoen naar box 2 is gevlucht. Dat is namelijk hoe wij in de Kamer hier werken. Laten wij ons dat gewoon besparen.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, u gaat naar uw slotbetoog, zoals u net zelf aankondigde.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is een iets langer betoog en het gaat over de Wet tegemoetkomingen loondomein. Ik heb behoorlijk veel vragen en twijfels over dit wetsvoorstel. De doelstelling om werkgevers te bewegen om meer mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt of uit specifieke doelgroepen aan te nemen, onderschrijven wij zeer. Dit wetsvoorstel is echter een risico. Ik bespreek de uitvoerbaarheid, de uitbetaling van tegemoetkomingen en de grofmazigheid van het systeem.

Allereerst de uitvoerbaarheid. Wij missen een cruciale uitvoeringstoets tussen UWV en Belastingdienst. De laatste keer dat mij dat gebeurd is, is bij sub-Walvis geweest. Dat heeft 0,5 miljard tot 1 miljard schade en een niet werkend systeem opgeleverd. Kom op met die uitvoeringstoets.

Vervolgens wordt het minimumloon herzien. Dit hele wetsvoorstel is gestoeld op het minimumloon. Nog voordat het wetsvoorstel ingaat, zou echter de eenheid van het minimumloon veranderd kunnen zijn. Dat is een groot risico in de uitvoering en dat weet dit kabinet. Waarom heeft het dit gedaan? Wat gaat de Staatssecretaris doen als er over een paar jaar door achterstanden bij het UWV problemen bij de Belastingdienst ontstaan? In een nota lezen wij dat er alternatieven zijn overwogen, maar wij lezen niet welke alternatieven en wat de voor- en nadelen ervan zijn. Is het verrekenen met andere belastingen en premies alleen overwogen als alternatief voor het LKV of ook voor het LIV? Hoe kan het verlagen van werkgeverspremies of andere werkgeverslasten gepaard gaan met administratieve lasten, terwijl het optuigen van een geheel nieuwe regeling minder administratieve lasten overlevert? Waarom heeft het kabinet niet overwogen om gemeenten de mogelijkheid te geven van loondispensatie in plaats van het LIV? Dat is een stuk eenvoudiger dan een hele nieuwe regeling. Ik krijg graag een uitgebreide reactie op het alternatief van loondispensatie.

Kan de Staatssecretaris of de Minister uitleggen waarom het grote beslag van dit wetsvoorstel op de portfolio van de Belastingdienst veroorzaakt wordt door het mogelijk invoeren van de quotumheffing, de Wet elektronisch berichtenverkeer en maatregelen in het kader van de investeringsagenda van de Belastingdienst?

De uitvoeringsproblemen zitten niet alleen bij het UWV en de Belastingdienst. Het is nog maar de vraag of de regeling voor werkgevers zo eenvoudig uitpakt als geschetst. Ik vind het gewoon echt onbehoorlijk dat de regering kleine bedrijven verwijt dat zij te weinig ouderen en arbeidsgehandicapten in dienst hebben. Juist in het mkb worden veel werkloze ouderen en arbeidsgehandicapten aangenomen vanuit het gevoel van sociale rechtvaardigheid en veel ondernemers kennen de premiekorting niet eens. Als zij die al kennen, weten zij de weg in de bureaucratie niet. De regering belooft beterschap, maar het is bijna lachwekkend dat in de nota te lezen valt dat het kabinet de vrees van de CDA-leden voor bureaucratie niet begrijpt, terwijl een mkb-ondernemer voor een LKV wel de weg moet vinden tussen de vereiste formulieren, verklaringen, verzoeken, beoordelingen, vooraankondigingen, overzichten, correctieberichten en beschikkingen voordat hij uiteindelijk anderhalf jaar later een uitbetaling krijgt. Graag een serieuze reactie hierop.

Dan het toeslagkarakter van de wet. De Belastingdienst gaat geld uitbetalen. Oké, dit keer aan bedrijven. Wat hebben wij geleerd van de problemen met toeslagen? Zijn er fraudeonderzoeken geweest en is er een scan geweest op fraudemogelijkheden? Is goed gewaarborgd dat werknemers voor wie het LIV wordt aangevraagd, ook daadwerkelijk in dienst zijn?

Tot slot kom ik op de grofmazigheid. Dat is een mooie doelstelling, maar er wordt € 400.000 aan subsidies verstrekt voor 7.000 banen. Dat is bijna € 71.000 per laagbetaalde baan, waarvoor maximaal een salaris uitbetaald mag worden op WML-niveau, zijnde € 19.500 per jaar. Wat vindt de bewindspersoon van deze kostprijs? Hijzelf zegt al dat er een deadweight loss is van 479 miljoen, zijnde 97% van de kosten van het wetsvoorstel. Dat is echt een wereldrecord. En dan zijn er nog veel categorieën die buiten de boot vallen, maar die hebben de collega's al opgenoemd, bijvoorbeeld iemand die in de loop van het jaar wordt aangenomen of iemand die twee banen heeft. Juist de groepen die we onderzocht wilden hebben – hoeveel studenten maken er gebruik van en hoeveel tijdelijke buitenlandse werknemers? – konden niet uit de polisadministratie worden gehaald. Staatssecretaris en Minister, doe een nieuwe poging.

Voor een werknemer met loonkostensubsidie krijgt de werkgever wel LIV, en voor een werknemer met loondispensatie niet. Tot 2020/2021 wordt dit effect gerepareerd met de premiekorting banenafspraak, maar overzichtelijker is het niet. En voor de periode daarna is er nog een probleem, want hoe krijg je iemand met verminderde productiecapaciteit aan het werk als iemand uit de bijstand goedkoper is? Het geheel komt op mij over als een lappendeken aan regelingen, die soms wel en soms niet op elkaar aansluiten of elkaar overlappen. Ik hoor graag hoe alle regelingen op elkaar ingrijpen.

Er zijn nog meer onvolkomenheden. Een werknemer met twee laagbetaalde banen voor twee dagen per week wordt duurder voor werkgevers. Voor werknemers met weekendtoeslagen, bijvoorbeeld in de zorg of op de bus, of voor werknemers met veel overuren, waarvoor ze een toeslag krijgen, krijgt de werkgever al snel geen LIV meer. Een paar toeslaguren kunnen de werkgever € 1.000 of € 2.000 kosten. Wat gaat er gebeuren? Deze mensen met een laag inkomen worden in de laatste maanden van het jaar uitgeroosterd in de weekenddiensten. U weet toch hoe dit land werkt? En als de werkgever ze laat doorgroeien naar 110% of 120% van het WML, voelt hij dat hij een boete krijgt. Worden mensen juist niet naar beneden geduwd in het loongebouw? Ik zie dus veel mitsen en maren bij het LKV en kijk uit naar wat beide bewindspersonen te melden hebben.

Zoals gezegd, zal ik het stuk over de moeder-dochterrichtlijn, artikel 2 – waarvoor dank, collega's, misschien kan het een jaartje eerder ingaan – en de Wet uitvoering Common Reporting Standard aanleveren.

Ik heb vier slotopmerkingen. Het rapport van Simmons & Simmons is nu onder de Euro-WOB openbaar geworden en wij mogen het vertrouwelijk inzien. Zouden wij alsjeblieft dat rapport zo spoedig mogelijk openbaar in de Kamer kunnen krijgen? En voordat de Staatssecretaris dat denkt: ik heb inderdaad allang een Euro-WOB-verzoek ingediend dus ik zal het wel krijgen, maar voor de netheid zou ik het fijn vinden om het van de Staatssecretaris te krijgen. Ik ben Kamerlid geworden om informatie van de regering te ontvangen en niet via WOB-verzoeken. Inderdaad, mevrouw Schouten, ik heb een Euro-WOB-verzoek ingediend, omdat wij nu al vijf maanden om dit rapport vragen. Als de regering instemt met maatregelen over het uitwisselen van rulings en over belastingontwijking, en het onderliggende rapport van de Europese Commissie uit 1999 en 2009 op basis waarvan de maatregelen genomen worden, pas daarna openbaar wordt, wil ik dat gewoon van tevoren kunnen zien. Ik vind het slordig dat dit niet het geval was.

Hoe staat het met het meten van de tax cap? Die belofte staat al jaren, maar wordt nooit nagekomen. Mocht de Staatssecretaris nog een beginnetje zoeken: de Vpb lijkt mij een mooie plek om eens goed te gaan kijken.

Wat de autobelastingen betreft, heb ik iets beloofd aan de collega's. Kan de Staatssecretaris de hybrideauto niet gewoon per 1 januari 2016 in de reguliere bijtelling doen en de opbrengsten gebruiken om de accijnzen omlaag te doen? Ik krijg graag een serieuze reactie, want de Staatssecretaris heeft zelf toegegeven dat de accijnsmaatregel 60% minder oplevert dan beoogd.

Tot slot. Vijf partijen hebben vragen gesteld over het alsnog invoeren van overgangsrecht voor oldtimers. Zouden die vragen vóór het antwoord in eerste termijn beantwoord kunnen zijn? Zo weten wij of er een overgangsregeling kan komen voor diesels en lpg-auto's, waarmee ze een paar maanden per jaar niet mogen rijden maar voor een lager bedrag van zo'n € 150 toch op de weg kunnen en ontschorst zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik stel de heer Omtzigt dezelfde vraag die ik aan de heer Dijkgraaf stelde. Hij wil de lasten voor tweeverdieners met kinderen verzwaren en dat geld gebruiken voor de kinderbijslag, als ik hem goed begrijp. In het model kost dat banen. Dat kan een keuze zijn, maar hoeveel baanverlies is de heer Omtzigt bereid om voor zijn kap te nemen in dit plan?

De heer Omtzigt (CDA):

Ten eerste zal een verlaging van de IACK leiden tot een mindere stijging. Dan blijven er nog forse plussen over bij de tweeverdieners. Ten tweede wijs ik er, net als de heer Dijkgraaf, op dat dit een arbeidsaanbodmodel is. Mensen worden dus de arbeidsmarkt op gejaagd, terwijl er 600.000 werklozen zijn. Het CPB denkt dat er automatisch meer werkgelegenheid ontstaat als er zich 20.000 mensen meer aanbieden. Dat is een evenwichtssituatie wel degelijk het geval, maar in de huidige situatie niet. Wij hebben dus enige twijfels bij de CPB-modellen. Ik denk dat dit geen groot effect zal hebben. Ik wijs ook nog even op het onderzoek van de heer Dijkgraaf. Van de huishoudens met een alleenverdiener waar de prikkels zouden moeten vallen, is driekwart niet in staat om te werken vanwege een chronische ziekte, een handicap of echt onvrijwillige werkloosheid. Daar zal dus weinig effect optreden, hoe groot je de prikkels ook maakt.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat je andere keuzes maakt die leiden tot baanverlies in een CPB-model is politiek. Die keuze hebben collega's. Dat zijn voorkeuren. We hebben echter afgesproken dat we dingen laten doorrekenen door het Centraal Planbureau. Ik vind het opvallend dat collega's die baanverlies bepleiten ineens allemaal over elkaar heen buitelen om dat model aan te vallen. Dat vind ik niet zo sterk. Ik respecteer de keuzes van collega's, ook als dat andere keuzes zijn dan die van mijn partij, maar hoeveel baanverlies wil de heer Omtzigt in dat model voor zijn kap nemen?

De heer Omtzigt (CDA):

Als het reële banen zijn niet één, maar als het fictieve banen zijn, nodig ik de heer Van Weyenberg uit om op het Plein aan de mensen te vragen hoeveel IACK ze krijgen. Weten wat je krijgt, is een voorwaarde om je gedrag te veranderen. Uit elk onderzoek blijkt echter dat belastingbetalers niet eens weten hoeveel IACK ze krijgen, laat staan dat zij weten hoeveel zij er al dan niet extra voor zouden moeten werken. Houd dus alsjeblieft op met de fictie dat de huidige vormgeving van de IACK leidt tot banen. Die leidt tot een complexer belastingstelsel. En dan het vragen van reacties: ik heb het CPB om een reactie gevraagd op onze studie. Dat is een heel duidelijke studie over het evenwicht tussen kostwinners en tweeverdieners. Die reactie zie ik heel graag tegemoet.

De heer Bashir (SP):

De heer Omtzigt stipte net de Vpb aan. Daar zou het kabinet naar de tax gap kunnen zoeken. Dat prikkelt mij om door te vragen. Ik ben benieuwd op welke aspecten de heer Omtzigt wijst. Wij hebben dit punt ook vaak aangehaald en altijd werd ontkend dat er sprake was van een tax gap.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat hebben wij nooit ontkend. Wij zijn er zelfs voorstander van dat het parlement rulings kan inzien. Die interesse is naar aanleiding van een bepaalde gerechtelijke uitspraak de afgelopen weken niet afgenomen, kan ik de heer Bashir verzekeren. Als je de tax gap wilt berekenen, is er bij de btw een redelijke berekening. Ik maak me iets minder zorgen bij de ib en de lb. Ik maak me de meeste zorgen bij de Vpb. Wellicht zou eens gekeken kunnen worden bij de inkomstenbelasting van zzp'ers. Daar zou weleens een verschil kunnen zijn tussen wat je denkt binnen te halen en wat er echt binnen te halen is. Ik geloof dat helder is waarom we als eerste bij de Vpb naar de tax gap zouden moeten kijken. Daar is geen woord Spaans bij.

Ik zou ten slotte van de gelegenheid gebruik willen maken om de regering te vragen om even te kijken naar het aanvullend commentaar van de NOB. Daar stonden enkele zeer interessante technische vragen in. Ik vraag de Staatssecretaris of die meegenomen kunnen worden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Voor de technische vragen sluit ik mij aan bij de vorige spreker, want daar kan ik niet overheen.

Het kabinet probeert dit Belastingplan sinds Prinsjesdag te spinnen als goed nieuws voor werkend Nederland. We gaan 5 miljard minder belasting betalen. Ik hoorde het de coalitiepartijen tot tien keer toe herhalen. Dat is dus goed nieuws voor werkend Nederland. Ondertussen harkt het kabinet echter wel 8 miljard extra binnen aan indirecte belastingen en werknemersverzekeringen. Dus het geeft 5 miljard maar het int tegelijkertijd 8 miljard aan indirecte belastingen en werknemersverzekeringen. In de Miljoenennota zien we dat het geen 5 miljard blijkt te zijn maar eigenlijk 4,2 miljard is. Die 4,2 miljard blijkt geen 4,2 miljard te zijn, maar is 317 miljoen, zo blijkt uit bijlage 2 over de belasting- en premieontvangsten. Wat gebeurt er? Tegelijkertijd gaan de werknemersverzekeringen omhoog met 2,7 miljard. Dat is niet endogeen, maar als gevolg van het beleid. De huren en de btw gaan omhoog. Er is minder aftrek voor pensioenopbouw, waardoor de inkomsten weer omhoog gaan. Per saldo wordt Nederland er 317 miljoen beter van. Dat is het goede nieuws. Tegelijkertijd stijgt de belastingdruk volgend jaar van 35,2% naar 35,4%. Ik hoor gaarne het eerlijke verhaal van de Staatssecretaris. Die 5 miljard blijkt een dikke sigaar uit eigen doos. Als je dan ook nog bedenkt dat de belastingen eerder in deze kabinetsperiode zijn verhoogd met bijna 15 miljard, dan blijkt die sigaar alleen nog maar dikker.

Maar goed, ik wil het feestje niet bederven dus ik ga verder over de inhoud. Wat staat ons te wachten in 2016? Meer nivellering. Wat dat betreft moet de VVD zich doodschamen, want het PvdA-feestje wordt vervolgd. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting worden nog sneller afgebouwd; deze keer zelfs tot nul. Hier en daar vindt wat uitstel plaats van de voorgenomen bezuinigingen op de huurtoeslag, de ouderenkorting en de zorgtoeslag. Er vindt ook een marginale vereenvoudiging plaats van het stelsel: alleen de integratie van SDA met de S&O-afdrachtvermindering. Verder staan ons een nog hogere energiebelasting te wachten en een frisdrankbelasting van 30 miljoen. Er komt een royalere schenkingsvrijstelling en dat is het dan. Daar heb je dan 1.000 bladzijden voor nodig.

Het kabinet draait uit pure paniek aan alle inkomensafhankelijke knoppen die er maar zijn. De schijven worden verlengd, de tarieven worden verhoogd en dan toch weer verlaagd. Het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting wordt verdubbeld en gaat naar nul. De arbeidskorting wordt verhoogd, maar tegelijkertijd ook versneld afgebouwd naar nul. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt verhoogd. De ouderenkorting wordt verhoogd en dus niet verlaagd, en dat incidenteel en ook niet voor iedereen.

Alle knoppen worden aangedraaid. Het ontbreekt het kabinet aan visie. Draaien maar, omdat het kan, maar met welk doel wordt er gedraaid? Is het doel nivelleren omdat het kan? Is het doel eerlijk delen of nog eerlijker delen? Iemand met een modaal inkomen houdt netto net zo veel over als iemand met het minimumloon. Ik ben in een interruptie al ingegaan op de vraag hoe werken loont in dit Belastingplan. Als dat het doel is, dan is het wel erg karig om met 5 miljard 7.000 banen te realiseren. Dat is € 715.000 per baan. Dat is een heel dure baan. Ik zie de Staatssecretaris kijken van hoe komt hij nou aan 7.000. Er is 5 miljard belastingverlaging nodig om 7.000 banen te realiseren in 2016 en 35.000 banen in 2040.

Door al dat gedraai aan die knoppen en door al die inkomensafhankelijke toeslagen zijn we helemaal dolgedraaid. Dat blijkt ook uit de voorbeeldberekeningen die we afgelopen vrijdag kregen van het CPB. Mensen met een inkomen tot aan modaal betalen nauwelijks belasting. Sterker nog, hun beschikbare inkomen is vaak hoger dan hun bruto inkomen. We zien een negatieve belastingdruk tot wel 50%. Lees het stuk van het CPB, zeg ik tegen de Staatssecretaris. Een alleenstaande ouder met twee kinderen die op het minimumloon zit, houdt bijna € 30.000 over. Je krijgt € 19.000 loon en je houdt € 30.000 over. Dat is Nederland. Anderhalf keer het brutosalaris is wat je te besteden hebt. Dat is evenveel als het inkomen van iemand op modaal. Waarom zou je als alleenstaande met een minimumloon meer gaan werken, want je hebt al een modaal inkomen? Als alleenstaande ouder met het wettelijk minimumloon verdien je netto meer dan een kostwinner met een modaal inkomen. Kan de Staatssecretaris dit mij nog uitleggen? Is dit eerlijk?

Ook blijkt dat de belastingdruk voor een kostwinnersgezin veel hoger is dan voor andere gezinnen. Bij anderhalf keer modaal heeft een kostwinnersgezin per jaar € 8.000 minder te besteden. Dat is € 2.000 per gezinslid. De kosten zijn echter hetzelfde. Een kostwinnersgezin met een modaal inkomen houdt € 7.000 minder over dan een alleenstaande ouder, terwijl dit gezin één mond minder te voeden heeft. Bij een kostwinnersgezin heeft elk gezinslid dus € 6.700 te besteden, terwijl bij een alleenstaande ouder elk gezinslid € 11.000 te besteden heeft. Dat is bijna twee keer zo veel. Je zou er bijna voor gaan scheiden. Vindt de Staatssecretaris dit nog een eerlijke verhouding? Niet voor niets zitten 87.000 kostwinnersgezinnen in financiële problemen. Dat bleek uit het Nibud-budgethandboek van dit voorjaar.

In de CPB-berekeningen zien we ook dat het bijna niet meer uitmaakt of je het minimumloon verdient of een modaal inkomen, dat bijna twee keer zo veel is. Van de € 16.200 die iemand extra verdient, houdt een alleenstaande ouder nog € 4.000 over. Dat is 24%. Hij betaalt er dus 76% belasting over. Een kostwinner houdt er € 1.800 van over. De heer Omtzigt zei het al. Dit is net iets meer dan 10% van die € 16.200 die je meer gaat verdienen. Hoezo, werken moet lonen, zeg ik dan tegen de VVD. Dit is niet meer uit te leggen. Van de armoedeval trapt de Staatssecretaris nu met blote ogen in de nivelleringsval van de PvdA. Ik hoop dan ook dat hij de CPB-doorrekening als een wake-upcall ziet en direct teruggaat naar de tekentafel om deze omissies te repareren.

Dan kom ik op box 3.

De voorzitter:

Er is eerst nog een vraag van mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb naar de heer Van Dijck geluisterd. Wat wil hij zelf? Ik begrijp namelijk dat niets deugt. Belastingverlaging schijnt niet goed te zijn. Wat wil hij dan zelf? Wat zijn zijn ideeën? Hoe moet het eruitzien? Ik hoor het graag.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De PVV vindt ook dat werken moet lonen. Maar het is niet de bedoeling dat je, als je het minimumloon verdient, netto evenveel overhoudt als iemand die een modaal inkomen verdient. Dan is er iets goed fout gegaan in de structuur van de belastingtarieven. Ik wil dat de Staatssecretaris goed bekijkt waar het fout gaat en hoe hij dat kan repareren. Zo moeilijk is dat niet. Werken moet toch lonen? Of is dat adagium bij de VVD ook al overboord gegooid?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Vorige keer hoorden wij dat alles stond uitgelegd in het verkiezingsprogramma van de VVD. We zijn alweer een jaar verder. Daarom stel ik nogmaals mijn vraag. De heer van Dijck is al een tijd Kamerlid. Wat wil hij veranderen? Hem kennende, heeft hij daar vast over nagedacht. Wat gaat hij veranderen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij willen naar lagere belastingen. De belastingen op arbeid kunnen een stuk lager worden dan nu het geval is. In ons verkiezingsprogramma zijn inderdaad heel veel posten opgevoerd waar je dat geld vandaan kunt halen. Dat zijn echter niet de keuzes van dit kabinet. Zolang dit kabinet miljarden aan subsidies en noem maar op blijft gooien richting Brussel en richting Griekenland, moet het in het huidige stramien opereren. Als het dan ook nog gevangen zit met een PvdA die niets liever doet dan nivelleren, krijg je een zeer genivelleerd stelsel, zo genivelleerd zelfs dat het niet meer uitmaakt of je in Nederland het minimumloon verdient of een modaal inkomen.

De voorzitter:

Heel kort, aanvullend, mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wacht tevergeefs op een voorstel van de heer Van Dijck. Ik wacht dan maar de komende week.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijck, u vervolgt uw betoog.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik kan kort zijn over box 3. Gerrit Zalm zei in 2001: elke sukkel haalt meer dan 4% rendement. Weet u dat nog? Verder zei hij: wie dat niet lukt, kan bij mij staatsobligaties krijgen met een rendement van een procent of zes. Dat was in 2001. Inmiddels zijn wij allen sukkels en moeten we blij zijn met 1% op onze bankrekening. Waar kan ik terecht bij die Minister van Financiën van toen, met die 6% rendement op staatsobligaties? Dat er iets moet veranderen in box 3 is dus evident. Maar waarom, zo vraag ik mij af, is het forfaitair rendement niet gewoon aangepast naar een meer realistisch niveau? Toen was 4% kennelijk makkelijk te halen op elke spaarrekening, maar tegenwoordig is de werkelijkheid veranderd en is dat nog geen 1%. Waarom wordt er dus een hele kerstboom opgetuigd en wordt het niveau niet gewoon aangepast naar een realistisch niveau? Het wordt er allemaal niet robuuster en eenvoudiger op. Kleine spaarders teren in ieder geval niet meer in op hun vermogen, maar ervaren in het nieuwe stelsel nog steeds een belastingdruk van 65% of hoger. Grote vermogens vluchten, zoals eerder gezegd door mijn buurman, naar box 2, waar ze 25% betalen over het werkelijk genoten rendement. Grote vermogens zijn we dus kwijt in box 2. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat mensen daarnaartoe gaan? Waarom heeft de Staatssecretaris niet gekozen voor een meer hybride stelsel? Daarbij zouden kleine spaarders, tot bijvoorbeeld € 100.000, een forfaitair rendement van 1% kunnen betalen. Dat gaat om 2,5 miljoen belastingplichtigen. De grotere spaarders, van wie de Staatssecretaris denkt dat ze beleggen en meer in onroerend goed zitten, zouden dan over het reële rendement moeten betalen. Zou dat niet een veel pragmatischer oplossing zijn?

Dan de accijnzen. Dat kan ik ook kort houden, want daar hebben we twee weken geleden een notaoverleg over gehad. Het besluit om ze te verhogen is een van de vele fouten van dit kabinet. Maar in plaats van excuses te maken, blijft de Staatssecretaris vasthouden aan deze verkeerde beslissing. De cijfers liegen echter niet. In 2014 werd er meer dan 587 miljoen liter diesel minder getankt. Daardoor heeft de Staat 131 miljoen euro aan inkomsten misgelopen. Zolang de accijnsverhoging meer geld oplevert dan die kost, vindt de Staatssecretaris het allemaal geen probleem. Miljoenen lekken weg naar onze buurlanden en het boeit hem niet. Maar in plaats van dat er geleerd wordt van deze blunder, wordt het volgend jaar nog erger. In Nederland worden de accijnzen verder verhoogd, terwijl in België de prijs van een liter benzine met 4 cent wordt verlaagd: 1,4 cent in oktober en 2,6 cent in januari. Vanaf 1 januari wordt het verschil met België dan bijna 30 cent per liter. Er ligt dus nog meer weglek in het verschiet. Daarom nogmaals een wake-upcall voor deze Staatssecretaris: neem je verantwoordelijkheid, kom uit de kramp en verlaag de accijnzen, want het is vijf over twaalf.

Dan de innovatieparagraaf, RDA en Wbso, als er tenminste geen vragen zijn.

De voorzitter:

U gaat vooral door, want uitlokking hoeft niet, hoor. En de klok tikt ook verder.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het kabinet pakt met de ene hand en strooit met subsidies met de andere hand. Er is 25 miljard aan subsidies: 6 miljard aan rijkssubsidies en 18,5 miljard aan fiscale subsidies; deurwaarder en Sinterklaas in één. Uit een onderzoek van de Algemene Rekenkamer bleek dat van twee derde, 60 van de 86, van de subsidies onbekend is of ze wel effectief zijn. Dat wordt niet eens getoetst bij 5,3 miljard euro aan subsidies. Het kabinet strooit met miljarden in de hoop dat dit effect heeft, maar zeker weten doet het dat niet. Men koopt een goed gevoel en rekent op de maakbaarheid van de samenleving. De PVV zegt: niet doen.

Zo ook bij innovatie. De regelingen en subsidies daarvoor tuimelen over elkaar heen: de Wbso, de innovatiebox, de RDA, de TKI. Subsidieadviseurs lachen zich kapot. Het is een miljardenbusiness. Volgend jaar wordt er 2,5 miljard aan loonbelasting kwijtgescholden, in de hoop dat het wat innovatie oplevert. Op hoop van zegen. Hoe effectief is dit? Stoppen de ASML's, de DSM's en de Philipsen van deze wereld met innoveren als zij geen 2,5 miljard aan loonkostensubsidie krijgen? Ik dacht het niet. Hoe effectief is het instrument van loonkostensubsidie om R&D te stimuleren? Hoeveel misbruik en fraude wordt hiermee gepleegd? Hoe is dit te controleren? En in hoeverre profiteren de echte uitvinders zonder inkomen, de zzp'ers en de freelancers, van deze regeling? Niet dus. En wat betekent de integratie van de RDA en de WBSO voor de kleine mkb-bedrijven? Dat werd al eerder gevraagd. Waarom is het plafond losgelaten, waardoor de grote bedrijven meer kunnen profiteren? En waarom wordt er 200 miljoen extra geïnvesteerd in de WBSO? Is 2,5 miljard niet genoeg? Waaruit blijkt dat? Er wordt 200 miljoen extra naartoe gesmeten, terwijl we dat geld beter kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor de verlaging van de accijnsverhoging die voor de grensstreek zo desastreus is uitgepakt. Daar heb je een dekking, mevrouw Neppérus: 200 miljoen extra intensivering van de WBSO. Drie simpele R&D-medewerkers leveren bij een uurtarief van € 29 al een belastingvoordeel op van € 55.000. Het is drie halen, twee betalen bij deze Staatssecretaris. Hoeveel innovatie levert dit nu extra op? Wie het weet, mag het zeggen.

Nu de Wet tegemoetkomingen loondomein. Hiermee is 800 miljoen gemoeid. Dit zou goed moeten zijn voor de werkgelegenheid aan de onderkant, voor ouderen en voor gehandicapten. Mijn eerste vraag aan de Minister: waarom wordt hier pas in 2017 mee begonnen? Als het zo'n goede regeling is, waarom wachten we dan? We hebben nu toch banen nodig? Ik heb ook nog andere vragen. Hoeveel extra banen worden hierdoor gecreëerd? Hoeveel extra instromers, ouderen en gehandicapten zullen hierdoor aan het werk worden geholpen? Of wordt hier weer 800 miljoen naartoe gesmeten, in de hoop dat het goed uitpakt? Is er een maximumtermijn verbonden aan de LIV-teruggave of is dat voor onbepaalde tijd, zolang een persoon niet meer dan 120% van het minimumloon verdient? Remt de cap van 110 à 120% niet de doorgroeimogelijkheden van mensen? Bij een stijging naar 111% of 121% loopt de werkgever namelijk gelijk € 1.000 mis. Dat lokt calculerend gedrag uit.

In 2009 heeft het kabinet een premiekorting geïntroduceerd om werkgevers te prikkelen om ouderen en gehandicapten in dienst te nemen. Ze krijgen een maximale korting van € 7.000. Hoe effectief was deze regeling eigenlijk? Is ze wel geëvalueerd? Met € 7.000 zou elke gehandicapte en elke 56-plusser aan het werk moeten gaan, want dat is een prikkie. Hoeveel ouderen en gehandicapten zijn hierdoor aan een baan geholpen? De oude regeling was dus kennelijk niet efficiënt en robuust, en fraudegevoelig. Daarnaast bestond er voor kleine bedrijven een verzilveringsprobleem. Als die vorige regeling zo slecht was, waarom heeft het dan zeven jaar moeten duren voordat deze regeling werd aangepast? De Minister denkt dat het LKV deze problemen oplost. Hoe zit het eigenlijk met het draagvlak? Ik krijg signalen dat men helemaal niet zo blij is met die nieuwe regeling. Men is niet blij met die verlaging van € 7.000 naar € 6.000. Men is er niet blij mee dat men 1,5 jaar moet wachten op zijn geld; men moet het allemaal voorfinancieren en dat is nogal wat. Ook bij het LIV is men niet blij met de 24 uurseis en die 120%-minimumlooneis. Er wordt gezegd dat dat niet gaat werken. De laagste cao-schaal, die voor schoonmakers en beveiligers, ligt boven de 120%. De meeste arbeidscontracten zijn voor die groep schoonmakers en beveiligers voor minder dan 24 uur. Er wordt dan ook voorgesteld om die 24 uurseis om te zetten naar 15 uur in het eerste jaar en 20 uur in het tweede jaar, dus met een ingroei, en om de minimumlooneis op te hogen naar 130%. Gaat de Minister hiernaar kijken?

Tot slot iets over fraude. Nog steeds kan een oudere werknemer van boven de 56 jaar worden ontslagen en na zes maanden terug in dienst worden genomen met een mooi loonkostenvoordeel van € 6.000 per jaar. Dat is dus nog steeds mogelijk. Hoe gaat de Minister dit voorkomen?

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Vanuit vrijzinnig perspectief zal ik mij beperken tot slechts tien onrechtvaardige gevolgen van het fiscale beleid. Zo houd ik het een beetje overzichtelijk aan het eind van deze dag.

Ten eerste is de vermogensrendementsheffing een zeer goed voorbeeld van een onrechtvaardige belasting. Deze belasting op box 3-vermogen is hoger dan de rendementen zelf, waardoor de regering vermogen van burgers afpakt. Anderen hebben dit al gezegd. Volgens velen is dit zelfs in strijd met de rechten van de mens. Een voorstel dat ik eerder hierover heb ingediend, is helaas in de Tweede Kamer verworpen. Gelukkig heeft de regering dit nu zelf ook op het netvlies. Er komt een tussenoplossing, die we vanaf 2017 gaan zien. Die is niet ideaal, maar lijkt toch beter, met name voor de kleine spaarders. Mijn fractie wacht echter nog wel degelijk op een echte oplossing, vanuit het oogpunt dat daadwerkelijk gerealiseerd rendement de basis voor belasting moet vormen. Mijn fractie kiest voor de werkelijkheid, niet voor fictie. Natuurlijk is dit een gemiste kans om tot echte hervormingen te komen.

Mijn tweede onderwerp betreft de erfbelasting. «De erfbelasting is de meest onrechtvaardige belasting die er is». Dat zijn mooie woorden, die ikzelf ook had kunnen zeggen, maar iemand was mij voor. U vraagt zich wellicht af wie dat was? Even googelen op «sterftaks» en «VVD» en je bent er. Het bleek niet zomaar iemand te zijn die deze woorden sprak. Nee, deze legendarische woorden zijn uitgesproken door onze huidige Minister-President Mark Rutte. Hij was destijds VVD-voorman en oppositieleider. Hij liet het toen niet bij woorden, maar stelde meteen voor om dit goed aan te pakken met vrijstellingsregelingen. Het zal u niet verbazen dat er vele positieve reacties volgden en dat vele kiezers dit voorstel hebben gewaardeerd. Helaas zijn ze van een koude kermis thuisgekomen. Vanaf 2012 horen we, gek genoeg, niets meer van de VVD over het afschaffen van deze sterftaks. Kiezersbedrog? De kiezers werd weer eens een VVD-worst voorgehouden, maar na de verkiezingen was die weer snel verdwenen. Waarom is dit onrechtvaardig? Mensen betalen over hun inkomen al inkomstenbelasting, en over hun vermogen vermogensbelasting en een vermogensrendementsheffing. Als je overlijdt, dient de belasting zich nog een keer aan en gaat ze er een derde keer overheen. Kortom, de erfbelasting is een zeer onrechtvaardige belasting. De VVD vond dat in 2008, de Vrijzinnige Partij vindt dat in 2015 nog. Ik sluit me daar uiteraard graag bij aan.

We hebben de Staatssecretaris gevraagd hoe het zit. In de nota naar aanleiding van het verslag stond het antwoord dat «het legitiem is belasting te heffen over vermogen dat iemand zonder inspanning toevalt, zonder dat daarover inkomstenbelasting wordt geheven bij deze verkrijger» en dat «niet is gebleken dat het uitgangspunt dat de erfrechtelijke verkrijging een draagkrachtvermeerderende omstandigheid is, niet langer juist is». Daar is dus een draai gemaakt. De heffing van de schenk- en erfbelasting is economisch minder verstorend dan heffingen op inkomsten uit arbeid en winst. Maar ja, eigenlijk zijn het allemaal drogredenen. Feitelijk is er maar één reden en die wordt ook opgeschreven: «Om budgettaire redenen kan de erfbelasting ook niet worden gemist. In 2014 bedroeg de kasopbrengst van de schenk- en erfbelasting 1,5 miljard». Het is bizar hoe de regeringspartij kan draaien. Wij vragen de Staatssecretaris wat er feitelijk is gebeurd. Waarom vonden liberalen in 2007 dat dit allemaal weg moest en zijn ze nu 180 graden gedraaid?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Helaas heeft de VVD nog niet 76 zetels, zodat ze niet altijd alles kan bereiken. Ik begrijp de gevoelens van de heer Klein. Er staat dat het budgettair om ongeveer 1,5 miljard gaat. De heer Klein zou het anders willen zien. Hoe gaat hij dat doen? Wat gaat hij anders doen? Graag een concreet voorstel, waar ik over na kan denken.

De heer Klein (Klein):

Let op, in mijn vervolgtekst keurig heb ik uitgewerkt hoe we dat moeten gaan doen. Je moet het natuurlijk wel deugdelijk financieren. Mag ik mijn betoog daarom vervolgen, voorzitter?

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Klein (Klein):

Dank u wel, voorzitter.

Bovendien is de sterftaks in feite het straffen van het behoud van familiekapitaal, bijvoorbeeld als dat na het overlijden van een dga of landgoedeigenaar zou moeten worden gesplitst. Recentelijk heeft Mark Rutte ook hierover in de Kamer een warm pleidooi gehouden, namelijk om zo'n familiekapitaal niet te belasten met erfbelasting. Dat is terecht, want de instandhouding van een familiebezit is voor de volgende generaties belangrijk. Alleen is het wat onlogisch en onrechtvaardig om die vrijstelling van betaling van erfbelasting op dit moment maar aan één familie te geven; dat zou eigenlijk voor iedereen moeten zijn.

Nu komt mijn voorstel, mevrouw Neppérus. Ik stel voor om de 5 miljard lastenverlichting op arbeid om te zetten naar 3,5 miljard, zodat we de onrechtvaardige sterftaks kunnen afschaffen tot 1 miljoen. Zo zou ook de VVD het graag zien. Zo kunnen we alsnog de lasten op arbeid verlichten en is de onrechtvaardigheid van de sterftaks eindelijk opgelost. Het is in feite een win-winsituatie. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Er komt in ieder geval nu al een reactie van mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Klein doet een voorstel. De lasten op arbeid zullen minder omlaaggaan, dus minder arbeidskorting. Hoe gaat hij dat invullen? Gaat hij de tarieven minder verlagen? Hij doet een voorstel, laten we dat even vaststellen. Maar als hij er 1,5 miljard afhaalt, zie ik dat toch graag wat geconcretiseerd. Wat gaat de heer Klein veranderen?

De heer Klein (Klein):

U gaf net de twee punten aan waar mijn amendement zich op zal richten. Het tegenovergestelde effect is namelijk dat er veel minder vermogens worden verdeeld; meer geld blijft bij meer erven. Kinderen die geld erven, kunnen zo weer hun hypotheek meer aflossen. Het komt economisch allemaal dus uitstekend in onze samenleving terecht, waardoor het economische traject weer wordt versterkt.

De voorzitter:

Aanvullend nog, mevrouw Neppérus?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik was gewoon benieuwd naar hoe dat 1,5 miljard af gaat van wat het kabinet doet. Wat gaat u minder doen? Dat wilde ik gewoon weten.

De heer Klein (Klein):

U noemde net twee punten. Het gaat over een mindere verlaging van de arbeidskorting en over de schijven.

Mijn derde punt gaat over een andere fiscale onrechtvaardigheid, een die ontstaat wanneer een fiscale partner in een jaar wegvalt vanwege echtscheiding. Nu kan de situatie als volgt zijn: als partner A meer gaat verdienen, moet partner B toeslagen als de huurtoeslag gaan terugbetalen, en dat terwijl ze helemaal niet meer samenwonen of financieel iets met elkaar te maken hebben. Dit is het gevolg van het toetsinkomen, dat wordt vastgesteld als waren zij het hele jaar bij elkaar gebleven. Het is toch vreemd dat partner A iets doet en partner B de kosten daarvan moet dragen ten opzichte van de Belastingdienst. In 2012 werd de 10%-regeling, die een oplossing hiervoor bood, afgeschaft. Ik heb inmiddels meerdere e-mails van getroffen mensen ontvangen, die op oneigenlijke gronden toeslagen moesten terugbetalen. Nu was 2012 een lastig jaar, waarin er moest worden bezuinigd. Anno 2015 heeft de regering die 5 miljard uit te delen, waarover we het net hadden. Ik zou zeggen: laten we deze maatregelen, die jaarlijks 4,9 miljoen euro kosten, herstellen. Het zou deze mensen, die dit juist het hardst nodig hebben, een steuntje in de rug geven. Bovenal zou dit een stuk rechtvaardiger zijn. Mensen moeten nu toeslagen terugbetalen op onterechte gronden. Het herstellen van de 10%-regeling is wellicht niet de meest voor de hand liggende oplossing, aangezien dat relatief ingewikkeld is. Vandaar dat ik op zoek ben gegaan naar een regeling die ervoor zorgt dat de meest voorkomende probleemcategorieën kunnen worden geholpen. Dat betekende even out of the box en vrijzinnig denken. In mijn ogen kan een oplossing worden gevonden door te bepalen dat mensen met een uitkering op minimumniveau bij een wijziging in de huishoudenssituatie altijd de maximale toeslag kunnen ontvangen. Dus niet opnieuw die 10%-regeling, maar wel met behoud van de maximale toeslag voor minima bij een wijziging van de huishoudenssituatie. Op die manier zorg je ervoor dat mensen op minimumniveau niet ten onrechte in de penibele situatie terechtkomen waarin zij nu zitten. Ik hoor graag de mening van de Staatssecretaris hierover.

Mijn volgende punt betreft een andere onrechtvaardige belasting: de precarioheffing op leidingen van nutsbedrijven. Ik dank de Staatssecretaris voor de schriftelijke beantwoording op dit punt. Hij schrijft dat het kabinet in het eerstvolgende bestuurlijk overleg over de financiële verhoudingen met de VNG in gesprek zal gaan om te bekijken hoe een vrijstelling van de precariobelasting op de netwerken van de nutsbedrijven buiten een algemene belastingherziening alsnog kan worden gerealiseerd. Dat was ook een uitspraak van de Kamer. Dat is goed nieuws, want het gaat nu om honderden miljoenen euro's en dat stijgt elk jaar maar door. De gemeenten gebruiken, door de grote rijksbezuinigingen noodgedwongen, deze precario als een welkome melkkoe. Hoe langer men wacht, hoe groter de problemen worden en hoe moeilijker het is om geen echt dekkingsprobleem te creëren bij het afschaffen ervan. Echter, door telkens tegen elkaar te zeggen dat het ongewenst is, komt er geen oplossing. Wij zouden graag actie willen. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer dit bestuurlijk overleg gaat plaatsvinden? Kan hij inschatten op welke termijn deze precario echt kan worden afgeschaft, zoals de Kamer dat ooit heeft gevraagd?

Mijn volgende punt betreft een kind dat met het badwater is weggegooid. Dat is in feite gebeurd met de onredelijke ontwikkeling rond de bedrijfsfietsenregeling in de WKR. De zogenaamde vergroende autobelasting was volkomen weggegooid geld, want echte vergroening vond er niet door plaats. Een écht groene regeling als die met de bedrijfsfietsen is met de werkkostenregeling feitelijk weggegooid. Groen met de auto naar het werk was prima, maar met de fiets is dat klaarblijkelijk niet zo. Het aantal door bedrijven verstrekte fietsen is dramatisch teruggelopen. Dat is heel slecht. Zou de Staatssecretaris een betere stimuleringsregeling voor bedrijfsfietsen kunnen opstellen, in het kader van een echte vergroening van ons belastingstelsel?

Ook zeer onredelijk, en gelukkig ook niet houdbaar, is de btw op de alternatieve geneeskunde, ingevoerd in 2013. De traditionele geneeskunde kent een btw-vrijstelling. Die onrechtvaardigheid stelde ik destijds al bij het belastingplan aan de orde, maar helaas vergeefs. Gelukkig heeft de rechter daar een stokje voor gestoken. Ik heb echter nog geen reparatiewetgeving gezien, maar wellicht ben ik abuis. Komt die er nog, Staatssecretaris?

Ik ben nu bij mijn zevende punt van de tien, dus dat schiet op. Ook erg onredelijk is de veel te lage vergoedingsvrijstelling voor vrijwilligers. Het kabinet staat een participatiesamenleving voor, maar echte participatie, waar ik een groot voorstander van ben, wordt tegengehouden door een te lage vrijstelling voor de vrijwilligersvergoeding. Om te beginnen zou die naar € 2.500 per jaar moeten gaan. Op dit moment is ze € 1.500. Er zou bijvoorbeeld ook een oplossing moeten worden gevonden voor een vrijwilliger die tijdelijk invalt voor een zieke vrijwilliger en vervolgens wordt gepakt omdat er over die 1.500 eurogrens heen wordt gegaan. Dan is er ook nog het onredelijke verschil tussen de gewone vrijwilliger en de vrijwilliger met een bijstandsuitkering. Kan de Staatssecretaris deze vrijstellingsregeling voor vrijwilligers verbeteren?

Over het volgende onderwerp hebben we het ook vaker gehad: die belachelijke, onrechtvaardige theoretische discussie met betrekking tot zelfstandigen en de VAR. Schijnzelfstandigheid is eigenlijk een probleem van werkgevers, die goedkoop mensen willen aantrekken. Het is dus een probleem van werkgevers, niet zozeer van zelfstandigen. Je moet dus de werkgevers aanpakken, niet de zelfstandigen. Dat is wat er feitelijk natuurlijk wel gebeurt. Een nieuwe regeling met een modelovereenkomst blijft voorlopig misschien achterwege; als het een beetje meezit per 1 april 2016. Op dit moment worden veel zelfstandigen brodeloos gemaakt omdat er geen VAR wordt verstrekt, waardoor zij niet aan de slag kunnen. Vanuit vrijzinnig perspectief zou je de zelfstandigheid van mensen op de arbeidsmarkt juist moeten aanmoedigen, in plaats van hen naar de bijstand te jagen. En dat is nu net wat er gebeurt. Ik heb het niet eens over het grote belang van de diensten die zelfstandigen leveren, en die we vaak hard nodig hebben; anders zou er immers geen marktvraag zijn. Je zou je dat toch echt moeten afvragen. Ik heb hier veel e-mails over ontvangen. Nu die VAR toch op de helling gaat, vraag ik de Staatssecretaris om die VAR-aanvragen met souplesse aan zelfstandigen te verstrekken, met name die in de zorgsector.

In dit verband wil ik met betrekking tot de WBSO en de RDA ook met name een pleidooi voeren voor de zelfstandigen. Velen hebben al gezegd dat juist innovatie door zelfstandigen en het kleinbedrijf zou moeten worden bevorderd. In mijn oude praktijk zie ik een groot probleem op dat gebied. Op dit moment speelt daar het 500 urencriterium voor zelfstandigen. Ik wil ervoor pleiten om dit te verlagen naar 400 uren, om zodoende te bevorderen dat zelfstandigen daadwerkelijk 20% van hun tijd niet besteden aan commerciële activiteiten maar aan innovatie. Zo kunnen we bevorderen dat meer mensen meer innovatieactiviteiten verrichten.

Tot slot, als afdronk bij mijn bijdrage in eerste termijn, de bijzonder onrechtvaardige bubbeltaks. Cava, prosecco en andere mousserende wijnen worden vanwege de bubbeltjes getroffen door een hogere accijns dan gewone wijn. Als we dan toch naar een vereenvoudiging en een helderdere belasting kijken, is dat volgens mij een raar onderscheid, dat bovendien niet meer van deze tijd is. Ik heb er vorig jaar al voor gepleit. En wat zien we gelukkig in de antwoorden? Ja, de Staatssecretaris is bereid om de bubbeltaks op mousserende wijn af te schaffen en daardoor alle wijnen gelijk te gaan belasten. Gelukkig heb ik dat in de beantwoording kunnen lezen. Maar waarom gedraald tot 2017? Is het niet veel beter om dat, in lijn ook met mijn eerdere voorstel, in te laten gaan per 2016?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen en bij de Algemene Financiële Beschouwingen hebben we al uitvoerig stilgestaan bij de hoofdlijnen van de Miljoenennota, waarvan het Belastingplan een heel centraal onderdeel is. We hebben toen uitvoerig toegelicht dat dat Belastingplan twee dingen niet doet; het schept relatief weinig werkgelegenheid en het vergroent niet. Mijn fractievoorzitter heeft bij de APB gezegd, net zoals ik bij de AFB heb gezegd: zonder vergroening geen steun van de fractie van GroenLinks voor het Belastingplan. Dit om helderheid te scheppen in een discussie waarin we vaak nogal lang om elkaar heen blijven draaien. Het betekent ook dat ik er vandaag voor kies om alle kaarten op tafel te gooien. Ik heb vijf voorstellen die ik ook zal toelichten. Op drie ervan is intussen door ons een amendement ingediend, zij het dat die ongeveer nu pas via Parlis binnenkomen, wat overigens niet betekent dat die amendementen niet verder voor bespreking en discussie vatbaar zijn of ook niet vatbaar zijn voor nadere samenwerking of samenvoeging. Het gaat ons erom helder aan te geven waar wij voor gaan en wat wij van de regering en deze Kamer willen. Het betreft de volgende voorstellen.

Ten eerste: het versterken van de prikkel om energie te besparen voor grootverbruikers. Ten tweede: het rechttrekken van de energiebelasting op gas ten opzichte van die op elektriciteit voor kleinverbruikers. Ten derde: het herinvoeren of alsnog invoeren van de kolenbelasting. Ten vierde: het flexibiliseren van de postcoderoosregeling. Ten vijfde: het aantrekkelijker maken van elektrisch rijden. Sommige van deze punten zijn door eerdere sprekers zoals de heer Van Weyenberg, al aan de orde gesteld; waar mogelijk zal ik daar ook op inhaken en wellicht dat we ook samen dingen kunnen oppakken.

Allereerst het voorstel voor de grootverbruikers. Bij de vormgeving van het amendement voor het ophogen van de energiebelasting grootverbruikers hebben we zo goed mogelijk gekeken naar de brief die er over dit onderwerp is gekomen naar aanleiding van de motie van de heer Merkies en mijzelf. Die brief schetst een aantal mogelijkheden en beperkingen. We hebben geprobeerd in te zetten op een relatief beperkte verhoging van de energiebelasting op zowel gas als elektriciteit. We kiezen voor die verhogingen, daar waar in het licht van de brief van de Staatssecretaris, meestal vanuit internationaal perspectief bezien, de meeste ruimte zit. Het zou kunnen dat we op sommige punten niet helemaal de brief volgen; daarover moeten we dan maar met elkaar in discussie gaan, want het kan zijn dat we lichtelijk van mening verschillen over de mogelijkheden. Met dit amendement willen wij een extra belastingopbrengst genereren van circa 200 miljoen. Dat bedrag moet ook weer terug. Het is dus niet bedoeld om de schatkist te spekken. Daarbij zijn er ten principale twee mogelijkheden voorhanden. De eerste ligt in de sfeer van lastenverlichting op arbeid. Dat zou geen slechte optie zijn, maar wij denken wel dat waar je dit geld specifiek weghaalt bij bedrijven, het meer wenselijk zou zijn om het bij bedrijven terug te laten komen in de vorm van een directere terugsluis. Die directere terugsluis zien wij in hoofdzaak via de Energie-investeringsaftrek (EIA). Je kunt er over van gedachten wisselen of dat kan en of dat ook in dit volume kan. De EIA bevat nu ongeveer 100 miljoen. Als je daar 200 miljoen aan toevoegt, gaat die naar 300 miljoen, wat dan wel een fors bedrag is. Kan dat? Ja, wij denken dat dit kan maar wij zijn ook erg benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris hierop. Je moet dan wel de EIA op een aantal punten durven aanpassen. Laten we wel wezen: die regeling is op dit moment van dien aard dat met de percentages die we nu kennen, uiteindelijk een investering bij een bedrijf voor niet meer dan 10% wordt gesubsidieerd. Wij denken dat die prikkel laag is. Wij zouden het zeer wenselijk vinden als bedrijven meer in de verleiding worden gebracht om investeringen te doen in energiebesparing. Dat zou moeten kunnen door bijvoorbeeld het percentage van 41,5 waartegen de aftrek plaatsvindt, op te hogen naar 55% en door mogelijk ook het maximumbedrag wat op te hogen van 118 miljoen naar 150 miljoen, waardoor je het ook voor grotere bedrijven interessanter maakt. Samen met een aantal andere technische wijzigingen, zoals het bewust mogelijk maken van een dubbeling ten aanzien van de subsidiëring op de investering via de EIA en op de output via de SDE+, zou je het voor bedrijven aanzienlijk interessanter kunnen maken en zou je dat volume prima kunnen wegzetten via een effectieve EIA-regeling die dan geldt voor het gehele bedrijfsleven, van mkb tot en met de zeer grote en energie-intensieve bedrijven. Wij denken dat dit een effectief middel is dat behalve een forse besparing op energie en bij voorkeur op gas oplevert, ook fors de werkgelegenheid lostrekt. Het gaat namelijk om een fors investeringsvolume.

Ik kom op ons tweede voorstel en dat betreft het rechttrekken van de energiebelasting op gas voor kleinverbruikers. We noemen het rechttrekken maar het gaat eigenlijk om een klein stapje in de richting van het rechttrekken. Op dit moment wordt gas relatief gezien minder belast, relatief naar energie-inhoud en zeker ook naar CO2-belasting. Dit is een gedachte die breder post heeft gevat en die we her en der ook terugzien in de opbouw van de argumentaties in het Belastingplan zelf. Het is vooral van belang om vast te stellen dat op het gebied van elektriciteit en alternatieven voor de gasketel voor verwarming van gebouwen, er vele mogelijkheden zijn. Dat varieert van een elektrische warmtepomp die een rendement kan halen dat vier keer zo hoog is als een goede hedendaagse hr-cv-ketel tot en met warmtelevering, gebruik van restwarmte en het beter isoleren van gebouwen en woningen. Dat wordt een stuk rendabeler als je de belasting op gas wat omhoog zou brengen, niet om huishoudens op kosten te jagen, maar wel om maximaal te stimuleren dat die energiebesparing tot stand komt. Daarom hebben we een amendement ingediend dat het gebruik van gas wat zwaarder belast, namelijk ongeveer 5 cent per kubieke meter, waarbij we gelijktijdig de al bestaande heffingskorting in de energiebelasting ophogen, zodanig dat we daarmee pak ’m beet 60% van het inverdieneffect – dat is namelijk fors want het gaat bij elkaar om ongeveer 750 miljoen – terugsluizen via die heffingskorting op de energiebelasting. Die is overigens niet gekoppeld aan elektriciteit of aan gas, maar aan de aansluiting. Je kunt wat dat betreft dus eigenlijk geen onderscheid maken tussen elektriciteit of gas. De heer Groot heeft in zijn bijdrage de Staatssecretaris gevraagd zo'n soort variant uit te werken. Ik stel voor dat daar ook onze variant serieus in meegenomen wordt. We hebben er namelijk al flink over nagedacht en er is ook in technische zin al wat over heen en weer gepingpongd met de ambtenaren van Financiën.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vind het een interessant voorstel. Ik moet het amendement overigens nog wel even goed bekijken want het is net binnengekomen. Ik heb de technische details ervan dus nog niet tot mij kunnen nemen. We weten allemaal dat vooral in de oudere huizen veel gas verstookt wordt en dat die huizen ook niet goed geïsoleerd zijn. Het zijn ook vaak huurhuizen. De heer Grashoff wil het geld terugsluizen via de heffingskorting. Heeft hij ook nagegaan welke koopkrachteffecten dit kan hebben voor met name de lagere inkomens?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Jazeker. Ik zou er ook zonder deze vraag aan toegekomen zijn. Het eerste wat ik daarover zou kunnen zeggen, is dat we het gehele bedrag willen terugsluizen. Dus datgene wat niet via de energierekening teruggesluisd kan worden via de heffingskorting willen we dan terugsluizen via de inkomstenbelasting en wel via de algemene heffingskorting, zodanig dat in elk geval allen daarvan profiteren en daarmee ook het koopkrachteffect in positieve zin wordt bijgebogen. In het voorstel dat wij nu doen – ook in de richting van mevrouw Schouten zeg ik dat het altijd vatbaar is voor discussie – kiezen we in de energiebelasting een omslagpunt van rond de 1.200 m3 gasverbruik per jaar. Bij dat verbruik is je energierekening namelijk neutraal. Boven de 1.200 m3 per jaar gaat je energierekening omhoog en daaronder gaat die naar beneden. Dat betekent dat met name kleine woningen, zelfs als ze minder goed geïsoleerd zijn, zoals flatwoningen, heel vaak op of onder dat niveau van energieverbruik zitten. Gemiddeld bezien, zit een kleine flatwoning onder de 1.200 m3 per jaar en zit een grote vrijstaande woning op 2.500 tot 2.600 m3. Op die manier is er ook gekeken naar de koopkrachteffecten. Het is nu eenmaal zo in Nederland, wat niet geheel onlogisch is, dat mensen met minder geld ook in een kleinere woning wonen en niet zelden een flat. Zulke woningen zijn energetisch eigenlijk ook beter dan vrijstaande woningen. Dat soort effecten zit er dus in. Heel precies kun je de koopkrachteffecten niet berekenen omdat er niet een-op-een een scherp getal bestaat voor de relatie tussen energieverbruik en inkomen omdat het niet 100% eenduidig is. Voor zover het te achterhalen was, hebben we dat gedaan en zijn dit de uitkomsten. Inclusief de terugsluis via de inkomstenbelasting zou het omslagpunt voor het koopkrachteffect liggen rond een verbruik van ongeveer 1.700 m3 gas per jaar. Dan zit je al aan een stevige rijtjeswoning. Er is in elk geval één categorie woningen die mogelijk in de gevarenzone zit als het gaat om ongewenste effecten en dat zijn de grotere corporatiewoningen, dus de woningen met een lage huurprijs maar met een groot vloeroppervlak, voor zover die overigens tot op heden niet al zijn aangepakt door corporaties. In dit amendement stellen we dan ook voor om een bedrag uit te zonderen van de terugsluis en dat bedrag specifiek te labelen aan woningen met een vloeroppervlak van meer dan 100 m2, die energielabel D of slechter hebben en die onder de liberalisatiegrens liggen ofwel sociale huurwoningen. Naar onze informatie gaat het grofweg om ongeveer 150.000 woningen. Pin mij nu niet helemaal vast aan de deugdelijkheid van dat cijfer, want het komt wat uit de tweede hand, maar van de totaal ongeveer 3 miljoen corporatiewoningen in Nederland gaat het dus om ongeveer 150.000 woningen en die zouden eigenlijk versneld de komende jaren moeten worden aangepakt. Ik denk dat dit voor iedereen goed zou zijn.

Dan het amendement inzake de kolenbelasting. Het is een instrument dat eigenlijk al geïntroduceerd was en dat in het kader van het energieakkoord is uitgesteld en op de lange baan is geschoven met een suggestie van afstel. Het zou wat ons betreft effectief en goed zijn om dan eerst de minder rendabele en oudste kolencentrales uit te faseren en vervolgens geleidelijk aan de andere kolencentrales. Tevens levert dat een bedrag op dat kan worden geherinvesteerd. Wij stellen voor de eerder begrote opbrengst van afgerond 190 miljoen op de gebruikelijke manier zoals die voorzien was, op te halen. We zullen dan wat moeten peuteren aan het energieakkoord, maar dat kan ook niet anders als je de doelen wilt halen. Alle rapporten en cijfers wijzen daar ook op. Graag zouden we ook die gelden direct willen terugsluizen. In dit geval zou dat uitstekend kunnen via de arbeidskorting.

Waar het gaat om ons vierde voorstel wil ik mij graag aansluiten bij het eerdere initiatief van mijn collega Schouten van de ChristenUnie; zij heeft vorig jaar een in mijn ogen verstandig voorstel gedaan over de postcoderoos. We zijn zelf nog even aan het puzzelen of we het exact op die manier kunnen doen. Zo ja, dan laat ik de credits graag waar ze lagen en anders komen we er in onderling overleg wel uit. Het gaat erom dat postcoderoossysteem wat te vereenvoudigen. Het is niet de bedoeling om het hele principe overboord te zetten maar het kan gewoon simpeler. Daarmee is het ook beter en praktischer toepasbaar en kan het leiden tot meer initiatieven, hetgeen we met elkaar toch zo graag willen. Er zijn voorbeelden te over. Zonnepanelen in Dalfsen kunnen wel maar Dalfsen wordt ingesloten door een postcodegebied en dan houd je zo weinig over aan afzet. Dat soort van gekkigheden zit er nu in en dat zou je door een vrij eenvoudige wijziging kunnen veranderen, namelijk door in plaats van een roos uit te gaan van een x-aantal aaneengesloten postcodegebieden, waarbij een van die gebieden dan de opwekking realiseert. Dan ben je dus een heel stuk flexibeler. Zelfs in Dalfsen zou dat helpen.

Mijn laatste voorstel betreft een aanpassing van de behandeling van oplaadpalen voor elektrisch rijden. De publieke palen worden nu gezien als kleinverbruikers. Hoewel dit aan de ene kant in de systematiek van de elektriciteitsbelasting wel logisch lijkt, is dat aan de andere kant wat wonderlijk, omdat de brandstof die daar getankt wordt en waarvan we het zo van belang vinden om dat te stimuleren, zwaarder belast wordt dan benzine of diesel aan pompen. Wij stellen dan ook voor standaard deze publieke oplaadpalen toe te rekenen in de tweede schijf, waardoor de belasting ongeveer naar een factor 0,4 gaat van die in de eerste schijf. Dat zou al een heel stuk helpen. We hebben daartoe dan ook een amendement voorhanden.

Voorzitter. Hiermee liggen de kaarten op tafel. Zonder vergroening geen steun van GroenLinks voor het Belastingplan. Met deze vijf voorstellen dragen we significant bij aan die vergroening en ligt het in de rede dat we bij overneming ervan, ook veel positiever tegen dat Belastingplan zouden kunnen aankijken. Het hangt natuurlijk ook af van andere wijzigingen ten aanzien van bepaalde onderdelen van het Belastingplan. Ik noem bijvoorbeeld de vermogensbelasting. Als het plan voor de vermogensbelasting dat wij echt een stap in de goede richting vinden, nu onder invloed van bijvoorbeeld de heer Omtzigt totaal van tafel zou gaan, dan zou dat ons aanzienlijk verder afbrengen van het steun geven aan dit Belastingplan.

Tot nu toe is het zo dat bedrijven btw kunnen terugvragen over afgeschreven goederen. In de systematiek van de btw heeft dat ook een zekere logica, want een bedrijf zou daarmee een soort eindgebruiker worden van iets wat niet meer verkoopbaar is en waar dus geen btw meer over berekend kan worden. Toch is het in feite btw terugkrijgen over afval. We zijn het een beetje op het spoor gekomen in de discussie over voedselverspilling, maar eigenlijk geldt dit wat ons betreft in zijn algemeenheid. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of hij wil bezien of de teruggave van btw op afgeschreven goederen niet kan worden ingeperkt tot een vorm van hergebruik van het product of van de componenten waaruit dat product is samengesteld. Op die manier zou je veel dichter in de buurt komen van de logica van de circulaire economie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Er zijn hierover ook vragen gesteld in de nota naar aanleiding van het verslag. Volgens mij ligt er ook een initiatiefnota over van een collega van mevrouw Schouten van de ChristenUnie. Ik heb de antwoorden zo begrepen dat er eigenlijk staat dat als je voedsel waarvan de «ten minste houdbaar tot»-datum is verstreken schenkt aan de voedselbank, er niets aan de hand is maar dat wanneer je dat voedsel schenkt voordat die datum is verstreken, je wel btw moet betalen. Bij mij riep dat toch wel wat vragen op en naar ik hoop is dat ook het geval bij de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is een vraag waarvan het goed is dat de Staatssecretaris er op ingaat, want hij kan die vraag met iets meer gezag beantwoorden dan ik. Ik heb de antwoorden wel zodanig begrepen dat als iets daadwerkelijk afgeschreven is en niet meer verkocht kan worden, btw-teruggave mogelijk is en dat het dus niet per se op die datum zou hangen. Ik keer het echter om. Mijn stelling is dat als je voedsel geeft aan de voedselbank, dit een vorm van gebruik is die beloond zou mogen worden, bijvoorbeeld door de btw terug te krijgen en dat wanneer je de boel in de afvalcontainer gooit, je dan geen btw terugkrijgt. Dat is wat ik zou willen bereiken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Maar dus ook als het nog voor die «ten minste houdbaar tot»-datum is. Als ik de antwoorden goed begrijp, schijnt het debat zich daarop namelijk toe te spitsen. Ik vind het overigens een zeer terechte vraag van de heer Grashoff waar ik mij graag bij aansluit.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik denk dat we maar even moeten afwachten met welk antwoord de Staatssecretaris komt. Ik heb geprobeerd het iets te verbreden naar aanleiding van wat we op het spoor zijn gekomen in het voedselverspillingsdebat. Het vraagstuk als zodanig is veel breder: wil je wel of niet dat btw wordt teruggegeven op afgeschreven goederen en aan welke voorwaarden zou dan voldaan moeten worden?

Met de aanpassing van het erf- en schenkingsrecht lijkt ook het mantelzorgcompliment te zijn verdwenen. Zou de Staatssecretaris daarop kunnen reageren? Is het niet mogelijk dat te behouden? Hoe verhoudt dit zich dan met de aanpassingen in het erf- en schenkingsrecht zoals die nu worden voorgesteld? In de korte tijd die ik heb gehad om hiernaar te kijken, kon ik dat namelijk niet precies beoordelen.

Wij zijn blij dat het kabinet vasthoudt aan de voorstellen voor de vermogensbelasting. Natuurlijk is er nog veel ruimte voor verbetering, maar wij zijn het wel met de regering en de coalitiepartijen eens dat hiermee een stap wordt gezet op weg naar een eerlijker vermogensbelasting. Het ware wijs om in dit geval het betere niet de vijand te laten zijn van het goede.

Ook zijn wij blij met het voorstel voor het lage-inkomensvoordeel. Als we ergens wel een effect zouden zien op het punt van werkgelegenheid, dan zou het daar zijn. Jammer dat het pas per 2017 kan worden ingevoerd. Het zal zo zijn. Ik ga er op uitvoeringstechnische gronden in ieder geval mee akkoord. Het is een voorstel waarvan zij zeggen: voer het in. Er zijn weliswaar ook een aantal kritische vragen over gesteld die ik wel deel, maar laten we ook hier niet het kind met het badwater weggooien.

Mijn fractie sluit zich aan bij een aantal vragen die zijn gesteld over de frisdranken. Is de vereenvoudiging niet tegelijkertijd een belastingverhoging? Dat is dan niet bepaald iets waar we op zitten te wachten. Overigens voeg ik er meteen aan toe dat de technische briefing ons wel heeft geleerd hoe wonderlijk ingewikkeld die belastingheffing was. We zien dit dan ook als een zinnige vereenvoudiging.

De heer Groot (PvdA):

Ik heb nog even een klein technisch vraagje. Als de heer Grashoff dat niet kan beantwoorden, dan sluis ik de vraag graag door naar de Staatssecretaris. Het gaat over die laadpalen. Het is een heel sympathiek pleidooi. We willen tenslotte elektrisch rijden stimuleren. Heeft de heer Grashoff een idee van het budgettaire beslag daarvan?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er is een variant doorgerekend waarbij werd uitgegaan van volledige belastingvrijstelling voor die palen. Daar pleiten wij overigens niet voor. Die variant kwam evenwel uit op een bedrag van rond de 5 miljoen, zo uit mijn hoofd gezegd. Het gaat dus om heel beperkte bedragen. Ons voorstel zal neerkomen op een deel van die 5 miljoen. In de andere amendementen die we hebben ingediend rond de energiebelasting zien wij ruim voldoende mogelijkheden om dat te dekken.

De voorzitter:

Dank mijnheer Grashoff. Van de postcoderoos gaan wij naar de roos van de ChristenUnie. Het woord is aan mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank u wel voor deze vleiende woorden. Zo vat ik ze maar op. Ik heb in de aanloop naar dit debat nog eens teruggekeken naar waar wij dik een halfjaar geleden een debat over hadden. Dat was naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris over zijn belastingplannen. Wij hebben toen benoemd wat voor de ChristenUnie van belang is bij belastingherziening. Ik heb toen de opmerking gemaakt – ik wil die hier herhalen om te zien in welk perspectief het staat – dat een belastingplan geen technische aangelegenheid is. Een belastingplan weerspiegelt de keuzes die wij maken en wat wij van belang achten voor de maatschappij. In die zin is dit debat geen technisch debat maar gewoon een verantwoording van onszelf, van waar wij de keuzes voor de maatschappij willen maken en wat wij daarin van belang achten. Nu zeg ik ook meteen tegen de heer Van Weyenberg, want ik verwacht van hem een interruptie over het aantal banen, dat ik in dat debat heb aangegeven dat het creëren van het aantal banen voor ons niet een doel op zich kan zijn. Het gaat ook om het uitdrukken van de waarde van informele arbeid: vrijwilligerswerk, mantelzorg. Er moet gezocht worden naar een balans tussen het niet afremmen van werk en het behouden van ruimte voor mensen en gezinnen voor zaken die niet altijd materieel zijn maar immaterieel wel van onschatbare waarde zijn, ook voor onze samenleving. Ik heb dat in dat debat aangegeven en ik begon mijn tekst er vandaag mee. Daarmee heb ik denk ik gelijk al een interruptie voorkomen van de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik snap heel goed dat je die andere afweging, ook van hoe je met een- en tweeverdieners wilt omgaan, wilt maken. Toch blijft bij mij de vraag in welke mate mevrouw Schouten dat wil doen. Het is namelijk een afweging tussen extra banen en andere doelen. De twee andere collega's kwamen tot mijn spijt vooral met kritiek op het CPB-model. Ik vond dat niet het meest overtuigende antwoord. In welke mate is mevrouw Schouten bereid om banen op te offeren? Of zegt zij: desnoods allemaal, want ik vind dit doel zo belangrijk? Dat kan een respectabel standpunt zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Nee, want wij hebben ook altijd gepleit voor lagere lasten op arbeid. Wij zien dat het meer gaan werken niet in alle gevallen gestimuleerd werd. Ik zag ook dat het heel erg het in dienst nemen van mensen afremt. Vandaar dat we altijd ervoor hebben gepleit om niet alleen naar de inkomstenbelasting te kijken, maar ook naar de premies. Daar zit natuurlijk ook een knelpunt voor werkgevers. Als de heer Van Weyenberg mij vraagt om concrete getallen in de zin van hoeveel banen ik wil opgeven, dan zeg ik dat dat voor mij niet het startpunt van de discussie is. Voor mij geldt ook een rechtvaardig belastingstelsel waarin het verschil tussen de eenverdieners en de tweeverdieners niet zo extreem gaat oplopen als nu gebeurt. Als hij vraagt op welke punt en komma hij mij kan vastpinnen, dan moet ik zeggen: dat kan niet, want dat weet ik niet precies. Ik zoek alleen wel naar een eerlijker evenwicht, omdat ik constateer dat dat er nu niet is.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan ga ik ervan uit dat we in de concrete plannen van mevrouw Schouten en de andere twee partijen die hiervoor hebben gepleit, zien hoeveel banen dat kost. Mijn partij is daar geen grote fan van; dat is geen geheim. Ik reken erop die doorrekeningen te zien als dat soort plannen op tafel komt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Als de heer Van Weyenberg daar behoefte aan heeft, dan zal daar een doorrekening van komen. Ik heb echter gezegd in het begin van mijn betoog dat dat voor mij niet de start van de discussie is. Dat heb ik driekwart jaar geleden ook al gezegd, toen de hele discussie begon naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris. Dat is echt een verschil van perspectief.

Ik kom automatisch te spreken over het verschil tussen de twee- en de eenverdieners. Zoals een aantal sprekers voor mij al heeft aangegeven, is die verhouding nu uit het lood geslagen. Het is niet altijd een eigen keuze, zo zeg ik tegen de heer Van Weyenberg. Ik ken het voorbeeld van een gezin waarvan beide partners altijd gewerkt hebben. Zij kregen een gehandicapt kind dat drie keer per week naar de revalidatie moet. Dan is er niet zo veel ruimte meer over om betaalde arbeid te verrichten. Dat zijn situaties waarvoor dit Belastingplan niet voordelig uitpakt. Sterker nog, deze mensen gaan in het komende jaar alleen maar nadeel ondervinden van hun situatie. Ik vind dat niet rechtvaardig. Dat zijn de groepen waarvoor ik wil opkomen. Als mij dan gevraagd wordt aan welke knoppen er gedraaid moet worden, dan zeg ik dat er daarvoor veel opties zijn. Ik ga niet een exacte knop noemen waarvoor we het allemaal moeten gaan doen. Ik zie bijvoorbeeld wel in dat een IACK niet helpt. Door het extreem optrekken daarvan wordt het verschil veel groter. Voor het terugsluizen hiervan zijn meerdere opties; het CDA noemde de kinderbijslag, de heer Dijkgraaf noemde het niet verder afbouwen van de algemene heffingskorting. Dat zijn voor mij allemaal opties. Voor mij telt het resultaat. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris de motie die in de Eerste Kamer is aangenomen denkt te gaan uitvoeren. Dat is de basis van de discussie. Dan kan deze Kamer aangeven of er voldoende draagvlak is voor de oplossing die daarvoor gekozen wordt. Ik kijk dus ook uit naar de invulling van de Staatssecretaris op dit punt. Voor ons is een belangrijk ijkpunt of die verhouding eerlijker gaat worden. Dat zal ongetwijfeld ook betekenen dat de tweeverdieners iets minder meer krijgen en de alleenverdieners iets meer.

Een andere groep die vaker is genoemd in de discussie, waarover wij bij de Algemene Politieke Beschouwingen ook een motie hebben ingediend, bestaat uit de chronisch zieken en gehandicapten. In het pakket van 5 miljard stond ook de koopkracht centraal. Volgens mij gaf mevrouw Neppérus of de heer Groot ook aan dat dit een van de belangrijke punten is in het 5 miljardpakket. Volgens de Eerste Kamer is daarin evenmin voldoende gedaan voor de ouderen. Wij hebben daarover ook vragen gesteld tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, maar expliciet ook over de groep chronisch zieken en gehandicapten. Uit de Nibud-berekeningen blijkt dat deze groep er niet op vooruitgaat. Sterker nog, zij zullen er waarschijnlijk op achteruitgaan. Ik weet dat dit afhankelijk zal zijn van de maatwerkvoorziening per gemeente. Er komt volgend jaar echter geen geld bij voor die maatwerkvoorziening. Het is dus niet erg logisch om te veronderstellen dat zij er erg op vooruitgaan als er geld voor komt, want de gemeenten hebben het nu al niet breed.

We kunnen dus stellen dat die groep onder druk staat. Ik denk dat het belangrijk is om in de fiscaliteit te zoeken naar mogelijkheden om aan die groep tegemoet te komen. Dat kan bijvoorbeeld in de regeling voor de tegemoetkoming van de buitengewone uitgaven. Daarbij is te kijken naar een hoger percentage, een soort verdubbelaar, in de fiscale tegemoetkoming. Een andere regeling, die niet per se in de fiscaliteit zit maar die hierin wel meegenomen kan worden, is de vroegere TOG, de Tegemoetkoming ouders gehandicapte kinderen. Die krijgen nu dubbele kinderbijslag. Daar zou nog wat bovenop gedaan kunnen worden. Dit zijn richtingen om meer tegemoet te komen aan deze groep, zodat hun koopkracht enigszins op peil blijft.

Een derde punt dat wij genoemd hebben en dat voor ons een belangrijk ijkpunt is bij de beoordeling van de herziening van het belastingstelsel is de fiscale vergroening. Daarover zijn altijd warme woorden gesproken, maar ik constateer dat de ambities in dit pakket niet erg hoog liggen. Wij hebben zelf een tegenbegroting opgesteld waarin wij een aantal voorstellen hebben gedaan. Ze zijn bekend bij de Staatssecretaris. Ik kan ze hier ook nog wel even herhalen. Ik noem als voorbeeld de subsidie op bijstook van biomassa. Ik ben het eens met de heer Van Weyenberg: die bijstook is prima, maar daar is geen subsidie voor nodig, dat is ook gewoon wettelijk af te dwingen. Het geld dat je daarmee bespaart, kun je inzetten voor energiebesparing. In dat kader is de EIA al genoemd. Wij hebben ook gekeken of woningcorporaties een specifieke besparingsaftrek is te geven om in die gebouwde omgeving meer maatregelen te nemen. Dat blijft nu wat achter. Ook voor particulieren is naar een regeling te kijken. De energiebelasting voor energiecorporaties komt nu slecht van de grond. De Staatssecretaris doet er wel iets aan met de tarieven, maar waarom zou er niet worden gekozen voor een nihiltarief? Dat is volgens mij niet zo heel duur en dat kan wel echt een impuls geven.

Op het punt van de verbrandingsbelasting en de kolenbelasting vind ik het wonderlijk dat wij nog steeds niet het rapport hebben van de Raad van State. Ik begrijp van de Staatssecretaris dat hij dat snel naar ons wil toesturen. Het lijkt mij van cruciaal belang om te weten wat er gaat gebeuren. Het wordt kort dag en die belasting gaat eraf zonder dat we weten wat er met de kolencentrales gebeurt. Tegen de heer Groot kan ik zeggen dat er zelfs een motie van zijn collega Vos met mevrouw Van Veldhoven is ingediend en aangenomen, waarin staat dat als die centrales niet sluiten, die belasting wordt gehandhaafd. Ik ga ervan uit dat dat ook nog steeds het standpunt van de PvdA is. Dat lijkt mij niet meer dan redelijk. De opbrengst van die belasting zou je in die energiebesparingsmaatregelen kunnen stoppen. Dan snijdt het mes aan twee kanten. Ik sta echter ook open voor andere suggesties. Ik hoorde de heer Grashoff bijvoorbeeld net spreken over mogelijkheden van gas versus elektriciteit belasten. Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris. Het gaat mij niet om een specifieke keuze voor het een of het ander. Ik wil dat er echt goede stappen worden gezet in de vergroeningsrichting.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit klinkt goed, dit pleidooi van mevrouw Schouten op het punt van de vergroening. De ChristenUnie heeft ook wensen op het gebied van de eenverdieners en een aantal andere vraagstukken. Ik hoor graag hoe hard de eis is van de kant van de ChristenUnie op het aspect van de serieuze vergroening.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Volgens mij was mijn partij zo ongeveer de eerste die continu alle kaarten op tafel heeft gegooid. Ik roep al vier maanden de punten van mijn lijstje, naar wie het ook wil horen. Ik heb dit punt daarbij continu genoemd. De heer Grashoff kan ervan op aan dat dat voor ons een serieuze factor zal zijn in de afweging van het totale belastingpakket.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Is er nog iets te zeggen over kwantiteit?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb een heel lijstje opgenoemd met mogelijke maatregelen. Ik heb bovendien aangegeven dat ik nog serieus naar het voorstel van de heer Grashoff wil kijken. Ik vind het een beetje te vroeg om te zeggen: punt a wel, punt b niet, punt c wel, punt d niet. Ik heb een richting aangegeven. We hebben ook een tegenbegroting ingediend waarin wij serieuze voorstellen doen. Ik heb hier nog zaken toegelicht. Het lijkt me bijna een keuzemenu voor de Staatssecretaris. Ik ben benieuwd welke ruimte hij gaat bieden.

Ik kom te spreken over de vermogensbelasting. Ik heb bij de Financiële Beschouwingen aangegeven dat wij de richting van het kabinet kunnen meemaken. Heel veel huishoudens gaan erop vooruit met deze maatregelen: een hogere vrijstelling, een lager percentage op sparen. Is het ideaal? Nee. Wij zouden liever naar het werkelijk rendement gaan. Ik denk echte4r dat ik dan wel op mijn kop kan gaan staan, maar dat dit niet gaat lukken bij deze Staatssecretaris in het komende jaar. Ik vind het echter goed om eerst stappen te zetten in de goede richting. Ik onderken dat er risico's zijn. Een aantal collega's heeft daarover ook vragen gesteld. Dat zijn denk ik ook wel serieuze risico's, bijvoorbeeld over naar box 2 hoppen, over het op een andere manier wegsluizen, over de peildata van gerealiseerde rendementen en over de vraag waarom er verschil zit tussen de termijnen van de rendementen; dat is mij ook niet duidelijk. Ik vind het dus goed dat de Staatssecretaris hierop ingaat, zodat men in de praktijk weet waar men straks aan toe is en wij niet de bedrijfsongevallen krijgen waarvoor de heer Omtzigt terecht aandacht vroeg. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris daar meer zicht op kan geven.

Wij hebben wel zorgen over de gevolgen voor de mensen met een letselschade-uitkering. In een eerder stadium heeft de heer Dijkgraaf ook namens ons gesproken, toen hij aandacht voor deze groep vroeg. Er zijn mensen die een letselschade-uitkering krijgen. Die wordt gewoon opgeteld bij het vermogen in box 3. Ook de toeslagen worden daarmee verrekend, terwijl die uitkering voor deze groep juist bedoeld is om voor de rest van hun leven in hun inkomen te voorzien. Ik werk aan een amendement op dit punt om voor de groep met een letselschade-uitkering dat bedrag uit te zonderen van de box 3-heffing en om die ook niet te laten meetellen in de vaststelling van de toeslagen. Dat lijkt mij wel zo eerlijk, want dit is voor die mensen gewoon hun inkomen voor de rest van hun leven. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris hiernaar kijkt.

Op het punt van de RDA en de Wbso sluit ik mij aan bij alle vragen die op dit punt al zijn gesteld. Wij zouden het niet terecht vinden als deze regeling, doordat er geen plafond meer in zit, wordt leeggetrokken door de grotere bedrijven. Het is heel belangrijk om ons mkb op dit punt tegemoet te komen. Ik heb met een schuin oog al naar het amendement van de heer Van Weyenberg gekeken en dat lijkt mij een heel goede oplossing. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris.

Ik kom op het punt van het lage-inkomensvoordeel, het LIV. De regeling is in essentie goed. Het CPB heeft inderdaad aangegeven dat je het vooral moet zoeken in een dergelijke regeling als je wilt dat deze groep extra kansen op de arbeidsmarkt krijgt. Ik snap ook de afbakening van de groep, omdat die het meest aansluit bij de groep die onder de Participatiewet valt. Dat zie ik dus allemaal. Ik zie alleen ook dat er redelijk wat cao's zijn die boven 120% WML beginnen. De schoonmakers en beveiligingsbedrijven zijn al genoemd. Het zijn allemaal beroepen waarin deze doelgroep redelijk aan het werk kan komen en waarbij je met deze regeling het doel voorbij lijkt te schieten. Hoe denkt de Staatssecretaris dat we juist bij deze bedrijven de werkgelegenheid kunnen behouden en dat deze maatregel niet juist een rem gaat worden in die sectoren? Ik noem ook het punt van de zes maanden of het aantal uren dat je per jaar moet werken. Als je halverwege een jaar van de ene werkgever naar de andere overstapt, heeft geen van beide werkgevers recht op het LIV. Ik voorzie dat heel veel mensen dan blijven vastzitten in hun baan, waarin zij misschien helemaal geen doorgroeimogelijkheden meer hebben, terwijl zij misschien uit het LIV zouden kunnen groeien. Dat zou ideaal zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris te voorkomen dat die mensen vast komen te zitten in hun banen en geen perspectief meer hebben, juist door een maatregel waarmee je ze juist zo graag zou stimuleren?

De keuze voor 24 uur lijkt mij een heel goede keuze. Daarmee is een goede balans gezocht en gevonden tussen enerzijds kleine minibaantjes en anderzijds voorkomen dat de drempel te hoog wordt. Die 24 uur heeft dus onze instemming.

Op dit punt heb ik ook een vraag over een motie die ik vorig jaar met de heer Kerstens heb ingediend bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken. Die ging over het fiscaal belonen van sociaal ondernemen, van ondernemingen die meer dan gemiddeld arbeidsgehandicapten in dienst nemen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken zou met deze Staatssecretaris overleggen over wat kon gebeuren in het Belastingplan. Ik heb het bij Sociale Zaken nagevraagd en werd naar Financiën terugverwezen, maar bij Financiën krijg ik nu een heel vreemde blik. Die motie is aangenomen. Ik hoop dus dat er wel ergens overleg is geweest wat wij ermee zouden kunnen. Zo niet, dan hoor ik misschien volgende week wat dat overleg heeft opgeleverd. Ik zal snel door de andere wetten heen gaan.

De heer Van Weyenberg (D66):

Mevrouw Schouten sprak over iemand die gaat werken met dat lage-inkomensvoordeel. Bij twee keer zes maanden krijgen beide werkgevers niets. Hoe ziet ze mijn zorg dat iemand die zes maanden uit een uitkering is in een tijdelijk contract niets krijgt? Ik ben het met haar zorgpunt eens, maar ik vind dit ook nog wel een zorgpunt dat de uitstroom uit de Participatiewet zou kunnen belemmeren. Deelt zij die zorg?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Die vind ik van iets minder groot belang. Ik vind dat juist de werkgevers die serieus willen investeren in die mensen, beloond moeten worden. Ik wil niet dat straks een model ontstaat waarin een bedrijf elke keer banen van zes maanden aanbiedt en elke keer iemand uit de doelgroep van de Participatiewet haalt, maar waarin die mensen vervolgens weer terugstromen in de Participatiewet. Dat lijkt mij echt niet wenselijk. Ik wil dat er een substantiële baan tegenover staat, zonder dat je natuurlijk garanties hebt hoelang het duurt. Het moet echter niet bijna een businessmodel worden om die mensen kortdurend aan te nemen en dan weer te laten uitstromen. Dat zou ik echt onwenselijk vinden.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat ben ik met mevrouw Schouten eens. Mijn zorg is alleen dat het nu die eerste stap uit de uitkering zou kunnen tegenhouden. Maar goed, misschien kunnen wij hierover nog eens doorpraten.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, u vervolgt uw betoog. U zit ook een beetje in de afrondende fase?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ja, ik ben in de afrondende fase.

Het is heel goed dat de kwestie van het fonds Joodse oorlogsslachtoffers nu geregeld wordt. Inderdaad zijn de credits voor Jan de Wit van de SP, die hiermee heel lang bezig is geweest. Het lijkt mij met name voor degenen op wie het ziet, echt van belang dat we dit nu goed geregeld hebben.

Wij zijn het ook eens met de maatregelen voor de country-by-country reporting en het feit dat wij dit nu gaan doen. Ik ben het ook eens met de vraag van, ik meen de heer Van Weyenberg, over de 750 miljoen. Ik vond dat een zeer terechte vraag. Ik had daar nog niet zo over nagedacht, maar ik sluit mij graag aan bij de vraag of dat niet erg hoog is. Welk percentage van het bedrijfsleven heb je dan te pakken? Volgens mij is dat niet zo heel veel, maar misschien kan de Staatssecretaris daar meer over zeggen. Het is ook prima dat de Moeder-dochterrichtlijn nu zo geregeld is.

Wat de schenkingsvrijstelling betreft sluit ik mij aan bij de pleidooien om gespreid te kunnen uitkeren. Ik zie dat niet iedereen zomaar € 100.000 in de achterzak heeft, maar misschien wel meerdere jaren mogelijkheden heeft om te schenken, nog los van de praktische bezwaren die de heer Omtzigt noemde over het aflossen van je hypotheek in een keer met zo'n bedrag. Dat lijkt me inderdaad ook wel een reden om te kijken naar meer gespreide betaling, of dat kan en naar de pro's en contra's. Wij zouden dit echter ook wel graag inzetten voor de aflossing van de studieschuld. Dat wordt de komende jaren toch wel de schuld die steeds groter gaat groeien. Wij vinden het ook van belang dat mensen snel hun studieschuld kunnen aflossen. Dat lijkt mij ook voor de staatskas heel gunstig. Dat is alleen maar win-win. Is de Staatssecretaris bereid om hiervoor de ruimte te bieden?

De verhoogde vrijstelling in de erfbelasting voor de mantelzorgers gaat verdwijnen, omdat het mantelzorgcompliment gaat verdwijnen. De Staatssecretaris heeft in de beantwoording van de vragen uitgenodigd om met voorstellen te komen hoe hij dat kan fixen. Ik leg het toch weer even terug. Wij hebben al jaren een discussie over de vraag wat nu een mantelzorger is. Ik herinner mij dat dit kabinet met een visie zou komen vanuit VWS, SZW en Financiën op wat het begrip «mantelzorger» zou moeten inhouden. Ik heb nooit meer gezien dat daarop teruggekomen is. Ik weet niet of het kabinet zelf gestopt is met discussiëren, maar wij krijgen deze discussie op alle punten elk keer weer terug. Het wordt nu toch weleens tijd om die eenduidige definitie, net zoals bij zzp'ers is gebeurd, een keer vast te stellen. Als wij dat scherp hebben, is dit probleem ook te tackelen. Ik roep de Staatssecretaris op om daarvan nu snel werk te maken.

Een ander punt is de WOZ-waardering van de mantelzorgwoningen. Ik heb dat punt bij de begrotingsbehandeling Wonen aangekaart. Toen werd ik doorverwezen naar Financiën. Vervolgens vroeg Financiën in een brief om het alstublieft bij het Belastingplan te herhalen. Bij dezen! Als je een mantelzorgwoning in de tuin gaat plaatsen, zou dit van invloed kunnen zijn op de WOZ-waardering van je huis en zou je misschien een hogere OZB moeten betalen. De Waarderingskamer weet nog niet hoe hij hiermee moet omgaan en vraagt juist om jurisprudentie. Die is op zoek naar jurisprudentie, tot er een zaak komt waarbij dit wellicht behandeld kan worden. Men heeft eigenlijk geen goede richtlijn over hoe hiermee om te gaan. Ik denk dat wij vanuit de Kamer een eenduidig signaal moeten afgeven dat tijdelijke mantelzorgwoningen niet meegerekend hoeven te worden in de WOZ-waardering. Als de Staatssecretaris dat niet van plan is, zullen wij dit via de Kamer proberen te regelen. Er ligt een motie die is aangehouden bij de begrotingsbehandeling Wonen en die zouden wij eventueel gewoon in stemming kunnen brengen.

Wat betreft de btw-aftrek bij de donatie van voedsel sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Grashoff. Dus waarom moet een supermarkt die voedsel gaat weggeven aan de Voedselbank, wel btw afdragen? Dat lijkt mij niet nodig. Er is nu een vrijstellingsgrens van € 227. Als supermarkten echt die donatie willen doen, laten wij daar dan ook niet btw over heffen. Ik hoor graag het antwoord van de Staatssecretaris hierop.

Tot slot kom ik bij het lage btw-tarief op de digitale kranten, inderdaad een terugkerend onderdeel. Bij de behandeling van de Mediawet is dit onderwerp ook weer aan bod gekomen. Deze Staatssecretaris heeft gezegd dat hij het een idiote regeling vindt en dat hij op het moment dat Nederland voorzitter is van de EU wil bekijken of hij ervoor kan zorgen dat het gelijkgetrokken wordt. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is en of hij dit op 1 januari, als Nederland voorzitter wordt, gelijk kan aftikken. Dat zou het mooiste zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Schouten. We zijn aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer gekomen.

Ik wil nog twee opmerkingen maken voordat u gaat. De technische vragen die collega Omtzigt hier niet heeft uitgesproken, worden voor de beantwoording door de Staatssecretaris volgende week maandag schriftelijk beantwoord. Ik neem aan dat u daarmee kunt instemmen. Volgende week maandag werken wij in twee blokken. Wij gaan het eerst hebben over de Wtl, de Wet tegemoetkomingen loondomein. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij doen eerst de Wtl in zijn geheel, dus de eerste en de tweede termijn. Daarna als de Minister van SZW is vertrokken, keren wij terug naar de rest van het complete pakket van het Belastingplan. Dat geef ik u alvast mee. Volgende week maandag beginnen we weer om 11.00 uur en dus eerst met de Wtl.

Ik dank u ten slotte voor uw inbreng.

Sluiting 18.33 uur.

Naar boven