34 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016

Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2016

Inleiding

U heeft mij in het Wetgevingsoverleg van 18 november 2015 (Kamerstuk 34 300 XV, nr. 82) verzocht om in overleg met u nog enkele indicatoren/kerncijfers te ontwikkelen die meer inzicht verschaffen in de relatie tussen beleid en de daaraan gerelateerde rijksuitgaven. Dit in aanvulling op mijn eerdere voorstel voor indicatoren/kerncijfers over sectorplannen, de Participatiewet en de Fraudewet (brief van 11 november 2015, Kamerstuk 34 300 XV, 12). Met deze brief doe ik, mede namens de Staatssecretaris, naar aanleiding van uw verzoek een voorstel voor het opnemen van enkele kerncijfers voor de korte termijn en voor de ontwikkeling van indicatoren en kerncijfers voor de langere termijn.

Uitgangspunten

Het beoogde doel van het opnemen van de aanvullende indicatoren/kerncijfers is het overkoepelende beeld van mijn beleid in mijn begroting en jaarverslag helderder in kaart te brengen. Daarbij heb ik mijzelf als kader meegegeven dat het op te leveren beeld aan moet sluiten bij de missie en visie1 van mijn departement, te weten (tussen haakjes de koppeling met begrotingsartikelen):

  • 1. Werk voor iedereen (1,7,13)

  • 2. Kwalitatief goed en eerlijk werk (1)

  • 3. Bestaanszekerheid waar werken echt niet (meer) mogelijk of passend is (2,3,4,5,6,8,9,10,11,13)

Bovenstaande geldt uiteraard ook voor inwoners met een migrantenachtergrond; door participatie en inburgering kunnen zij net als iedere andere burger – naar vermogen – deelnemen aan de samenleving.

Het gebruik van deze indeling biedt een kapstok waaraan ik het overkoepelend beeld van mijn beleid kan ophangen en waarvan de invulling nog in ontwikkeling is. Deze indeling is wat mij betreft niet in beton gegoten, ik houd mij aanbevolen voor beargumenteerde aanpassingen.

Toelichting begrippen indicator en beleidsrelevante kengetallen

Voor ik inga op mijn voorstel wil ik eerst kort aandacht besteden aan het gebruik van de begrippen indicator en beleidsrelevante kengetallen zoals opgenomen in de Rijksbegrotingsvoorschriften2.

Een indicator geeft inzicht in de mate waarin beleid succesvol is uitgevoerd, of de mate waarin een activiteit het beoogde effect en de verwachte resultaten oplevert. Indicatoren zijn, overeenkomstig de begrotingsvoorschriften, in principe gewenst als er veel invloed is op het beleidsterrein, als er voornamelijk gebruik wordt gemaakt van financiële instrumenten en er aldus verantwoording over resultaten kan worden afgelegd.

Beleidsrelevante kengetallen (in de begroting SZW en deze brief hanteer ik het begrip kerncijfers) hebben betrekking op het functioneren van het stelsel of systeem waarvoor ik verantwoordelijk ben, maar waar ik beduidend minder directe invloed op heb, bijvoorbeeld als gevolg van (conjuncturele) invloeden van buitenaf of door decentrale uitvoering van het beleid. Deze kengetallen geven een meerjarige trend weer.

Begrotingen en jaarverslagen tot en met 2013 bevatten onder de presentatiewijze «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording» (VBTB) een grote hoeveelheid beleidsinformatie. In verband met de leesbaarheid van beide documenten is daar per begroting 2013 onder de naam «Verantwoord Begroten» van afgestapt. De begroting werd meer budgettair. Ter illustratie: de SZW-begroting 2012 bevatte 214 kerncijfers en 81 indicatoren met streefwaarden. De SZW-begroting 2013 bevatte 144 kerncijfers en geen indicatoren. Een groot deel van de beleidsinformatie die op basis van deze exercitie uit begroting en jaarverslag is verdwenen, werd opgenomen in het boekje met kerncijfers dat ik u ieder jaar bij het jaarverslag doe toekomen. Het voorliggende voorstel voor de korte termijn is goeddeels op deze cijfers gebaseerd.

Voor veel andere cijfers, bijvoorbeeld waar het gaat om aantallen en kosten rond uitkeringen, kunt u reeds terecht in begroting en jaarverslag.

Korte termijn

In de beleidsagenda van de begroting 2017 stel ik voor een aantal tabellen met kerncijfers op te nemen, naast de in mijn brief van 11 november toegezegde tabellen met kerncijfers over sectorplannen, re-integratie en handhaving. Gezamenlijk geven deze tabellen een beeld van belangrijke ontwikkelingen op het SZW-terrein.

De nieuwe tabellen die ik in de begroting voor 2017 aan de beleidsagenda wil toevoegen bevatten kerncijfers over de netto arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen, gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen, werkloosheid, flexibilisering en beloningsverschillen. U vindt de tabellen met de voorgestelde indeling in de bijlage bij deze brief.

Langere termijn

Er loopt ook een aantal trajecten voor nieuwe indicatoren en kerncijfers die niet per begroting 2017 kunnen worden gerealiseerd maar wel op langere termijn een waardevolle toevoeging voor begroting en jaarverslag kunnen zijn.

Re-integratie

In het Wetgevingsoverleg over de begroting 2016 op 18 november is verzocht om een indicator waarmee de doeltreffendheid en doelmatigheid van re-integratievoorzieningen kan worden gemeten. De mogelijkheden rond deze indicator zal ik met betrokken (uitvoerende) partijen (zoals CBS/Gemeenten/UWV) verder gaan onderzoeken. De ontwikkeling van een indicator is, mede gezien de breedte van het uitvoeringsdomein, complex. Indien mogelijk zal ik deze opnemen in begroting en jaarverslag, onder onderdeel 1 van het kader.

Inspectie SZW

De Inspectie SZW heeft naar aanleiding van bovengenoemd wetgevingsoverleg in haar jaarverslag over 2015 meer indicatoren opgenomen die inzicht geven in effect van beleid. Ik hecht grote waarde aan het inzicht in de effecten van de interventies van de Inspectie omwille van de sturing op haar activiteiten maar vooral op het maatschappelijk rendement daarvan. De Inspectie SZW is bezig met het ontwikkelen van sturingsindicatoren die aansluiten bij de herziene (meer programmatische) werkwijze van de Inspectie. Daartoe behoren ook indicatoren die bijdragen aan dat gewenste inzicht. Per programma kunnen de te behalen doelen verschillen3. Het causale verband tussen interventies en effecten kan lang niet altijd wetenschappelijk vastgesteld kan worden. Daarom richt de Inspectie zich vooral op die indicatoren die plausibel kunnen maken wat het effect is. De ontwikkelde indicatoren per programma zal ik presenteren onder onderdeel 2 van de begroting voor 2018.

Gezond en Veilig Werken

Analoog aan het al bestaande kerncijfer voor arbeidsongevallen werk ik momenteel aan een kerncijfer voor beroepsgerelateerde ziektes. Beide cijfers gelden voor werknemers. Vanwege de veranderende arbeidsmarkt en het steeds groter aandeel zelfstandigen zullen voor deze groep zowel voor arbeidongevallen als beroepsgerelateerde ziektes kerncijfers worden ontwikkeld. Doelstelling is om deze in de begroting 2018 op te nemen, onder onderdeel 2.

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de Evaluatie van de Wet SUWI (Kamerstukken 30 982 en 26 448, nr. 26), is een traject gestart gericht op aanpassing van de prestatie-indicatoren van UWV en de SVB. Het einddoel is het ontwikkelen van een aangepaste set indicatoren en deze op te nemen in de kaders voor de jaarplannen 2018 van de zbo’s. Waar mogelijk leidt dit al tot aanpassing in de jaarplannen 2017. In het Algemeen Overleg SUWI van 16 maart jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 565) is toegezegd uw Kamer eind 2016 te informeren over de uitkomsten van dit traject. Het eventueel aanpassen van de indicatoren in artikel 11 van mijn begroting is waarschijnlijk bij de begroting voor 2018 aan de orde. Deze indicatoren vallen onder onderdeel 3.

Handhaving

In mijn brief van 11 november 2015 heb ik toegezegd in de evaluatie van het handhavingsproces de vraag mee te nemen in welke mate de huidige indicatoren in de begroting van SZW inzicht geven in de resultaten van beleid alsook op welke punten de indicatoren verbeterd kunnen worden. De evaluatie van het handhavingsproces zal starten in 2016. De uitkomst biedt mogelijk aanknopingspunten voor betere indicatoren en het hanteren van streefwaarden. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de vergelijkbaarheid met andere jaren waardoor inzicht in de ontwikkeling van de cijfers ontstaat.

Ten slotte heb ik in mijn brief van 11 november 2015 ook aangegeven dat er beperkingen zijn in de meting van de effecten van handhaving. Niet alle gedragseffecten zijn meetbaar. Zo is niet te zeggen hoeveel mensen met een uitkering besluiten vanwege handhavingsactiviteiten niet te frauderen.

Ten slotte

De indeling volgens de drie onderdelen van de missie van SZW biedt een basis die ook voor de langere termijn werkbaar is en losstaat van veranderende aandachtspunten als gevolg van kabinetswisselingen. De indeling laat echter ook ruimte om onder de diverse onderdelen wél specifieke aandachtspunten mee te nemen.

Ik vertrouw erop dat met deze voorgestelde kerncijfers en indicatoren mijn begroting en jaarverslag een nog completer beeld van mijn beleid weergeven. Ik ga in het wetgevingsoverleg graag met u in overleg over uw concrete ideeën om deze informatievoorziening nader op uw wensen aan te laten sluiten. Ook hoor ik graag uw mening over de indeling die ik voorstel.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Bijlage 1

Onderdeel 1: Werk voor iedereen

Tabel 1: Netto arbeidsparticipatie (%)
   

2013

2014

2015

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

 

65,4

64,9

65,4

15 tot 75 jaar

vrouwen

60,6

59,6

60,3

mannen

70,2

70,1

70,4

15 tot 25 jaar

vrouwen

61,0

58,8

61,7

mannen

59,2

58,7

59,9

25 tot 35 jaar

vrouwen

79,4

79,0

79,6

mannen

86

86,3

86,6

35 tot 45 jaar

vrouwen

78,1

76,7

77,0

mannen

88,1

88,3

89,1

45 tot 55 jaar

vrouwen

75,3

74,3

74,8

mannen

86,3

86,1

86,9

55 tot 65 jaar

vrouwen

49,5

50,4

52,4

mannen

68,9

69,4

71,1

65 tot 75 jaar

vrouwen

5,2

5,6

5,6

mannen

15,1

16,6

15,1

Moeders (lid van ouderpaar)

76,1

76,6

76,7

Vaders (lid van ouderpaar)

89,6

90,9

90,4

Alleenstaande moeders

62,2

59,7

59,5

Alleenstaande vaders

73,7

75,9

75,7

Moeders met jonge kinderen (0–11)

75,2

75,5

75,9

Vaders met jonge kinderen (0–11)

91,5

93,4

93

Bron: CBS

Tabel 2: Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

2013

2014

2015

Vrouwen 15 tot 75

25,1

25,3

25,3

Moeders met jonge kinderen (0–11)

25,1

25,2

25,5

Bron: CBS

Tabel 3: Werkloosheid
 

2013

2014

2015

Werkloosheidspercentage

7,3

7,4

6,9

15 tot 24 jaar (jeugdwerkloosheid)

13,2

12,7

11,3

– waarvan migrantenjongeren

21,7

21,7

19,9

25 tot 44 jaar

6,3

6,3

5,6

45 tot 74 jaar

6,0

6,6

6,5

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

647

660

614

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.266

8.214

8.294

Bron: CBS Statline

Tabel 4: Positie in de werkkring (gemiddeld, x 1.000)
 

2013

2014

2015

Werknemers

6.947

6.860

6.909

– waarvan Werknemers met vaste arbeidsrelatie

5.178

5.052

5.014

– waarvan werknemers met flexibele arbeidsrelatie

1.769

1.808

1.896

Zelfstandigen

1.319

1.354

1.384

Bron: CBS Statline

Ook zal ik de kerncijfers re-integratie en de tabel met cijfers met betrekking tot de sectorplannen, zoals opgenomen in het SZW Jaarverslag 2015, onder dit onderdeel 1 opnemen.

Onderdeel 2: Kwalitatief goed en eerlijk werk

Tabel 5: Gecorrigeerde beloningsverschillen (%)
 

2008

2010

2012

Verschil man-vrouw bedrijfsleven

– 9

– 8

– 8

Verschil man-vrouw overheid

– 7

– 6

– 4

Onderdeel 3: Bestaanszekerheid waar werken echt niet (meer) mogelijk of passend is

Bij onderdeel 3 zal ik de tabel met de cijfers met betrekking tot de Fraudewet toevoegen, zoals opgenomen in het SZW Jaarverslag 2015.

Begroting en jaarverslag bevatten, zoals gezegd, reeds informatie over de verschillende uitkeringen (aantallen en kosten), bijvoorbeeld verspreid over de diverse relevante begrotingsartikelen.


X Noot
3

Zo is bij asbestverwijdering verhoogde naleving door gecertificeerde bedrijven een doel, maar daarnaast in versterkte mate ten opzichte van voorgaande jaren, het aanpakken van malafide asbestsaneerders. Bij andere programma’s kan de nadruk liggen op strafrechtelijke vervolging, zoals bv bij arbeidsuitbuiting.

Naar boven