Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2016
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
voor het jaar 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 21, item 13), opperde het lid Van Oosten een experiment in gang te zetten waarmee het mogelijk
wordt dat dezelfde persoon in meerdere gemeenten tegelijkertijd wethouder is. Deze
wethouder werd door hem aangeduid als «samenwerkingsbestuurder». Artikel 36a, derde
lid, van de Gemeentewet sluit de mogelijkheid uit dat dezelfde persoon in meerdere
gemeenten tegelijkertijd wethouder is; het experiment zou dan moeten inhouden dat
deze norm tijdelijk buiten toepassing wordt gelaten. Tijdens dat debat heb ik aangegeven
in beginsel positief tegenover de suggestie van het lid Van Oosten te staan, mits
er in de bestuurlijke praktijk behoefte is aan een dergelijk experiment. Ik heb daarom
toegezegd ter zake de bestaande wensen bij gemeenten te onderzoeken en afhankelijk
van de uitkomst daarvan te beoordelen of een experiment mogelijk moet worden gemaakt.
In deze brief ga ik op die toezegging in.
Bestuurlijke behoefte
Een algemene uitvraag onder bestuurders zou waarschijnlijk geen scherp beeld hebben
opgeleverd van de bestuurlijke behoefte aan het door het lid Van Oosten geopperde
experiment. Te meer omdat meerdere constructies mogelijk zijn waarbij dezelfde persoon
in meerdere gemeenten tegelijkertijd wethouder is. Daarom is vanuit mijn departement
een expertmeeting georganiseerd met wethouders, burgemeesters, raadsleden en de VNG,
in het bijzijn van een tweetal wetenschappers. In het kader daarvan zijn de volgende
constructies onderscheiden:
-
1. Dezelfde persoon is in alle samenwerkende gemeenten in deeltijd als wethouder voor
een bepaald beleidsterrein aangesteld waarbij de betreffende wethouder in alle samenwerkende
gemeenten een formele wethouderspositie heeft.
-
2. Dezelfde persoon is in een gemeente als wethouder aangesteld en heeft daar diverse
dossiers in zijn portefeuille (bijv. openbaar groen, verkeer, en andere). Daarnaast
is hij in die gemeente, gezamenlijk met een aantal andere gemeenten aangesteld om
een bepaald beleidsterrein voor die samenwerkende gemeenten te besturen (bijv. werkgelegenheid),
waarbij de betreffende wethouder in alle samenwerkende gemeenten een formele wethouderspositie
heeft.
-
3. Dezelfde persoon is in meerdere, beleidsmatig niet-samenwerkende gemeenten in deeltijd
als wethouder aangesteld, waarbij de betreffende wethouder in alle betreffende gemeenten
een formele wethouderspositie heeft. De beleidsterreinen die hij in zijn portefeuille
heeft evenals de politieke stellingnamen van de betreffende gemeenten daarin, kunnen
zowel hetzelfde zijn als van elkaar verschillen.
Uit deze expertmeeting blijkt niet dat er op dit moment behoefte is aan een experiment
waarbij dezelfde persoon in meerdere gemeenten tegelijkertijd als wethouder wordt
benoemd. Naar voren kwam dat wanneer bijvoorbeeld behoefte is aan het gebruiken van
elkaars kennis en kunde op een bepaald beleidsterrein, daar nu een voor de praktijk
werkbare vorm voor wordt gevonden. Dit kan bijvoorbeeld doordat de wethouder van de
ene gemeente als adviseur bij een collegevergadering van een andere gemeente aanwezig
is, of doordat die betreffende wethouder door de raad van een andere gemeente wordt
uitgenodigd om over een bepaald beleid(sterrein) zijn visie te geven.
Navraag bij de Wethoudersvereniging heeft evenmin het signaal opgeleverd dat aan een
experiment ter zake behoefte bestaat. Ook is in het kader van mijn oproep voor de
Experimentenwet gemeenten een dergelijk voorstel niet ingediend.
Toekomst
Het blijkt dat gemeenten indien daar behoefte aan is, samenwerking zoeken binnen de
bestaande wettelijke kaders, ten dienste van de gemeenschap die zij dienen. Die samenwerking
ondersteun ik. En ik ben gaarne bereid de bestuurlijke praktijk waar mogelijk op dit
punt te bedienen. Er is op dit moment echter geen aanleiding een experiment in gang
te zetten in relatie tot het voorstel van het lid Van Oosten. Wel zal ik breder onderzoeken
met welke aan de «samenwerkingsbestuurder» verwante vormen van samenwerking in de
praktijk wordt gewerkt, of daarbij knelpunten worden ervaren en of daar oplossingen
voor gevonden kunnen worden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk