34 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Nr. 101 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2016

Met deze brief bericht ik uw Kamer over relevante ontwikkelingen inzake de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG). Dit naar aanleiding van toezeggingen die zijn gedaan in de brief «De toekomst van de VOG-screening»1 en antwoorden op Kamervragen over het bericht dat scholen steeds vaker een VOG vragen om moeilijke leerlingen te weren.2 Ik informeer u achtereenvolgens over het succes van de gratis VOG voor vrijwilligers, de VOG in internationaal verband en de geboekte voortgang in het communicatietraject voor jongeren.

Gratis VOG voor vrijwilligers

Sinds 1 januari 2015 is de gratis VOG voor vrijwilligers gestart als structurele regeling. De regeling heeft als doel seksueel grensoverschrijdend gedrag in het vrijwilligerswerk te voorkomen. Dit gebeurt enerzijds door vrijwilligers met relevante antecedenten uit het vrijwilligerswerk met kinderen en verstandelijk beperkten te weren, en anderzijds door te stimuleren dat vrijwilligersorganisaties een breder preventie- en integriteitsbeleid voeren. Sinds 2015 stel ik jaarlijks 100.000 gratis VOG’s beschikbaar voor organisaties die voldoen aan de voorwaarden zoals geformuleerd in beleidsregels.3 Dat de regeling een succes is blijkt uit het aantal aangemelde vrijwilligersorganisaties en verstrekte VOG’s. In de eerste helft van 2016 kwamen er meer dan 900 nieuwe organisaties bij en werden er ruim 43.500 gratis VOG’s verstrekt. Het totaal aantal gratis afgegeven VOG’s liep op tot meer dan 100.000 en het aantal deelnemende vrijwilligersorganisaties lag medio 2016 boven de 3.800 (vanaf januari 2015 tot en met juni 2016).

Omdat ik het van groot belang vind dat vrijwilligersorganisaties blijven investeren in veiligheid en het jaarlijkse beschikbare aantal gratis VOG’s van 100.000 mogelijk dit jaar wordt overschreden, heb ik besloten dit aantal in 2016 eenmalig met 20.000 te verhogen naar 120.000. Een structurele ophoging is nog niet aan de orde, omdat ik voor een besluit daarover de trend in gratis VOG-aanvragen over een aantal jaren wil meewegen, hiervoor loopt de regeling nu nog te kort.

Verder kunt u dit najaar een onderzoeksrapport verwachten, uitgevoerd onder auspiciën van het WODC, dat ziet op een evaluatie van de gratis VOG-regeling. De onderzoeksresultaten wil ik gebruiken om de uitvoering van de regeling de komende jaren verder te verbeteren.

Screening internationaal

In de brief «De toekomst van de VOG-screening» (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 78) gaf ik aan de waarde van de VOG op internationaal niveau verder te willen verbeteren. Ik wil inzetten op informatie-uitwisseling met andere lidstaten voor screeningsdoeleinden en wil hierin zoveel mogelijk optrekken met andere EU-lidstaten. Daarom heb ik screening in het kader van pre-employement geagendeerd voor het vierjarig Gemeenschappelijk Werkprogramma (2017–2020) van de Benelux. Ik wil in gezamenlijkheid met andere Benelux-landen bezien in hoeverre de verschillende nationale screeningsystemen grensneutraal kunnen worden gemaakt. Hiermee wil ik burgers die binnen de Benelux over de grens werken tegemoet komen, maar ook de preventieve informatie-uitwisseling tussen de landen stimuleren. Ik houd uw Kamer op de hoogte van eventuele stappen die worden gezet.

Communicatie en jongeren

In 2015 liet ik een kwalitatieve verkenning uitvoeren naar beelden omtrent de VOG bij jeugdprofessionals en jongeren. Het verslag van de verkenning heb ik u begin dit jaar doen toekomen.4 De verkenning heeft aangetoond dat zowel jongeren als jeugdprofessionals de kansen op het krijgen van een VOG te laag inschatten. Naar aanleiding van deze resultaten heb ik uw Kamer een communicatietraject toegezegd waarover ik u hierbij nader informeer.

Naar aanleiding van gesprekken met onderwijsinstellingen, het lokale bestuur, justitiële ketenpartners, zorgpartners, potentiële werkgevers en jongeren zelf, heb ik geconcludeerd dat de huidige informatievoorziening van Justis nog onvoldoende aansluit bij de belevingswereld van jonge VOG-aanvragers. Daarom heb ik Justis verzocht de informatievoorziening waar mogelijk aan te passen op het begripsniveau van jongeren. De brieven die jongeren ontvangen bij het voornemen om een VOG af te wijzen, worden herschreven zodat ze makkelijker te begrijpen zijn. Ook de ontwikkeling van passende onlinecommunicatie over de VOG wordt hierbij meegenomen. Zo wordt een korte film ontwikkeld met uitleg over de VOG. Het traject is daarmee nog niet afgerond. De komende maanden zal ik bezien hoe de communicatie over de VOG verder kan worden geoptimaliseerd.

In het kader van communicatie en jongeren, heeft Justis de groep jongeren tot 23 jaar die in 2015 met een VOG-weigering te maken kreeg, met een aangescherpte ICT-systeembevraging nader onderzocht. Aanvankelijk leek deze groep uit 553 personen te bestaan, zoals ik heb aangegeven in antwoorden op Kamervragen.5 De uitkomst van de aangescherpte systeembevraging leert dat deze groep kleiner is en bestaat uit 438 personen, tegenover 169.000 aanvragen. Dit betekent dat in 2015 0,26% van de door jongeren aangevraagde VOG's is afgewezen. Het totaalbeeld van een gering percentage en de daarop gebaseerde beleidsconclusies veranderen hiermee niet. Voor communicatie en toekomstige beleidsontwikkeling wil ik meer inzicht krijgen in deze groep. Ik ben daarbij niet alleen geïnteresseerd in de aantallen, maar ook in de leeftijd waarop de VOG werd aangevraagd, het type delict dat werd gepleegd en het doel waarvoor de VOG werd aangevraagd. Daarom heb ik Justis gevraagd hier een intern onderzoek naar uit te voeren, dat naar verwachting dit najaar zal zijn afgerond.

Tenslotte wordt, onder auspiciën van het WODC, een onderzoek opgezet naar het aantal jongeren dat uit angst voor een weigering geen VOG durft aan te vragen: het zogenaamde Dark Number-onderzoek. Dit zal naar verwachting een intensief traject worden, waarbij jongeren gedurende een langere periode worden gevolgd. Naar verwachting zijn deze onderzoeksresultaten daarom pas begin 2018 beschikbaar.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 VI, nr. 78.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1516.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1516

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1516.

Naar boven