34 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2016

Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2016

Middels deze brief informeer ik u graag over de stand van zaken op een aantal terreinen daar waar het Caribisch Nederland betreft.

In opdracht van de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een evaluatie plaatsgevonden naar de uitwerking van de staatkundige structuur Caribisch Nederland, welke ik begin oktober 2015 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 23). Ik heb uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling van 8 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 12, item 7) en de Eerste Kamer bij brief d.d. 12 oktober 2015 (Kamerstuk 34 300 IV, B) geïnformeerd dat het kabinetsstandpunt ter zake op een dusdanig tijdstip aan de Eerste en de Tweede Kamer wordt aangeboden, dat er nog voor het zomerreces inhoudelijk over gesproken kan worden.

Op 1 februari heb ik een bezoek aan Sint Eustatius gebracht. Ik heb op dat moment de reacties van de respectievelijke openbare lichamen mogen ontvangen op het evaluatierapport van de Commissie Spies. Deze reacties worden betrokken bij het opstellen van het kabinetsstandpunt waar momenteel aan gewerkt wordt.

Daarnaast heb ik op Sint Eustatius met de gezaghebber, het bestuurscollege en de eilandsraad gesproken over de ontwikkelingen op Sint Eustatius. Zoals u weet is er vanuit mijn ministerie nadrukkelijk aandacht voor de bestuurlijke en financiële positie van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Per 15 januari 2016 is het besluit van 10 juni 2015 tot het instellen van een verplichtingenstop ingetrokken en is voorafgaand toezicht ingesteld op de begroting van 2016, met als doel dat het openbaar lichaam Sint Eustatius binnen de door de Eilandsraad vastgestelde financiële kaders blijft en dat hierbij de juiste procedures worden gehanteerd. De Rijksvertegenwoordiger heeft in mijn opdracht een plan van aanpak opgesteld voor het op orde en onder controle krijgen van de bestuurlijke problematiek op het eiland. In dat kader was het goed en nuttig om samen met de Rijksvertegenwoordiger het gesprek te voeren met het eilandsbestuur van Sint Eustatius. Het bestuurscollege van Sint Eustatius en de Rijksvertegenwoordiger werken op dit moment samen om tot bestuurlijke en financiële verbeteringen te komen, onder meer door uitwerking van het door de Rijksvertegenwoordiger opgestelde plan van aanpak. Dat vergt veel tijd, energie en evenwichtskunst van de Rijksvertegenwoordiger om alle betrokken belangen in balans te houden. Tijdens uw recente bezoek heeft u zelf kennis kunnen nemen van de kwetsbare verhoudingen op het eiland.

In genoemde gesprekken heb ik nogmaals benadrukt dat alle processen erop gericht zijn om Sint Eustatius te helpen en te versterken. In dat kader ben ik verheugd dat het eilandsbestuur en het Rijk op 1 februari gezamenlijk enkele positieve stappen hebben kunnen markeren, waaronder de ondertekening van het Meerjarenprogramma Sint Eustatius 2016–2018. In dit programma staan – in navolging van de reeds afgesloten meerjarenprogramma’s voor Bonaire en Saba (bijlagen bij Kamerstuk 34 000 IV, nr. 44) – afspraken tussen het Rijk en het bestuurscollege van Sint Eustatius op de prioritaire thema’s armoedebestrijding, economische ontwikkeling en kinderrechten. Tevens zijn diverse afspraken over bestuurlijke ontwikkeling opgenomen. Een afschrift van dit meerjarenprogramma treft u bijgevoegd aan1.

Graag maak ik op deze plaats tevens gebruik van de gelegenheid om u te informeren over het feit dat per 1 april de termijn van gezaghebber Berkel van Sint Eustatius is geëindigd. Gezaghebber Berkel heeft zich gedurende een periode van zes jaren, in soms moeilijke bestuurlijke omstandigheden, ruimhartig ingezet voor de belangen van de bevolking van Sint Eustatius. Ik ben dhr. Berkel bijzonder erkentelijk voor zijn betrokkenheid en inzet als gezaghebber.

De Rijksvertegenwoordiger spant zich in, vanzelfsprekend met inachtneming van de bevoegdheden die wettelijk bij hem belegd zijn ingevolge de WolBES, om in de opvolging van de gezaghebber te voorzien. De Rijksvertegenwoordiger heeft deze procedure in gang gezet, waarbij het uiteraard zaak is om zorgvuldigheid te betrachten gelet op de uitdagingen waar het openbaar lichaam Sint Eustatius nu en op de (middel)lange termijn voor staat. Onderwijl heeft de Rijksvertegenwoordiger (conform artikel 90 van de WolBES) gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om te voorzien in de waarneming van de gezaghebber. Hij heeft met ingang van 1 april de heer J. Woodley als waarnemend gezaghebber aangewezen. De heer Woodley is voorts met ingang van 1 april ontheven uit zijn functie als waarnemend Rijksvertegenwoordiger, vanwege de onverenigbaarheid van deze betrekkingen.

In een tweetal brieven die ik heb mogen ontvangen (en die eveneens in afschrift aan uw Kamer gezonden zijn2) van gedeputeerde mevrouw McKenzie en van de eilandsraadsleden Van Putten, Leerdam en Merkman, blijkt zorg over het hierboven beschreven proces. Van deze zorg heb ik kennis genomen. Het is zaak deze punten gezamenlijk, en in de veelvuldige contacten tussen Rijksvertegenwoordiger en eilandsbestuur, passend te adresseren. Ook hier spelen de kwetsbare verhoudingen op het eiland een belangrijke rol. Bijgaand doe ik u een afschrift toekomen van mijn brief aan gedeputeerde McKenzie, alsmede mijn brief aan de griffier en genoemde leden van de eilandsraad, over de waarneming van de functie van de gezaghebber.

Onlangs heb ik van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties drie brieven ontvangen inzake de vrije uitkering/ free allowance, inzake taken en taakverdeling en inzake armoede. Deze brieven gingen vergezeld van de originele brieven van het openbaar lichaam Saba die aan mij gericht zijn over genoemde onderwerpen. Ik verstrek u hierbij het gevraagde afschrift van mijn antwoordbrief aan het openbaar lichaam Saba (u treft deze als bijlage bij deze brief aan3). De inhoud van de drie genoemde brieven zal worden betrokken in het kabinetsstandpunt over het evaluatierapport van de commissie Spies.

Gelet op het feit dat de Eerste Kamer op 16 februari nogmaals te kennen heeft gegeven om het grondwetsvoorstel en de novelle inzake het kiescollege CN aan te houden «totdat het kabinetsstandpunt inzake het rapport «Vijf jaar verbonden» van de commissie evaluatie uitwerking nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland beschikbaar is», zal ik de betrokken commissies BiZa/AZ en KOREL van de Eerste Kamer eveneens een afschrift van deze brief, inclusief genoemde bijlagen, doen toekomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven