34 300 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2016

34 300 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2016

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2016

Op 24 november 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd (Handelingen II 2015/16, nr. 28, item 18) met de motie van de leden Veldman en Wolbert1 waarin wordt verzocht om in samenspraak met de bestuurlijke koepels VNG en IPO te komen tot een fundamentele herziening van de financiële grondslagen van het gemeentefonds en het provinciefonds, gericht op een vereenvoudiging van het systeem, en daarbij te onderzoeken hoe verschillen in economische groei tussen de diverse regio’s in Nederland kunnen worden gefaciliteerd.

Op 14 maart jl. heb ik u het rapport «Maak verschil» van de Studiegroep Openbaar Bestuur aan uw kamer aangeboden.2 Dit rapport bevat onder andere de aanbeveling om de financiële verhoudingen te moderniseren door een grondige herziening van de Financiële-verhoudingswet (Fvw). Deze modernisering zou zich moeten richten op het meer richten van de verdeling van het gemeentefonds op het stimuleren van regionale samenwerking, vereenvoudiging van verdeelmodellen en een meer normatieve invulling van de verdeling.

In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) van de fondsbeheerders met onder meer de VNG van 28 april jl. is ingestemd met een taakopdracht om een probleemanalyse te maken van de toekomstbestendigheid van het stelsel van financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten en specifiek de verdeling van het gemeentefonds. De focus ligt op het verkennen van de houdbaarheid van de huidige uitgangspunten (3e aspiratieniveau, kostenoriëntatie en globaliteit) en verdeelsystematiek, zoals deze nu gelden volgens de Fvw. Ook hebben de fondsbeheerders met de VNG afspraken gemaakt over vormgeving van het traject, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de expertise van onder meer bestuurders, planbureaus en de Raad voor financiële verhoudingen (Rfv).

In de verkenning wordt een aantal onderwerpen uitgelicht: het faciliteren van regionaal economische groei en samenwerking, prikkelwerking en vereenvoudiging van de verdeling. In de uitwerking van deze thema’s zal een groot aantal aspecten van de verdeling worden onderzocht, zoals de mate van verevening van verschillen tussen gemeenten, de invulling van het begrip kostenoriëntatie, de positie van de G4-gemeenten in het fonds, de wijze waarop in het fonds wordt omgegaan met kosten met een investeringskarakter en de samenhang tussen gemeentefonds en het gemeentelijk belastinggebied.

In het voorjaar van 2017 stuur ik u het rapport met de uitkomsten van de verkenning. Inzet is om op dat moment op hoofdlijnen zicht te hebben op een aantal mogelijke varianten van verdeelmodellen, die gebaseerd zijn op verschillende uitgangspunten. De voor- en nadelen van deze varianten worden in kaart gebracht (zowel kwalitatief als kwantitatief) zonder hieraan een politiek waardeoordeel te koppelen. Het maken van keuzes ten behoeve van de verdere uitwerking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds is aan een volgend kabinet.

Tot slot, in de meicirculaire van het provinciefonds3 heb ik u gemeld dat een wetswijzigingtraject van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) is gestart waarmee het mogelijk wordt gemaakt een vereenvoudiging van het model voor provincies door te voeren. Begin 2015 heeft het IPO een externe commissie ingesteld die zich heeft gebogen over verdeelvraagstukken binnen het provinciefonds. Met het wetsvoorstel wordt het mogelijk de voorstellen van de commissie Jansen (eindrapport «Redelijk Verdeeld», december 2015) op hoofdlijnen door te voeren. Het streven is inwerkingtreding van deze wetswijziging op 1 januari 2017.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 VII, nr. 28.

X Noot
2

Kamerstuk 31 490, nr. 198.

Naar boven