34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2016

Uw Kamer verzocht met de motie van het lid Van Veen c.s. het kabinet om een reactie op het rapport «Welvaart in kaart» van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip (hierna: commissie).1 , 2 De commissie voor Economische Zaken verzocht recent om deze kabinetsreactie uiterlijk donderdag 13 oktober 2016 te ontvangen. Met deze brief ga ik in op beide verzoeken.

Het kabinet onderzoekt momenteel met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de wensen van de commissie over doorontwikkeling van de Monitor Duurzaam Nederland naar een eventuele, nieuwe Monitor Brede Welvaart. Dit proces is nog niet afgerond. Voor het einde van dit jaar, nadat hierover concrete afspraken zijn gemaakt met het CBS, stuurt het kabinet uw Kamer een vervolgbrief met een meer gedetailleerde reactie. Met voorliggende brief geef ik namens het kabinet een eerste, verkorte reactie. In grote lijnen geldt dat het kabinet zich goed kan vinden in de analyse en aanbevelingen van het commissierapport.

Brede welvaart is een onderwerp dat leeft. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de veelheid aan initiatieven rondom de Sustainable Development Goals (SDGs). Het debat over brede welvaart helpt afwegingen integraal te maken zodat kan worden gesproken over de afruilen tussen diverse aspecten van welvaart. Door aandacht te houden voor de verschillende vormen van welvaart, kunnen beleidsprioriteiten beter worden gemonitord en toegepast.

Het kabinet wil graag zijn dank en waardering uitspreken voor het werk van de commissie. De commissie heeft een goed leesbaar rapport opgeleverd over het onderwerp brede welvaart. De commissie is er goed in geslaagd te definiëren wat het brede welvaartsbegrip behelst, aan te geven hoe het bruto binnenlands product (bbp) zich daartoe verhoudt en de internationale ontwikkelingen op het gebied van het meten van brede welvaart te schetsen.

Het rapport geeft een goed beeld van de consensus over het meten van brede welvaart die (in zekere mate) in de internationale academische en statistische wereld is ontstaan en die in de afgelopen jaren steeds meer door beleidsmakers wordt gebruikt. Het kabinet kan zich goed vinden in de analyse.

De commissie doet conclusies en aanbevelingen (zie bijlage voor de hoofdaanbevelingen). Op een aantal daarvan zal ik in het vervolg van deze brief nader ingaan. Met deze brief reageert het kabinet eveneens op de motie van lid Voortman c.s., die het kabinet vraagt om voorafgaand aan het jaarlijkse Verantwoordingsdebat in te gaan op hoe de conclusies uit de Monitor Brede Welvaart worden betrokken bij toekomstig beleid.3

Definitie van het brede welvaartsbegrip

De taakopdracht van de commissie was dat het onderzoek moest leiden tot een beter begrip van het bbp en maatstaven voor brede welvaart. Daartoe start het rapport met een toelichting over hetgeen de commissie verstaat onder «brede welvaart». De commissie hanteert de economische welvaartstheorie voor het invullen van dit begrip. Deze theorie gaat uit van de aanwending van schaarse middelen voor de bevrediging van behoeften van individuen en de samenleving. Met behoeftes worden zowel materiële als immateriële wensen bedoeld. De welvaartstheorie is daarmee breed toepasbaar en niet beperkt tot één politieke stroming. Het kabinet kan zich dan ook goed vinden in de gekozen definitie en de welvaartstheorie als uitgangspunt.

De commissie hanteert het begrip brede welvaart. Internationaal is de term «duurzame ontwikkeling» meer gangbaar. Dit is dan ook de definitie van waaruit de opvolging van het VN-initiatief van duurzame ontwikkelingsdoelen (ofwel de «sustainable development goals» of «SDGs») wordt ingevuld. De commissie geeft terecht aan dat de twee begrippen andere accenten leggen, maar dat ze tegelijkertijd veel overlap en overeenkomst hebben en ze volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) door elkaar kunnen worden gebruikt.4 In deze brief wordt gesproken van «brede welvaart», om aan te sluiten bij de terminologiekeuze van de commissie.

Bbp is een belangrijke, doch imperfecte en onvolledige indicator voor brede welvaart

De commissie stelt dat het bbp geen indicator voor brede welvaart is. Het bbp is bedoeld om de toegevoegde waarde van de productie in een land te meten en is dus slechts een indicator voor de materiële welvaart. Het bbp kent meer beperkingen. Zo zijn kwaliteitsverbeteringen van diensten en producten bijvoorbeeld moeilijk te meten, terwijl ook de toevoegde waarde van diensten en producten waar geen marktprijzen voor bestaan, zoals overheidsdiensten, niet exact kunnen worden vastgesteld. Daarnaast is welvaart uit niet-markt-goederen, zoals schone lucht en sociale cohesie, geen onderdeel van het bbp.

Bovendien zegt het bbp weinig over de welvaart van toekomstige generaties of welvaart elders. Bij het meten van brede welvaart is volgens de commissie niet alleen de welvaart «hier en nu» van belang, maar ook de toekomstige welvaart («later») en de impact van nationale welvaart op andere landen in de wereld («elders»).5 Het kabinet is het hiermee eens.

Het kabinet onderschrijft dat het bbp nooit is bedoeld om welvaart in den brede te meten. Het kabinet deelt ook de mening van de commissie dat het meerwaarde heeft om een verscheidenheid van indicatoren, waaronder het bbp als indicator voor materiële welvaart, te gebruiken voor het meten van brede welvaart.

Hoewel het bbp als maatstaf voor welvaart dus beperkingen kent, behoudt het bbp een voorname rol in het debat over welvaart en beleid. Belangrijke aspecten van brede welvaart, zoals inkomen en werkgelegenheid, hebben namelijk een sterke relatie met het bbp. Bovendien is er een sterke samenhang tussen de ontwikkeling van het bbp en de overheidsfinanciën, en daarmee met het toekomstige overheidsbeleid. Daarmee onderschrijft het kabinet de conclusie van de commissie dat bestaande ramingen, zoals het Centraal Economisch Plan en de Macro Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau, essentieel zijn voor de beleidsvorming en in het politieke debat. Het kabinet deelt bovendien de conclusie van de commissie dat niet gezocht zou moeten worden naar één indicator ter vervanging van het bbp.

De vraag is nu met welke indicatoren het bbp kan worden aangevuld voor een zo compleet mogelijk, doch hanteerbaar beeld van de stand en ontwikkeling van de brede welvaart. De commissie laat zien dat er al voldoende initiatieven voorhanden zijn. De commissie stelt daarom voor om geen nieuwe set van indicatoren voor Nederland te ontwikkelen. Het voorstel van de commissie is om de CES-recommendations on measuring sustainable development van de gezamenlijke werkgroep van UNECE, de OESO en Eurostat (hierna: CES-aanbevelingen) te volgen in een nieuwe Monitor Brede Welvaart.6 Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. De CES-aanbevelingen hebben namelijk een lange historie van onderzoek en debat van ter zake kundige experts en instituten, zijn het meest tastbare resultaat van inspanningen tot internationale harmonisatie, hebben een solide theoretische basis en hebben tegelijkertijd een grote mate van praktische uitvoerbaarheid. Bovendien is de bestaande Monitor Duurzaam Nederland al nagenoeg in overeenstemming met deze CES-aanbevelingen.7

Doorontwikkeling naar een Monitor Brede Welvaart

De commissie adviseert om de bestaande Monitor Duurzaam Nederland gericht door te ontwikkelen tot een Monitor Brede Welvaart. De commissie wil de monitor doorontwikkelen ten aanzien van naamgeving, visuele presentatie, actualiteit van gegevens en inhoudelijke scope. Het kabinet staat positief tegenover deze ambitie van de commissie. Een vervolgbrief zal nader ingaan op wat hiervan gerealiseerd kan worden.

Debat op basis van monitor en kabinetsreactie

De commissie stelt aan de Tweede Kamer voor om op een vast moment in het parlementaire jaar in een debat, bij voorkeur bij het Verantwoordingsdebat, expliciet stil te staan bij de eventuele Monitor Brede Welvaart die jaarlijks voorafgaand aan dit debat dient te verschijnen. Het kabinet vindt de agendering de verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer, maar is van harte bereid om zijn bijdrage aan een dergelijk debat te leveren.

De commissie adviseert de Tweede Kamer voorafgaand aan het debat het kabinet te verzoeken om een inhoudelijke kabinetsreactie op de stand van zaken van de brede welvaart in Nederland, zoals geschetst in de Monitor Brede Welvaart. Indien een dergelijke monitor verschijnt, is het kabinet bereid om aan een dergelijk verzoek te voldoen.

Inzichten die voortkomen uit de eventuele, nieuwe monitor kunnen leiden tot een behoefte aan verbeteringen in beleid. Het is dan ook begrijpelijk dat de motie van lid Voortman c.s. (Kamerstuk 34 298, nr. 5) het kabinet vraagt om in de kabinetsreactie op de monitor in te gaan op hoe de conclusies uit de Monitor Brede Welvaart worden betrokken bij toekomstig beleid. Aangezien de stand van zaken ten aanzien van brede welvaart van jaar op jaar niet fundamenteel anders zal zijn, ligt het niet voor de hand dat elke nieuwe monitor tot nieuw beleid of verschuiving van prioriteiten zal leiden. Wel is het een nuttige toets van de uitgangspunten die in het regeerakkoord zijn geformuleerd. Wanneer conclusies uit de Monitor Brede Welvaart aanleiding geven voor beleidswijzigingen, dan zal het kabinet dit in zijn reactie aangeven, conform de motie van lid Voortman c.s.

Slot

Het kabinet heeft eerder gewezen op de Monitor Duurzaam Nederland als het instrument voor het meten van brede welvaart. Het kabinet waardeert dat de commissie deze monitor met de daaronder liggende theorie en begrippen van brede welvaart omarmt en deze als basis neemt voor een nieuwe, jaarlijks te bespreken, monitor. Het is verheugd met de positieve reacties die het commissierapport in de Tweede Kamer heeft ontvangen. Het kabinet levert graag zijn bijdrage aan het debat, door de mogelijkheden voor doorontwikkeling naar een Monitor Brede Welvaart te onderzoeken en te zijner tijd desgewenst met een kabinetsreactie op een eventuele monitor te komen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Bijlage: Hoofaanbevelingen rapport Kamercommissie Breed welvaartsbegrip

Op pagina 7 van de het rapport van de commissie zijn de volgende hoofdaanbevelingen te vinden:

  • 1. De commissie adviseert het kabinet het CBS te verzoeken jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te publiceren. Daartoe adviseert de commissie de bestaande Monitor Duurzaam Nederland gericht door te ontwikkelen tot de gewenste Monitor Brede Welvaart. Neem daarbij de Better Life Index van de OESO als inspiratie om de visuele presentatie van de dashboards te verhelderen zodat de monitor in één oogopslag zicht biedt op de meest essentiële informatie. Verhoog de actualiteit van de in de monitor gepresenteerde gegevens, al dan niet door gebruik te maken van de methode van voorspelling van gegevens naar het heden («now-casting»). Geef op relevante indicatoren informatie over ongelijkheid en verdeling van aspecten van welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. Zorg voor mogelijkheden voor vergelijking met andere landen en over de tijd.

  • 2. De commissie stelt aan de Tweede Kamer voor op een vast moment in het parlementaire jaar in een debat expliciet stil te staan bij de Monitor Brede Welvaart. De commissie vindt het jaarlijkse verantwoordingsdebat in het voorjaar hiervoor het meest geschikte moment. De Monitor Brede Welvaart dient jaarlijks voorafgaand aan dit debat te verschijnen. De commissie adviseert de Tweede Kamer voorafgaand aan het debat het kabinet te verzoeken om een inhoudelijke kabinetsreactie op de stand van zaken van de brede welvaart in Nederland zoals geschetst in de Monitor Brede Welvaart.

  • 3. De commissie hecht grote waarde aan internationale harmonisatie bij het meten van brede welvaart en vindt dat hierin een doorbraak nodig is. De commissie roept de nationale statistische instituten en internationale organisaties als de OESO, de VN, Eurostat en de Wereldbank daarom op serieus werk te maken van verdere harmonisatie, keuzes te maken en de verschillende instrumenten voor het meten van brede welvaart met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit verdient de voorkeur boven nog meer eigen initiatieven van individuele landen. De commissie roept de nationale statistische instituten en internationale organisaties op de door hen onderschreven CES-recommendations on measuring sustainable development daadwerkelijk gestalte te geven in hun publicaties en instrumenten over brede welvaart. Ook de nieuwe Monitor Brede Welvaart dient uiteraard de CES-recommendations te volgen. De commissie dringt er bij het CBS op aan de internationale harmonisatie te blijven aanjagen.


X Noot
1

Kamerstuk 34 298, nr. 1

X Noot
2

Kamerstuk 34 298, nr. 3

X Noot
3

Kamerstuk 34 298, nr. 5

X Noot
4

PBL (2015). Brief aan de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip. Bijlage: Dietz, F. & Hanemaaijer A. »Brede welvaart» in het onderzoek van het PBL (PBL-publicatienummer 1917).

http://www.pbl.nl/publicaties/brede-welvaart-in-het-onderzoek-van-het-pbl

X Noot
5

Deze dimensies zijn geïnspireerd op het rapport dat de term duurzame ontwikkeling introduceerde en vaak het Brundlandtrapport genoemd wordt: WCED (UN World Commission on Environment and Development) (1987), Our Common Future: Report of the World Commission on Environment and Development, WCED, Zwitserland. http://www.un-documents.net/our-common-future.pdf

X Noot
6

United Nations Economic Commission for Europe, Organisation for Economic Cooperation and Development en Eurostat (2014). Conference of European Statisticians Recommendations on Measuring Sustainable Development. New York/Genève: United Nations. https://www.unece.org/fileadmin/DAM/stats/publications/2013/CES_SD_web.pdf

X Noot
7

Zie www.monitorduurzaamnederland.nl voor de edities van 2009, 2011 en 2014 van de Monitor Duurzaam Nederland.

Naar boven