34 287 Wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn)

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2020

In reactie op uw brief van 7 april 2020 waarin u verzoekt om een schriftelijke reactie op de brief van 9 maart 2020 van de Commissie m.e.r. inzake het rapport over het onderzoek naar kwaliteit en kwantiteit van milieueffectrapportages bericht ik u het volgende.

Meerderheid getoetste MER’en kwalitatief in orde

De meerderheid van de milieueffectrapporten bevat de benodigde essentiële informatie, van het overige deel is dat niet bekend. Dat komt omdat de bevoegde gezagen in ons stelsel advies vragen aan de Commissie m.e.r. en op basis van dat advies zelf bevoegd zijn om te beoordelen of er voldoende milieu-informatie aanwezig is om een goede beleidsafweging te maken en om aanvullingen te beoordelen. Het verplichte toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. heeft de afgelopen jaren niet geleid tot een afname van het aantal essentiële tekortkomingen. Het ligt daarmee niet voor de hand dat een verplichting op zich leidt tot verbetering. De oplossing moet daarom overeenkomstig het rapport van Arcadis worden gezocht in versterking van de deskundigheid bij de initiatiefnemer, het bevoegd gezag en de opdrachtnemer van het MER. Het bevoegd gezag voor de mer dient hierop te toetsen.

Mer-plicht

Vanzelfsprekend is het van groot belang dat in de praktijk aan de mer-plicht wordt voldaan. Dit is ook het geval. Daar waar niet aan de mer-plicht voldaan wordt, kunnen belanghebbenden dat in beroep aan de orde stellen. Er zijn geen aanwijzingen dat dit in betekenende mate gebeurt. Er is op dit moment geen aanleiding om vooruitlopend op de Omgevingswet extra handhavingstaken bij het Rijk neer te leggen om te controleren hoe bestuursorganen van andere overheden hun rol als bevoegd gezag voor plan-mer vervullen.

Mer-beoordelingen

Het feit dat in 99% van de mer-beoordelingen geen milieueffectrapport nodig is, duidt erop dat bij het opstellen van de regelgeving van de mer-beoordelingsplicht een goede inschatting is gemaakt van gevallen waar wel en waar niet een MER voor opgesteld dient te worden. Belangrijk is dat alle informatie die nodig is voor een goede besluitvorming voor handen is. Er zijn geen signalen dat systematisch milieu-informatie niet of te weinig wordt gebruikt in de besluitvorming door bevoegde gezagen.

Nulmeting en rapportageplicht

Het onderzoek van Arcadis biedt een nulmeting voor de kwaliteit van MER’en die door de Commissie m.e.r. getoetst zijn. Een nulmeting om de kwaliteit van alle toekomstige MER’en te monitoren bevat het onderzoek niet. Ik zal de mogelijkheden verkennen om tot een totaaloverzicht van de aantallen MER’en en mer-beoordelingen te komen, waarbij wordt aangesloten bij de inlichtingsverplichtingen vanuit de Europese regels voor mer. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de wijze van opslag (centraal of niet) en de gestelde eisen in de mer-richtlijn. Daarover wordt ook overlegd met de Commissie m.e.r., waarbij kosteneffectiviteit en het voorkomen van een verzwaring van de administratieve lasten ook aan de orde zullen komen.

Conclusie

Zoals aangegeven in de brief van 9 maart 2020 (Kamerstuk 34 287, nr. 26) is er, vooruitlopend op de wijzigingen in de Omgevingswet, geen aanleiding om wijzigingen in het juridische mer-instrumentarium te overwegen. Na de invoering van de Omgevingswet wordt nagaan hoe het instrument mer zich ontwikkelt. Afhankelijk van de uitkomsten wordt bezien welke acties dan nodig zijn. Het onderzoek van Arcadis was breed en verkennend van aard. Veel aanbevelingen zijn gedaan in de vorm van suggesties en ideeën, zonder beoordeling van de uitvoerbaarheid en de kosten. Het onderzoek biedt interessante aanknopingspunten voor een nadere verkenning van de mogelijkheden om de kwaliteit van de mer-praktijk te optimaliseren. In overleg met betrokken partijen, waaronder de Commissie m.e.r., wordt nagegaan welke aanbevelingen vertaald kunnen worden in concrete voorstellen. De suggesties die de Commissie m.e.r. in haar brief gedaan heeft, zullen hierin worden meegenomen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven