34 284 Groen onderwijs

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2017

In het debat over de Regeringsverklaring heeft de Minister-President toegezegd dat uw Kamer nader geïnformeerd wordt over de financiële consequenties van de overheveling van het groen onderwijs van het (voormalige) Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)(Handelingen II 2016/17, nr. 17, item 2). Met deze brief voldoen wij aan deze toezegging.

Het kabinet heeft besloten om het groen onderwijs onder te brengen bij OCW met als doel de bekostiging van de groene instellingen en de reeds door OCW bekostigde instellingen te harmoniseren. De kenmerkende hechte samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven blijft in stand.1 Met het aantreden van het nieuwe kabinet is de Minister van OCW formeel verantwoordelijk voor het groen onderwijs. Daarmee is de eerste stap gezet. Wij richten ons nu op de concrete invulling van deze transitie. De bevindingen uit het rapport Groen Onderwijs in Beweging 2 vormen daarbij het uitgangspunt. Specifiek hebben vraagstukken die betrekking hebben op het harmoniseren van bekostiging daarbij de aandacht. In deze brief lichten wij dit nader toe.

Gevolgen van harmonisatie bekostiging

Het kabinet neemt maatregelen om het groene onderwijs op dezelfde wijze per deelnemer te bekostigen als het door OCW bekostigde onderwijs. Om dit te realiseren moet het budget voor het groen onderwijs worden samengevoegd met de onderwijsbudgetten op de OCW-begroting. Het samenvoegen van de onderwijsbudgetten leidt tot herverdeeleffecten in het mbo en ho, omdat in deze sectoren de bekostigingssystematiek gebaseerd is op een verdeelmodel.

De Minister van OCW heeft de intentie om het groen onderwijs per 1 januari 2019 op dezelfde wijze per deelnemer te financieren als het door OCW bekostigde onderwijs. Bij harmonisatie per 1 januari 2019 staat groen onderwijs in 2018 wel op de begroting van OCW, maar blijven de budgetten nog gescheiden waardoor de verschillen in bekostiging in 2018 nog in stand blijven.

De belangrijkste reden om de harmonisatie per 1 januari 2019 te realiseren is dat de bekostiging voor 2018 al is vastgesteld en de bekostigingsbrieven voor 2018 al verstuurd zijn aan alle onderwijsinstellingen. Samenvoegen van de budgetten per 1 januari 2018 zou betekenen dat de bekostigingsbrieven één maand voor effectuering herzien zouden moeten worden. Dat is onwenselijk.

Bovendien kunnen bij harmonisatie per 1 januari 2019 de financiële consequenties voor onderwijssectoren en individuele instellingen scherper in beeld gebracht worden3. Voor alle sectoren wordt op dit moment op basis van de meest recente gegevens het financiële effect van harmonisatie in kaart gebracht. Daarbij wordt het bredere perspectief van andere ontwikkelingen waarvoor de sector zich geplaatst ziet meegenomen, zoals dalende deelnemersaantallen in het (v)mbo en de intensievere samenwerking die daarmee gepaard gaat. Vervolgens wordt op basis van dit totaalbeeld besloten hoe de harmonisatie zal worden vormgegeven.

Bijkomend voordeel is dat voor het vo en mbo de harmonisatie samen kan vallen met andere ontwikkelingen in de bekostiging. Voor het mbo gaat het om de maatregel van het afschaffen van de cascade (voorzien vanaf 2019). Door deze maatregel in samenhang te bezien met de overheveling van groen onderwijs worden de door OCW bekostigde mbo-instellingen slechts éénmaal met herverdeeleffecten geconfronteerd.

Het Regeerakkoord bevat ook een maatregel om een taakstelling op het groen onderwijs terug te draaien. Hiervoor is structureel € 10 mln. beschikbaar. Dit bedrag is nodig om bestaande tekorten op de huidige middelen voor groen onderwijs – die van het voormalige Ministerie van EZ zijn overgeheveld naar OCW – te dekken. Deze tekorten zijn onder andere ontstaan door de groter dan geraamde groei van het aantal deelnemers. Deze € 10 mln. kan daarom niet worden gebruikt voor compensatie van herverdeeleffecten als gevolg van harmonisatie.

Het doel is om het groen onderwijs per 1 januari 2019 op dezelfde wijze te financieren als het niet-groen onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen die de sector voor uitdagingen plaatsen, zoals de daling van de deelnemersaantallen in het groen (v)mbo. De Minister van OCW monitort vanuit haar stelsel-verantwoordelijkheid voor de continuïteit van het onderwijs voortdurend de financiële positie van de instellingen. Daarbij zal de komende periode speciale aandacht zijn voor de groene onderwijsinstellingen, waaronder aoc Edudelta dat te kampen heeft met sterk teruglopende deelnemersaantallen.

Tot slot

In het eerder genoemde rapport Groen Onderwijs in Beweging – dat op verzoek van uw Kamer door EZ en OCW met de groene sector is opgesteld – is in kaart gebracht wat de voordelen zijn van het onderbrengen van het groen onderwijs bij OCW. Zo biedt het op dezelfde wijze per deelnemer financieren van groen onderwijs als het niet-groen onderwijs meer zekerheid en duidelijkheid voor alle partijen. Daarnaast is het de verwachting dat de overheveling een positief effect heeft op de samenwerking over sectoren heen, bijvoorbeeld door het aangaan van samenwerkingsverbanden, het delen van faciliteiten en het uitwisselen van kennis.

Een goede rolverdeling en samenwerking tussen het stelseldepartement (OCW) en het vakdepartement (LNV) is nodig om de verworvenheden van het groen onderwijs, zoals de kenmerkende hechte samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid (de gouden driehoek) te behouden. In de brief Sectoronderwijs 4 is reeds aangegeven dat OCW zoekt naar een goede verbinding met andere departementen, zodat het stelsel goed aansluit op de sectorale behoeften. Van het vakdepartement (LNV) vraagt dit een blijvende nauwe betrokkenheid bij de inhoudelijke ontwikkeling van het groene onderwijs. Zo kan worden bijgedragen aan een goed en up-to-date curriculum. Ook blijft LNV zich inzetten voor het vergroten van de bijdrage van het groen onderwijs aan economische en maatschappelijke opgaven. De Ontwikkelagenda groen onderwijs 2016–2025 5 die LNV samen met onderwijs en het bedrijfsleven in 2016 heeft opgesteld is daarbij het vertrekpunt.

Harmonisatie van bekostiging vraagt om een zorgvuldig proces. Dat kost tijd. De details zullen zo snel mogelijk bekend gemaakt worden aan de onderwijsinstellingen, in het bijzonder aan die in het groene domein.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, I.K. van Engelshoven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Vertrouwen in de toekomst, Regeerakkoord 2017–2021, p 11. Het groen onderwijs omvat voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
2

Kamerstuk 34 284, nr.10

X Noot
3

Voor het mbo is de omvang hiervan in 2016 doorgerekend en bedraagt circa € 25 mln. per jaar. Het afschaffen van de afbufferingsregeling voor de Wageningen University heeft eveneens financiële consequenties. (Bron: Groen Onderwijs in Beweging)

X Noot
4

Kamerstuk 34 284, nr.1

X Noot
5

Kamerstuk 34 284, nr. 4

Naar boven