34 279 Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal wijzigingen op het terrein van de hervorming van de langdurige zorg aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.1.1, eerste lid, onder g, komt «in een instelling» te vervallen.

B

Artikel 3.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder d, wordt «de zorg» vervangen door: zorg.

2. In het achtste lid, onder e, wordt «het eerste lid» vervangen door: het vierde lid.

C

Aan hoofdstuk 3, paragraaf 3, wordt na artikel 3.3.5 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.3.6

  • 1. Indien de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in een instelling tot gelding wil brengen en die zorg tijdelijk niet geboden kan worden, kan de verzekerde ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis of een volledig pakket thuis, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.3.2, derde tot en met vijfde alsmede zevende lid.

  • 2. Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk voorafgaand aan het verkrijgen van een indicatiebesluit op grond van deze wet een persoonsgebonden budget ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, kan hij onverminderd het eerste lid ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een persoonsgebonden budget, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.3.3, tweede tot en met vierde lid.

  • 3. De Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor verleent ambtshalve een volledig pakket thuis of modulair pakket thuis als bedoeld in het eerste lid respectievelijk een persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de voorwaarden waaronder toepassing kan worden gegeven aan het eerste en tweede lid.

D

In artikel 5.1.1 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het Zorginstituut bevordert de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van het verzekerde pakket.

E

Artikel 10.2.4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De Wlz-uitvoerder kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

F

In artikel 10.4.1, derde lid, wordt «verplichting die voor hem uit het bepaalde bij of krachtens deze wet voortvloeit» vervangen door: verplichting die voor hem uit het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 8 voortvloeit.

G

In artikel 11.1.1, vierde lid, wordt «een kleinschalig wooninitiatief,» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur omschreven kleinschalig wooninitiatief,.

H

In artikel 11.1.2, vierde lid, onder c, wordt «een kleinschalig wooninitiatief» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur omschreven kleinschalig wooninitiatief.

I

Aan hoofdstuk 11 wordt na paragraaf 4 een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 5. Tijdelijke subsidie orthocommunicatieve behandeling

Artikel 11.5.1

Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze en onder welke voorwaarden het Zorginstituut tijdelijk subsidies kan verstrekken voor het verlenen van orthocommunicatieve behandeling van autisme aan organisaties die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een behandeling verleenden voor deze zorg en voor deze zorg werden bekostigd krachtens die wet.

ARTIKEL II

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.3.1, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor zover sprake is van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 446 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is deze paragraaf niet van toepassing, behoudens de artikelen 7.3.11, vierde en vijfde lid, en 7.3.17.

B

Artikel 7.3.11, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. degene wiens toestemming ter zake van de verlening van jeugdhulp op grond van de artikelen 7.3.4 en 7.3.15 is vereist, alsmede, indien de toestemming van de personen bedoeld in artikel 7.3.4 niet is vereist, de personen bedoeld in artikel 7.3.4, tweede lid.

C

Na artikel 7.3.16 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7.3.17

Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf, een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 of 38, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikel 40 of 41 van die wet gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener, de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van hoofdstuk 8 van die wet, als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan.

D

Aan artikel 8.1.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt sluit met de derde van wie hij jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, ontvangt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

E

In artikel 8.2.1, eerste lid, wordt «die met toepassing van artikel 265b, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst» vervangen door: die met toepassing van artikel 6.1.2, eerste lid, of artikel 6.1.3, eerste lid, aldaar is geplaatst.

ARTIKEL III

Aan artikel 2.6.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de cliënt sluit met de derde van wie hij diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren betrekt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

ARTIKEL IV

De aanhef van artikel 122a, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet komt te luiden:

Indien zorg is verleend die aan verzekerden doorgaans zonder verwijzing of recept wordt verleend, bedraagt de bijdrage:

ARTIKEL V

In artikel 31, onder b, van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt de zinsnede «die tevens zorgkantoor als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is,» geschrapt.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij de artikelen I, onderdelen A, C, E, G, H en I, en II, onderdelen A en C, kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Naar boven