34 255 Voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet loonbelasting 1964 en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden)

Nr. 5 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Pensioenwet en in de Wet verplichte beroepspensioenregeling de mogelijkheid op te nemen om pensioenaanspraken gedurende de gehele uitkeringsperiode flexibel te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt onder vernummering van het derde tot en met veertiende lid tot vierde tot en met vijftiende lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Met een pensioenrecht wordt gelijkgesteld een recht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, mits deze uitkeringen voldoen aan de bij of krachtens artikel 11 van deze wet vastgestelde regels.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld, wordt gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, indien in de overeenkomst wordt bepaald dat het pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, en indien wordt voldaan aan het bepaalde in het derde tot en met zevende lid.

  • 3. Met betrekking tot de uitkeringen, genoemd in het tweede lid, en de administratieve vormgeving daarvan wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. de termijnen van een ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal pensioeneenheden per jaar;

    • b. indien bij het onder a bedoelde ouderdomspensioen een nabestaandenpensioen is meeverzekerd, dient dit nabestaandenpensioen op de ingangsdatum van dat ouderdomspensioen waarbij dit is meeverzekerd te worden uitgedrukt in een vast aantal pensioeneenheden per jaar; indien het nabestaandenpensioen niet een pensioen in pensioeneenheden is, wordt het nabestaandenpensioen geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van het onder a bedoelde ouderdomspensioen;

    • c. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen van een pensioen als bedoeld in het tweede lid wordt uitsluitend beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van dat ouderdomspensioen als rekenrendement is gehanteerd. Daartoe wordt de contante waarde van de termijnen in pensioeneenheden actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor termijnen van soortgelijke premie- of kapitaalovereenkomsten in euro’s.

  • 4. Met betrekking tot de tariefgrondslagen voor het berekenen van de uitkeringen, bedoeld in het tweede lid, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. bij de berekening van de uitkeringen gaat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen uit van de sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico’s van de verzekerde pensioenaanspraken;

    • b. de pensioenuitvoerder gaat ter berekening van de hoogte van de op jaarbasis uit te keren pensioenuitkering op basis van pensioeneenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke premie- of kapitaalovereenkomsten in euro’s of het geldende u-rendement, zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum van Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; de daaropvolgende jaren gaat de pensioenuitvoerder uit van de beleggingsopbrengsten; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal pensioeneenheden, op basis waarvan de hoogte van de pensioenuitkering wordt vastgesteld.

  • 5. Jaarlijks verwerkt de pensioenuitvoerder, overeenkomstig de bij pensioenuitkeringen met uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, de actuariële gevolgen van de op de ingangsdatum veronderstelde tariefgrondslagen in de administratie van de contante waarde van de uitkeringen in pensioeneenheden en in de administratie van de beleggingswaarde zelf.

  • 6. Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de uitkeringen in euro’s wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van een pensioeneenheid op een vaste peildatum in het kalenderjaar van betaling of in het daaraan voorafgaande kalenderjaar;

    • b. gedurende een herrekenperiode van ten hoogste 12 maanden kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de uitkeringen in euro’s wordt daarbij bepaald op basis van de werkelijke waarde van de pensioeneenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.

  • 7. Met betrekking tot de nabestaandenpensioenen en tot de wijze van rekening houden met het overlijden van verzekerden wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. in de in het derde lid, onderdeel b, genoemde gevallen waarin een of meer nabestaandenpensioenen zijn meeverzekerd, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de termijnen van het pensioen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, voor iedere meeverzekerde nabestaandenpensioen op actuarieel verantwoorde wijze rekening gehouden met het feit dat dat nabestaandenpensioen is meeverzekerd;

    • b. indien een meeverzekerd nabestaandenpensioen op de ingangsdatum van een van de in het derde lid, onderdeel a, genoemde ouderdomspensioenen is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal pensioeneenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de pensioeneenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden heeft daarbij geen invloed op de waarde per pensioeneenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, ten goede aan de pensioenuitvoerder in verband met het door deze gelopen langlevenrisico.

C

Artikel 38, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. informatie als bedoeld in artikel 45b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

D

Artikel 39, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. informatie als bedoeld in artikel 45b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

E

Artikel 40, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door: «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. informatie als bedoeld in artikel 45b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

F

Artikel 43, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. informatie als bedoeld in artikel 45b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

G

Na artikel 45a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45b Verstrekken informatie over uitkering in pensioeneenheden

De pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een levenslange uitkering in pensioeneenheden over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een uitkering in pensioeneenheden, waaronder een indicatie van de hoogte van de uitkering in pensioeneenheden en een indicatie van de hoogte van de vastgestelde uitkering indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze indicaties worden tevens weergegeven op basis van een positief scenario, een neutraal scenario en een negatief scenario.

H

In artikel 51, eerste lid, wordt na «de keuzes ten aanzien van het pensioen» ingevoegd: , waaronder de mogelijkheid tot omzetting in een pensioen in pensioeneenheden,.

I

In paragraaf 4.3 wordt vóór artikel 60 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 59a. Keuzerecht voor omzetting van kapitaal in een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld

  • 1. Indien een pensioenuitvoerder een pensioenrecht aanbiedt waarvan de hoogte van de uitkeringen geheel of gedeeltelijk niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is uitgedrukt, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht voor dat pensioenrecht te kiezen, in ieder geval:

    • a. bij aanvang van de deelneming;

    • b. bij beëindiging van de deelneming; en

    • c. op de datum waarop het pensioenrecht ingaat.

  • 2. Indien de pensioenuitvoerder de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid biedt en de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijnen reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen over tot de uitkering van een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen voor de gehele uitkeringsperiode in een Nederlands wettig betaalmiddel is vastgesteld.

  • 3. Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer heeft gekozen voor een pensioenrecht als bedoeld in het eerste lid, wijzigt de pensioenuitvoerder dit pensioenrecht op verzoek van de deelnemer of de gewezen deelnemer in een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkering voor de gehele uitkeringsperiode in een Nederlands wettig betaalmiddel is vastgesteld. Een deelnemer of een gewezen deelnemer kan slechts eenmaal een verzoek als bedoeld in de eerste volzin doen. Het verzoek wordt uiterlijk gedaan op de datum waarop het pensioenrecht ingaat.

  • 4. Afdeling 4.2.3 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde pensioenrecht indien de deelnemer of gewezen deelnemer gebruik maakt van de in het eerste lid genoemde keuzemogelijkheid, tenzij de pensioenuitvoerder een premiepensioeninstelling is.

  • 5. Indien een pensioenuitvoerder een premiepensioeninstelling is, is afdeling 3.5.7 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde pensioenrecht.

J

In artikel 111, onderdeel m, wordt «artikel 2, twaalfde lid,» vervangen door: artikel 2, dertiende lid.

ARTIKEL II

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot derde tot en met achtste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Met een pensioenrecht wordt gelijkgesteld een recht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, mits deze uitkeringen voldoen aan bij of krachtens artikel 29 van deze wet vastgestelde regels.

B

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt zes leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld, wordt gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, indien in de overeenkomst wordt bepaald dat het pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, en indien wordt voldaan aan het bepaalde in het derde tot en met zevende lid.

  • 3. Met betrekking tot de uitkeringen, genoemd in het tweede lid, en de administratieve vormgeving daarvan wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. de termijnen van een ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal pensioeneenheden per jaar;

    • b. indien bij het onder a bedoelde ouderdomspensioen een nabestaandenpensioen is meeverzekerd, dient dit nabestaandenpensioen op de ingangsdatum van dat ouderdomspensioen waarbij dit is meeverzekerd te worden uitgedrukt in een vast aantal pensioeneenheden per jaar; indien het nabestaandenpensioen niet een pensioen in pensioeneenheden is, wordt het nabestaandenpensioen geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van het onder a bedoelde ouderdomspensioen;

    • c. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen van een pensioen als bedoeld in het tweede lid wordt uitsluitend beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van dat ouderdomspensioen als rekenrendement is gehanteerd. Daartoe wordt de contante waarde van de termijnen in pensioeneenheden actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor termijnen van soortgelijke premie- of kapitaalovereenkomsten in euro’s.

  • 4. Met betrekking tot de tariefgrondslagen voor het berekenen van de uitkeringen, bedoeld in het tweede lid, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. bij de berekening van de uitkeringen gaat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen uit van de sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico’s van de verzekerde pensioenaanspraken;

    • b. de pensioenuitvoerder gaat ter berekening van de hoogte van de op jaarbasis uit te keren pensioenuitkering op basis van pensioeneenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke premie- of kapitaalovereenkomsten in euro’s of het geldende u-rendement, zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum van Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; de daarop volgende jaren gaat de pensioenuitvoerder uit van de beleggingsopbrengsten; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal pensioeneenheden op basis waarvan de hoogte van het pensioen wordt vastgesteld.

  • 5. Jaarlijks verwerkt de pensioenuitvoerder, overeenkomstig de bij pensioenuitkeringen met uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, de actuariële gevolgen van de op de ingangsdatum veronderstelde tariefgrondslagen in de administratie van de contante waarde van de uitkeringen in pensioeneenheden en in de administratie van de beleggingswaarde zelf.

  • 6. Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de uitkeringen in euro’s wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van een pensioeneenheid op een vaste peildatum in het kalenderjaar van betaling of in het daaraan voorafgaande kalenderjaar;

    • b. gedurende een herrekenperiode van ten hoogste 12 maanden kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de uitkeringen in euro’s wordt daarbij bepaald op basis van de werkelijke waarde van de pensioeneenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.

  • 7. Met betrekking tot de nabestaandenpensioenen en tot de wijze van rekening houden met het overlijden van verzekerden wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

    • a. in de in het derde lid, onderdeel b, genoemde gevallen waarin een of meer nabestaandenpensioenen zijn meeverzekerd, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de termijnen van het pensioen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, voor iedere meeverzekerde nabestaandenpensioen op actuarieel verantwoorde wijze rekening gehouden met het feit dat dat nabestaandenpensioen is meeverzekerd;

    • b. indien een meeverzekerd nabestaandenpensioen op de ingangsdatum van een van de in het derde lid, onderdeel a, genoemde ouderdomspensioenen is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal pensioeneenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de pensioeneenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden heeft daarbij geen invloed op de waarde per pensioeneenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, ten goede aan de pensioenuitvoerder in verband met het door deze gelopen langlevenrisico.

C

Artikel 49, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. informatie als bedoeld in artikel 56b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

D

Artikel 50, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. informatie als bedoeld in artikel 56b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

E

Artikel 51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1 In onderdeel a vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door: «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. informatie als bedoeld in artikel 56b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

F

Artikel 54, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. informatie als bedoeld in artikel 56b, over het recht om in plaats van een in een Nederlands wettig betaalmiddel vastgesteld pensioen te kiezen voor een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

G

Na artikel 56a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56b Verstrekken informatie over uitkering in pensioeneenheden

De pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een levenslange uitkering in pensioeneenheden over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een uitkering in pensioeneenheden, waaronder een indicatie van de hoogte van de uitkering in pensioeneenheden en een indicatie van de hoogte van de vastgestelde uitkering indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze indicaties worden tevens weergegeven op basis van een positief scenario, een neutraal scenario en een negatief scenario.

H

In artikel 62, eerste lid, wordt na «de keuzes ten aanzien van het pensioen» ingevoegd: , waaronder de mogelijkheid tot omzetting in een pensioen in pensioeneenheden,.

I

In paragraaf 4 wordt vóór 72 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 71a. Keuzerecht voor omzetting van kapitaal in een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld

  • 1. Indien een pensioenuitvoerder een pensioenrecht aanbiedt waarvan de hoogte van de uitkeringen geheel of gedeeltelijk niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is uitgedrukt, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht voor dat pensioenrecht te kiezen, in ieder geval:

    • a. bij aanvang van de deelneming;

    • b. bij beëindiging van de deelneming; en

    • c. op de datum waarop het pensioenrecht ingaat.

  • 2. Indien de pensioenuitvoerder de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid biedt en de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijnen reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen over tot de uitkering van een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkeringen voor de gehele uitkeringsperiode in een Nederlands wettig betaalmiddel is vastgesteld.

  • 3. Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer heeft gekozen voor een pensioenrecht als bedoeld in het eerste lid, wijzigt de pensioenuitvoerder dit pensioenrecht op verzoek van de deelnemer of de gewezen deelnemer in een pensioenrecht waarvan de hoogte van de uitkering voor de gehele uitkeringsperiode in een Nederlands wettig betaalmiddel is vastgesteld. Een deelnemer of een gewezen deelnemer kan slechts eenmaal een verzoek als bedoeld in de eerste volzin doen. Het verzoek wordt uiterlijk gedaan op de datum waarop het pensioenrecht ingaat.

  • 4. Afdeling 4.2.3 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde pensioenrecht indien de deelnemer of gewezen deelnemer gebruik maakt van de in het eerste lid genoemde keuzemogelijkheid, tenzij de pensioenuitvoerder een premiepensioeninstelling is.

  • 5. Indien een pensioenuitvoerder een premiepensioeninstelling is, is afdeling 3.5.7 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde pensioenrecht.

ARTIKEL III

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt artikel 18d als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. vaststelling van een pensioen waarvan de hoogte van de uitkering niet voor de gehele uitkeringsperiode is vastgesteld.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden waaronder een pensioen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt gelijkgesteld met een ouderdomspensioen, een partnerpensioen of een wezenpensioen.

ARTIKEL IV

De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9 wordt «artikel 2, vierde lid, van de Pensioenwet» vervangen door: artikel 2, vijfde lid, van de Pensioenwet.

B

In artikel 10 wordt «artikel 2, vijfde lid, van de Pensioenwet» vervangen door: artikel 2, zesde lid, van de Pensioenwet.

ARTIKEL V

Indien artikel I, onderdeel E, van de Wet pensioencommunicatie eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel E, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

2. In onderdeel 2 wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c» en wordt onderdeel c (nieuw) verletterd tot d.

ARTIKEL VI

Indien artikel II, onderdeel D, van de Wet pensioencommunicatie eerder in werking treedt dan artikel II, onderdeel E, van deze wet, wordt artikel II, onderdeel E, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

2. In onderdeel 2 wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c» en wordt onderdeel c (nieuw) verletterd tot d.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds) (34 117) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel A, aanhef, van deze wet «veertiende» vervangen door «twaalfde» en «vijftiende» door: dertiende.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IX

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven