34 236 Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315)

Nr. 13 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN OOSTEN EN RECOURT

Ontvangen 16 maart 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na onderdeel N een onderdeel toegevoegd, luidende:

O

Aan artikel 438 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 51ac, eerste lid, aanhef en onder f, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op het beroep in cassatie, waar het betreft de slachtoffers en de personen bedoeld in artikel 51f, tweede lid.

Toelichting

De indiener stelt vast dat het wetsvoorstel niet voorziet in een bepaling waarin het slachtoffer wordt geïnformeerd over een zitting in cassatie. Gelet op de strekking van artikel 6 van de Richtlijn gelezen in samenhang met overweging 31 van diezelfde Richtlijn dat spreekt over «een beroep» dat is ingesteld tegen «een uitspraak» in een zaak, is indiener met de Afdeling advisering van de Raad van State van mening dat het recht op informatie over het tijdstip en de plaats van de terechtzitting ook ziet op zittingen in cassatie.

Indiener is zich bewust van het feit dat de procedure in cassatie veelal schriftelijk is. Echter, zittingen in cassatie vinden wel plaats. Zo stelt de rolraadsheer, behoudens ingeval de gronden waarop het verzoek steunt ongenoegzaam zijn of de toelichting schriftelijk is verstrekt, een zitting vast voor het houden van het pleidooi. Ook de uitspraak over een zaak vindt op een openbare zitting plaats. Dit maakt dat indiener van mening is dat het verstrekken van informatie over de zitting in cassatie voor het slachtoffer eveneens van belang kan zijn.

Van Oosten Recourt

Naar boven