34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst

Nr. 17 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 juni 2017

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 17 juni 2017 inzake de A-brief vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34 225, nr. 13).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, De Lange

1

Kunt u specifieke situaties schetsen waarin de inzet van onderzeeboten in de toekomst nodig zal zijn om niet alleen de belangen van het NAVO-bondgenootschap, maar specifiek de Nederlandse belangen te verdedigen?

De onderzeeboten van de Walrus-klasse beschikken met de heavy weight torpedo over een zeer krachtig wapen met belangrijke afschrikwekkende en preventieve functies. Preventie en afschrikking zijn van grote waarde in het huidige tijdsgewricht waarin crises elkaar snel opvolgen. In combinatie met fregatten vormen onderzeeboten de kern van de Nederlandse maritieme capaciteiten.

Ook de komende decennia zullen veel dreigingen, spanningen en conflicten een maritieme dimensie kennen. De beperking of ontwrichting van het internationale scheepvaartverkeer, dichtbij of op grote afstand van Nederland, kan (nu en in de toekomst) onze veiligheid en welvaart onmiddellijk treffen. Ons land heeft, als handelsnatie, groot belang bij de wereldwijde vrije doorgang op zee en dus een sterke maritieme positie. Met andere woorden, Nederland heeft baat bij veilige scheepvaartroutes en havens, en zal zich (al dan niet samen met anderen) moeten (blijven) inzetten voor veilige maritieme aan- en afvoerlijnen (Sea Lines of Communication). Dit is van groot belang voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Maritieme vermogens tot op het hoogste geweldsniveau, zoals Sea Control en Sea Denial, doen er dus toe. Vanwege hun unieke eigenschappen en hun precieze slagkracht spelen onderzeeboten hierbij een voorname rol. Concreet gaat het dan over onderzeebootbestrijding, de bestrijding van oppervlakteschepen, de bescherming van de eigen vloot, het blokkeren van havens of de beveiliging ervan, speciale operaties (zoals de evacuatie van Nederlandse burgers) en het verzamelen van inlichtingen. Niets wijst erop dat die voorname rol van onderzeeboten in de voorzienbare toekomst zal afnemen.

2

Aan welke defensietaken zouden nieuwe onderzeeboten wat u betreft de voornaamste bijdrage moeten leveren?

De bescherming van de strategische veiligheidsbelangen van het Koninkrijk, met inbegrip van het Caribisch gebied, vraagt (nu en in de toekomst) om een voortdurende inspanning van de Nederlandse krijgsmacht. Deze belangen, zoals beschreven in de Internationale Veiligheidsstrategie, zijn de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, een goed functionerende internationale rechtsorde en economische veiligheid. Met de uitvoering van de drie hoofdtaken1 van de krijgsmacht uit de Grondwet dient de Koninklijke Marine (inclusief de onderzeebootcapaciteit) deze veiligheidsbelangen. De vervangende onderzeebootcapaciteit zal ook in de toekomst met de beoogde strategische beïnvloeding, de maritieme slagkracht, de inlichtingenvergaring en de ondersteuning van speciale operaties een belangrijke bijdrage leveren aan de uitvoering van de drie hoofdtaken. Zo draagt de strategische beïnvloeding en slagkracht (en de preventieve en afschrikwekkende functie daarvan) in belangrijke mate bij aan de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied en de bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. Met bijvoorbeeld de inlichtingenvergaring ondersteunt de capaciteit civiele autoriteiten bij rechtshandhaving.

3

Hoe voorziet u dat een nieuwe onderzeebootcapaciteit kan bijdragen aan de Nederlandse inzet bij internationale vredesmissies? In welke mate is de huidige onderzeebootcapaciteit bij vredesmissies ingezet?

13

Kunt u een voorbeeld geven hoe onze huidige onderzeeboten bij hebben gedragen aan nationale veiligheid? Hoe ziet u de rol voor onze nationale veiligheid van de nieuwe duikboten voor zich?

25

Kunt u aangeven waar en wanneer de huidige onderzeeboten van Defensie afgelopen jaren concreet zijn ingezet?

Ook aan crisisbeheersingsoperaties op een lager geweldsniveau kan de onderzeebootcapaciteit waardevolle bijdragen leveren. Denk bijvoorbeeld aan het beschermen of blokkeren van havens, het speuren naar mijnen, de ondersteuning van speciale operaties of het verzamelen van inlichtingen. Dergelijke taken zijn overigens evenzeer relevant voor de nationale veiligheid en voor de collectieve verdediging. Deze taken kunnen dicht bij huis, maar ook verder weg worden uitgevoerd en kunnen ook onderdeel zijn van operaties met een hoger geweldsniveau. Bovendien raken internationale en nationale veiligheid steeds meer met elkaar verweven, zoals onder meer beschreven in de brief «Meerjarig perspectief krijgsmacht – Houvast in een onzekere wereld» (Kamerstuk 34 225, nr. 1).

Nederlandse onderzeeboten zijn onder meer ingezet voor operaties in de Adriatische zee, de operatie Enduring Freedom, de maritieme component van de NATO Response Force (NRF), piraterijbestrijding en anti-drugsoperaties in het Caribisch gebied.

4

Hoeveel extra tijdsbeslag en kosten zijn gemoeid met het onderzoeken van de andere varianten dan de bemande expeditionair inzetbare onderzeeër in de B-fase? Treedt hierdoor extra vertraging op, bovenop de vertraging tot dusver?

Defensie onderzoekt in de onderzoeksfase (B-fase) diverse vervangingsvarianten. Die varianten voldoen naar verwachting in uiteenlopende mate aan de gestelde eisen. Naast varianten van bemande onderzeeboten onderzoekt Defensie ook alternatieve varianten. Dit gebeurt gelijktijdig. De B-fase kan naar verwachting in de tweede helft van 2018 worden voltooid. Die tijd is nodig om tot een zorgvuldige beoordeling te komen. De onderzoekskosten zullen gedurende de B-fase duidelijk worden.

5

Waarom sprak u in de toekomstvisie nog van de wens om te blijven beschikken over een expeditionair inzetbare onderzeeboot en wordt in de A-brief geen voorkeur meer uitgesproken? Bent u bereid dit alsnog te doen?

18

Hoe verhoudt zich de in de visiebrief beschreven wens om te blijven beschikken over een expeditionair inzetbare onderzeeboot tot het in de B-fase onderzoeken van vier varianten, waaronder niet-expeditionaire varianten?

22

Heeft u de voorkeur voor een expeditionair inzetbare onderzeeboot?

Zowel de brief over de visie op de toekomst van de onderzeedienst als de A-brief (Kamerstuk 34 225, nr. 13) schetst het belang van wereldwijd optreden en de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, met inbegrip van het Koninkrijk in het Caribisch gebied. Bedreigingen beginnen doorgaans ver weg. Defensie wil zich in het onderzoek naar vervangingsalternatieven echter niet op voorhand beperken tot exact het type onderzeeboot waarover het momenteel beschikt.

De komende tijd zal Defensie de mogelijkheden voor vervanging nauwgezet in kaart brengen en onderzoeken op welke manier aan de functionele eisen uit de A-brief kan worden voldaan. De buitenlandse en veiligheidspolitieke ontwikkelingen, de belangen van Nederland en de prioriteiten binnen de Navo en de EU zijn hierbij belangrijke overwegingen. Zoals de klankbordgroep heeft geadviseerd, zal het onderzoek varianten omvatten die in uiteenlopende mate aan de eisen voldoen. Per variant wordt onderzocht in welke mate de nieuwe capaciteit geschikt is voor inzet in uiteenlopende operatiegebieden, zowel dichtbij als (voor langere tijd) ver(der) weg tot buiten het Navo-verdragsgebied. Het onderzoek maakt het mogelijk alle feiten met elkaar te vergelijken. De uitkomsten van de onderzoeksfase moeten besluitvorming mogelijk maken over een duurzame vervangingsvariant.

6

Hoe gaat u waarborgen dat een aanbestedingsprocedure uitgeschreven wordt waarbij alle kandidaten gelijke kansen hebben en een neutrale selectie kan plaatsvinden zonder dat de eisen zijn toegeschreven naar een specifieke kandidaat?

Defensie heeft de eisen voor een vervangende onderzeebootcapaciteit op functionele wijze beschreven, en daarmee vermeden dat er bij voorbaat opties afvallen. De gekozen werkwijze waarborgt dat van alle kandidaten gedurende het proces voldoende informatie beschikbaar is, zodat er sprake is van gelijke kansen en een zorgvuldige selectie.

7

Waarom gaat in de A-brief niet in op de vraag of de klankbordgroep met het aanbieden van dit advies haar werkzaamheden heeft voltooid? Ziet u in een latere fase van het project nog een rol voor de klankbordgroep weggelegd? Zo ja, welke?

De klankbordgroep onder leiding van Ir. J. van der Veer heeft de onderbouwing van nut en noodzaak van de vervanging beoordeeld en daarover aanbevelingen gedaan. Bij het opstellen van de A-brief heeft Defensie van die aanbevelingen dankbaar gebruikgemaakt. Het besluit over de inschakeling van een klankbordgroep in de B-fase zal deze zomer aan de orde komen.

8

Wat behelst de aangekondigde samenwerking met Noorwegen in het proces van aanschaf van nieuwe onderzeeboten?

Nederland volgt de ontwikkelingen rondom de vervanging van onderzeeboten in andere landen op de voet. Dat geldt ook voor Noorwegen. In de onderzoeksfase (B-fase) zullen de samenwerkingsmogelijkheden in kaart worden gebracht. Internationale samenwerking is van meet af aan een belangrijk uitgangspunt geweest.

In februari 2017 zijn Noorwegen en Duitsland een militair-strategisch partnerschap aangegaan. Dit partnerschap omvat de aankoop van identieke onderzeeboten en samenwerking op het gebied van training, oefenen, reserveonderdelen, onderhoud en life time management van nieuwe onderzeeboten. Deze militaire samenwerking behelst ook samenwerking tussen de Noorse en Duitse industrie. Nederland volgt deze ontwikkelingen op de voet.

9

Is Defensie reeds op volle kracht bezig met de B-fase en de voorbereidingen voor de B-brief? Zo nee, waarom niet?

Tijdens het wetgevingsoverleg Materieel op 9 november 2016 (Kamerstuk 34 550 X, nr. 49) heb ik duidelijk gezegd dat Defensie niet op haar handen zou gaan zitten. Dit houdt in dat de voorbereidingen ter hand zijn genomen. Defensie is dus klaar voor de B-fase. Allereerst dient de A-brief nu met uw Kamer te worden besproken.

10

Wanneer kan de Kamer de B-brief tegemoet zien?

Naar verwachting kan Defensie de B-brief in de tweede helft van 2018 aanbieden. Zoals gezegd, dient nu allereerst de A-brief met uw Kamer te worden besproken.

11

Is er een verzoek gedaan binnen de Navo om onze onderzeeboten te vervangen? Zo ja, welke wensen hebben zij?

De Navo onderstreept het grote belang van onderzeebootcapaciteiten op alle geweldsniveaus vanwege hun unieke eigenschappen en hun precieze slagkracht. Het draait om capaciteiten waaraan in Navo-verband een tekort bestaat. De Navo is op de hoogte van het Nederlandse voornemen de onderzeebootcapaciteit te vervangen en houdt daarmee rekening. De Navo schrijft bondgenoten overigens niet voor welke wapensystemen zij moeten vervangen. Wel worden bondgenoten geacht rekening te houden met de in Navo-verband vastgestelde capaciteitstekorten. In dit verband zijn de tekorten op het gebied van onderzeebootbestrijding, inlichtingen, surveillance en verkenning relevant.

12

Kunt u een rangorde opstellen met de meest krachtige en/of strategische wapens die een krijgsmacht kan bezitten. Met bovenaan de atoombom en onderaan het handpistool. Waar komt de onderzeeboot in die rangorde dan te staan?

Het is niet mogelijk een dergelijke rangorde op te stellen omdat de keuze voor een wapensysteem afhangt van het te bereiken doel, de aard van het conflict, de tegenstander en de hoeveelheid beschikbare wapensystemen. De kracht van onderzeeboten ligt onder meer in de heimelijkheid en de grote slagkracht waarmee kan worden opgetreden. De combinatie van capaciteiten en het snel van taak en inzetgebied kunnen wisselen, maken de onderzeeboot geschikt voor de strategische beïnvloeding van tegenstanders. De Walrus-klasse beschikt met de heavy weight torpedo over een krachtig wapen waarmee in potentie een groot schip in één keer tot zinken kan worden gebracht. Zij behoren tot de effectiefste wapensystemen op zee.

13

Kunt u een voorbeeld geven hoe onze huidige onderzeeboten bij hebben gedragen aan nationale veiligheid? Hoe ziet u de rol voor onze nationale veiligheid van de nieuwe duikboten voor zich?

Zie ook het antwoord op vraag 3.

14

Voldoet de door Noorwegen al gekozen onderzeeboot van het Type 212NG aan de expeditionaire doelstellingen van de Nederlandse onderzeebootcapaciteit? Wat is uw technische beoordeling over Type 212NG?

Deze vragen hoopt Defensie te kunnen beantwoorden aan het einde van de B-fase.

15

Bent u voornemens om bij de aanschaf van de nieuwe onderzeeboten u te beroepen op de bekende Europese richtlijn 3.4.6? zo nee, waarom niet?

20

Wordt de tender uitgevoerd volgens de strategie van staatsveiligheid (art 346)? Zo nee, waarom niet?

Het ligt in de rede gebruik te maken van artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Defensie zal de aanbestedingsstrategie echter bepalen in de B-fase.

16

Zijn er, indien we de onderzeeboot door Nederlandse bouwers laten maken, terugverdieneffecten? Zo ja, hoe veel uitgesplitst in soorten opbrengsten zoals werkgelegenheid, belastingen en btw, etc?

Het beleid van de rijksoverheid gericht op de Nederlandse defensiegerelateerde industrie is vastgelegd in de Defensie Industrie Strategie (DIS). Daarin zijn de overheidsinstrumenten beschreven om Nederlandse bedrijven te positioneren. Een van de instrumenten is industriële participatie bij grote defensie-investeringen.

In de onderzoeksfase (B-fase) zal het Ministerie van Economische Zaken, in overleg met Defensie, de mogelijkheden onderzoeken van de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij dit programma. Gedurende het Defensie Materieel Proces ontstaat meer duidelijkheid, onder meer over de werkgelegenheidseffecten in de maritieme sector.

17

Is de huidige inzetbaarheidsdoelstelling voor de onderzeeboten ook uitgangspunt voor de vervangende capaciteit?

21

Is de huidige inzetbaarheidsdoelstelling van de onderzeeboten ook de beoogde voor de vervangende capaciteit of moeten de nieuwe onderzeeboten voor meer taken ingezet kunnen worden?

De inzetbaarheidsdoelstellingen van de vervangende capaciteit zullen te zijner tijd de resultante zijn van feiten en omstandigheden die nu nog niet vaststaan. Wel staat vast dat de vervangende onderzeebootcapaciteit operationeel duurzaam moet zijn en dus moet voldoen aan de vier militaire functionele eisen zoals beschreven in de A-brief. Zie ook het antwoord op vragen 4 en 5.

18

Hoe verhoudt zich de in de visiebrief beschreven wens om te blijven beschikken over een expeditionair inzetbare onderzeeboot tot het in de B-fase onderzoeken van vier varianten, waaronder niet-expeditionaire varianten?

Zie het antwoord op vraag 5.

19

U geeft aan dat het ministerie een Kosten Baten analyse gaat uitvoeren in de volgende fase van het DMP. Kunt u expliciteren wat u verstaat onder baten. Horen structurele betrokkenheid van een launching customership voor het Nederlandse bedrijfsleven tot dergelijke baten?

De komende tijd zal Defensie de mogelijkheden voor vervanging nauwgezet in kaart brengen. De buitenlandse en veiligheidspolitieke ontwikkelingen, de belangen van Nederland en de prioriteiten binnen de Navo en de EU zijn hierbij belangrijke overwegingen. Defensie werkt op dit moment de kosten-batenanalyse voor het project vervanging onderzeebootcapaciteit uit. Deze kosten-batenanalyse wordt gebruikt om te beoordelen in welke mate de varianten tegemoet komen aan de militaire functionaliteiten die in de A-brief zijn beschreven. Bij de beoordeling zal onder meer worden gekeken hoe lang en toekomstbestendig een variant de functionaliteiten kan leveren. Het gaat dan om de militair-operationele effecten van het hebben en (kunnen) gebruiken van de wapensystemen. Gedurende de onderzoeksfase zal Defensie voorts aandacht besteden aan de betrokkenheid van de Nederlandse industrie en de mogelijkheden van internationale samenwerking.

20

Wordt de tender uitgevoerd volgens de strategie van staatsveiligheid (art 346)? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 15.

21

Is de huidige inzetbaarheidsdoelstelling van de onderzeeboten ook de beoogde voor de vervangende capaciteit of moeten de nieuwe onderzeeboten voor meer taken ingezet kunnen worden?

Zie het antwoord op vraag 17.

22

Heeft u de voorkeur voor een expeditionair inzetbare onderzeeboot?

Zie het antwoord op vraag 5.

23

Kunt u nader toelichten hoe serieus wordt gekeken naar de nuloptie in het nader onderzoek? Welke strategische risico’s draagt deze variant met zich mee voor Nederland en de NAVO als hij daadwerkelijk gekozen zou worden?

De nulvariant in de A-brief, waarbij de onderzeeboten niet worden vervangen, is methodologisch van aard. U bent daarover geïnformeerd met de brief van 27 oktober 2016 (Kamerstuk 34 225, nr. 16). Door de overige varianten af te zetten tegen de situatie waarin er geen onderzeebootcapaciteit meer is, stelt Defensie zich de controlevraag wat de toegevoegde waarde van die varianten is. Vervangende onderzeebootcapaciteit is overigens onveranderd het uitgangspunt van Defensie. Het is evident dat het niet vervangen van de onderzeeboot-capaciteit een gevoelig verlies zou zijn voor de Nederlandse krijgsmacht en haar bondgenoten.

24

Hoe verhoudt zich het internationale belang van «niche-capaciteit», waar de klankbordgroep over spreekt in de brief, tot het belang daarvan voor de eigen verdediging?

Nederland kan zijn veiligheid niet zelfstandig garanderen, maar is daarvoor afhankelijk van partners en bondgenoten die op hun beurt op Nederland rekenen. Een wapensysteem zoals de onderzeeboot is relevant voor de eigen verdediging en die van andere landen. De Navo en de EU schrijven landen niet voor welke wapensystemen zij moeten vervangen. Dat is en blijft een nationale aangelegenheid. Maar de druk op Europese landen, waaronder Nederland, om schaarse, hoogwaardige wapensystemen en enablers te (blijven) leveren is hoog. Vanwege de schaarste van die wapensystemen is internationale samenwerking van belang.

25

Kunt u aangeven waar en wanneer de huidige onderzeeboten van Defensie afgelopen jaren concreet zijn ingezet?

Zie het antwoord op vraag 3.

26

Heeft u binnen de EU en of NAVO al gesproken over de behoeftestelling van partnerlanden voor wat betreft de vervangende Nederlandse capaciteit

Defensie onderhoudt met partnerlanden contacten over de vervanging van de onderzeebootcapaciteit. Zo is de A-brief Vervanging Onderzeebootcapaciteit in het Engels vertaald en beschikbaar gesteld aan EU- en Navo-partners.

27

Waarom wilt u in de B-fase niet alleen onbemande subsystemen maar ook onbemande onderzeeërs gaan onderzoeken? Hoe verhoudt zich dat tot de constatering op blz. 5 dat er vooralsnog geen zicht is op volledig onbemande systemen waarin alle inzetmogelijkheden kunnen worden gebundeld?

Vooralsnog is er geen zicht op volledig onbemande systemen waarin alle inzetmogelijkheden (waaronder wapeninzet) kunnen worden gebundeld. Naar de huidige inzichten blijft de bemande onderzeeboot het effectiefste platform, met onbemande systemen als aanvulling. Zoals ook de klankbordgroep heeft geconcludeerd, vormen de technologische ontwikkelingen op het gebied van onbemande systemen in de B-fase een belangrijk aandachtpunt. De ontwikkelingen gaan immers snel. In de B-fase onderzoekt Defensie daarom ook of, en zo ja in welke mate, een onbemande onderzeeboot als hoofdwapensysteem voldoet aan de gestelde functionele eisen.

28

Kunt u nader specificeren tot welke ingrijpende voorzorgsmaatregelen bij tegenstanders de inzet van onderzeeboten zou kunnen dwingen?

De kracht van de onderzeeboot is onder meer gelegen in de heimelijkheid en de grote slagkracht waarmee kan worden opgetreden. De combinatie van capaciteiten en het snel van taak en inzetgebied kunnen wisselen, maken de onderzeeboot geschikt voor de (strategische) beïnvloeding van tegenstanders. Deze zullen zich daartegen willen verweren. De mogelijke aanwezigheid van een onderzeeboot kan er ook voor zorgen dat (marine)schepen een haven niet meer durven te verlaten, zoals in de Falklandoorlog en het Joegoslavië-conflict.

De asymmetrie tussen de mogelijke aanwezigheid van één onderzeeboot en de veelheid aan noodzakelijke tegenmaatregelen is een belangrijk kenmerk van dit wapensysteem.

29

Leidt de functionele eis om onverhoeds grote slagkracht aan te kunnen wenden in gebieden waar nog geen militair overwicht is tot een voorkeur voor een onderzeeboot met expeditionaire mogelijkheden? Waarom wel/niet?

30

Leidt de functionele eis om wereldwijd inlichtingen te verzamelen, analyseren en delen tot een voorkeur voor een expeditionair inzetbare onderzeeër? Zo nee, hoe kan deze functionele eis anders ingevuld worden dan door een expeditionair inzetbare onderzeeër?

31

Leidt de functionele eis om de heimelijke inzet van special forces mogelijk te maken nabij en op het grondgebied van een (potentiële) tegenstander om inlichtingen te verzamelen, strategische doelen of infrastructuur uit te schakelen, dan wel voorbereidingen te treffen voor vervolgoperaties, tot een voorkeur voor een expeditionair inzetbare onderzeeboot? Zo nee, hoe kan deze functionele eis anders worden ingevuld dan door een expeditionair inzetbare onderzeeboot?

Gedurende de B-fase onderzoekt Defensie in welke mate de verschillende varianten voldoen aan de functionele eisen zoals slagkracht, wereldwijde vergaring van inlichtingen en ondersteuning van speciale operaties. Per variant wordt bijvoorbeeld onderzocht in welke mate de nieuwe capaciteit geschikt is voor inzet in uiteenlopende operatiegebieden, zowel dichtbij als ver(der) weg tot buiten het Navo-verdragsgebied. De uiteindelijke keuze is mede afhankelijk van de buitenlandse en veiligheidspolitieke ontwikkelingen evenals de dan geldende budgettaire kaders.

Zie ook het antwoord op de vragen 5, 18 en 22.

32

Wat is het minimum aan samenwerking met partnerlanden dat nodig is voor dit project?

In de B-fase zal Defensie indringend aandacht besteden aan internationale samenwerking. Het doel van samenwerking is het beperken van de total cost of ownership. Samenwerkingsmogelijkheden kunnen zich voordoen bij het ontwerp, de bouw, de instandhouding, de opleiding, de training en/of de inzet. Beperkte maar ook vergaande vormen zijn denkbaar, zoals gezamenlijke verwerving, poolvorming en een gedeelde capaciteit. Het onderzoek zal zich tevens richten op de operationele gereedheid (opleiding en training) en de materiële gereedheid (onderhoud, reservedelen, programma’s voor levensduurverlenging). Defensie volgt de relevante ontwikkelingen op de voet.

33

Wat zal de bestemming zijn van de huidige onderzeeboten indien wordt overgegaan tot de aanschaf van nieuw materieel? Kunnen (onderdelen van) de huidige boten worden verkocht? Zo ja, wat is de geraamde opbrengst daarvan?

Er zijn nog geen plannen voor de bestemming van de huidige onderzeeboten of onderdelen daarvan.

34

Wat betekent de voorziene «vergaande veroudering» van de Walrus-klasse onderzeeboten midden jaren twintig, en het niet nader onderzoeken van een aanvullend instandhoudingsprogramma, voor de inzetbaarheid van de onderzeedienst vanaf midden jaren twintig?

36

Wat zijn de gevolgen voor de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht vanaf midden jaren twintig als de huidige onderzeeboten vergaand verouderd zijn, er geen aanvullend instandhoudingsprogramma is en er nog geen nieuwe onderzeeboten zijn? Bent u dan voornemens de huidige boten toch te blijven gebruiken? Welke strategische mogelijkheden hebben de onderzeeboten dan nog en wat zouden hiervan de risico’s zijn?

Met het thans voorziene levensduurverlengende onderhoud kan de operationele en financiële duurzaamheid van de Walrus-klasse nog voor het volgende decennium worden gewaarborgd. Daarna nemen de inzetmogelijkheden snel af vanwege toenemende operationele en technische risico’s en toenemende kosten. De risico’s nemen toe door een combinatie van de veroudering van technische systemen en de dreigingsontwikkelingen in het maritieme domein. Midden jaren twintig heeft de Walrus-klasse ruim 35 jaar dienst gedaan en is dan technisch, operationeel en economisch vergaand verouderd. Een aanvullende instandhoudingsprogramma zou kostbaar zijn en ongewenste technische risico’s met zich meebrengen. Zo zou de hoofdelektromotor moeten worden vervangen, waarvoor het omhulsel van de boot, de zogenoemde drukhuid, moet worden opengemaakt. Dit is een te complexe en te riskante operatie. Een aanvullend instandhoudingsprogramma voor de huidige onderzeeboten zal daarom niet nader worden onderzocht.

De vervanging moet derhalve zijn beslag krijgen in de periode 2027 tot en met 2031. Op deze wijze wordt zo min mogelijk afbreuk gedaan aan de operationele inzetbaarheid.

35

Bent u van plan de Walrus-klasse onderzeeboten te blijven gebruiken totdat een eventuele nieuwe onderzeeboot is geleverd of worden deze mogelijk al eerder uit de vaart genomen?

37

Welk scenario hanteert u voor de inzet en uitstroom van de huidige Walrus-klasse onderzeeboten, indien de laatste nieuwe onderzeeboot conform de planning in de A-brief in 2031 zou worden afgeleverd?

De Walrus-klasse bereikt na 35 jaar inzet, in het midden van de jaren twintig, het einde van de operationele, economische en technische levensduur. De transitie van de Walrus-klasse naar de vervangende onderzeebootcapaciteit is gepland in de periode 2027 tot en met 2031. Defensie wil die transitie zo snel mogelijk uitvoeren en de inzetbaarheid zoveel mogelijk handhaven. Een concreet transitieschema is er nog niet.

36

Wat zijn de gevolgen voor de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht vanaf midden jaren twintig als de huidige onderzeeboten vergaand verouderd zijn, er geen aanvullend instandhoudingsprogramma is en er nog geen nieuwe onderzeeboten zijn? Bent u dan voornemens de huidige boten toch te blijven gebruiken? Welke strategische mogelijkheden hebben de onderzeeboten dan nog en wat zouden hiervan de risico’s zijn?

Zie het antwoord op vraag 34.

37

Welk scenario hanteert u voor de inzet en uitstroom van de huidige Walrus-klasse onderzeeboten, indien de laatste nieuwe onderzeeboot conform de planning in de A-brief in 2031 zou worden afgeleverd?

Zie het antwoord op vraag 35.

38

Is de in de A-brief geschetste planning nog actueel? Zo nee, wat is nu de planning?

De in de A-brief geschetste planning is nog actueel, met dien verstande dat het einde van de B-fase voor de tweede helft van 2018 wordt voorzien (was medio 2018). Indien de uitkomsten van het onderzoek aan het einde van de B-fase daartoe aanleiding geven, zal de planning worden herijkt.


X Noot
1

De drie hoofdtaken zijn: 1. bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk; 2. bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; 3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Naar boven