Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2016
Met de A-brief (Kamerstuk 34 225, nr. 13) heb ik de Kamer, overeenkomstig het herziene Defensie Materieel Proces (DMP), geïnformeerd
over het «waarom» en het «wat» van de behoefte aan vervangende onderzeebootcapaciteit.
Op 13 oktober heeft de vaste commissie voor Defensie gevraagd om een toelichting op
de (achtergrond van de) nulvariant in de DMP-A brief, mede in relatie tot het DMP-proces.
Hierbij ontvangt u de gevraagde toelichting.
In de A-brief over de vervanging van de onderzeebootcapaciteit zijn de gewenste functionele
kenmerken kort en bondig geformuleerd in de vorm van vier militaire functionele eisen:
strategische beïnvloeding, maritieme slagkracht, het wereldwijd verzamelen van inlichtingen
en speciale operaties. In de B-fase zal worden onderzocht op welke wijze aan deze
eisen kan worden voldaan, gegeven de technische en financiële mogelijkheden. Hiertoe
worden de in de A-brief geschetste varianten van vervanging van de onderzeeboten en
vervanging door (een combinatie van) andere capaciteiten uitgewerkt en maakt Defensie
met een kosten-batenanalyse inzichtelijk hoe de varianten zich tot elkaar verhouden.
Aan het einde van de B-fase is de keuze voor een variant aan de orde.
De nulvariant in de A-brief, waarbij de onderzeeboten niet worden vervangen, is methodologisch
van aard. Door de overige varianten af te zetten tegen de situatie waarin er geen
onderzeebootcapaciteit meer is, stelt Defensie zich de controlevraag wat de toegevoegde
waarde van die varianten is. Vervangende onderzeebootcapaciteit is en blijft overigens
het uitgangspunt van Defensie.
De transparante benadering die Defensie in de B-fase volgt, inclusief de kosten-batenanalyse
en het gebruik van de nulvariant, moet de Tweede Kamer nog beter in staat stellen
die keuze van Defensie te beoordelen. De introductie van de kosten-batenanalyse was
een belangrijke uitkomst van het IBO- wapensystemen. Voor de beschrijving van de nulvariant
bleek voorts ook in de klankbordgroep en in het interdepartementale overleg brede
steun te bestaan.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert