Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
1. Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
2. Rentekorting personeelslening
De eerste vraag van de aan het woord zijnde leden betreft de mogelijk bijkomende administratieve
lastenverzwaring voor werkgevers in het kader van de rentekorting personeelslening.
Om een dergelijke verzwaring enigszins te spreiden is bij complexe situaties in het
geval van ex-werknemers gekeken om deze door te schuiven naar pensioenuitvoerders.
De regering heeft in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat zij de mogelijkheid
heeft onderzocht om de inhoudingsplicht bij oud-werknemers door te schuiven naar pensioenuitvoerders,
maar heeft destijds nog geen uitsluitsel gegeven of het inderdaad juridisch mogelijk
is.2 Deze leden vernemen graag van de regering of zij dat inmiddels wel kan doen. Heeft
de regering tevens gepeild bij de pensioenuitvoerders of ze − ondanks de «kan-bepaling»
die in lagere regelgeving zou worden geïmplementeerd − enigszins bereid zijn om deze
taak op zich te nemen? Wanneer dit niet het geval is, zal het beperken van de administratieve
lasten immers feitelijk niet bewerkstelligd worden.
3. Houdsterverliesregeling
Dan hebben de leden van de D66-fractie tevens enkele vragen over de houdsterverliesregeling.
De voorgestelde ficties in het wetsvoorstel zijn alleen van toepassing als in het
jaar ook een periode te onderkennen valt waarin de BV/NV wel (nagenoeg) houdsteractiviteiten
verricht. Zodra dat het geval is, wordt een periode van (nagenoeg) inactiviteit, voorbereiding
en/of beëindiging van houdsteractiviteiten als het ware meegesleept als houdsterperiode.
De regering heeft in de memorie van toelichting aangegeven dat het aanhouden van liquide
middelen geldt als inactiviteit.3 De leden gaan er vanuit dat de regering hier doelt op het aanhouden van een positief
saldo op de bankrekening. Kan de regering toelichten of het aanhouden van beleggingen,
zoals aandelen(fondsen) en obligaties, al dan niet geldt als inactiviteit?4
Voorts ontvangen deze leden graag een nadere toelichting van de regering op de vraag
waarom zij de gevraagde toezegging van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs
(NOB) betreffende de houdsterverliesregeling in fiscale eenheid situaties niet kan
doen.5 Zoals de regering zelf aangeeft, gaat het over slechts een beperkt aantal gevallen
en zullen er derhalve geen noemenswaardige budgettaire gevolgen aan zitten.
4. Teruggaafregeling BPM bij export van motorrijtuigen
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele twijfels ten aanzien van de effectiviteit
van de voorgenomen toevoeging bij de Teruggaafregeling BPM. Een van de redenen hiervoor
is dat er geen minimumperiode is gegeven voor hoe lang een auto duurzaam in een ander
land zou dienen te staan.
Kan de regering nogmaals helder beantwoorden waarom zij geen minimumperiode wil invoeren
met dit wetsvoorstel?
5. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, Onderdeel H (buitenlands aanmerkelijk belang)
De regering heeft aangegeven dat zij het voornemen heeft om artikel 16 Uitvoeringsbesluit
IB 2001 in lijn met artikel 4.25 Wet IB 2001 te wijzigen. Kan de regering inmiddels
aangeven of zij al een conceptversie kan aanleveren ter beraadslaging?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering – bij
voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren