Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34199 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34199 nr. C |
13 oktober 2015
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van Europese verplichtingen op het gebied van elektriciteit en gas, één wettelijk kader tot stand te brengen met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit en gas met het oog op een betrouwbare, duurzame en doelmatige voorziening van elektriciteit en gas;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
een ieder die beschikt over een aansluiting;
één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen, niet zijnde transformatoren, schakelsystemen en verdeelstations, ten behoeve van transport van elektriciteit of gas tussen een systeem en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, niet zijnde een systeem dat wordt beheerd door een systeembeheerder, of tussen een systeem en een op zee gelegen windpark;
een grootafnemer of een eindafnemer;
het Agentschap, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Pb EU 2009, L 211);
Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;
rechtspersoon die krachtens artikel 3.2 is aangewezen voor het beheer van een gasopslaginstallatie;
onderneming die op grond van artikel 4.2, vierde lid, onderdeel a, of onderdeel b, is aangewezen;
een zelfstandige last die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
beheerder van een transmissiesysteem in een andere lidstaat die op grond van wettelijke regels is belast met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn 2009/72 of van richtlijn 2009/73;
situatie waarin de maximale transportcapaciteit van een deel van een systeem niet voldoende is om te voorzien in de behoefte aan transport;
stelsel van procedures dat voorkomt dat zich congestie voordoet en de maatregelen die bewerkstelligen dat congestie wordt opgeheven, met uitzondering van congestiebeheersprocedures;
één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit of gas die voldoen aan artikel 4.5, eerste lid, niet zijnde een systeem;
distributiesysteem voor elektriciteit of distributiesysteem voor gas;
distributiesysteembeheerder voor elektriciteit of distributiesysteembeheerder voor gas;
leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit op een spanningsniveau lager dan 110 kilovolt;
leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van lokale of regionale gasdistributie, niet zijnde een productiesysteem;
rechtspersoon die op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel e, is aangewezen;
rechtspersoon die op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel f, is aangewezen;
een ieder die elektriciteit of gas koopt voor eigen verbruik;
bewijsstuk dat een producent een hoeveelheid elektriciteit of gas uit hernieuwbare energiebronnen of een hoeveelheid elektriciteit in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling heeft opgewekt;
a. aardgas dat bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is en
b. stof die:
1°. is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt in een hybride productie-installatie die gebruik maakt van zowel hernieuwbare als fossiele energiebronnen en
2°. bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is die krachtens artikel 2.19 ingevoed kan worden op een systeem;
een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie en met uitzondering van een installatie die uitsluitend ten dienste staat van een transmissiesysteembeheerder voor gas bij de uitvoering van zijn wettelijke taken;
distributiesysteem dat op grond van artikel 4.4 is erkend;
een ieder die elektriciteit of gas koopt om het door te verkopen buiten het systeem waarop hij aangesloten is;
aansluiting, niet zijnde een kleine aansluiting;
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas koopt om het door te verkopen aan andere handelaren of leveranciers;
wind, zon, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, zee, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
warmtekrachtkoppeling die voldoet aan bijlage II bij richtlijn 2012/27;
eindafnemer die koopt voor huishoudelijk gebruik;
de verzameling van rechtspersonen in de infrastructuurgroep met uitzondering van één of meer systeembeheerders;
groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan één of meer systeembeheerders onderdeel uitmaken;
besluit vastgesteld op grond van artikel 6.12;
elektrisch of gastechnisch materieel dat, leidingen die en apparatuur die:
a. onderling duurzaam is verbonden,
b. is bestemd voor of ten dienste staat aan het verbruik, de opslag, de overslag of de productie van elektriciteit of gas,
c. wordt gebruikt of beheerd door een afnemer, een beheerder van een gasopslaginstallatie, een LNG-beheerder of een producent en
d. zich ten opzichte van een systeem of een directe lijn bevindt achter de voorzieningen die het systeem of de directe lijn beveiligen;
één of meer landsgrensoverschrijdende leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die uitsluitend een koppeling leggen tussen transmissiesystemen;
rechtspersoon die op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel b, of d, is aangewezen;
aansluiting met een aansluitgrootte kleiner dan of gelijk aan 3 x 80 Ampère of 40 m3(n) per uur;
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas verkoopt aan afnemers;
vergunning verleend op grond van artikel 8.22;
rechtspersoon die krachtens artikel 3.2 is aangewezen voor het beheer van een LNG-installatie;
installatie die bestemd is voor het vloeibaar maken van gas, voor de invoer, of de verlading, en de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het systeem, met uitzondering van de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag;
samenstel van apparatuur dat tot doel heeft de uitwisseling van elektriciteit of gas te meten;
besluit vastgesteld op grond van artikel 6.11;
onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of de werking van een LNG-installatie of een gasopslaginstallatie;
Onze Minister van Economische Zaken;
meetinrichting die voldoet aan de eisen van artikel 5.17, eerste lid;
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas produceert;
één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die onderdeel uitmaken van een olie- of gaswinningsproject of die worden gebruikt voor het transport van gas rechtstreeks van een gaswinningsproject naar een verwerkingsinstallatie, een opslagplaats of een aanlandingsplaats;
natuurlijke persoon of rechtspersoon die programmaverantwoordelijkheid heeft;
de op grond van artikel 7.6, eerste en tweede lid, geldende verantwoordelijkheid tot het opstellen van een programma;
specificatie van een tegoed van garanties van oorsprong in een elektronisch systeem voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong;
Richtlijn nr. 2009/72/EG van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (Pb EU 2009, L 211);
Richtlijn nr. 2009/73/EG van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor gas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (Pb EU 2009, L 211);
Richtlijn nr. 2012/27/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (Pb EU 2012, L 315);
aansluiting waar op grond van artikel 6.13 tarieven voor wordt vastgesteld en die op grond van artikel 9.2 wordt onderscheiden;
transmissiesysteem of distributiesysteem;
transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder;
aangeslotene, handelaar, leverancier of programmaverantwoordelijke;
eenheid waarmee toegedeelde kosten in rekening worden gebracht bij een systeemgebruiker;
taken als bedoeld in artikel 5.34;
transmissiesysteem voor elektriciteit, transmissiesysteem voor gas, transmissiesysteem op zee of een interconnector;
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of transmissiesysteembeheerder voor gas;
een rechtspersoon die op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, of g is aangewezen;
rechtspersoon die op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel c, is aangewezen;
één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit die één of meer windparken op zee verbinden met een transmissiesysteem voor elektriciteit;
leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit op een spanningsniveau gelijk aan of groter dan 110 kilovolt, niet zijnde leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die voor lokale distributie worden gebruikt;
leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van gas vooral onder hoge druk, niet zijnde een productiesysteem of hogedrukleidingen die in de eerste plaats voor lokale distributie worden gebruikt;
houder van een leveringsvergunning;
Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (Pb EU 2009, L 211);
Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (Pb EU 2009, L 211);
Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (Pb EU 2001, L 326);
Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115);
Verordening (EU) Nr. 994/2010 van het Europees parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad (PbEU 2010, L295);
verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag, betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG 1983, L193) of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, van die richtlijn of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;
installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere windmolens;
rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:
1°. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;
2° rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.
enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften.
2. De wettelijke taken van een systeembeheerder zijn:
a. bij of krachtens deze wet aan hem opdragen taken, en
b. onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas.
3. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aangewezen.
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt voor iedere aansluiting als aangeslotene met een grote aansluiting voor elektriciteit beschouwd een organisatorische eenheid die zich in hoofdzaak bezighoudt met:
a. openbaar vervoer per trein, metro, tram of trolley,
b. mijnbouwkundige activiteiten,
c. het beheer en de exploitatie van telecommunicatie- en kabelnetwerken,
d. het beheer van de openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties,
e. riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water,
mits:
1°. de eenheid daarbij uitsluitend ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen,
2°. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar gestelde vermogen meer bedraagt dan 2 MVA en
3°. de bedrijfsuitoefening door deze eenheid op fysiek geïntegreerde basis geschiedt.
2. Een systeembeheerder beschouwt een organisatorische eenheid voor alle aansluitingen op zijn systeem met betrekking tot de facturering als één aangeslotene.
3. Een onderneming die zich in hoofdzaak bezig houdt met het vervoer van personen of goederen per trein wordt voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet aangemerkt als een aangeslotene met een grote aansluiting ook indien zij geen aansluiting heeft op een systeem.
4. Windparken die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling en die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, worden geacht te beschikken over één aansluiting.
5. Meerdere onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdeel c, van de Wet waardering onroerende zaken die zich bevinden in een bouwwerk met:
a. een woonfunctie bestemd voor bewoners die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of die zich voorbereiden op een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van laatstgenoemde wet,
b. een woonoppervlak van maximaal 50 vierkante meter per wooneenheid en
c. gemeenschappelijke ruimtes die een meeromvattende functie hebben dan de reguliere functie van gemeenschappelijke ruimten in een appartementencomplex,
worden op verzoek van de eigenaar of eigenaren van het bouwwerk voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde beschouwd als één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken. Indien de aansluiting is gerealiseerd kan een verzoek van de eigenaar of eigenaren slechts worden ingetrokken ingeval van ingrijpende renovatie van het bouwwerk.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op binnen de exclusieve economische zone van Nederland zoals vastgesteld bij of krachtens de Rijkswet instelling exclusieve economische zone gelegen productie-installaties, gasopslaginstallaties, LNG-installaties, interconnectoren en transmissiesystemen op zee.
1. Een producent voert een afzonderlijke boekhouding voor de productie van elektriciteit of gas.
2. Een producent maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk accountant controleren.
3. Een producent die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de termijnen, bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4. Het eerste tot en met derde zijn niet van toepassing op een producent die uitsluitend gas produceert anders dan winning uit een gasveld en de hoeveelheid geproduceerd gas per jaar niet meer bedraagt dan 10.000.000 mbij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar.
5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op aangeslotenen met een kleine aansluiting die elektriciteit opwekken.
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister om de leveringszekerheid of de voorzieningszekerheid van elektriciteit te waarborgen onvoldoende productie-installaties worden gebouwd, kan hij een procedure starten overeenkomstig artikel 8 van richtlijn 2009/72.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de procedure, bedoeld in artikel 8 van richtlijn 2009/72.
1. Iedere wijziging met betrekking tot zeggenschap als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW of een onderneming die een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW beheert, wordt door één van de bij deze wijziging betrokken partijen voorafgaand gemeld aan Onze Minister.
2. Onze Minister kan op grond van overwegingen van openbare veiligheid, de leveringszekerheid of de voorzieningszekerheid de wijziging, bedoeld in het eerste lid, verbieden of voorschriften hieraan verbinden.
3. Rechtshandelingen verricht in strijd met het eerste lid zijn door een rechterlijke uitspraak vernietigbaar.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de melding, bedoeld in het eerste lid.
1. De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op de aanleg en uitbreiding van:
a. een windpark, met inbegrip van de aansluiting van dat windpark op een systeem, met een capaciteit van ten minste 100 MW;
b. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 50 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen anders dan met behulp van windenergie;
c. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 500 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van elektriciteit anders dan uit hernieuwbare energiebronnen.
2. De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening is eveneens van toepassing op de uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van elektriciteit anders dan uit hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een systeem, indien door die uitbreiding de capaciteit van die productie-installatie wordt vergroot tot ten minste 500 MW.
1. Een producent meldt een voornemen tot aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid, zo spoedig mogelijk aan Onze Minister. Onze Minister kan voor de melding een middel beschikbaar stellen.
2. Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van die productie-installatie benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of anderszins aanmerkelijke voordelen heeft, kan Onze Minister bepalen dat:
a. geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
b. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a,
c. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b of
d. de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a, gevolgd door de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing zijn of is op de aanleg of de uitbreiding van die productie-installatie. Onze Minister hoort de producent en de betrokken bestuursorganen over een voornemen toepassing te geven aan de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin.
1. Onze Minister is de aangewezen Minister, bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening treden, in afwijking van dat artikellid, Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu gezamenlijk in de plaats van burgemeester en wethouders ten aanzien van de bevoegdheden en verplichtingen, bedoeld in dat artikellid.
3. Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, bepalen dat Onze Minister en Onze Minister(s) wie het mede aangaat, met overeenkomstige toepassing van artikel 3.35, derde lid, vierde volzin, van de Wet ruimtelijke ordening, één of meer besluiten nemen die nodig zijn voor de aanleg of uitbreiding van een daarbij aangewezen productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de besluiten aangewezen die voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, in ieder geval besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening zijn.
2. Onze Minister kan ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, tevens één of meer andere besluiten dan de bij of krachtens het eerste lid aangewezen besluiten aanwijzen als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.
3. Onze Minister kan, indien een bij of krachtens het eerste lid aangewezen besluit de toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, zou belemmeren of ernstig bemoeilijken, bepalen dat het desbetreffende besluit, in afwijking van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, niet als een besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening wordt aangemerkt.
1. Provinciale staten zijn bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van een windpark met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van dat windpark op een systeem, gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. De gemeenteraad is voor de duur van tien jaren na de vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd voor die gronden een bestemmingsplan vast te stellen.
2. Provinciale staten geven in ieder geval toepassing aan de bevoegdheid op grond van het eerste lid indien een producent een voornemen tot de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid schriftelijk bij hen heeft gemeld en de betrokken gemeente een aanvraag van die producent tot vaststelling dan wel wijziging van een bestemmingplan met betrekking tot de gronden, bedoeld in het eerste lid, heeft afgewezen. Voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens kunnen provinciale staten een formulier vaststellen.
3. Artikel 3.26, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is van overeenkomstige toepassing. Artikel 3.26, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is niet van toepassing.
4. Indien provinciale staten toepassing geven aan de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, oefenen gedeputeerde staten de bevoegdheden en voeren de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening uit en beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, b, c of g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Gedeputeerde staten zenden terstond een afschrift aan burgemeester en wethouders van beschikkingen die zijn gegeven met toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin.
5. Het tweede lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de krachtens het zesde lid voor die provincie gestelde minimum realisatienorm.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan per provincie een minimum realisatienorm worden vastgesteld.
1. Gedeputeerde staten coördineren de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten, aangewezen op grond van artikel 2.8, eerste lid, ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid.
2. Gedeputeerde staten nemen de besluiten, bedoeld in het eerste lid, met uitsluiting van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan, tenzij dit een bestuursorgaan van het Rijk is.
3. Gedeputeerde staten geven ten aanzien van de ontwerpen van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, gezamenlijk toepassing aan artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en voegen de kennisgevingen, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, samen in een kennisgeving die door hen wordt gedaan.
4. Voor zover de aanleg of de uitbreiding, bedoeld in het eerste lid, onevenredig wordt belemmerd door bepalingen die – al dan niet krachtens de wet – bij of krachtens een regeling van een gemeente of waterschap zijn vastgesteld, kunnen die bepalingen bij het nemen of uitvoeren van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, om dringende redenen buiten toepassing worden gelaten.
5. Artikel 3.33, tweede en vierde tot en met zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is van overeenkomstige toepassing.
6. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat het eerste of tweede lid niet van toepassing is op een productie-installatie als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, indien:
a. in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de desbetreffende productie-installatie, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van het eerste lid de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of dat daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, of
b. is voldaan aan de krachtens artikel 2.8, zesde lid, voor die provincie gestelde minimum realisatienorm.
1. Onze Minister is belast met het uitgeven en innemen via een elektronisch systeem van:
a. garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen;
b. garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling;
c. garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen.
2. Onze Minister opent op aanvraag voor een in Nederland gevestigde aangeslotene, leverancier, handelaar of de Nederlandse emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer, een rekening voor garanties van oorsprong. Bij deze aanvraag overlegt de producent het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 5.31.
3. Onze Minister boekt op aanvraag garanties van oorsprong als bedoeld in het eerste lid op een daarbij aangegeven rekening voor garanties van oorsprong indien een in Nederland gevestigde producent bij deze aanvraag de gegevens omtrent de gemeten hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling of gas uit hernieuwbare energiebronnen overlegt.
Onze Minister kan de taken, bedoeld in artikel 2.10, mandateren aan een niet-ondergeschikte die onafhankelijk is van een producent, een leverancier of een handelaar.
1. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.
2. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit is opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.
3. Een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid gas is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.
1. Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, worden garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen uitgegeven door onafhankelijke instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, daarmee gelijkgesteld.
2. Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, worden garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uitgegeven door onafhankelijke instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong, daarmee gelijkgesteld.
1. Bij ministeriële regeling worden tarieven vastgesteld voor kosten die gepaard gaan met handelingen met betrekking tot garanties van oorsprong.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de informatie die door een leverancier, een handelaar, een aangeslotene of een systeembeheerder verstrekt wordt aan Onze Minister;
b. het uitgeven en de geldigheidsduur van garanties van oorsprong;
c. het vermelden van gegevens op garanties van oorsprong;
d. de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een leverancier, een handelaar of een aangeslotene gebruik kunnen maken van de door hen verkregen garanties van oorsprong of deze kunnen verhandelen;
e. de vaststelling, bedoeld in artikel 5.31;
f. het meten, bedoeld in artikel 5.19.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, kunnen verschillen voor de verschillende soorten garanties van oorsprong.
Onze Minister wijst voor de in artikel 2.16, eerste lid, omschreven taken een rechtspersoon aan.
1. In het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron, verricht de op grond van artikel 2.15 aangewezen rechtspersoon de volgende taken:
a. het zorg dragen voor de afname van gas dat wordt gewonnen in het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, op een wijze die ook mogelijk maakt het winnen van gas in andere gebieden binnen Nederland en het continentaal plat in het planmatig beheer te betrekken;
b. het op verzoek van een houder van een andere Nederlandse winningsvergunning dan bedoeld in onderdeel a, dan wel van degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, zorg dragen voor de afname van gas dat wordt gewonnen in het gebied waarop de winningsvergunning betrekking heeft, onder redelijke voorwaarden en tegen betaling van een op marktconforme grondslag bepaalde vergoeding;
c. het jaarlijks aan Onze Minister overleggen van een overzicht waarin ten aanzien van de
eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taken, bedoeld in de onderdelen a en b, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheidingen.
2. Onze Minister kan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien deze rechtspersoon door naleving van die verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden.
3. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas op grond van artikel 2.17, derde lid, geen uitvoering geeft aan artikel 2.17, eerste lid, dan vervalt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas heeft in het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron tot taak zorg te dragen voor de inname en het transport van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat.
2. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, moet investeren in de aanleg of uitbreiding van het systeem dan meldt hij dit voornemen aan Onze Minister.
3. Onze Minister besluit of een investering als bedoeld in het tweede lid, noodzakelijk is, gelet op het belang, bedoeld in het eerste lid. Indien Onze Minister besluit dat de investering niet noodzakelijk is, wordt een transmissiesysteembeheerder voor gas geacht te zijn ontheven van de taak, bedoeld in het eerste lid, voor dat voorkomen.
4. Een transmissiesysteembeheerder voor gas overlegt jaarlijks aan Onze Minister een overzicht waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheiden.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de melding, bedoeld in het tweede lid, en de procedure voor het besluit, bedoeld in het derde lid.
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas kan, ten einde te waarborgen dat hij de taak, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, zo doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan de wijze waarop het gas van een houder van Nederlandse winningsvergunningen of degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten over het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt ingenomen.
2. Een systeemgebruiker verstrekt een transmissiesysteembeheerder voor gas desgevraagd tijdig voldoende gegevens en inlichtingen om te waarborgen dat de taak, bedoeld in het eerste lid, kan worden uitgevoerd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, en de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid.
De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanleg of uitbreiding van een LNG-installatie met een capaciteit die overeenkomt met ten minste 4 miljard m3 gas bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325 bar per jaar, met inbegrip van de aansluiting van de LNG-installatie op een systeem, met dien verstande dat onder productie-installatie telkens LNG-installatie wordt verstaan.
1. Onze Minister wijst voor een periode van 10 jaar op aanvraag van een onderneming aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie toebehoort, een rechtspersoon aan als beheerder van de desbetreffende installatie.
2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een aanwijzing en kan deze wijzigen.
3. Een aanwijzing kan worden ingetrokken.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de voorschriften en beperkingen die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden;
b. het opmaken, bewaren, overleggen of afdragen van gegevens;
c. de voorwaarden waaronder een aanwijzing kan worden gewijzigd of ingetrokken;
d. de procedure om te komen tot een aanwijzing of een wijziging of intrekking daarvan.
1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie is onafhankelijk wat betreft de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming van andere, niet met gastransport of gasopslag samenhangende activiteiten indien:
a. een beheerder van een gasopslaginstallatie tevens producent of leverancier is of een producent of leverancier deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan ook een beheerder van een gasopslaginstallatie deel uitmaakt en
b. op een beheerder van een gasopslaginstallatie de verplichting, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van toepassing is.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter implementatie van richtlijn 2009/73, nadere eisen gesteld aan de onafhankelijkheid van een beheerder van een gasopslaginstallatie.
1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder onderhoudt en ontwikkelt zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op een wijze die de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid van zijn installatie waarborgt, met inachtneming van het milieu.
2. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder verstrekt aan:
a. een systeembeheerder, een beheerder van een andere gasopslaginstallatie en een beheerder van een andere LNG-installatie voldoende informatie om te waarborgen dat de opslag van gas met behulp zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie en de daarmee verbonden systemen voor gas op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden en
b. gebruikers van de installatie alle gegevens die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot de installatie.
3. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder onthoudt zich van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van zijn installatie.
4. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder maakt alle informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt openbaar.
5. Artikel 2.3 is van overeenkomstige toepassing op een LNG-installatie.
1. De voorwaarden van een LNG-beheerder zijn redelijk, transparant en niet discriminerend.
2. Een LNG-beheerder stelt jaarlijks de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden vast voor het sluiten van overeenkomsten over het verlenen van toegang tot de LNG-installatie en voor het verrichten van die toegang ondersteunende diensten.
3. In de voorwaarden worden in ieder geval bepalingen opgenomen over:
a. het voorzien van toegang tot de LNG-installatie;
b. het uitvoeren van LNG-activiteiten ten behoeve van een derde;
c. het meten van gegevens betreffende LNG-activiteiten en de uitwisseling van gegevens;
d. de dienstverlening van LNG-beheerders aan derden;
e. de door de LNG-beheerders te hanteren technische specificaties.
4. De Autoriteit Consument en Markt keurt de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden goed. De Autoriteit Consument en Markt onthoudt haar goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden als zij niet in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het eerste, tweede, derde en vijfde lid gestelde eisen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de berekeningsmethodiek van de tarieven;
b. de procedure tot goedkeuring van de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden;
c. de procedure indien geen goedkeuring is gegeven aan de berekeningsmethodiek van de tarieven of de voorwaarden;
d. de publicatie en inwerkingtreding van de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden.
Onverminderd artikel 3.8 is een LNG-beheerder verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen met behulp van de door hem beheerde LNG-installatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve van verzoeker LNG-activiteiten en de die activiteiten ondersteunende diensten uit te voeren. Het aanbod bevat een tarief, berekend op basis van een berekeningsmethodiek als bedoeld in artikel 3.5, derde lid en de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.
1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie onderhandelt met degene die daarom verzoekt over toegang tot zijn gasopslaginstallatie of de door hem aangeboden ondersteunende diensten indien toegang tot deze gasopslaginstallatie of tot deze ondersteunende diensten voor degene die daarom verzoekt in technische of economische zin noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan systeemgebruikers.
2. Voor een beheerder van een gasopslaginstallatie waarop de verplichting, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is, gelden het derde tot en met het vijfde lid.
3. De tarieven en de voorwaarden die een beheerder van een gasopslaginstallatie hanteert voor gasopslag en ondersteunende diensten zijn objectief, transparant en niet discriminerend.
4. Een beheerder van een gasopslaginstallatie maakt een indicatie van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en ondersteunende diensten, bekend.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de technische of economische noodzakelijkheid voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan systeemgebruikers;
b. de procedure voor het vaststellen van de indicatie van de tarieven en voorwaarden en de bekendmaking van de indicatie van de tarieven en voorwaarden.
1. Een LNG-beheerder of, in voorkomend geval, een verwant bedrijf kan weigeren LNG-activiteiten en ondersteunende diensten te verrichten indien:
a. binnen zijn LNG-installatie onderscheidenlijk de installatie van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor de LNG-activiteiten of in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;
b. het verrichten van die LNG-activiteiten zou verhinderen de taken, bedoeld in artikel 3.4, te vervullen.
2. Een beheerder van een gasopslaginstallatie waarop de verplichting, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van toepassing is, kan weigeren gasopslag en ondersteunende diensten te verrichten indien binnen zijn gasopslaginstallatie geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van de desbetreffende hoeveelheid gas dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij de gevraagde capaciteit beschikbaar stelt.
3. Een weigering als bedoeld in het eerste en tweede lid is met redenen omkleed.
1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie die bij de uitvoering van zijn taken de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, houdt die gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.
2. Indien een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden, stelt hij deze gegevens onder gelijke voorwaarden beschikbaar aan anderen.
1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder voeren een afzonderlijke boekhouding voor de taken die hem krachtens artikel 3.4 zijn opgedragen.
2. Indien een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder andere, al dan niet met gas verband houdende activiteiten verricht dan in het eerste lid genoemde, wordt daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding gevoerd.
3. Een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk accountant controleren.
4. In de toelichting op de jaarrekening wordt opgenomen:
a. per onderdeel uit het eerste en het tweede lid segmentinformatie, waaronder per onderdeel een balans en winst- en verliesrekening;
b. een vermelding van elk verwant bedrijf waarmee de beheerder van een gasopslaginstallatie of de LNG-beheerder een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4.500.000 te boven gaat. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.
5. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder, die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de termijnen bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. Onze Minister kan voor een grote, nieuwe LNG-installatie, een opslaginstallatie en een interconnector voor gas op verzoek voor een in de ontheffing bepaalde periode ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 3.5, artikel 3.6, artikel 3.7, artikel 3.8, artikel 4.3, eerste lid, artikel 4.6, hoofdstuk 6, artikel 7.6, artikel 7.7, hoofdstuk 9, artikel 10.21, artikel 10.22 en artikel 5a van de Mijnbouwwet indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanleg van de LNG-installatie, de opslaginstallatie of de interconnector voor gas versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,
b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van de LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend,
c. de eigendom van de LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas berust bij een ander dan de beheerder van het transmissiesysteem voor gas waarop de nieuwe LNG-installatie, de opslaginstallatie of de interconnector voor gas zal worden aangesloten,
d. de gebruikers van de LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas wordt een tarief in rekening gebracht en
e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het transmissiesysteem voor gas waarop de nieuwe LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas wordt aangesloten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van een bestaande LNG- installatie of opslaginstallatie en op een wijziging van een bestaande LNG-installatie of opslaginstallatie die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.
3. De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe systeem of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand systeem of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.
4. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een ontheffing.
5. In afwijking van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan op de dag van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
6. Indien twee jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan of wanneer vijf jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, de infrastructuur nog niet openbaar is geworden, vervalt de ontheffing tenzij Onze Minister op verzoek van de houder van de ontheffing vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie ontheffing is verleend.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de procedure tot het aanvragen en verlenen van een ontheffing;
b. voorschriften of beperkingen aan de ontheffing.
Een onderneming die eigenaar is van een systeem draagt er zorg voor:
a. dat krachtens artikel 4.2 een beheerder is en blijft aangewezen;
b. deze beheerder krachtens artikel 4.3 of artikel 4.4 wordt gecertificeerd of erkend en gecertificeerd of erkend blijft;
c. deze beheerder voldoet aan de bij of krachtens de artikel 4.2, artikel 4.3 of artikel 4.4 gestelde voorwaarden.
1. Onze Minister wijst op aanvraag van een onderneming die eigenaar is van een:
a. transmissiesysteem voor elektriciteit en indien van toepassing interconnectoren die daar deel van uitmaken, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het desbetreffende transmissiesysteem voor elektriciteit;
b. een interconnector voor elektriciteit die geen deel uitmaakt van een transmissiesysteem voor elektriciteit, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van de desbetreffende interconnector voor elektriciteit;
c. transmissiesysteem voor gas en indien van toepassing interconnectoren die daar deel van uitmaken, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het desbetreffende transmissiesysteem voor gas;
d. een interconnector voor gas die geen deel uitmaakt van een transmissiesysteem voor gas, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van de desbetreffende interconnector voor gas;
e. distributiesysteem voor elektriciteit, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het desbetreffende distributiesysteem voor elektriciteit;
f. distributiesysteem voor gas, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het desbetreffende distributiesysteem voor gas;
g. transmissiesysteem op zee, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd en die onderdeel uitmaakt van de infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit onderdeel uitmaakt, aan als beheerder van het desbetreffende transmissiesysteem op zee.
2. Indien een transmissiesysteembeheerder of een interconnectorbeheerder deelneemt aan een gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 4.10, kan, in afwijking van het eerste lid, de eigendom van het systeem bij de gemeenschappelijke onderneming liggen.
3. In afwijking van het eerste lid wijst Onze Minister bij overdracht van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag de onderneming waaraan de eigendom wordt overgedragen, aan als beheerder van het betreffende systeem. De aanwijzing treedt in werking op de dag waarop overdracht van de eigendom van het systeem plaatsvindt.
4. De Autoriteit Consument en Markt wijst een rechtspersoon die eigenaar is:
a. van een distributiesysteem voor elektriciteit dat krachtens artikel 4.4 is erkend als gesloten distributiesysteem, aan als beheerder van het desbetreffende gesloten distributiesysteem voor elektriciteit;
b. van een distributiesysteem voor gas dat krachtens artikel 4.4 is erkend als gesloten distributiesysteem, aan als beheerder van het desbetreffende gesloten distributiesysteem voor gas.
5. Onze Minister wijst uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aan indien deze rechtspersoon in staat is zijn taken op grond van hoofdstuk 5 uit te voeren en zijn verplichtingen op grond van hoofdstuk 5 na te komen.
6. Onze Minister dan wel de Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een aanwijzing en kan deze wijzigen.
7. In geval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de rechtspersoon die als systeembeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing als systeembeheerder van rechtswege.
8. Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien een rechtspersoon niet meer voldoet aan de eisen om te worden aangewezen of te worden gecertificeerd of erkend.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen waaraan een aanvraag tot aanwijzing voldoet, de informatie die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te komen tot een aanwijzing;
b. de voorwaarden of verplichtingen die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden;
c. de wijziging of intrekking van de aanwijzing en de procedure hiervoor;
d. de overdracht van de eigendom van een systeem indien een aanwijzing vervalt, wordt ingetrokken of niet kan worden verleend.
10. De regels, bedoeld in het negende lid, kunnen verschillen voor verschillende typen systeembeheerders.
1. De Autoriteit Consument en Markt certificeert op aanvraag een rechtspersoon indien deze rechtspersoon direct of indirect eigenaar is van het systeem waarvoor ze beheerder wil worden en indien de rechtspersoon voldoet aan de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens artikel 4.6.
2. Indien een persoon uit een land buiten de Europese Unie zeggenschap heeft over een eigenaar van een interconnector of een beheerder van een interconnector, besluit de Autoriteit Consument en Markt bij de certificering op verzoek en volgens de procedure van artikel 11 van richtlijn 2009/72 of artikel 11 van richtlijn 2009/73 of is voldaan aan de eisen van het derde lid van die artikelen.
3. In afwijking van het eerste lid certificeert de Autoriteit Consument en Markt bij overdracht van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag de rechtspersoon die direct of indirect eigenaar wordt van dat systeem waarvoor ze beheerder wil worden en indien deze rechtspersoon, na verkrijging van de eigendom van het systeem, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens artikel 4.6.
4. Een transmissiesysteembeheerder stelt de Autoriteit Consument en Markt in kennis van elke voorgenomen transactie die kan leiden tot wijziging van een certificering.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan een certificering wijzigen of een certificeringsprocedure starten.
6. De Autoriteit Consument en Markt kan een certificering intrekken, indien niet langer aan de eisen, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt voldaan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen waaraan een aanvraag tot certificering voldoet, de informatie die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te komen tot een certificering;
b. de voorwaarden waaronder een certificering vervalt of kan worden gewijzigd en de procedure hiervoor,
c. de omstandigheden waaronder de Autoriteit Consument en Markt een onderzoek start naar de naleving van de voorwaarden, bedoeld in artikel 4.6, of een nieuwe certificeringsprocedure start.
8. De regels, bedoeld in het zevende lid, kunnen verschillen voor verschillende typen systemen of beheerders.
9. De Autoriteit Consument en Markt besluit over de gebiedsindeling, waarbij voor een systeembeheerder een gebied wordt bepaald waarbinnen deze systeembeheerder de taken en verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5, uitoefent.
1. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag van een eigenaar van een distributiesysteem dat systeem als een gesloten distributiesysteem indien:
a. de aanvrager niet is aangewezen als systeembeheerder,
b. de aanvrager geen onderdeel uitmaakt van een infrastructuurgroep,
c. het bedrijfs- of productieproces van de aangeslotenen op het distributiesysteem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is met het distributiesysteem of het distributiesysteem primair elektriciteit of gas distribueert aan de eigenaar van het distributiesysteem of daarmee verwante ondernemingen,
d. het systeem binnen een geografisch afgebakende industriële locatie, commerciële locatie of locatie met gedeelde diensten ligt en dat systeem technische, organisatorische of functionele bindingen heeft,
e. op het systeem minder dan 1.000 aangeslotenen zijn,
f. het systeem geen huishoudelijke eindafnemers voorziet, tenzij er sprake is van incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudelijke eindafnemers dat werkzaam is bij of vergelijkbare betrekkingen heeft met de eigenaar van het gesloten distributiesysteem en
g. de veiligheid van het systeem naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt voldoende is gewaarborgd.
2. Een gesloten distributiesysteem kan bestaan uit leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die worden bedreven op of boven een spanningsniveau van 110 kV.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan een erkenning wijzigen. Aan een erkenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan een erkenning intrekken, indien degene aan wie de ontheffing is verleend:
a. niet langer aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, voldoet;
b. in strijd handelt met de voorwaarden of verplichtingen, bedoeld in het vijfde lid, onder b;
c. de beheerder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
5. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag van degene die een distributiesysteem aanlegt of voornemens is aan te leggen en die beschikt over de daarvoor benodigde vergunningen, ontheffingen en toestemmingen, dat systeem als een gesloten distributiesysteem. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen waaraan een aanvraag tot erkenning voldoet, de informatie die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te komen tot een erkenning;
b. de voorschriften of beperkingen die aan een erkenning kunnen worden verbonden;
c. de voorwaarden waaronder een erkenning kan worden gewijzigd en de procedure hiervoor.
1. Als directe lijn wordt aangemerkt één of meer leidingen voor het transport van elektriciteit of gas:
a. behoudens voor zover die gelegen is binnen een installatie, die:
1°. niet verbonden is met een systeem van elektriciteit of gas of met een andere leiding voor het transport en die een geïsoleerde productie-installatie van een producent rechtstreeks verbindt met een geïsoleerde eindafnemer of
2°. ten hoogste via de installatie van één aangeslotene op de leidingen is verbonden met een systeem van elektriciteit of gas of met een andere leiding voor het transport en die een productie-installatie voor elektriciteit of gas, met tussenkomst van een leverancier, rechtstreeks verbindt met één of meer eindafnemers, niet zijnde in hoofdzaak huishoudelijke eindafnemers, teneinde hen te voorzien in hun elektriciteits- of gasbehoefte en
b. waarvan de eigenaar aan de Autoriteit Consument en Markt melding heeft gemaakt.
2. Een eigenaar meldt een significante wijziging ten opzichte van een eerdere melding zo spoedig mogelijk na doorvoering van de betreffende wijziging aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van de meldingen.
1. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen directe of indirecte zeggenschap uit over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig recht over een transmissiesysteembeheerder, een interconnectorbeheerder, of diens systemen.
2. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen directe of indirecte zeggenschap uit over een transmissiesysteembeheerder, een interconnectorbeheerder, of diens systemen en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig recht over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden twee afzonderlijke overheidsorganen die direct of indirect zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.
4. In het eerste en tweede lid wordt onder enig recht in ieder geval verstaan het recht om stemrechten uit te oefenen, de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van bestuur, de raad van toezicht of een rechtspersoon die het bedrijf juridisch vertegenwoordigt of het hebben van een meerderheidsaandeel.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter implementatie van artikel 9 van richtlijn 2009/72 en artikel 9 van richtlijn 2009/73.
6. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op distributiesysteembeheerders.
Het is een systeembeheerder verboden het door hem beheerde systeem of een deel daarvan beschikbaar te stellen als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen anders dan voor hemzelf.
1. De aandelen in een systeembeheerder berusten direct of indirect bij één of meer openbare lichamen.
2. Onder indirect berusten wordt verstaan dat de aandelen in een systeembeheerder, berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door een openbaar lichaam of bij een rechtspersoon die een volledige dochtermaatschappij is van één of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door één of meer openbare lichamen.
In afwijking van artikel 4.8 kunnen aandelen in een transmissiesysteembeheerder direct of indirect berusten bij een buitenlandse transmissiesysteembeheerder of bij de middellijk of onmiddellijk aandeelhouder van de buitenlandse transmissiesysteembeheerder, voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. ten minste 75 procent van de aandelen van de transmissiesysteembeheerder en de overwegende zeggenschap over de transmissiesysteembeheerder blijft direct of indirect bij één of meer openbare lichamen,
b. het leidt tot samenwerking tussen een transmissiesysteembeheerder en een buitenlandse transmissiesysteembeheerder,
c. er is sprake van een aandelenruil die de betrouwbaarheid, betaalbaarheid of duurzaamheid van het transmissiesysteem ten goede komt,
d. de aandelen in de transmissiesysteembeheerder of de infrastructuurgroep komen te berusten bij een bedrijf dat de beheerder is van een transmissiesysteem dat een directe verbinding heeft met het transmissie-systeem in Nederland of dat door middel van een interconnector met het Nederlandse transmissiesysteem is verbonden,
e. de beide kamers der Staten-Generaal hebben ingestemd met het voornemen de aandelen in een transmissiesysteembeheerder direct of indirect te laten berusten bij een buitenlandse transmissiesysteembeheerder of bij de middellijk of onmiddellijk aandeelhouder van de buitenlandse transmissiesysteembeheerder.
1. Indien een transmissiesysteembeheerder deelneemt aan een gemeenschappelijke onderneming waaraan ook een verticaal geïntegreerde buitenlandse transmissiesysteembeheerder deelneemt, draagt een transmissiesysteembeheerder er zorg voor dat de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma opstelt en implementeert in de gemeenschappelijke onderneming.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de inhoud van het nalevingsprogramma;
b. de procedure van totstandkoming van het nalevingsprogramma.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een systeembeheerder verricht geen werkzaamheden buiten het gebied dat hem krachtens artikel 4.3, negende lid, is toegewezen en verricht geen andere werkzaamheden dan die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van zijn wettelijke taken, of van zijn taken die op grond van deze wet aan hem zijn gemandateerd.
2. In afwijking van het eerste lid mag een systeembeheerder in opdracht van een andere systeembeheerder de wettelijke taken van die systeembeheerder uitvoeren.
3. Een systeembeheerder besteedt geen werkzaamheden bij een aangeslotene uit aan een onderneming waar een leverancier onderdeel van uitmaakt.
4. Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden behoudt de systeembeheerder de verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke, volledige en juiste uitvoering van deze werkzaamheden.
Een eigenaar van een systeem waarvoor op basis van artikel 4.2 geen beheerder is aangewezen, handelt als beheerder van zijn systeem. De bij of krachtens hoofdstuk 5 aan een systeembeheerder opgelegde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Een systeembeheerder bevoordeelt niet het infrastructuurbedrijf waarmee hij een infrastructuurgroep vormt boven andere ondernemingen waarmee dat infrastructuurbedrijf in concurrentie treedt en kent evenmin een dergelijk infrastructuurbedrijf anderszins voordelen toe die verder gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen handelingen worden aangemerkt als handelingen die voordelen genereren die verder gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.
1. De hoofdzaak van de handelingen en activiteiten die een infrastructuurgroep verricht ligt bij het beheer van één of meerdere systemen.
2. De handelingen en activiteiten in Nederland van een infrastructuurbedrijf beperken zich tot handelingen en activiteiten met betrekking tot:
a. aanleg en beheer van interconnectoren,
b. aanleg en beheer van kabels en leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen,
c. aanleg en beheer van infrastructuur voor het op- of ontladen van elektrische voertuigen,
d. aanleg, onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties,
e. meetdiensten en meetinrichtingen,
f. certificering van hernieuwbare energie en
g. energiebeurzen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere aan energie-infrastructuur gerelateerde handelingen of activiteiten worden aangewezen die een infrastructuurbedrijf kan verrichten.
4. Een infrastructuurbedrijf dat onderdeel uitmaakt van een infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit onderdeel uitmaakt, mag in aanvulling op het eerste lid handelingen en activiteiten verrichten met betrekking tot aanleg en beheer van antenne-opstelpunten ten behoeve van ethercommunicatie.
5. Een infrastructuurbedrijf dat onderdeel uitmaakt van een infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor gas onderdeel uitmaakt, mag in aanvulling op het eerste lid handelingen en activiteiten verrichten met betrekking tot aanleg en beheer van LNG- en gasopslaginstallaties en gasinfrastructuur, voor zover deze activiteiten niet tot gevolg hebben dat niet langer wordt voldaan aan de certificeringsvoorwaarden die krachtens artikel 4.3 gelden voor de systeembeheerder die onderdeel uitmaakt van de infrastructuurgroep.
6. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Het is een ander dan de systeembeheerder verboden wettelijke taken uit te voeren, met uitzondering van:
a. de werkzaamheden die een systeembeheerder aan die ander uitbesteedt;
b. de aanleg, wijziging of verwijdering van een grote aansluiting met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA op een systeem voor elektriciteit, niet zijnde een transmissiesysteem op zee;
c. de aanleg, wijziging of verwijdering van een aansluiting van een organisatorische eenheid als bedoeld artikel 1.2, eerste lid, op een systeem voor elektriciteit;
d. het ter beschikking stellen en beheren van een meetinrichting voor een aangeslotene met een grote aansluiting;
e. de aanleg van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen;
f. de werkzaamheden die verband houden met de tijdelijke taken, bedoeld in artikel 5.34.
1. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanleg of uitbreiding van een transmissiesysteem op zee met dien verstande dat Onze Minister geen inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening vaststelt voor het gebied gelegen aan de zeezijde van gemeentegrenzen of provinciale grenzen.
2. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanleg of uitbreiding van een transmissiesysteem voor elektriciteit voor zover het betreft:
a. de van dat systeem deel uitmakende delen voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven met inbegrip van de aansluitingen op die systemen,
b. de van dat systeem deel uitmakende interconnectoren op een spanningsniveau van 500 V of hoger met inbegrip van de aansluitingen op die systemen of
c. de aanleg of uitbreiding van een interconnector met inbegrip van de aansluitingen op zo’n interconnector, en het een project betreft voor elektriciteit dat is opgenomen op de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115).
3. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing op:
a. een uitbreiding van het transmissiesysteem voor gas, voor zover het betreft de van dat systeem deel uitmakende leidingen met een druk van ten minste 40 bar en een diameter van ten minste 45,7 centimeter, met inbegrip van de aansluitingen op die leidingen;
b. de aanleg of uitbreiding van een interconnector als bedoeld in artikel 3.11, met inbegrip van de aansluitingen op zo’n interconnector;
c. een uitbreiding van transmissiesysteem voor gas of de aanleg of uitbreiding van een interconnector met inbegrip van de aansluitingen op zo’n systeem, voor zover het een project betreft voor gas dat is opgenomen op de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115).
1. Een systeembeheerder handelt transparant en non-discriminatoir.
2. Een systeembeheerder hanteert voorwaarden, tarieven, vergoedingen en bedragen die redelijk, objectief, transparant en niet discriminerend zijn.
3. De artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met aangeslotenen met een kleine aansluiting die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
4. Voorwaarden als bedoeld in de artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in overeenkomsten tussen een systeembeheerder en een aangeslotene met een grote aansluiting worden vermoed niet redelijk te zijn. Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud of wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de aanwijzing van gebieden waar:
a. geen systemen worden aangelegd;
b. geen distributiesysteem voor gas wordt aangelegd of waar in de plaats van een distributiesysteem voor gas een warmtenet wordt aangelegd.
2. Indien een gebied is aangewezen als een gebied waar geen distributiesysteem voor gas wordt aangelegd, of als gebied waar geen systeem wordt aangelegd, is een systeembeheerder voor dat gebied vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in artikel 5.9 en artikel 5.10.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over de wijze waarop, gelet op het belang van een veilig, betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de aanleg van systemen voor het transport van elektriciteit, gas of warmte en over de voorwaarden waaronder een systeem verwijderd kan worden.
1. Een systeembeheerder waarborgt dat zijn systeem op de korte en lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van elektriciteit of gas en beheert, onderhoudt en ontwikkelt het systeem, onder economische voorwaarden, op zodanige wijze dat de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid is geborgd, en met inachtneming van de belangen van het milieu en de transitie naar een duurzaam energiesysteem.
2. Een systeembeheerder beschermt zijn systemen tegen mogelijke invloeden van buitenaf.
3. Het transmissiesysteem voor elektriciteit is zodanig ontworpen en in werking dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich een enkelvoudige storing voordoet ten tijde van onderhoud, behoudens bepaalde onderdelen van systeem of specifieke situaties.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste lid en de betekenis die de verschillende in het eerste lid benoemde aspecten daarbij hebben. De regels, kunnen verschillen voor verschillende typen systeembeheerders.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden de onderdelen van het systeem of situaties, bedoeld in het derde lid, aangewezen.
1. Een systeembeheerder stelt periodiek een investeringsplan op waarin alle noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen worden beschreven en onderbouwd.
2. Een systeembeheerder legt:
a. een ontwerpinvesteringsplan voor ter consultatie en verwerkt de gegeven reacties op de ingediende zienswijzen in het plan;
b. een ontwerpinvesteringsplan na verwerking van de ingediende zienswijzen voor aan de Autoriteit Consument en Markt;
c. voor zover het een ontwerpinvesteringsplan van een transmissiesysteem betreft, het ontwerpinvesteringsplan tevens voor aan Onze Minister.
3. De Autoriteit Consument en Markt toetst of een systeembeheerder in redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft kunnen komen.
4. Onze Minister toetst of een transmissiesysteembeheerder zich in voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de energiemarkt.
5. Een systeembeheerder stelt het investeringsplan vast met inachtneming van de resultaten van consultatie en toetsing.
6. Een systeembeheerder voert de in het investeringsplan opgenomen investeringen uit en legt wijzigingen voor aan de Autoriteit Consument en Markt. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij een significante wijziging.
7. In het investeringsplan opgenomen investeringen worden noodzakelijk geacht voor de uitvoering van de wettelijke taken van de systeembeheerder.
8. In een investeringsplan worden ten minste de investeringen opgenomen die noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van windparken, die zijn opgenomen in een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de termijn waarvoor het investeringsplan geldt;
b. de nadere inhoud en het aggregatieniveau van een investeringsplan;
c. de procedure waarlangs een investeringsplan tot stand komt;
d. de wijze waarop de noodzaak van investeringen wordt aangetoond;
e. het tijdstip en de frequentie waarmee een investeringsplan dan wel onderdelen daarvan, wordt opgesteld dan wel aangepast;
f. de wijze waarop en bij wie een ontwerpinvesteringsplan wordt geconsulteerd;
g. de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een investeringsplan.
10. De regels, bedoeld in het negende lid, kunnen verschillen voor verschillende systemen, verschillende delen van systemen met een verschillend spanningsniveau en verschillende systeembeheerders.
1. Onze Minister stelt een scenario vast inzake de ontwikkeling van windenergie op zee. In het scenario wordt in ieder geval opgenomen:
a. de locatie van één of meerdere windparken;
b. het verwachte tijdstip van ingebruikname van ieder windpark;
c. de verwachte levensduur van windparken;
d. het maximale vermogen van ieder windpark;
e. de minimale transportcapaciteit ten behoeve van ieder windpark;
f. de wijze van elektrische ontsluiting van ieder windpark;
g. de beoogde opleveringsdatum van onderdelen van het transmissiesysteem op zee;
h. toekomstige ontwikkelingen inzake windenergie op zee waarmee bij de elektrische ontsluiting rekening wordt gehouden.
2. Onze Minister kan het scenario wijzigen of aanvullen.
3. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit die een transmissiesysteem op zee beheert, werkt het scenario uit in een investeringsplan, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, en voert zijn wettelijke taken uit in overeenstemming met het scenario.
1. Een systeembeheerder voor elektriciteit vervangt op verzoek bovengrondse delen van het systeem op een spanningsniveau van 50 kV, 110 kV, of 150 kV voor ondergrondse systemen voor zover:
a. het te vervangen deel ten minste 1.000 meter lang is en
b. dit deel van het systeem is aangemerkt als verkabelingstracé.
2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op delen van het systeem op een spanningsniveau van 50kV.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het deel van de investeringskosten, waaronder kosten voor onderzoek naar de haalbaarheid worden begrepen, dat wordt betaald door de verzoeker.
3. Bij ministeriële regeling wordt het verkabelingstracé vastgesteld.
4. De voordracht voor een krachtens het derdede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit:
a. handhaaft en herstelt de balans op alle in Nederland aanwezige en onderling verbonden systemen voor elektriciteit op een veilige, betrouwbare en doelmatige wijze;
b. voorziet in een voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos systeem de eigen energievoorziening van een productielocatie onder spanning te brengen, waarna de productie van elektriciteit kan worden hervat.
2. Een transmissiesysteembeheerder voor gas handhaaft en herstelt de balans op zijn systeem en door middel van zijn systeem op overige in Nederland aanwezige en onderling verbonden systemen voor gas op een veilige, betrouwbare en doelmatige wijze.
1. Een systeembeheerder sluit een ieder die verzoekt om een kleine aansluiting, of een grote aansluiting voor elektriciteit met een aansluitgrootte tot 1 MVA, binnen een redelijke termijn op het geschikte spannings- of drukniveau en op het voor een aansluiting bestemde punt dat de laagste kosten voor de verzoeker oplevert aan op zijn systeem.
2. Een systeembeheerder sluit een ieder die verzoekt om een aansluiting voor elektriciteit met een aansluitgrootte die gelijk is aan of groter is dan 1 MVA of een grote aansluiting voor gas binnen een redelijke termijn aan op zijn systeem. Hij realiseert:
a. de aansluiting op het geschikte spannings- of drukniveau, met de verzochte capaciteit en op het voor een aansluiting bestemde punt dat de laagste kosten voor de verzoeker oplevert, of
b. indien de verzoeker hierom vraagt, een afwijkende aansluiting op het gewenste spannings- of drukniveau, met het verzochte fysieke ontwerp, de verzochte capaciteit en op het verzochte, voor een aansluiting bestemde, punt in het systeem.
3. Indien degene die wenst te worden aangesloten zelf een aansluiting aanlegt op grond van artikel 4.15, onderdeel b of c, koppelt de systeembeheerder deze aansluiting op verzoek van degene die wenst te worden aangesloten binnen een redelijke termijn met het systeem.
4. Een systeembeheerder kan een aansluiting als bedoeld in het tweede lid of een koppeling als bedoeld in het derde lid slechts weigeren indien de aansluitcapaciteit op zijn systeem niet toereikend is of het aansluiten de systeemintegriteit in gevaar brengt. In dat geval motiveert de systeembeheerder de afwijzing en schetst de systeembeheerder de mogelijkheden voor een aansluiting of koppeling op één of meerdere alternatieve punten.
5. Op verzoek van de aangeslotene wijzigt of verwijdert de systeembeheerder de aansluiting.
6. Een systeembeheerder beheert en onderhoudt de aansluitingen op zijn systeem. Een eigenaar van een aansluiting verleent medewerking aan het beheer en onderhoud door de systeembeheerder.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop een systeembeheerder uitvoering geeft aan het eerste tot en met vierde lid, waarbij ten minste regels worden gesteld over de termijn waarbinnen een aansluiting moet zijn gerealiseerd. De regels kunnen verschillen voor verschillende typen systeembeheerders en verschillende typen aangeslotenen.
1. Een systeembeheerder geeft een systeemgebruiker die daarom verzoekt toegang tot het systeem en transporteert elektriciteit of gas ten behoeve van deze systeemgebruiker.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de systeembeheerder over onvoldoende capaciteit beschikt. Een weigering is met redenen omkleed waarbij wordt ingegaan op congestiemanagement of congestiebeheersprocedures.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in verband met congestiemanagement regels gesteld over:
a. de mate van voorrang van verschillende soorten productie-installaties waarmee elektriciteit wordt opgewekt of gas wordt geproduceerd;
b. de procedures voor congestiemanagement, die voor verschillende gebieden waarin de te verwachten behoefte aan transport van de in dat gebied aanwezige aangeslotenen redelijkerwijs zal leiden tot congestie en voor verschillende systeembeheerders verschillend kunnen zijn en de totstandkoming hiervan;
c. de verplichtingen van aangeslotenen bij congestiemanagement;
d. de betalingen van een aangeslotene aan een systeembeheerder of van een systeembeheerder aan een aangeslotene in het kader van congestiemanagement.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag een systeembeheerder voor gas tijdelijk ontheffing verlenen van de transportplicht, overeenkomstig artikel 48 van richtlijn 2009/73/EG.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste en vierde lid. De regels kunnen verschillen voor verschillende typen systeembeheerders.
1. Een systeembeheerder:
a. hanteert een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem voor de uitvoering van zijn wettelijke taken, en
b. beschikt over een document waarin is aangegeven op welke wijze uitvoering is gegeven aan onderdeel a.
2. Onder een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem wordt verstaan het geheel van samenhangende plannen, processen en procedures dat een systeembeheerder in staat stelt de kwaliteit van zijn systeem en de uitvoering van zijn wettelijke taken te registreren, te monitoren en waar nodig bij te sturen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het kwaliteitsborgingsysteem en de onderwerpen die in het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste moeten zijn opgenomen. De regels kunnen verschillen voor verschillende systemen, verschillende delen van systemen met een verschillend spannings- of drukniveau en verschillende systeembeheerders.
1. Een distributiesysteembeheerder stelt aan een aangeslotene met een kleine aansluiting een meetinrichting beschikbaar en beheert deze meetinrichting.
2. Een distributiesysteembeheerder stelt geen meetinrichting beschikbaar indien het een onbemeten aansluiting betreft.
1. Een distributiesysteembeheerder stelt ingeval van een kleine aansluiting een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking:
a. indien de aangeslotene om een op afstand uitleesbare meetinrichting verzoekt, tenzij dit technisch onmogelijk is, financieel niet redelijk is of dit niet in verhouding staat tot de potentiële energiebesparingen,
b. indien de bestaande meetinrichting wordt vervangen, tenzij het ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of niet kostenefficiënt is in verhouding tot de geraamde potentiële energiebesparingen op lange termijn,
c. indien een nieuwe aansluiting wordt aangelegd in een gebouw,
d. indien een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.
2. Indien een op afstand uitleesbare meetinrichting door de systeembeheerder ter beschikking is gesteld ingevolge het eerste lid, onderdeel a, is de desbetreffende aangeslotene aan de desbetreffende distributiesysteembeheerder een vergoeding verschuldigd in verband met de kosten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere situaties worden bepaald waarin een distributiesysteembeheerder een aangeslotene met een kleine aansluiting binnen een redelijke termijn een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking stelt.
1. Een distributiesysteembeheerder stelt in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van zijn aangeslotenen met een kleine aansluiting een op afstand uitleesbare meetinrichting beschikbaar.
2. Gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, kan een ander dan een distributiesysteembeheerder op verzoek van een aangeslotene met een kleine aansluiting na voorafgaande melding aan de betreffende distributiesysteembeheerder ervoor zorgdragen dat die aangeslotene beschikt over een geïnstalleerde op afstand uitleesbare meetinrichting.
3. Indien een ander dan een distributiesysteembeheerder er zorg voor draagt dat een aangeslotene met een kleine aansluiting beschikt over een op afstand uitleesbare meetinrichting die is geïnstalleerd, betaalt de desbetreffende distributiesysteembeheerder aan die ander een bedrag.
4. Een distributiesysteembeheerder draagt er zorg voor dat een aangeslotene met een kleine aansluiting op zijn verzoek op een eerder tijdstip dan het door de systeembeheerder op grond van het eerste lid voorziene tijdstip binnen een redelijke termijn een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking wordt gesteld tenzij dit ertoe leidt dat de planning die de systeembeheerder hanteert om te voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting, niet wordt gehaald.
5. Indien een op afstand uitleesbare meetinrichting door de systeembeheerder ter beschikking is gesteld ingevolge het vierde lid, is de desbetreffende aangeslotene aan de desbetreffende distributiesysteembeheerder een vergoeding verschuldigd in verband met de meerkosten.
Indien een distributiesysteembeheerder op grond van artikel 5.13 of artikel 5.14 een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking stelt, kan de aangeslotene deze meetinrichting weigeren. In dat geval stelt de distributiesysteembeheerder een niet op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de informatieverstrekking over het gebruik en de mogelijkheden van een op afstand uitleesbare meetinrichting door een distributiesysteembeheerder of door degene die op grond van artikel 5.14, tweede lid, ervoor zorg draagt dat een aangeslotene beschikt over een geïnstalleerde op afstand uitleesbare meetinrichting.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de functionaliteiten van een op afstand uitleesbare meetinrichting van een aangeslotene met een kleine aansluiting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden gesteld over:
a. meetinrichtingen van een aangeslotene met een kleine aansluiting die niet op afstand uitleesbaar zijn, welke regels kunnen verschillen voor verschillende aangeslotenen met een kleine aansluiting;
b. de installatie van meetinrichtingen van aangeslotenen met een kleine aansluiting;
c. de administratie in verband met het vervangen, installeren of verwijderen van meetinrichtingen van aangeslotenen met een kleine aansluiting;
d. de aanpassing van de besturings- en toepassingsprogramma’s van op afstand uitleesbare meetinrichtingen door de distributiesysteembeheerder.
1. Een distributiesysteembeheerder leest meetgegevens van een aangeslotene met een kleine aansluiting die beschikt over een op afstand uitleesbare meetinrichting, niet op afstand uit indien de aangeslotene hierom verzoekt. In dit geval zijn het tweede tot en met het zesde lid niet van toepassing.
2. Een distributiesysteembeheerder collecteert meetgegevens van aangeslotenen met een kleine aansluiting, die beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting, voor zover:
a. dit noodzakelijk is voor:
1°. de facturering door de leverancier,
2°. de verhuizing van aangeslotenen,
3°. de wisseling van leverancier door een aangeslotene,
4°. bij of krachtens deze wet aan de leverancier opgedragen verplichtingen,
b. dit noodzakelijk is voor de nakoming van bij of krachtens dit hoofdstuk aan de distributiesysteembeheerder opgelegde verplichtingen of
c. deze gegevens op basis van het derde tot en met vijfde lid verstrekt worden.
3. Een distributiesysteembeheerder verleent een leverancier toegang tot meetgegevens betreffende een aangeslotene met een kleine aansluiting voor zover:
a. het gaat om meetgegevens betreffende eindafnemers van die leverancier en
b. deze betrekking hebben op een tijdsbestek van een dag of groter.
4. In afwijking van het derde lid verleent een distributiesysteembeheerder een leverancier toegang tot meetgegevens betreffende een aangeslotene met een kleine aansluiting die beschikt over een op afstand uitleesbare meetinrichting, die betrekking hebben op een kleiner tijdsbestek dan een dag, voor zover die leverancier de desbetreffende meetgegevens op basis van artikel 8, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens mag verwerken.
5. Een distributiesysteembeheerder verleent een derde uitsluitend toegang tot meetgegevens betreffende aangeslotenen met een kleine aansluiting die beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting voor zover die derde de desbetreffende meetgegevens op basis van artikel 8, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens mag verwerken.
6. Een distributiesysteembeheerder die in het kader van dit artikel toegang verleent tot meetgegevens, doet dit om niet voor zover het gaat om meetgegevens per kwartier en per dag voor elektriciteit en meetgegevens per uur en per dag voor gas en stelt overige meetgegevens tegen een vergoeding beschikbaar.
Een systeembeheerder meet de hoeveelheid elektriciteit of gas die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en deelt de meetgegevens mee aan Onze Minister, alsmede aan de desbetreffende aangeslotene voor zover die nog niet de beschikking heeft over die informatie.
1. Een systeembeheerder voor gas weert gas dat niet voldoet aan de invoedspecificaties vastgesteld krachtens artikel 2.19.
2. In afwijking van het eerste lid en artikel 5.21, eerste lid, onderdeel b, accepteert een transmissiesysteembeheerder voor gas gas dat niet voldoet aan de invoedspecificaties, indien hij dit redelijkerwijs met gebruikmaking van het systeem kan bewerken, behandelen of mengen, teneinde het te laten voldoen aan de afleverspecificaties vastgesteld krachtens artikel 2.19, indien en voor zover het gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat, overeenkomstig artikel 2.17, betreft of indien:
a. een systeemgebruiker hierom verzoekt;
b. de invoeding niet tot gevolg heeft dat gas krachtens artikel 5.21, eerste lid, onderdeel b, wordt geweigerd,
c. de invoeding niet tot gevolg heeft dat niet kan worden voldaan aan artikel 5.21, eerste lid, onderdeel c en
d. de systeemgebruiker de doelmatige kosten betaalt.
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas:
a. treft voorzieningen in verband met de leveringszekerheid;
b. weert gas dat voldoet aan de invoedspecificaties vastgesteld krachtens artikel 2.19, maar dat de uitvoering van de taak, bedoeld in onderdeel c, redelijkerwijs onmogelijk maakt;
c. draagt er zorg voor dat gas dat aan het door hem beheerde transmissiesysteem wordt onttrokken, voldoet aan de afleverspecificaties vastgesteld krachtens artikel 2.19;
d. zet, indien noodzakelijk, gelet op het verschil tussen de kwaliteit van het zich in het transmissiesysteem bevindende gas en het aan het transmissiesysteem te onttrekken gas:
1°. gas met een hogere energie-inhoud administratief of fysiek om naar een lagere energie-inhoud;
2°. gas met een lagere energie-inhoud administratief om naar een hogere energie-inhoud, voor zover er gas met een hogere energie-inhoud voor omzetting beschikbaar is;
tenzij dit redelijkerwijs niet van een transmissiesysteembeheerder voor gas kan worden gevergd;
e. draagt zorg voor de inname en het transport van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat, overeenkomstig artikel 2.17;
f. voorziet in voldoende grensoverschrijdende capaciteit om te komen tot een geïntegreerde Europese infrastructuur die voldoet aan de economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas;
g. verwarmt gas tot een hogere aflevertemperatuur op verzoek van de aangeslotene.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, nadere regels worden gesteld over de voorzieningen in verband met de leveringszekerheid.
1. Een systeembeheerder:
a. verstrekt een systeemgebruiker, een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder de informatie die hij nodig heeft voor een efficiënte toegang tot het systeem inclusief het gebruik ervan;
b. verstrekt een systeembeheerder van een ander systeem, een interconnectorbeheerder, een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder de informatie die nodig is voor de naleving van de bij of krachtens deze wet toegekende taken;
c. maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is uit de informatie waarover de systeembeheerder beschikt op basis van de uitvoering van zijn wettelijke taken.
2. Een transmissiesysteembeheerder verstrekt buitenlandse transmissiesysteembeheerders de informatie die nodig is om de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de systemen te waarborgen.
3. Indien een systeembeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden, stelt hij deze gegevens onder gelijke voorwaarden beschikbaar aan anderen.
4. Een systeembeheerder die bij de uitvoering van zijn wettelijke taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, draagt er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking komen of kunnen komen van derden, tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste tot en met vierde lid.
1. Een systeembeheerder voert een afzonderlijke boekhouding voor onderscheidenlijk:
a. de taken die hem bij of krachtens deze wet zijn toegekend met uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die hem krachtens artikel 5.37 zijn opgedragen,
b. zijn tijdelijke taken,
c. de taken die hem krachtens artikel 5.37 zijn opgedragen, en
d. de werkzaamheden die hij verricht op grond van artikel 4.11, tweede lid.
2. De afzonderlijke boekhouding uit het eerste lid, onderdeel a, omvat:
a. een balans en een winst- en verliesrekening,
b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan de verschillende taken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waarbij in het bijzonder voor ieder spannings- of drukniveau of een bandbreedte daarvan de bijbehorende kosten, opbrengsten en hoeveelheden,
c. een specificatie van opbrengsten en kosten met betrekking tot het eigendom van het systeem, en
d. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.
3. Een systeembeheerder publiceert jaarlijks voor 1 oktober op geschikte wijze een verslag van de afzonderlijke boekhouding, bedoeld in het eerste en tweede lid, over het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
4. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit voert een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de opbrengst van het veilen of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit.
5. Een systeembeheerder maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk accountant controleren.
6. In de toelichting op de jaarrekening wordt opgenomen:
a. per onderdeel uit het eerste en het tweede lid segmentinformatie, waaronder per onderdeel een balans en winst- en verliesrekening;
b. een vermelding van elk verwant bedrijf waarmee een systeembeheerder een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4.500.000 te boven gaat. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.
7. Een systeembeheerder voegt aan zijn jaarrekening toe:
a. een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen hem en het verbonden infrastructuurbedrijf voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 4.13.
b. gegevens waaruit blijkt dat de systeembeheerder voldoet aan de regels omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 5.24, eerste lid.
8. Een systeembeheerder die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de termijnen bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het financieel beheer van een systeembeheerder en het nemen van risico’s bij het financieel beheer, de kredietwaardigheid van een systeembeheerder en de waardering van vermogensonderdelen.
2. Indien een systeembeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid:
a. meldt een systeembeheerder dit onverwijld bij de Autoriteit Consument en Markt;
b. stelt een systeembeheerder binnen vier weken na de melding een herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel beheer gaat verbeteren;
c. handelt de systeembeheerder volgens dit plan;
d. keert de systeembeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.
1. Een systeembeheerder treft ten behoeve van aangeslotenen voorzieningen voor het geval van een faillissement van een leverancier of een programmaverantwoordelijke of indien de vergunning van een leverancier wordt ingetrokken.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het eerste lid nadere regels worden gesteld over de wijze waarop enerzijds transmissiesysteembeheerders en anderzijds distributiesysteembeheerders en systeemgebruikers zich jegens elkaar gedragen.
1. Indien zich met betrekking tot een systeem voor gas een voorval voordoet of heeft voorgedaan waardoor nadelige gevolgen voor de mens of het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt de systeembeheerder dat voorval zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.
2. Een systeembeheerder draagt er zorg voor dat aangeslotenen op een eenvoudige wijze onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas of waarnemingen van gaslucht kunnen melden en maakt aan aangeslotenen bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. het melden van een voorval,
b. de registratie van de meldingen, en
c. de openbaarmaking van de registratie.
1. Een producent heeft recht op vergoeding van schade door een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit die een transmissiesysteem op zee beheert, indien:
a. deze transmissiesysteembeheerder het voor de ontsluiting van het windpark noodzakelijk deel van het transmissiesysteem op zee geheel of gedeeltelijk later oplevert dan in het scenario, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, is opgenomen en de producent hierdoor geheel of gedeeltelijk geen elektriciteit kan laten transporteren, of
b. de hoeveelheid elektriciteit die in een kalenderjaar niet kan worden getransporteerd over het transmissiesysteem op zee groter is dan de hoeveelheid elektriciteit die niet kan worden getransporteerd wegens gemiddeld voor het systeem redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud en de producent hierdoor geheel of gedeeltelijk geen elektriciteit kan laten transporteren.
2. De vergoeding van de schade bestaat uit gevolgschade en de schade ten gevolge van gederfde of uitgestelde inkomsten.
3. Een producent draagt er zorg voor dat de schade zo veel mogelijk beperkt blijft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het recht op schadevergoeding, bedoeld in het eerste lid, en de bestanddelen van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.
Als een systeembeheerder elektriciteit of gas inkoopt ter uitvoering van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van transparante, niet-discriminatoire, marktconforme procedures.
1. Indien een aangeslotene van leverancier verandert, faciliteert de systeembeheerder van het systeem waarop de aangeslotene een aansluiting heeft, deze verandering.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de termijn waarbinnen de verandering wordt gefaciliteerd en
b. de wijze waarop de verandering wordt uitgevoerd.
1. Een systeembeheerder voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten over het systeembeheer van aangeslotenen met een kleine aansluiting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de klachtenprocedure.
Een systeembeheerder stelt op verzoek van een producent vast of diens productie-installatie geschikt is om elektriciteit of gas uit hernieuwbare energiebronnen op te wekken dan wel of sprake is van een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, alsmede of de inrichting om te meten geschikt is voor de meting van deze elektriciteit of dit gas.
1. Een transmissiesysteembeheerder werkt samen met buitenlandse transmissiesysteembeheerders teneinde een concurrerende interne markt voor elektriciteit of gas tot stand te brengen.
2. Een transmissiesysteembeheerder werkt samen met het Agentschap.
3. Een beslissing tot het aanleggen van een interconnector wordt niet genomen dan in nauwe samenwerking met de buitenlandse transmissiesysteembeheerder waarmee een interconnector tot stand wordt gebracht en andere relevante systeembeheerders.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen één of meer andere taken dan de op grond van deze wet toegekende taken voor de duur van ten hoogste vijf jaren per taak worden toegestaan aan een systeembeheerder voor zover:
a. deze taken verband houden met de wettelijke taken van een systeembeheerder,
b. deze taken van belang zijn voor het toekomstig beheer van het systeem en
c. marktpartijen niet of in beperkte mate in de uitvoering van de taken voorzien.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor het geval een toegekende taak na afloop van de periode van toekenning van de taken wordt voortgezet of wordt beëindigd.
1. Het bepaalde bij of krachtens artikel 5.2, eerste tot en met vierde lid, artikel 5.4, eerste lid, artikel 5.10, eerste en tweede lid, artikel 5.22, artikel 5.23, eerste tot en met zesde lid, en artikel 5.32 zijn van overeenkomstige toepassing op een interconnectorbeheerder.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de in het eerste lid genoemde taken. De regels kunnen verschillen voor verschillende typen interconnectorbeheerders.
3. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas aangewezen die tot de taken van interconnectorbeheerders behoren.
Het bepaalde bij of krachtens artikel 5.2, artikel 5.4, eerste lid, artikel 5.9, eerste tot en met zesde lid, artikel 5.10, eerste en tweede lid, artikel 5.26, artikel 5.29 en artikel 5.30 zijn van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, met dien verstande dat een beheerder van een gesloten distributiesysteem een aansluiting kan weigeren indien een aansluiting niet past bij de bijzondere kenmerken van zijn gesloten distributiesysteem.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan met inachtneming van EU-verordeningen en EU-besluiten worden bepaald dat Onze Minister bij wege van experiment een ontheffing kan verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze wet, voor zover:
a. het een experiment betreft op het gebied van hernieuwbare energie, energiebesparing of efficiënt gebruik van een systeem of
b. een experiment ten doel heeft het opdoen van praktijkkennis over andere marktmodellen of tariefreguleringssystematieken.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. welke afwijkingen van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn toegestaan,
b. voor welke categorieën aangeslotenen of systeembeheerders de afwijkingen gelden en de omvang van de groep aangeslotenen of systeembeheerders waarvoor een afwijking geldt,
c. de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen en het moment en de wijze waarop wordt besloten of de voortzetting van een afwijking, anders dan als experiment, wenselijk is,
d. het aantal of welke situaties waarin een afwijking is toegestaan,
e. de aanvraagprocedure en de termijn waarbinnen op een aanvraag wordt beslist en
f. de wijze waarop wordt vastgesteld of een afwijking aan haar doel beantwoordt en of de tijdsduur daarvan aanpassing behoeft.
3. Onze Minister zendt een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van een experiment, alsmede een standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
1. Een systeembeheerder brengt voor het uitvoeren van zijn wettelijke taken, met uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die krachtens artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen:
a. tarieven in rekening die op grond van artikel 6.13 zijn vastgesteld,
b. vergoedingen in rekening die op grond van artikel 6.14 door de Autoriteit Consument en Markt kunnen worden getoetst,
c. bedragen in rekening als bedoeld in artikel 7.6, zevende lid, of die door middel van marktconforme procedures tot stand zijn gekomen.
2. Een systeemgebruiker of een systeembeheerder betaalt aan een systeembeheerder de tarieven, vergoedingen of bedragen die een systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.
3. Systeembeheerders, met uitzondering van een transmissiesysteembeheerder voor gas, kunnen lagere tarieven in rekening brengen dan die op grond van artikel 6.13 zijn vastgesteld.
4. Een vordering tot betaling van een schuld van een systeemgebruiker ten gevolge van tarieven, vergoedingen of bedragen wordt gedaan binnen twee jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Bij gebreke daarvan vervalt de vordering. Indien het uitblijven van een vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de systeemgebruiker gelden de eerste twee volzinnen niet.
1. Een systeembeheer brengt tarieven of vergoedingen in rekening voor het uitvoeren van zijn tijdelijke taken en voor taken die krachtens artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen.
2. Een systeemgebruiker of een systeembeheerder betaalt aan een systeembeheerder de tarieven of vergoedingen die een systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.
3. De Autoriteit Consument en Markt stelt de tarieven vast of kan toetsen of een vergoeding gebaseerd is op de werkelijke kosten en of een vergoeding niet-discriminerend en transparant is.
4. Artikel 6.1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor een tijdelijke taak of een taak die krachtens artikel 5.37 aan een systeembeheerder is opgedragen een tarief of een vergoeding wordt vastgesteld en kunnen regels worden gesteld over de wijze van berekening en vaststellen van de tarieven of de wijze van toetsen van vergoedingen.
1. De tarieven die een systeembeheerder in rekening brengt ter dekking van de efficiënte kosten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken, met uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die krachtens artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen, worden onderscheiden in tarieven die verband houden met:
a. aansluiten;
b. transporteren;
c. meten.
2. De hoogte van de tarieven kan verschillen per spannings- of drukniveau, voor verschillende systeembeheerders en voor verschillende categorieën aangeslotenen.
1. De tarieven die verband houden met het aansluiten worden onderscheiden in:
a. eenmalige aansluittarieven;
b. periodieke aansluittarieven.
2. Een eenmalig aansluittarief:
a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met het aanleggen van een standaardaansluiting,
b. wordt eenmalig per standaardaansluiting in rekening gebracht bij een ieder die door een systeembeheerder wordt aangesloten op zijn systeem,
c. is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit en de lengte van de aansluiting en
d. wordt uitgedrukt in een vast bedrag.
3. Een periodiek aansluittarief:
a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met het beheren en onderhouden van een standaardaansluiting,
b. wordt jaarlijks per standaardaansluiting in rekening gebracht bij een ieder die een aansluiting heeft op het systeem van een systeembeheerder,
c. is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit en de lengte van de verbinding en
d. wordt uitgedrukt in een vast bedrag.
4. Een systeembeheerder brengt, indien het een aansluiting betreft met een doorlaatwaarde van ten hoogste 10 MVA, ten hoogste een aansluittarief in rekening dat gerelateerd is aan het voor een dergelijke aansluiting bestemde punt dat de laagste kosten voor degene die om de aansluiting verzoekt oplevert.
1. Een systeembeheerder brengt een vergoeding voor maatwerk in rekening voor:
a. het aanleggen of het beheren en onderhouden van een aansluiting, indien het:
1°. een aansluiting voor elektriciteit betreft die een doorlaatwaarde heeft die groter is dan 10 MVA,
2°. een aansluiting betreft die een doorlaatwaarde heeft die groter is dan 1 MVA of 40 m3 (n) per uur waarvoor geen standaardaansluiting is onderscheiden of waarbij de aangeslotene de systeembeheerder heeft verzocht om van de standaardaansluiting af te wijken als bedoeld in artikel 5.9, tweede lid, onder b, of
3°. een aansluiting betreft die een tijdelijk karakter heeft,
b. het koppelen van een aansluiting met een systeem voor elektriciteit, bedoeld in artikel 5.9, derde lid,
c. het wijzigen of verwijderen van een aansluiting.
2. Een systeembeheerder brengt, indien het een aansluiting betreft met een doorlaatwaarde van ten hoogste 10 MVA, ten hoogste een vergoeding in rekening die gerelateerd is aan het voor een dergelijke aansluiting bestemde punt dat de laagste kosten voor degene die om de aansluiting verzoekt oplevert.
De tarieven ter dekking van de kosten die verband houden met het aanleggen, beheren, wijzigen, verwijderen en onderhouden van een aansluiting op een transmissiesysteem voor gas worden:
a. vastgesteld voor invoed- en afleverpunten en
b. in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken.
1. De tarieven die verband houden met het transporteren worden onderscheiden in:
a. transporttarieven;
b. een blindvermogentarief voor systeembeheerders voor elektriciteit.
2. Een transporttarief wordt onderscheiden naar spannings- of drukniveau, of een bandbreedte daarvan, en dient ter dekking van:
a. de kosten die een systeembeheerder ten behoeve van een systeem maakt en die verband houden met de wettelijke taken, met uitzondering van:
1°. zijn tijdelijke taken en de taken die krachtens artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen;
2°. de taken waar aansluit- of meettarieven voor worden vastgesteld tenzij het algemene facturerings- en inningskosten van deze taken betreft;
3°. de taken waarvoor vergoedingen worden onderscheiden of bedragen voor in rekening worden gebracht, en
b. de kosten die op een hoger spannings- of drukniveau worden gemaakt ten behoeve van het spannings- of drukniveau waarvoor het tarief wordt vastgesteld, met uitzondering van de kosten die op het transmissiesysteem voor gas worden gemaakt.
3. Een transporttarief wordt in rekening gebracht bij een aangeslotene die elektriciteit of gas aan het systeem onttrekt of, bij een andere systeembeheerder of, indien voor een systeem waar op basis van artikel 4.2 geen beheerder is aangewezen, bij de eigenaar van dat systeem.
4. Op verzoek van een aangeslotene met een kleine aansluiting kan een transporttarief voor elektriciteit op basis van een lagere aansluitcategorie worden berekend, indien de aangeslotene met een kleine aansluiting een op afstand uitleesbare meetinrichting heeft en aantoont dat hij gelet op de elektriciteit die hij aan het systeem onttrekt, aan een lagere aansluitcategorie voldoende zou hebben, dan die voor zijn invoeding noodzakelijk is.
5. Een aangeslotene die beschikt over een aansluiting met meerdere verbindingen met een systeem op eenzelfde spanningsniveau of een bandbreedte van spanningsniveaus, wordt voor de berekening van het transporttarief geacht te beschikken over één aansluiting op dat spanningsniveau of die bandbreedte van spanningsniveaus.
6. In afwijking van het derde lid worden de transporttarieven van een transmissiesysteembeheerder voor gas in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken voor gas.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een transporttarief van een transmissiesysteembeheerder in bepaalde gevallen bij vergunninghouders of distributiesysteembeheerders in rekening wordt gebracht.
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas brengt een vergoeding in rekening voor het bewerken, behandelen of mengen van gas dat niet aan de invoedspecificaties voldoet, bedoeld in artikel 5.20, tweede lid, of voor het verwarmen van het gas, bedoeld in artikel 5.21, eerste lid, onder g, bij de systeemgebruiker die hierom heeft verzocht.
2. Een systeembeheerder voor elektriciteit brengt een vergoeding ter deking van de investeringskosten, bedoeld in artikel 5.7, derde lid, in rekening bij de verzoeker die verband houden met de taak, bedoeld in artikel 5.7.
1. Een meettarief:
a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met de taken, bedoeld in paragraaf 5.3, met uitzondering van de taken waarvoor vergoedingen worden onderscheiden.
b. wordt in rekening gebracht bij aangeslotenen met een kleine aansluiting met meetinstallatie;
c. wordt uitgedrukt in een vast bedrag per jaar.
2. Een systeembeheerder brengt bij de verzoeker een vergoeding in rekening voor:
a. het ter beschikking stellen en beheren van een meetinrichting, bedoeld in artikel 12.24;
b. de kosten, bedoeld in artikel 5.13, tweede lid, en artikel 5.14, vijfde lid;
c. het ter beschikking stellen van de meetgegevens, bedoeld in artikel 5.18.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de tariefdragers van de transporttarieven;
b. de te onderscheiden transporttarieven van een transmissiesysteembeheerder voor gas en de wijze waarop de tarieven in rekening worden gebracht.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de tariefstructuren, bedoeld in de artikelen 6.4 tot en met 6.9.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vergoedingen worden onderscheiden en kan worden bepaald welke kosten door een vergoeding worden gedekt.
4. De regels, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, kunnen verschillen per spannings- of drukniveau, voor verschillende systeembeheerders en voor verschillende categorieën aangeslotenen.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van vier tot zes jaar een methodebesluit vast voor onderscheidenlijk:
a. transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit;
b. transmissiesysteembeheerders voor gas;
c. distributiesysteembeheerders voor elektriciteit;
d. distributiesysteembeheerders voor gas.
2. Een methodebesluit wordt voldoende ruim voor de aanvang van de periode vastgesteld, prikkelt de systeembeheerder tot een doelmatige bedrijfsvoering, voorziet in een rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is en dient een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening.
3. In een methodebesluit wordt ten minste de wijze van vaststelling van de verwachte efficiënte kosten bepaald, alsmede daartoe de wijze van vaststelling van:
a. indien van toepassing, het efficiëntieniveau van een systeembeheerder,
b. de verwachte efficiëntieverandering,
c. het rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is,
d. indien van toepassing de rekenvolumina en
e. voor distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, de wijze van vaststelling van de kwaliteitsterm.
4. Bij de vaststelling van het efficiëntieniveau van een transmissiesysteembeheerder:
a. worden niet-beïnvloedbare kosten door Autoriteit Consument en Markt zo veel mogelijk buiten beschouwing gelaten;
b. laat de Autoriteit Consument en Markt de kosten die betrekking hebben op landspecifieke kenmerken, waaronder de kwaliteit van het systeem, buiten beschouwing.
5. Bij de toepassing van het vastgestelde efficiëntieniveau van een transmissiesysteembeheerder:
a. laat de Autoriteit Consument en Markt de niet-beïnvloedbare kosten buiten beschouwing;
b. houdt de Autoriteit Consument en Markt in ieder geval rekening met de financierbaarheid van de transmissiesysteembeheerder.
6. De Autoriteit Consument en Markt betrekt de tarieven die systeembeheerders van elektriciteit afdragen aan andere systeembeheerders en bedragen die systeembeheerders moeten afdragen aan de Autoriteit Consument en Markt in het kader van de financiering van haar toezicht, bij de vaststelling van de toegestane inkomsten zonder correctie voor het vastgestelde efficiëntieniveau, de efficiëntieverbetering en de kwaliteitsterm.
7. De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de toegestane inkomsten in verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel systeembeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst te optimaliseren.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt voorgaand aan het eerste jaar van een reguleringsperiode, met inachtneming van het methodebesluit, per systeembeheerder de jaarlijkse toegestane inkomsten ten behoeve van de tarieven vast, waarbij worden betrokken de verwachte efficiënte kosten en:
a. indien van toepassing, het efficiëntieniveau van een systeembeheerder,
b. de verwachte efficiëntieverbetering ten opzichte van het actuele niveau van de efficiënte kosten,
c. het rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is,
d. indien van toepassing de rekenvolumina en
e. voor de distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, de kwaliteitsterm.
2. Indien de Autoriteit Consument en Markt een reguleringsperiode van zes jaar vaststelt, dan stelt de Autoriteit Consument en Markt het inkomstenbesluit, bedoeld in het eerste lid, vast voor de eerste drie jaren van de reguleringsperiode en stelt zij in het derde jaar van een reguleringsperiode per systeembeheerder op grond van actuele gegevens, de elementen, genoemd in het eerste lid, opnieuw vast voor de laatste drie jaar van de reguleringsperiode, met inachtneming van:
a. het methodebesluit,
b. de kosten voor investeringen die tot het derde jaar van de reguleringsperiode in gebruik zijn genomen met uitzondering van de investeringen die de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen,
c. relevante wijzigingen die in een reguleringsperiode in EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas, deze wet, of daarop gebaseerde bepalingen zijn gedaan.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de tarieven per systeembeheerder vast.
2. Een systeembeheerder stuurt een voorstel voor de tarieven voor het daaropvolgende jaar aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij het vaststellen van de tarieven:
a. de op grond van het inkomstenbesluit vastgestelde toegestane inkomsten toegerekend aan dat jaar,
b. de geschatte vermogenskosten die een systeembeheerder in het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft zal maken met betrekking tot nog niet in gebruik genomen investeringen, waarop de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is,
c. de geschatte kosten die een systeembeheerder heeft voor investeringen die in het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft, in gebruik worden of zijn genomen, waarop de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is,
d. de geschatte kosten die een transmissiesysteembeheerder voor gas heeft voor investeringen als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, die in het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft, in gebruik worden of zijn genomen en ten aanzien waarvan Onze Minister heeft geoordeeld dat deze noodzakelijk zijn,
e. de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex.
4. De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij het vaststellen van de tarieven correcties met betrekking tot:
a. gerealiseerde efficiënte kosten die afwijken van de schattingen, bedoeld in het derde lid, onderdeel b en c;
b. tarieven uit dat jaar of voorgaande jaren die in een bezwaarprocedure, bij rechterlijke uitspraak of door een herziening van een besluit door de Autoriteit Consument en Markt zijn gewijzigd.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan bij het vaststellen van de inkomsten of de tarieven betrekken:
a. correcties met betrekking tot verschillen tussen gerealiseerde volumina en rekenvolumina van een transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, tussen toegestane inkomsten en gerealiseerde inkomsten van een transmissiesysteembeheerder;
b. correcties met betrekking tot inkomsten of tarieven die:
1°. zijn of worden vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de Autoriteit Consument en Markt, indien zij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, andere tarieven zou hebben vastgesteld;
2°. zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken;
3°. zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent kosten voor bepaalde taken, maar een systeembeheerder die taken niet heeft uitgevoerd of voor die taken geen of minder kosten heeft gemaakt, of waarbij geen rekening is gehouden met taken die een systeembeheerder heeft uitgevoerd;
c. correctie met betrekking tot de toepassing van de volumecorrectie, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. het indienen van een voorstel;
b. de procedure bij ontbreken van een voorstel;
c. de publicatie, het vaststellingsmoment en de geldigheidsduur van de tarieven.
7. Indien op grond van artikel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor het indienen van een voorstel als bedoeld in het tweede lid een formulier wordt vastgesteld kan het bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is bepalen dat indiening van dat formulier uitsluitend elektronisch kan plaatsvinden.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan uit eigen beweging of op verzoek van een systeemgebruiker toetsen of de door een systeembeheerder in rekening gebrachte vergoedingen, die op grond van paragraaf 6.2 worden onderscheiden, een afspiegeling zijn van de werkelijke kosten voor zover een efficiënte, structureel vergelijkbare systeembeheerder deze ook zou maken en niet-discriminerend en transparant zijn.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt de systeembeheerder van het voornemen tot toetsing op de hoogte.
3. De Autoriteit Consument en Markt toetst op verzoek van een systeembeheerder of de berekeningsmethodiek voor de vergoedingen leidt tot vergoedingen die voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
1. Bij het in rekening brengen van een transporttarief voor elektriciteit als bedoeld in artikel 6.7 past een systeembeheerder voor elektriciteit voor een aangeslotene met een grote aansluiting met een bedrijfstijd van ten minste 65% en een verbruik op jaarbasis van ten minste 50 GWh, in een kalenderjaar een volumecorrectie van ten hoogste 90% toe op de tariefdragers van een transporttarief.
2. Een transporttarief voor elektriciteit als bedoeld in artikel 6.7 voor een aangeslotene met een grote aansluiting en met een bedrijfstijd kleiner dan 600 uur per jaar, kan door de Autoriteit Consument en Markt op een afwijkende hoogte worden vastgesteld.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels over de toepassing van het eerste en tweede lid worden gesteld.
De Autoriteit Consument en Markt betrekt de kosten die verband houden met de verwerving van een bestaand systeem door een systeembeheerder waarvoor nog niet eerder een systeembeheerder was aangewezen door Onze Minister en de investeringen tot aanpassing van dat verworven systeem aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, bij het vaststellen van de transporttarieven voor zover deze kosten doelmatig zijn.
1. Een beheerder van een gesloten distributiesysteem stelt een methode voor de berekening van de tarieven op zijn systeem op.
2. De Autoriteit Consument en Markt keurt op verzoek van een aangeslotene op een gesloten distributiesysteem de van kracht zijnde methode voor de berekening van de tarieven goed indien deze methode transparant, non-discriminatoir en kostengeoriënteerd is.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de procedure voor goedkeuring van de methode voor berekening van de tarieven en de termijn waarbinnen een dergelijk besluit wordt genomen.
1. Indien een interconnector deel uitmaakt van het door een transmissiesysteembeheerder gas beheerde transmissiesysteem, zijn de bepalingen uit dit hoofdstuk voor een transmissiesysteembeheerder voor gas van overeenkomstige toepassing, rekening houdend met het grensoverschrijdende karakter en de regulering van de andere lidstaat.
2. De Autoriteit Consument en Markt houdt bij het vaststellen van het methodebesluit rekening met de opbrengsten van marktconforme procedures.
1. Indien subsidie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 11.7 betrekt de Autoriteit Consument en Markt deze bij het vaststellen van de tarieven.
2. Indien de subsidie in een jaar het bedrag, bedoeld in artikel 11.7, tweede lid, niet of niet geheel dekt en een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert dezelfde rechtspersoon is als een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit, wordt het deel dat niet door de subsidie wordt gedekt betrokken bij de vaststelling van de transporttarieven van de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit.
3. Indien de subsidie in een jaar het bedrag, genoemd in artikel 11.7, tweede lid, niet of niet geheel dekt en een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert niet dezelfde rechtspersoon is als een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit, brengt een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert het deel dat niet door de subsidie wordt gedekt in rekening bij een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit.
1. Indien een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert een schadevergoeding als bedoeld in artikel 5.27 heeft betaald, betrekt de Autoriteit Consument en Markt deze bij het vaststellen van de tarieven.
2. Indien sprake is van grove nalatigheid van deze transmissiesysteembeheerder, wordt in afwijking van het eerste lid, het totaal aan schadevergoedingen tot een bedrag van ten hoogste € 10 miljoen per jaar niet in de tarieven verdisconteerd. Het totaal aan schadevergoedingen die het bedrag van € 10 miljoen in één jaar overstijgt wordt in dit geval betrokken bij het vaststellen van de tarieven.
1. Onze Minister verzamelt en analyseert systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leveringszekerheid en de voorzieningszekerheid.
2. Onze Minister stelt periodiek een verslag op voor elektriciteit of gas waarin hij zijn bevindingen en de getroffen of voorgenomen maatregelen vastlegt.
3. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder de taak opdragen werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van het eerste lid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld:
a. over de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste lid;
b. over de inhoud van een verslag, het proces van opstellen van een verslag, de frequentie van het opstellen en de datum waarvoor dit verslag wordt vastgesteld;
c. over de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een verslag.
Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van elektriciteit en gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit of in het belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, handelaren, leveranciers, systeembeheerders, beheerders van een gasopslaginstallatie of beheerders van een LNG-installatie elektriciteit, gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit waarover zij beschikken, aanbieden;
b. de informatie die producenten, handelaren, leveranciers, systeembeheerders, beheerders van een gasopslaginstallatie of beheerders van een LNG-installatie verstrekken met betrekking tot de vraag en aanbod van elektriciteit, gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden die handelaren hanteren ten opzichte van een leverancier met een leveringsvergunning. Deze regels kunnen betrekking hebben op de financiële zekerheden die worden gevraagd voor de verhandeling van gas aan een leverancier met een leveringsvergunning.
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4 en 5 van verordening 1227/2011.
2. Overtreding van het eerste lid is een misdrijf.
1. Onze Minister wijst één of meer rechtspersonen aan die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden waar kan worden gehandeld in elektriciteit of gas. Onze Minister kan regels stellen in verband met de procedure voor de aanwijzing van een beurs.
2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de aanwijzing en kan deze wijzigen.
3. Een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid stelt een beursreglement op. Het beursreglement en een wijziging daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
4. Een transmissiesysteembeheerder verleent medewerking aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en aan de door deze rechtspersoon ingeschakelde derden, voor zover het betreft de afhandeling van de op de beurs op tot stand gekomen overeenkomsten, voor zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels stellen over de door een transmissiesysteembeheerder te verlenen medewerking.
5. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, houdt die gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.
6. Producenten, leveranciers, handelaren, eindafnemers en aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid.
1. Een aangeslotene van elektriciteit:
a. stelt een programma op met betrekking tot zijn invoeding of afname van elektriciteit en
b. stuurt het programma naar de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit.
2. Degene die gas op een systeem voor gas invoedt tot een virtueel punt op het systeem:
a. stelt een programma op waarin is opgenomen hoeveel gas waar op een systeem voor gas wordt ingevoed en ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het systeem voor gas de programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie en
b. stuurt het programma naar een transmissiesysteembeheerder voor gas.
3. Degene die gas aan een systeem voor gas onttrekt vanaf een virtueel punt op het systeem voor gas:
a. is verantwoordelijk voor het opstellen van een programma waarin is opgenomen ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het systeem voor gas de programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie en hoeveel gas waar aan het systeem wordt onttrokken en
b. stuurt het programma naar een transmissiesysteembeheerder voor gas.
4. In afwijking van het eerste lid tot en met het derde lid stelt een leverancier die elektriciteit of gas levert aan een aangeslotene met een kleine aansluiting, een programma voor de voor deze aangeslotenen op.
5. Een programmaverantwoordelijke kan zijn programmaverantwoordelijkheid overdragen aan een ander.
6. Een transmissiesysteembeheerder kan, in het belang van de doelmatige uitvoering van zijn wettelijke taken, instructies geven over een ingediend programma.
7. Indien niet volgens het programma wordt gehandeld, is de programmaverantwoordelijke verplicht op verzoek van een transmissiesysteembeheerder een bedrag voor het handhaven of herstellen van de balans door een transmissiesysteembeheerder ten gevolge van de afwijking van het programma te betalen.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld, die kunnen verschillen voor elektriciteit en gas, met betrekking tot:
a. de inhoud van een programma;
b. de voorwaarden waaronder de programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen;
c. de gevolgen van afwijkingen van een programma, waaronder het bedrag, bedoeld in het zevende lid.
1. Indien een verkoper van gas een overeenkomst aan een koper van gas aanbiedt met betrekking tot gas dat niet op het systeem wordt ingevoed:
a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de verkoop van gas separaat aangeboden;
b. is het de verkoper van gas niet toegestaan te eisen dat de koper van gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt;
c. is het de verkoper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te stellen waardoor het aannemelijk is dat de koper van gas, gelet op de voorwaarden en tarieven waaronder de koper van gas een overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de verkoper van gas over te dragen.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de koper van gas met de verkoper van gas is overeengekomen dat de hoeveelheid te kopen gas bepaald wordt door de feitelijke onttrekking van gas aan het systeem op één of meer aansluitingen.
3. Indien een koper van gas een overeenkomst aan een verkoper van gas aanbiedt met betrekking tot op het systeem voor gas in te voeden gas:
a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de koop van gas separaat aangeboden;
b. is het de koper van gas niet toegestaan te eisen dat de verkoper van gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt;
c. is het de koper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te hanteren waardoor het aannemelijk is dat de verkoper van gas, gelet op de voorwaarden en tarieven waaronder de verkoper van gas een overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de koper van gas over te dragen.
4. Het derde lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover er sprake is van afname van gas ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 5.21, eerste lid, onderdeel e.
Iedere aangeslotene met een kleine aansluiting heeft recht op levering van elektriciteit of gas door een vergunninghouder op betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden.
1. Iedere aangeslotene heeft keuzevrijheid van leverancier.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een ieder die voornemens is elektriciteit of gas te produceren of te gebruiken en die verzoekt om een aansluiting op een systeem.
3. Iedere aangeslotene heeft het recht van leverancier te wisselen.
1. De voorwaarden verbonden aan een overeenkomst tot transport of levering van elektriciteit of gas met een aangeslotene met een kleine aansluiting zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.
2. Een leverancier draagt er zorg voor dat een aangeslotene met een kleine aansluiting te allen tijde transparante informatie kan verkrijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor transport of levering van elektriciteit of gas.
3. Een overeenkomst tot transport of levering van elektriciteit of gas, gesloten in strijd met het eerste en tweede lid, artikel 8.5, artikel 8.6 en het bepaalde bij of krachtens artikel 8.11 is vernietigbaar.
Het is een leverancier verboden op zodanige wijze aangeslotenen met een kleine aansluiting te benaderen waardoor onduidelijkheid bestaat over het feit of een leveringsovereenkomst is afgesloten, de duur van de leveringsovereenkomst, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de leveringsovereenkomst, het bestaan van een recht op opzegging en de voorwaarden van opzegging.
1. Een leverancier biedt een aangeslotene met een kleine aansluiting in ieder geval een overeenkomst voor de levering van elektriciteit of gas voor een onbepaalde duur aan.
2. Indien de aangeslotene met een kleine aansluiting geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.
3. Een aangeslotene met een kleine aansluiting kan elke leveringsovereenkomst beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.
4. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de aangeslotene met een kleine aansluiting een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt een model voor een leveringsovereenkomst vast na consultatie van organisaties van leveranciers, systeembeheerders en eindafnemers.
2. Een leverancier biedt een aangeslotene met een kleine aansluiting in ieder geval levering volgens het model aan.
1. Een systeembeheerder en een leverancier voeren een beleid, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een aangeslotene met een kleine aansluiting, in het bijzonder in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met een kleine aansluiting, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van aangeslotenen met een kleine aansluiting zoveel mogelijk te voorkomen.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beperken van de levering van elektriciteit.
1. Een leverancier voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten van aangeslotenen met een kleine aansluiting over de levering.
2. De procedure voorziet er in dat:
a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,
b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden en
c. de klacht zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
3. Indien een leverancier van een aangeslotene met een kleine aansluiting een klacht of vraag ontvangt over het systeembeheer, zendt de leverancier deze onverwijld door naar de systeembeheerder op wie de klacht of vraag betrekking heeft, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de klager of de vrager.
Leveranciers voorzien afnemers van een door de Europese Commissie vastgesteld overzicht met praktische informatie over de rechten van afnemers, bedoeld in artikel 3, zestiende lid, van richtlijn 2009/72/EG en artikel 3, twaalfde lid, van richtlijn 2009/73/EG en stellen dit overzicht algemeen beschikbaar.
1. Op overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit of gas is Nederlands recht van toepassing.
2. De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen over overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit of gas.
3. Een beding dat in strijd met het eerste of tweede lid in een overeenkomst tot transport of levering van elektriciteit of gas is opgenomen, is nietig.
4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een overeenkomst tot levering van elektriciteit of gas die een leverancier of handelaar sluit met een aangeslotene:
a. die beschikt over een grote aansluiting voor elektriciteit en een beschikbaar vermogen van ten minste 2 MVA per aansluiting;
b. die beschikt over een grote aansluiting voor gas en meer dan 10.000.000 m3 gas per jaar verbruikt.
5. De toepasselijkheid van dit artikel wordt beperkt door dwingende bepalingen van internationaal recht.
Een leverancier meldt op of bij de rekening en in het promotiemateriaal aan zijn eindafnemers informatie betreffende de rechten van deze eindafnemers aangaande geschillenbeslechting.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de inrichting van energiekostenramingen en facturen inzake het verbruik van elektriciteit en gas;
b. de frequentie van facturen inzake het verbruik van elektriciteit en gas;
c. het verstrekken van gegevens over het verbruik van elektriciteit en gas;
d. degenen die de informatie, bedoeld in de onderdelen a, b en c, verstrekken, welke regels kunnen verschillen per categorie van ontvangers van de informatie, bedoeld in de onderdelen a, b, en c;
e. het toesturen van facturen, factureringsinformatie en energiekostenramingen;
f. de kosten van toegang tot meetgegevens en van facturatie.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de informatie die een systeembeheerder of een leverancier verstrekt aan eindafnemers in overeenkomsten, rekeningen of ontvangstbewijzen.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen verschillen per categorie eindafnemers.
1. Een leverancier heeft ten aanzien van een aangeslotene met een kleine aansluiting tot taak de door deze aangeslotene aan een systeembeheerder verschuldigde bedragen te factureren en innen. De leverancier brengt hiervoor geen kosten in rekening aan de systeembeheerder.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op bedragen die zijn gebaseerd op tarieven met een eenmalig karakter.
3. De betaling door een aangeslotene met een kleine aansluiting aan een leverancier van de overeenkomstig het eerste en tweede lid gefactureerde bedragen geldt als bevrijdende betaling.
4. Rechtsvorderingen tot betaling van de door de leverancier overeenkomstig het eerste lid gefactureerde bedragen verjaren door verloop van twee jaren. Indien de leverancier de factuur, bedoeld in het eerste lid, niet binnen twee jaar na het moment dat de betreffende dienst door de systeembeheerder aan de aangeslotene is geleverd, aan de aangeslotene heeft gezonden, vervalt het recht om voor de betreffende dienst bij de aangeslotene te factureren.
5. Een leverancier draagt per periode de overeenkomstig het eerste lid gefactureerde of te factureren bedragen af aan de desbetreffende systeembeheerder.
6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de omvang en het moment van de afdracht, bedoeld in het vijfde lid, ten behoeve van een gelijkmatige afdracht aan de systeembeheerders.
1. Een producent of handelaar meldt aan de leverancier de opwekkingsgegevens van door hem geproduceerde of verhandelde elektriciteit.
2. Een leverancier van elektriciteit meldt op de rekening en het promotiemateriaal de opwekkingsgegevens van de door hem aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit op begrijpelijke wijze en op dusdanige wijze dat de gegevens van verschillende leveranciers kunnen worden vergeleken.
3. Een leverancier van elektriciteit meldt op of bij de rekening aan een eindafnemer het aandeel van elke energiebron die de leverancier heeft gebruikt voor levering aan die eindafnemer onder vermelding van informatie over de uitstoot van koolstofdioxide die en radioactief afval dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
4. De betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van elektriciteit wordt door middel van garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gewaarborgd.
5. Indien de producent, handelaar of leverancier onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, meldt de producent, handelaar of leverancier tevens de opwekkingsgegevens van de groep als geheel.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het eerste tot en met het vierde lid.
1. Een leverancier geeft ten minste eenmaal per kalenderjaar aan zijn eindafnemers een keuze van energiebronnen die hij zal gebruiken, onder vermelding van informatie over uitstoot van koolstofdioxide die en radioactief afval dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
2. Een eindafnemer maakt een keuze uit het aanbod van de leverancier en maakt deze keuze bekend aan de leverancier.
3. Indien een eindafnemer binnen de door de leverancier gestelde termijn geen keuze maakt, levert de leverancier elektriciteit uit door de hem gekozen energiebronnen aan de eindafnemer.
4. Een producent of een handelaar geeft aan een leverancier een keuze van energiebronnen waaruit hij elektriciteit kan krijgen, onder vermelding van informatie over de uitstoot van koolstofdioxide die en radioactief afval dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
1. Voor een aangeslotene met een kleine aansluiting die elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen invoedt op het systeem, berekent de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten door de aan het systeem onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het systeem ingevoede elektriciteit, waarbij de vermindering maximaal de hoeveelheid aan het systeem onttrokken elektriciteit bedraagt.
2. Voor een aangeslotene met een kleine aansluiting die elektriciteit uit andere dan hernieuwbare energiebronnen invoedt op het systeem, berekent de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten door de aan het systeem onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het systeem ingevoede elektriciteit, met een maximum van 5.000 kWh aan op het systeem ingevoede elektriciteit, voor zover het saldo van de aan het systeem onttrokken minus de op het systeem ingevoede elektriciteit niet minder dan nul bedraagt.
3. Indien de door de aangeslotene, bedoeld in het eerste en tweede lid, op het systeem ingevoede hoeveelheid elektriciteit groter is dan de hoeveelheid die ingevolge die leden in mindering wordt gebracht op de aan het systeem onttrokken elektriciteit, betaalt de leverancier aan de betreffende aangeslotene voor het meerdere een redelijke vergoeding.
1. Een leverancier aanvaardt een aanbod van een aangeslotene met een kleine aansluiting tot teruglevering van door hem geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.
2. Bepalingen die zijn opgenomen in een overeenkomst inzake levering van elektriciteit aan een aangeslotene met een kleine aansluiting en die tot doel hebben de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te verbieden, zijn onverbindend.
1. Het is verboden zonder vergunning elektriciteit of gas te leveren aan een aangeslotene met een kleine aansluiting.
2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het leveren van elektriciteit of gas:
a. voor zover deze is geproduceerd met een installatie die voor rekening en risico van de aangeslotene met een kleine aansluiting, alleen of voor een evenredig deel, tezamen met andere aangeslotenen met een kleine aansluiting, in werking wordt gehouden en de aangeslotene de geleverde elektriciteit gebruikt;
b. voor zover de aangeslotene met een kleine aansluiting aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de aangeslotene de geleverde elektriciteit verbruikt;
c. aan een aangeslotene met een kleine aansluiting op een gesloten distributiesysteem;
d. voor zover elektriciteit of gas anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd;
e. door een buiten Nederland gevestigde leverancier aan ten hoogste 500 aangeslotenen met een kleine aansluiting die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens;
f. in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 8.23.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de uitzonderingen, bedoeld in het tweede lid.
Van het bepaalde bij of krachtens artikel 7.6, vierde lid, artikel 8.4, derde lid, artikel 8.5, artikel 8.6, vierde lid, artikel 8.8, artikel 8.9, artikel 8.11, artikel 8.12, artikel 8.27, eerste lid en artikel 8.29 kan worden afgeweken indien er sprake is van een overeenkomst tot levering van elektriciteit of gas aan een groep aangeslotenen, waarbij:
a. de meerderheid van deze aangeslotenen rechtspersoon is of handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
b. alle aangeslotenen in de overeenkomst vertegenwoordigd worden en
c. de vertegenwoordiger van de groep aangeslotenen er zorg voor draagt dat hij ten aanzien van alle aangeslotenen met een kleine aansluiting over toestemming tot vertegenwoordiging in het kader van de overeenkomst beschikt.
1. Onze Minister verleent een leverancier op aanvraag een leveringsvergunning indien deze:
a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;
b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in de hoofdstukken 8 en 9 na te komen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een leveringsvergunning en de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een leveringsvergunning en kan deze wijzigen.
2. Onze Minister kan toestemming geven om een leveringsvergunning over te dragen. Degene aan wie de leveringsvergunning wordt overgedragen, voldoet aan artikel 8.24, eerste lid.
1. Onze Minister kan een leveringsvergunning intrekken indien:
a. de vergunninghouder dit verzoekt;
b. de vergunninghouder in onvoldoende mate voldoet aan één of meer verplichtingen, bedoeld in de hoofdstukken 8 of 9;
c. de vergunninghouder de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;
d. de vergunninghouder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;
e. de vergunninghouder om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een leveringsvergunning.
1. Een vergunninghouder draagt op betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg voor de levering van elektriciteit of gas aan iedere aangeslotene met een kleine aansluiting, die daarom verzoekt.
2. De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 8.4, artikel 8.5, artikel 8.6 en artikel 8.11. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met aangeslotenen met een kleine aansluiting die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1. Een leverancier draagt zorg voor het valideren en vaststellen van meetgegevens die betrekking hebben op aangeslotenen met een kleine aansluiting die beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting en draagt zorg voor het collecteren, valideren en vaststellen van meetgegevens die betrekking hebben op aangeslotenen met een kleine aansluiting die niet beschikken over een op afstand uitleesbare meetinrichting.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor een rechtspersoon of een natuurlijke persoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die behalve één of meer kleine aansluitingen ten minste één grote aansluiting heeft.
1. Een vergunninghouder verschaft de Autoriteit Consument en Markt een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met een kleine aansluiting.
2. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de tarieven die een vergunninghouder berekent onredelijk zijn kan zij een tarief vaststellen dat vergunninghouders ten hoogste mogen berekenen voor de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met een kleine aansluiting.
3. Na de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het tweede lid, worden de tarieven voor de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met een kleine aansluiting die hoger zijn dan dat maximumtarief, van rechtswege gesteld op dat maximumtarief.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de opgave, bedoeld in het eerste lid, en de termijnen hiervoor.
5. Het eerste tot en met het vierde lid vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een leverancier voert een afzonderlijke boekhouding voor de levering van elektriciteit of gas.
2. Een leverancier maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk accountant controleren.
3. Een leverancier die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de termijnen bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op een leverancier die anders dan bedrijfsmatig elektriciteit of gas levert als bedoeld in artikel 8.22, tweede lid, onderdeel d.
1. De gezamenlijke systeembeheerders zenden aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor technische codes.
2. In technische codes kunnen regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop systeembeheerders en systeemgebruikers alsmede systeembeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de uitvoering van de taken van systeembeheerders als bedoeld in artikel 5.4, artikel 5.9, artikel 5.10 en artikel 5.12;
b. de kwaliteitscriteria waaraan systeembeheerders moeten voldoen, waaronder in ieder geval technische specificaties, spanningskwaliteit, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit of gas, de betalingsvoorwaarden, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen;
c. de regeling van samenwerking tussen systeembeheerders ten aanzien van de uitvoering van hun wettelijke taken, het waarborgen van het systeembeheer en het transport van elektriciteit of gas in buitengewone omstandigheden;
d. de wijze waarop een systeembeheerder aangeslotenen die produceren objectief, transparant en niet-discriminatoir op het systeem aansluit, rekening houdend met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling;
e. de programmaverantwoordelijkheid, bedoeld in artikel 7.6 en artikel 7.7, waarbij ten minste regels worden gesteld over de omgang met afwijkingen van een programma, de voorwaarden waaronder de programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen en de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder een ernstige verstoring van het evenwicht op de systemen voorkomt of herstelt;
f. de technische eisen waaraan een aansluiting van een gesloten distributiesysteem moet voldoen;
g. de wijze waarop systeembeheerders zich jegens systeemgebruikers en elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit of gas.
3. In technische codes voor elektriciteit kunnen regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit uitvoering geeft aan zijn wettelijke taken;
b. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit enerzijds en systeemgebruikers en de overige systeembeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van verordening 714/2009 en de daarop gebaseerde richtsnoeren;
c. de wijze waarop systeembeheerders uitvoering geven aan de regels over de storingsreserve, bedoeld in artikel 5.4, derde lid;
d. de minimale voorschriften en verplichtingen inzake operationele netwerkveiligheid.
4. In technische codes voor gas kunnen regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor gas uitvoering geeft aan zijn wettelijke taken, waarbij de verschillende vormen van transport worden onderscheiden;
b. de door een systeembeheerder aan te houden reservecapaciteit beschikbaar voor transport van gas;
c. de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties ten minste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het systeem van een systeembeheerder voor gas en de installaties van een verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor uitvoering van het transport van gas;
d. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de systematiek van transport uitgaande van invoed- en afleverpunten.
1. De gezamenlijke systeembeheerders zenden aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor een tarievencode.
2. In een tarievencode worden nadere regels gesteld ten aanzien van de tariefstructuren, waarin de elementen en de wijze van berekening van de tarieven en vergoedingen worden beschreven, en waarbij ten minste regels worden gesteld over:
a. de te onderscheiden standaardaansluitingen;
b. aansluitcategorieën voor aangeslotenen met een standaardaansluiting;
c. de wijze waarop een aangeslotene wordt gecompenseerd, indien op zijn aansluiting een aansluiting ten behoeve van een derde wordt gemaakt;
d. categorieën van bandbreedtes van spanningsniveaus binnen het systeem, dat in beheer is van systeembeheerders van elektriciteit;
e. categorieën van bandbreedtes van drukniveaus binnen het systeem, dat in beheer is van distributiesysteembeheerders van gas;
f. in welke gevallen en voor welke categorieën aangeslotenen een blindvermogenstarief in rekening wordt gebracht;
g. de tijdseenheid en de hoogte van het transporttarief voor een aangeslotene met een grote aansluiting en met een bedrijfstijd kleiner dan 600 uur per jaar als bedoeld in artikel 6.15, tweede lid;
h. de tarieven op de invoed- en afleverpunten op het transmissiesysteem voor gas, waaronder de wijze van verdelen van de kosten die verband houden met het aanleggen, het beheren en onderhouden van aansluitingen.
1. Een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas zendt aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor een informatiecode.
2. In een informatiecode worden regels gesteld over:
a. op welke wijze de met administratieve processen samenhangende gegevens worden vastgelegd, uitgewisseld of gebruikt en de wijze waarop en de termijn waarbinnen die gegevens worden bewaard;
b. wie verantwoordelijk is voor het verzamelen van de meetgegevens van de aangeslotene met een kleine aansluiting.
1. Een transmissiesysteembeheerder of ten minste een derde van het aantal overige systeembeheerders van elektriciteit of van gas kan de gezamenlijke systeembeheerders verzoeken een voorstel te doen tot wijziging van de technische codes of tarievencodes.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inhoud van het verzoek en de termijn waarop aan dit verzoek moet worden voldaan.
1. De gezamenlijke systeembeheerders of het representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, die een voorstel doen voor een code, voeren voordat een voorstel aan de Autoriteit Consument en Markt wordt gezonden overleg over dit voorstel met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteits- of gasmarkt.
2. In het voorstel dat aan Autoriteit Consument en Markt wordt gezonden, geven de gezamenlijke systeembeheerders of het representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties naar voren hebben gebracht.
3. Een transmissiesysteembeheerder of een interconnectorbeheerder voert overleg met buitenlandse transmissiesysteembeheerders waarmee een interconnector tot stand is gebracht over eisen aan de operationele netwerkveiligheid.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan uit eigen beweging een ontwerp van een besluit maken tot wijziging van:
a. een technische code of een tarievencode, of kan de gezamenlijke systeembeheerders opdragen een daartoe strekkend voorstel voor te bereiden en aan haar toe te zenden;
b. een informatiecode, of kan een representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, opdragen een daartoe strekkend voorstel voor te bereiden en aan haar toe te zenden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de procedure tot vaststelling van de codes.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de codes vast met inachtneming van:
a. het ingediende voorstel,
b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteits- en gasvoorziening,
c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteits- en gasmarkt,
d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van systeemgebruikers,
e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van systeembeheerders en
f. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van het evenwicht op het systeem op een wijze die de kosten weerspiegelt.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt een code alleen vast als:
a. de code de interoperabiliteit van de systemen garandeert;
b. de code objectief, evenredig en niet-discriminatoir is;
c. de verplichtingen op grond van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204) zijn nagekomen.
3. Indien een voorstel voor een code in strijd is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, EU-verordeningen of EU-besluiten, draagt de Autoriteit Consument en Markt de gezamenlijke systeembeheerders of een representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven.
4. Indien de gezamenlijke systeembeheerders of een representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het derde lid, stelt de Autoriteit Consument en Markt de codes vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste en de eisen, bedoeld in het tweede lid.
5. De bekendmaking van bij code vastgestelde algemeen verbindende voorschriften geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag een ontheffing verlenen van de codes. Bij haar beslissing neemt de Autoriteit Consument en Markt de belangen, bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, in acht.
2. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing en kan deze wijzigen.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan de ontheffing intrekken, indien:
a. de houder van de ontheffing hierom verzoekt;
b. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;
c. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;
d. zij, gelet op de belangen, bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.
1. De codes treden in werking op een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen tijdstip en gelden voor onbepaalde tijd.
2. Na de vaststelling van de codes gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en systemen, bedoeld in artikel 5 van richtlijn 2009/72 en artikel 8 van richtlijn 2009/73.
1. De codes zijn van toepassing op interconnectoren en interconnectorbeheerders voor zover dit in de codes is aangegeven.
2. De procedure voor totstandkoming van de codes, bedoeld in artikel 9.1, artikel 9.2 en artikel 9.3, waarin regels zijn opgenomen voor interconnectoren zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van transmissiesysteembeheerder wordt gelezen interconnectorbeheerder. De interconnectorbeheerder maakt in dat geval deel uit van de gezamenlijke systeembeheerders.
1. Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen, genoemd in artikel 10.2, is opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt.
2. Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens verordening 714/2009, verordening 715/2009, verordening 994/2010, verordening 1227/2011 en verordening 347/2013 is opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens paragraaf 2.5, artikel 5.26, eerste lid, artikel 10.16, eerste lid, en met onderwerpen die samenhangen met de kwaliteit van systemen met als doel het voorkomen van ongevallen, voorvallen en schade met betrekking tot gas zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Bij ministeriële regeling worden de artikelen of delen hiervan aangewezen waarop de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren ingevolge het eerste lid toezicht houden.
1. De Autoriteit Consument en Markt of Onze Minister kan, voor zover deze belast is met het toezicht op de naleving van deze artikelen, in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:
a. artikel 2.19, artikel 3.4, artikel 3.5, artikel 3.6, artikel 3.7, artikel 4.1, artikel 4.6, artikel 4.7, artikel 4.11, artikel 4.12, artikel 4.13, artikel 4.14, artikel 4.15, artikel 5.2, artikel 5.4, artikel 5.8, artikel 5.9, artikel 5.10, artikel 5.12, artikel 5.13, artikel 5.21, artikel 5.24, artikel 5.28, artikel 5.35, artikel 5.36, artikel 6.1, artikel 6.2, artikel 7.2, artikel 7.5, artikel 8.22, artikel 8.25, artikel 8.27 en artikel 10.18 de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen;
b. artikel 2.1, artikel 2.18, artikel 3.9, artikel 3.10, artikel 4.5, tweede lid, artikel 5.11, artikel 5.16, artikel 5.18, artikel 5.19, artikel 5.22, artikel 5.23, artikel 5.25, artikel 5.29, artikel 8.5, artikel 8.6, artikel 8.7, tweede lid, artikel 8.8, artikel 8.9, artikel 8.10, artikel 8.11, artikel 8.12, artikel 8.14, artikel 8.15, artikel 8.16, artikel 8.18, artikel 8.19, eerste en vierde lid, artikel 8.21, artikel 8.28, artikel 8.29, artikel 8.30, artikel 9.7, artikel 10.11, artikel 10.12 en artikel 10.14 de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen.
2. De op grond van het eerste lid, onder a, vast te stellen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder.
3. De op grond van het eerste lid, onder b, vast te stellen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer is, ten hoogste 1% van de omzet van de overtreder.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder bestuursdwang opleggen ter handhaving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan haar is opgedragen krachtens artikel 10.1.
2. Onze Minister kan een last onder bestuursdwang opleggen ter handhaving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem is opgedragen krachtens artikel 10.2.
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met de naleving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan haar is opgedragen krachtens artikel 10.1.
2. Onze Minister kan een zelfstandige last geven in verband met de naleving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem is opgedragen krachtens artikel 10.2.
3. Onze Minister kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met de naleving van de voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem is opgedragen krachtens artikel 10.2.
4. Onze Minister kan een systeembeheerder een zelfstandige last geven of een bindende gedragslijn opleggen in het kader van de bescherming van zijn systeem tegen een mogelijke invloed van buitenaf, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, of een bindende gedragslijn opleggen in het kader van de investeringsplannen, bedoeld in artikel 5.5, vierde lid.
1. De Autoriteit Consument en Markt is de nationale regulerende instantie, bedoeld in:
a. artikel 35, eerste lid, van richtlijn 2009/72;
b. artikel 39, eerste lid, van richtlijn 2009/73.
2. Bij ministeriële regeling kunnen artikelen van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas worden aangewezen waarvoor de Autoriteit Consument en Markt de nationale regulerende instantie, de bevoegde instantie of de bevoegde autoriteit is.
3. De Autoriteit Consument en Markt houdt bij de uitoefening van de haar bij of krachtens deze wet toegekende taken en bevoegdheden rekening met artikel 36 van richtlijn 2009/72 en artikel 40 van richtlijn 2009/73.
De Autoriteit Consument en Markt:
a. werkt in grensoverschrijdende kwesties samen met instellingen in andere lidstaten van de Europese Unie die op grond van nationale wettelijke regels zijn aangewezen als nationale regulerende instantie of toezichthouder;
b. werkt samen met andere instanties;
c. werkt, onder meer teneinde de nationale markten op één of meer geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 714/2009 of artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009 te integreren en samenwerking tussen een transmissiesysteembeheerder en een buitenlandse transmissiesysteembeheerder in deze gebieden aan te moedigen, samen met instellingen in andere lidstaten van de Europese Unie die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met de toepassing van de regels op het gebied van elektriciteit of gas en het Agentschap;
d. werkt samen met het Agentschap;
e. waakt erover dat geen kruissubsidiëring tussen activiteiten met betrekking tot transmissie, distributie en levering plaatsvindt;
f. keurt de procedures voor toewijzing van beschikbare capaciteit met betrekking tot een interconnector goed;
g. keurt de congestiebeheersprocedures met betrekking tot een interconnector goed;
h. volgt in welke mate de elektriciteitsmarkt aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 36 van richtlijn 2009/72, voldoet;
i. volgt de samenhang tussen een investeringsplan van een transmissiesysteembeheerder als bedoeld in artikel 5.5 en de netontwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van verordening 714/2009;
j. volgt het niveau van transparantie, met inbegrip van de groothandelsprijzen;
k. volgt het niveau en de doeltreffendheid van de openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinverbruikersniveau;
l. volgt het bestaan van praktijken gericht op het aangaan van overeenkomsten die aangeslotenen met een grote aansluiting kunnen weerhouden van of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier;
m. volgt de investeringen in productiecapaciteit met het oog op de continuïteit van de voorziening;
n. volgt de technische samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders en buitenlandse instellingen die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met het beheer van een transmissiesysteem in landen buiten de Europese Unie;
o. draagt bij aan de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen in één of meer geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 714/2009 of artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009;
p. publiceert jaarlijks aanbevelingen over de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 3 van richtlijn 2009/72 en artikel 3 van richtlijn 2009/73.
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt jaarlijks een verslag op over de uitvoering van de haar bij of krachtens deze wet opgedragen taken. Het verslag bevat een overzicht van de behaalde resultaten en genomen maatregelen.
2. De Autoriteit Consument en Markt zendt het verslag toe aan Onze Minister, het Agentschap en de Europese Commissie.
De Autoriteit Consument en Markt maakt de data van systeembeheerders die zij gebruikt voor het vaststellen van een inkomstenbesluit als bedoeld in artikel 6.12 of een tariefbesluit als bedoeld in artikel 6.13 met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur, openbaar.
1. Een ieder verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens en inlichtingen en verschaft hem desgevraagd inzage in de gegevens en bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken.
2. Onze Minister kan een termijn stellen waarbinnen de gegevens, inlichtingen of bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt.
3. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor een systeembeheerder, een interconnectorbeheerder of een beheerder van een gesloten distributiesysteem met betrekking tot zijn wettelijke taken regels worden gesteld over:
a. het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan de Autoriteit Consument en Markt of aan Onze Minister;
b. het bewaren en registreren van gegevens.
1. Gegevens of inlichtingen die Onze Minister in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet of van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas verkrijgt, mogen uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van deze wet, die EU-verordeningen en EU-besluiten en van een andere wettelijke regeling dan deze wet die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van elektriciteit of gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak.
2. In afwijking van het eerste lid is Onze Minister bevoegd bescheiden, gegevens of inlichtingen, te verstrekken aan:
a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van elektriciteit of gas, voor zover die bescheiden, gegevens en inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling;
b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van elektriciteit of gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan;
c. het Agentschap, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van het Agentschap.
3. Op basis van het tweede lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens of inlichtingen worden verstrekt indien:
a. de geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd en
b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 7.1, derde lid, een transmissiesysteembeheerder opdraagt werkzaamheden te verrichten, zijn het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op die systeembeheerder.
5. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten, bedoeld in het eerste lid, aangewezen.
1. De Europese Commissie kan van een producent, een leverancier, een transmissiesysteembeheerder of een interconnectorbeheerder de gegevens en inlichtingen verlangen die zij nodig heeft voor de uitvoering van artikel 10 van richtlijn 2009/72 of van artikel 10 van richtlijn 2009/73.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken als bedoeld in het eerste lid, is verplicht binnen de door de Europese Commissie gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van haar bevoegdheden.
1. Indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt blijkt dat een systeembeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit of gas over de door hem beheerde systemen, meldt zij zulks na overleg met de systeembeheerder aan Onze Minister.
2. Nadat Onze Minister een melding heeft ontvangen, kan hij aan de desbetreffende systeembeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van elektriciteit of gas in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt.
3. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.
1. Indien Onze Minister vaststelt dat een systeembeheerder niet meer voldoet aan de eisen om te worden aangewezen of te worden gecertificeerd, kan hij de desbetreffende systeembeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
2. Indien een systeembeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het eerste lid, indien Onze Minister vaststelt dat opdrachten, bedoeld in artikel 10.17, niet worden uitgevoerd of indien naar zijn oordeel door de bedrijfsvoering van deze systeembeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteits- of gasvoorziening in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister de aanwijzing van de desbetreffende systeembeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere rechtspersoon als systeembeheerder aanwijzen.
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van een systeembeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de leveringszekerheid of de voorzieningszekerheid in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister de systeembeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip voor een bepaalde termijn de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon.
2. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het aangegeven belang.
3. De systeembeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.
4. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders van de systeembeheerder persoonlijk aansprakelijk.
1. Het is verboden in strijd te handelen met onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas.
2. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten, bedoeld in het eerste lid, aangewezen.
1. Onze Minister is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van verordening 994/2010.
2. Onze Minister is belast met de taak, bedoeld in artikel 6, eerste en zevende lid, van verordening 994/2010.
3. Een voorstel of verzoek als bedoeld in artikel 7, eerste en zesde lid, van verordening 994/2010 wordt ingediend bij Onze Minister.
4. Onze Minister beslist, nadat de Autoriteit Consument en Markt, of in voorkomend geval, het Agentschap, hierover advies heeft uitgebracht, op een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van verordening 714/2009.
1. Onze Minister kan een systeembeheerder bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, opdragen maatregelen als bedoeld in artikel 42 van richtlijn 2009/72 of artikel 46 van richtlijn 2009/73 te nemen.
2. Indien een transmissiesysteembeheerder maatregelen neemt, maakt hij geen onderscheid tussen landgrensoverschrijdende en niet-landgrensoverschrijdende overeenkomsten inzake de transport van elektriciteit of gas. De maatregelen worden genomen op basis van door een transmissiesysteembeheerder vooraf gedefinieerde criteria met betrekking tot het beheer van onbalans die in nauw overleg met de buitenlandse systeembeheerders worden vastgesteld.
3. Een systeemgebruiker verleent de nodige medewerking aan de uitvoering van de maatregelen.
1. Een ieder die een geschil heeft met een systeembeheerder, een interconnectorbeheerder, een beheerder van een gasopslaginstallatie, een LNG-beheerder of een beheerder van een gesloten distributiesysteem over de wijze waarop deze zijn bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.
2. De Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd als de Autoriteit Consument en Markt de indiener van de klacht, de betreffende systeembeheerder of interconnectorbeheerder, de betreffende beheerder van de gasopslaginstallatie of beheerder van de LNG-installatie of de betreffende beheerder van een gesloten distributiesysteem om aanvullende gegevens verzoekt. Indien de klacht betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het systeem van een grote productie-eenheid of indien de klager daarmee instemt, kan de Autoriteit Consument en Markt een langere termijn stellen.
3. De beslissing van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
5. Personen die binnen de Autoriteit Consument en Markt betrokken zijn bij de behandeling van een klacht zijn niet betrokken bij overige werkzaamheden die de Autoriteit Consument en Markt verricht ten aanzien van de onderwerpen waarop de klacht betrekking heeft.
In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de Autoriteit Consument en Markt onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 10.21, als de systeembeheerder of de interconnectorbeheerder waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt.
De voordracht voor een krachtens artikel 5.3, 5.4, 5.9, 5.10, 5.11, 5.13, 5.14, 5.17, 5.21, 5.22, 5.24, 5.25, 5.26, 5.27, 5.30, 5.34, 5.35, 5.37, 6.2, 6.7, 6.10, 6.13, 6.15, 6.17, 7.1, 7.2, 7.3, 7.6, 8.11, 8.15, 8.16, 8.18, 8.24, 8.26, 9.4, 9.6, 10.12, 11.7 of 11.8 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een systeem dat door een systeembeheerder wordt aangelegd, hersteld, vernieuwd of uitgebreid wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.
2. Een windpark met een capaciteit van ten minste 5 MW, wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.
3. Artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op openbare werken van algemeen nut die met toepassing van een verplichting tot gedogen als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht worden aangelegd, in stand gehouden, gewijzigd of verplaatst.
Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt een systeem beschouwd als een net.
1. De Mededingingswet is mede van toepassing op het continentaal plat ten aanzien van het verrichten van transport van gas met behulp van een productiesysteem.
2. Ten aanzien van het transport van gas, bedoeld in het eerste lid, wordt onder productiesysteem niet verstaan de pijpleidingen die ter plaatse binnen een olie- of gaswinningsproject worden gebruikt.
Een representatieve organisatie van partijen op de elektriciteits- of gasmarkt wordt geacht belanghebbende te zijn bij een besluit, niet zijnde een beschikking, genomen op grond van deze wet.
Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken, transporteren en leveren van elektriciteit of gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.
1. Onze Minister kan een subsidie verstrekken aan een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een transmissiesysteem op zee.
2. De subsidie dient geheel of gedeeltelijk ter dekking van een bedrag dat bestaat uit de toegestane inkomsten ten behoeve van de tarieven, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, de kosten genoemd in artikel 6.13, derde lid, onder b, en de kosten genoemd in artikel 6.13, derde lid, onder c, voor zover deze betrekking hebben op de aanleg, het beheer en het onderhoud van een transmissiesysteem op zee, met inachtneming van de correcties genoemd in artikel 6.13, vierde en vijfde lid, indien van toepassing en voor zover deze betrekking hebben op de aanleg, het beheer en het onderhoud van een transmissiesysteem op zee.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het verstrekken van de subsidie.
1. Er is een vergoeding verschuldigd voor ten hoogste de gemaakte kosten aan Onze Minister voor een door hem bij of krachtens deze wet verleende instemming, aanwijzing, ontheffing en vergunning.
2. Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan de Onze Minister een verschuldigde vergoeding invorderen bij dwangbevel.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.
De bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, onderdeel b, Nationale regelgeving, wordt als volgt gewijzigd:
a. «– Elektriciteitswet 1998» vervalt.
b. «– Gaswet» vervalt.
c. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd: – Elektriciteits- en gaswet.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In bijlage 1 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
artikel 10.21
B
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 1 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:
artikel 2.5, tweede lid, artikel 2.6, derde lid, artikel 2.7, tweede en derde lid, artikel 2.8, vijfde lid, artikel 2.9, zesde lid en artikel 5.1
b. In artikel 4 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:
Elektriciteits- en gaswet, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van artikel 6.11, artikel 6.13, artikel 9.6 of artikel 9.7 dat kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van artikel 2.5, tweede lid, artikel 2.6, derde lid, artikel 2.7, tweede en derde lid, artikel 2.8, vijfde lid, artikel 2.9, zesde lid, artikel 5.1, artikel 5.10, vierde lid, artikel 10.3 en artikel 10.4
c. In de artikelen 7 en 11 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:
artikel 5.10, vierde lid, artikel 10.3 en artikel 10.4
De Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.4 wordt «Elektriciteitswet 1998» vervangen door: Elektriciteits- en gaswet.
B
In bijlage I: Categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder 1.2, wordt «als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998» vervangen door: als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 2.8 van de Elektriciteits- en gaswet.
Artikel 103 van de Elektriciteitswet 1998 komt te luiden:
Artikel 87 van de Gaswet komt te luiden:
De Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, vijfde lid, wordt «de netbeheerders van de gastransportnetten niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet,» vervangen door: de distributiesysteembeheerders voor gas, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet,.
B
Artikel 12d, eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet of een distributiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet, opdracht geven tot het aanleggen van een systeem voor gas in het door hem aangewezen gebied. Verbruikers ontvangen een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in verband met de kosten van de aansluiting op het systeem voor gas.
C
In artikel 12d, derde lid, wordt «gastransportnet» vervangen door: systeem voor gas.
D
In artikel 13, eerste lid, vervalt «en voor het opstellen van het energierapport, bedoeld in artikel 2 van de Elektriciteitswet 1998».
E
Artikel 41 vervalt.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
beurs als bedoeld in artikel 7.5 van de Elektriciteits- en gaswet;
2. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.
3. Het eerste lid, onderdeel x, komt te luiden:
een installatie, bestaande uit één of meer productie-eenheden, voor de opwekking van elektriciteit, waarvan de aansluiting zich bevindt in een postcodegebied;
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Met betrekking tot elektriciteit wordt onder distributienet verstaan een systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit, met uitzondering van een systeem met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, indien een ander dan een leverancier als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet of een systeembeheerder als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit een recht van gebruik heeft van dat systeem.
5. In het vijfde lid wordt »gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet» vervangen door: een systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor gas.
B
Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 50, tweede lid, wordt «op het distributienet heeft ingevoed ter zake waarvan artikel 31c, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt toegepast,» vervangen door: op een systeem heeft ingevoed ter zake waarvan artikel 8.20, eerste en tweede lid, van de Elektriciteits- en gaswet wordt toegepast.
2. In artikel 50, derde lid, onderdeel b, wordt «een gasbeurs of een elektriciteitsbeurs» vervangen door: een beurs.
C
In artikel 59a, tweede lid, onderdeel d, wordt «met een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998» vervangen door: met een systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit.
De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5 wordt «netbeheerders» vervangen door «systeembeheerders» en «als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gaswet» vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet.
B
Artikel 6 komt te luiden:
De artikelen 2, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzijn van elektriciteit, gas en warmte, met dien verstande dat voor dit artikel en de daarop berustende bepalingen onder beheerder en eindafnemer wordt verstaan:
een systeembeheerder voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;
een systeembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;
een eindafnemer met een grote aansluiting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;
een eindafnemer met een grote aansluiting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;
een natuurlijke of rechtspersoon die warmte afneemt van een warmtenet en een aansluiting heeft die groter is dan 100 kW.
Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, onderdeel Ministerie van Economische Zaken, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zevende lid tot het vijfde lid, vervallen het vijfde en zesde lid.
2. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De distributiesysteembeheerders, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet.
Artikel 69a van de Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Nederlands net» telkens gewijzigd in: Nederlands systeem.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder systeem verstaan een systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit.
In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten vervallen «de Elektriciteitswet 1998, artikel 86i, eerste lid;» en «de Gaswet, artikel 66h, eerste lid;» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Elektriciteits- en gaswet, artikel 7.4, eerste lid;.
In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering wordt «artikel 86i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;» en «artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet;» vervangen door: artikel 7.4, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;.
Na artikel IV van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Waar in de artikelen V tot en met VII wordt verwezen naar artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet, wordt verwezen naar deze artikelen zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Elektriciteits- en gaswet.
1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling van deze wet aanhangige aanvragen tot en verzoeken om het nemen van besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en bezwaren tegen besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet worden geacht met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanvragen, verzoeken en bezwaren te zijn op grond van deze wet.
2. Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet worden afgehandeld overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, zoals deze wetten luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 10.2.
1. Onder een aansluiting wordt in deze wet mede verstaan het aansluitpunt, dat bestaat uit het deel van de aansluiting vanaf het systeem voor gas tot en met de eerste afsluiter die zijn aangelegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1.1, eerste lid.
2. Indien sprake is van een aansluitpunt, beperkt de taak, bedoeld in artikel 5.9, zesde lid, zich tot het beheer en onderhoud van dat aansluitpunt.
Voor de toepassing van deze wet worden leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit die één of meer windparken op zee verbinden met een transmissiesysteem voor elektriciteit en waarvoor voor de datum waarop deze wet in werking treedt een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of op grond van artikel 6.5 van de Waterwet is verleend, geacht geen onderdeel uit te maken van het transmissiesysteem op zee.
Indien op basis van artikel 9a van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2, een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2.
Indien op basis van artikel 18h van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.11, een ontheffing is verleend, wordt deze ontheffing voor de duur daarvan aangemerkt als een ontheffing als bedoeld in artikel 3.11.
1. Indien op basis van artikel 10, tweede of negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of op basis van artikel 2, eerste of achtste lid, van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.2 en artikel 4.3, een netbeheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2 en worden de aldus aangewezen netbeheerders geacht voor de duur van die aanwijzing gecertificeerd te zijn als bedoeld in artikel 4.3.
2. Het beheer van een systeem met een spanningsniveau van 110 kV of van 150 kV door een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit geschiedt voor zover dat, en op een wijze die, in overeenstemming is met de rechten van derden die voortvloeien uit een overeenkomst als bedoeld in artikel V, eerste lid, van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614, 2006) met betrekking tot dat systeem.
3. Indien ingevolge een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid een ander dan een systeembeheerder voor elektriciteit over de eigendom van een systeem beschikt, behoeft, in afwijking van artikel 4.3, de systeembeheerder voor elektriciteit niet over de eigendom van dat systeem te beschikken.
4. Indien op basis van artikel 10, derde lid, of artikel 10Aa, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of op basis van artikel 2, tweede lid, of 2b, eerste lid, van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.3, een netbeheerder of interconnectorbeheerder is gecertificeerd, worden de aldus aangewezen netbeheerders of interconnectorbeheerders geacht voor de duur van die aanwijzing gecertificeerd te zijn als bedoeld in artikel 4.3.
1. Indien op basis van:
a. artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.2 en artikel 4.4, aan een eigenaar van een gesloten distributiesysteem ontheffing is verleend van het gebod van artikel 10, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of
b. artikel 2a van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.2 en artikel 4.4, aan een eigenaar van een gesloten distributiesysteem ontheffing is verleend van het gebod van artikel 2, achtste lid van de Gaswet,
wordt de eigenaar van een gesloten distributiesysteem gedurende de tijd waarvoor hij over deze ontheffing beschikt, geacht te beschikken over een erkenning als bedoeld in artikel 4.4 en een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, vierde lid.
2. De artikelen V en VI van de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334) blijven van toepassing.
Indien op basis van artikel 9h van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.5 of op basis van artikel 39h van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.5, een melding is gedaan, wordt deze melding aangemerkt als een melding als bedoeld in artikel 4.5.
In afwijking van artikel 4.11, eerste lid, kan een systeembeheerder tot een jaar na inwerkingtreding van artikel 4.11 de bedrijfsvoering van het infrastructuurbedrijf ondersteunende werkzaamheden verrichten voor zover die werkzaamheden voor de inwerkingtreding van artikel 4.11 door de systeembeheerder werden verricht.
1. Een infrastructuurbedrijf kan handelingen en activiteiten met betrekking tot warmte die vallen buiten de in artikel 4.14 genoemde werkzaamheden die het verrichtte voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.14, blijven verrichten.
2. In aanvulling op artikel 4.14, tweede lid, kan een infrastructuurbedrijf aandelen houden in een drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet, indien deze aandelen op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.14 werden gehouden.
Indien voor inwerkingtreding van deze wet door een systeembeheerder op verzoek een meetinrichting ter beschikking is gesteld aan een aangeslotene met een grote aansluiting, blijft de systeembeheerder deze meetinrichting op verzoek ter beschikking stellen en wordt deze meetinrichting op verzoek van de aangeslotene beheerd door de systeembeheerder.
Indien op basis van artikel 7a van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5.37, een ontheffing is verleend, wordt deze ontheffing voor de duur daarvan aangemerkt als een ontheffing op basis van artikel 5.37.
1. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, worden de tarieven voor de meting van elektriciteit bij aangeslotenen met een kleine aansluiting, in plaats van op basis van artikel 6.9, vastgesteld op basis van artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde op het moment van inwerkingtreding van artikel 6.9.
2. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, worden de tarieven voor de meting van gas bij aangeslotenen met een kleine aansluiting, in plaats van op basis van artikel 6.7, vastgesteld op basis van artikel 81e, tweede lid, van de Gaswet zoals dit luidde op het moment van inwerkingtreding van artikel 6.9.
3. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van elektriciteit bij aangeslotenen met een kleine aansluiting en de wijze van berekening van deze tarieven.
4. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, kan de Autoriteit Consument en Markt bij het vaststellen van de inkomsten of de tarieven, in aanvulling op artikel 6.13, vijfde lid, correcties toepassen die verband houden met de inkomsten uit de tarieven, bedoeld in het eerste en tweede lid.
1. Indien op basis van artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.11 of op basis van artikel 82, tweede lid, van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.11, een methodebesluit is vastgesteld, wordt dit methodebesluit geacht te zijn vastgesteld op basis van artikel 6.11, eerste lid.
2. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, wordt het tariefbesluit, in afwijking van artikel 6.13, derde lid, vastgesteld met inachtneming van de relevante bepalingen bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet voor het vaststellen van de toegestane inkomsten toegerekend aan een jaar.
3. De Autoriteit Consument en Markt betrekt in aanvulling op artikel 6.13, derde lid, de kosten die gemaakt zijn in verband met de uitvoering van de taak, beschreven in artikel 5.7, in de periode tussen 1 januari 2011 en de datum van inwerkingtreding van artikel 5.7 bij het vaststellen van de tarieven.
Indien op basis van artikel 15, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2a, zevende lid, van de Gaswet zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.17, een goedkeuring is verleend, wordt deze goedkeuring voor de duur daarvan aangemerkt als goedkeuring als bedoeld in artikel 6.17.
Indien op basis van artikel 86e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 66b, eerste lid, van de Gaswet zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.5, een beurs is aangewezen, wordt deze aanwijzing voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 7.5.
Indien op basis van artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 45, eerste lid, van de Gaswet zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 8.22, een vergunning is verleend, wordt deze vergunning voor de duur daarvan aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 8.22.
1. De door de Autoriteit Consument en Markt op basis van artikel 36, 37, 55 of 56 van de Elektriciteitswet 1998 en op basis van artikel 12f, 12g, 23 of 24 vastgestelde voorwaarden worden op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 9 aangemerkt als technische codes, tarievencodes en informatiecodes die overeenkomstig dit hoofdstuk 9 zijn vastgesteld.
2. Uiterlijk één jaar na inwerkingtreding van hoofdstuk 9 ontvangt de Autoriteit Consument en Markt een voorstel als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, artikel 9.2, eerste lid, en artikel 9.3, eerste lid, dat tot doel heeft de in het eerste lid bedoelde codes aan te passen aan deze wet.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.21 aanhangige klachten op grond van op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 19 van de Gaswet worden geacht te zijn ingediend op basis van artikel 10.21.
1. Op subsidies die vóór 1 januari 2007 zijn verstrekt op basis van hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998 blijft het bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde, met dien verstande dat in het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998 voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt gelezen Onze Minister van Economische Zaken.
2. Op subsidies die vanaf 1 januari 2007 zijn verstrekt op basis van hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998, blijft het bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 van toepassing zoals die met ingang van dat tijdstip luidde, met dien verstande dat in het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998 voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt gelezen Onze Minister van Economische Zaken.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 april 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima (34 190) tot wet is of wordt verheven en die wet inwerking is getreden of in werking treedt, wordt artikel 10.3 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid, wordt «€ 450.000» gewijzigd in: € 900.000.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De bestuurlijke boete die ingevolge het eerste lid, onderdeel a of b, ten hoogste kan worden opgelegd wordt verhoogd met 100% indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.
De volgende wetten worden ingetrokken:
a. de Elektriciteitswet 1998;
b. de Gaswet;
c. de Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers;
d. de Wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie;
e. de Wet van 20 november 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit;
f. de Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer);
g. de Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening;
h. de Wet 8 mei 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband het beëindigen van de taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot verstrekking van subsidie ten behoeve van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie alsmede ter bevordering van een doelmatig gebruik van warmte;
i. de Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten;
j. de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt;
k. de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas);
l. de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven energie-intensieve industrie).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,
Artikelen
Oud |
Nieuw |
---|---|
1.1 t/m 2.18 |
idem |
2.19 (vervallen 2e NvW) |
– |
2.20 |
2.19 |
3.1 t/m 6.5 |
idem |
6.5a (NvW) |
6.6 |
6.6 t/m 6.19 |
6.7 t/m 6.20 |
7.1 t/m 10.9 |
idem |
10.9a (2e NvW) |
10.10 |
10.10 t/m 10.21 |
10.11 t/m 10.22 |
11.01 (amt. 23) |
11.1 |
11.1 t/m 11.7 |
11.2 t/m 11.8 |
12.1 t/m 12.12 |
idem |
12.12a (NvW) |
12.13 |
12.13 t/m 12.20 |
12.14 t/m 12.21 |
12.20a (2e NvW) |
12.22 |
12.21 |
12.23 |
12.21a (NvW) |
12.24 |
12.22 t/m 12.30 |
12.25 t/m 12.33 |
12.30a (NvW) |
12.34 |
12.31 t/m 12.33 |
12.35 t/m 12.37 |
Paragrafen
Oud |
Nieuw |
---|---|
§ 11.01 (amt. 23) |
§ 11.1 |
§ 11.1 en 11.2 |
§ 11.2 en 11.3 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34199-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.