34 199 Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 30 juni 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Algemeen

1

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Doel van de wetgevingsagenda STROOM

4

 

3.

Proces en vervolg

7

 

4.

Kader en opbouw wetsvoorstel

9

 

5.

Inrichting systeembeheer

10

 

6.

Taken systeembeheerder

19

 

7.

Tariefregulering

31

 

8.

Inhoud overige hoofdstukken

35

 

9.

Stroomlijnen en optimaliseren Elektriciteits- en gaswet: vervallen artikelen

38

 

10.

Uitvoering en handhaving

38

 

11.

Uitvoerings- en handhavingstoets

38

 

12.

Bedrijfseffecten

38

       

II

Artikelsgewijs

39

I. Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met wisselende gevoelens kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. De leden zijn blij met ordening en stroomlijning van de twee wetten. Maar wat hen tegen de borst stuit zijn de soms zeer ingrijpende, omvangrijke en complexe wijziging van de huidige wetgeving. Daarnaast bevreemd het de leden dat in dit voorstel keuzes voor een tweetal ingrijpende uitgangspunten zijn gemaakt. Dit maakt het naar hun mening nodeloos onduidelijk of ingewikkeld.

Het eerste uitgangspunt is het vasthouden aan de «splitsingswet» en dit zelfs nog sterker verankeren middels dit voorstel. Het was naar mening van de leden van de SP-fractie duidelijker geweest om de uitkomst van het hoger beroep van het Europese Hof af te wachten. Immers, de vraag omtrent inbreuk op eigendomsrecht ligt nadrukkelijk voor. Daarbij komen we bijna automatisch uit bij het tweede uitgangspunt. Namelijk de snelle invoering van deze wet om de afspraken rond 3.450 MW «Wind op Zee» tijdig mogelijk te maken. TenneT aan te wijzen als systeembeheerder op zee en een daarbij passend reguleringskader dat zekerheid geeft aan windparkontwikkelaars kan ook met een kleine wet of bij ministeriële regeling als overgang, waarna dit onderdeel op kan gaan in de geplande wet. De leden van de SP-fractie pleiten er dan ook voor om dit onderdeel vooruitlopend op deze wet apart in te laten gaan. Op deze wijze komt de geplande datum van 2016 voor dat onderdeel niet in gevaar en kan de samenvoeging van de twee wetten met nog meer zorgvuldigheid plaats vinden. Verdere opmerkingen over het onderdeel splitsingswet zullen verder bij desbetreffende onderdelen worden uitgewerkt.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas. Ten algemene steunen de leden van de CDA-fractie het doel van de wetswijziging, in het bijzonder het vereenvoudigen, moderniseren en stroomlijnen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Over het wetsvoorstel hebben deze leden nog vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet (Kamerstuk 34 199) en hebben daarover nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet. Genoemde leden zien dit wetsvoorstel als een kans om de transitie naar een schone energievoorziening te verbeteren en te versnellen en vinden dat met dit wetsvoorstel nog veel kansen onbenut blijven. Zo zijn forse aanpassingen nodig om de ontwikkeling van centrale naar decentrale energievoorziening en van consument naar prosument te faciliteren. Zij vragen of barrières voor schone decentrale energieopwekking met dit wetsvoorstel worden weggenomen en of de barrières niet zelfs groter worden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog veel vragen over en aanvullingen op het voorstel.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie lezen dat inhoudelijke aanpassingen ten aanzien van consumenten en levering in een volgend wetsvoorstel aan de orde komen. Waarom is deze knip gemaakt? Kan de regering aangeven wanneer dit voorstel naar de Kamer komt? Graag vragen deze leden de regering om de Kamer voldoende tijd te geven voor de behandeling van dat wetsvoorstel.

Veel regulering die voorheen viel onder de verantwoordelijkheid van de nationale toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM), valt met deze nieuwe Elektriciteits- en gaswet onder de verantwoordelijkheid van de Minister. Het wetsvoorstel bevat nu bijna 70 verwijzingen voor nadere uitwerking per algemene maatregel van bestuur (AMvB). Hierdoor vervalt de mogelijkheid voor de markt (en andere belanghebbenden) om in beroep te gaan ten aanzien van deze regulering. Waarom heeft de regering daar voor gekozen? Vindt de regering dat de rechtspositie van marktpartijen en andere belanghebbenden zo voldoende gewaarborgd blijft?

Het valt de leden van de VVD-fractie op dat voor veel belangrijke uitwerkingen per AMvB geen voorhangprocedure is opgenomen in het wetsvoorstel. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitwerkingen ten aanzien van nettariefregulering, de taken van de systeembeheerder en het infrabedrijf, de compensatieregeling wind, de informatie die systeembeheerders moeten verstrekken en de mogelijke tenderprocedure voor nieuwe productiecapaciteit. De leden van de VVD-fractie zien daarmee een risico ontstaat voor wat betreft de parlementaire controle. En ook hierdoor wordt de rechtszekerheid van de markt (en andere belanghebbenden) aangetast. Zij vragen de regering toe te lichten voor ieder van de hierboven benoemde onderwerpen afzonderlijk, waarom er niet is gekozen voor de wettelijke mogelijkheid van een voorhangprocedure.

Gezien de grote impact van dit wetsvoorstel op ontwikkelingen zoals wind op zee, de investeringsplannen van systeembeheerders en de tariefregulering achten de leden van de VVD-fractie het van belang dat deze wet op tijd van kracht wordt. Voor een tijdige uitrol van wind op zee is dat 1 januari 2016, zo begrijpen deze leden. Welke acties gaat de regering ondernemen indien deze datum niet gehaald wordt?

Onduidelijk is waarom de inhoudelijke aanpassingen op het gebied van bijvoorbeeld consumenten, leveringen en codes pas in een volgend wetsvoorstel worden geadresseerd. Waarom is dat? Naar mening van leden van de fractie van de SP zijn deze zaken van essentieel belang bij beide wetten. Het uitgangspunt is naar mening van deze leden immers dat gas- en elektriciteitslevering gebeurd om de consument te bedienen, en zaken als energiemaatschappijen, netbeheerders en alles daar omheen ten dienst staat van die levering aan de consument.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de wijze waarop het voorliggende wetsvoorstel bijdraagt aan de transitie naar een duurzame energievoorziening. Hoe wordt de ontwikkeling naar een meer decentrale energievoorziening ondersteund met dit wetsvoorstel? Daarbij vragen deze leden of het op basis van dit wetsvoorstel mogelijk zou zijn om een systeem in te richten waarbij het gebruikstarieven van het net centraal komen te staan, waar nu de kosten van de productie van energie dit zijn. Ziet de regering mogelijkheden voor een dergelijk systeem? Wat staat er in de weg om naar een systeem waarbij in de tariefsystematiek het gebruik van het net centraal staat?

De leden van de CDA-fractie vragen of de in voorbereiding zijnde ministeriële regeling in voorhang wordt aangeboden aan de Kamer. Daarnaast vragen deze leden of wijzigingen van een AMvB wordt voorgelegd aan de Kamer? Is de regering hiertoe bereid?

De leden van de D66-fractie zien dat veel onderwerpen van het voorliggende wetsvoorstel in gedelegeerde regelgeving worden geregeld. In het wetsvoorstel is ten aanzien van een deel van de AMvB’s wel, en een ander deel van de AMvB’s geen, voorhangbepaling opgenomen. Kan de regering de keuzes voor het wel of niet instellen van een voorhangbepaling per AMvB nader motiveren, en is zij bereid om ten aanzien van alle AMvB’s een voorhangbepaling op te nemen, zo vragen deze leden.

De leden van de D66 fractie merken op dat het nog onduidelijk is wat de rol van de Staten-Generaal zal zijn met betrekking tot meeste de ministeriële regelingen. Deze leden willen daarom weten of de regering van plan is om alle ministeriële regelingen naar de Kamer te zenden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een toelichting op het doel van voorliggende wetgeving. In de memorie van toelichting (MvT) wordt benadrukt dat het wetsvoorstel tot meer ordening en stroomlijning moet leiden van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Tegelijkertijd wordt ook de energietransitie als aanleiding genoemd. Genoemde leden zien echter noodzaak en urgentie voor fundamentele aanpassingen van de wetgeving om de omslag naar een schone en volledig fossielvrije energievoorziening te kunnen maken. In het wetsvoorstel is hoofdzakelijk aansluiting gekozen bij de huidige wetgeving. Waarom is niet gekozen voor een meer fundamentele herziening van de energiewetgeving, bijvoorbeeld om wetgeving aan te passen op de ontwikkeling van centraal naar decentraal en van consument naar prosument? Werpen diverse maatregelen in het wetsvoorstel niet juist extra barrières op, zoals de bevoegdheid van netbeheerders om aansluitingen bij kleinverbruikers te weigeren? Hoe gaat dit pakket wijzigingen zorgen voor een gelijk speelveld en voor betere en betaalbare condities voor de prosument en collectieven zoals coöperaties?

2. Doel van de wetgevingsagenda STROOM

Waarom is het advies van de Raad van State (RvS) niet gevolgd, zo vragen de leden van de SP-fractie, om twee afzonderlijke afdelingen te maken voor bepalingen over gas en elektriciteit waarbij zij problemen voorzien? Naar mening van deze leden kan dit onmogelijk alleen liggen aan het feit dat een transitie naar een duurzame energiehuishouding integratie vereist. Is het niet vreemd, zo menen de leden van de SP-fractie, dat bij een wet gericht op een overgang naar hernieuwbaar, zwaar geleund wordt op het uitgangspunt fossiele energie?

De leden van de PVV-fractie onderschrijven de centrale doelstelling van het wetsvoorstel om te komen tot duidelijkere, eenvoudigere regelgeving met minder regeldruk voor bedrijven en minder lasten voor de overheid. Tegelijkertijd betwijfelen deze leden of dit wel de daadwerkelijke doelstelling is. Deze wetgeving lijkt er namelijk vooral op gericht om Nederland de geforceerde duurzame energietransitie in te rommelen. Kan de regering aangeven welke wetsartikelen van het wetsvoorstel aansluiten bij de centrale doelstelling en welke wetsartikelen benodigd zijn voor het onderliggende doel van de duurzame energietransitie?

2.1 Stroomlijnen

Volgens de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) gaat het bij deze wetswijziging om een zeer ingrijpende, omvangrijke en complexe wijziging van de huidige wetgeving. Integratie van gas- en elektriciteitswetgeving vindt niet plaats op Europees niveau. Integratie op nationaal niveau zou juist leiden tot verwarring, onwerkbare situaties, rechtsonzekerheid en een «stortvloed aan juridische procedures». De leden van de PvdA-fractie willen graag een uitgebreide reactie van de regering op de stellingen van de VEMW.

Alle duidelijkheid over kerndefinities zoals «aansluiting» en «net» zou volgens de VEMW door dit wetsvoorstel ongedaan worden gemaakt. Door dit wetsvoorstel zou 10 jaar jurisprudentie over deze definities overboord worden gegooid. Waarom is gekozen voor een mix van Europese en nationale definities? In hoeverre komt dit de duidelijkheid ten goede? De leden van de PvdA-fractie willen graag een reactie hierop.

De leden van de D66-fractie merken op dat het ineen schuiven van artikelen ten aanzien van gas en van elektriciteit in één wet in plaats van een versimpeling ook juist voor meer complexiteit en onduidelijkheid bij de gebruikers kan leiden. Op welke manier heeft de regering onderzocht of deze gecombineerde wet daadwerkelijk tot een versimpeling gaat leiden, zo vragen deze leden.

2.2 Optimaliseren

Wat is in dit geval het verschil tussen stroomlijnen en optimaliseren zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Of ligt dit in elkaars verlengde?

2.3 Moderniseren

De regering schrijft dat het van belang is dat ervaring opgedaan kan worden met nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld via dynamische tarieven ter ondersteuning van vraagsturing. Deze ervaring kan vervolgens ingezet worden bij toekomstige wet- en regelgeving, zo lezen de leden van de VVD-fractie vervolgens. Kan de regering toelichten in hoeverre dynamische tarieven nu al mogelijk zijn volgens deze wet? Waarom zijn er nog (verdere) wijzigingen van wet- en regelgeving nodig om dynamische tarieven mogelijk te maken? Kan de wet niet nu reeds volledig daarin voorzien?

Volgens de VEMW zouden een aantal rechten van de gebruikers worden afgezwakt of zelfs verdwijnen. De leden van de PvdA-fractie willen graag een reactie hierop. Hoe verhoudt dit zich tot de onlangs ingediende Wet luchtvaart exploitatie Schiphol (Kamerstuk 34 197), waar de rechten voor de gebruikers juist worden versterkt?

Waar is het eerder toegezegde initiatiefrecht voor de representatieve organisaties gebleven zo vragen deze leden?

De tekst stelt dat: «De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn geschreven als sturingsinstrumenten om marktwerking te introduceren en de overgang van een aanbod- naar een vraag gestuurde energievoorziening te begeleiden. Onderhavig wetsvoorstel biedt een toekomstbestendig kader om deze ontwikkeling verder te faciliteren en de energietransitie te ondersteunen». Is deze hele nu voorliggende wet opgetuigd op basis van het verder faciliteren van marktwerking zo vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen of de «splitsingswet» zonder aarzeling uitgangspunt is geweest bij voorliggend voorstel. Naar mening van deze leden moet er gewacht worden op de uitspraak van het Hof, alvorens verdere ontwikkelingen in te voeren. De rechter kijkt uiteraard specifiek naar de vraag of splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven kan en mag. Maar het is naar mening van de leden van de SP-fractie daarnaast aan de politiek om een besluit te nemen of het ook maatschappelijk wenselijk is.

De markt is en blijft gedomineerd door (internationaal) ongesplitste bedrijven. Splitsing van Eneco en Delta doet daar niets aan af. Het raakt wel de laatste grote Nederlandse energiebedrijven met mogelijk verkoop aan een buitenlandse partij na splitsing.

Los daarvan moet wellicht overwogen worden of de keuze van splitsen wel de juiste was. Dit kabinet stelt bij alle wetten «geen kop te willen op EU-wetgeving». Waarom dan vast wordt gehouden aan een keuze die door geen enkele lidstaat is gevolgd, is de leden van de SP-fractie dan ook nog steeds een raadsel. Daarnaast vragen deze leden of de uitkomst van de hele exercitie heeft gebracht wat beoogd is.

De leden van de PVV-fractie zien in de modernisering oftewel verduurzaming van onze energiehuishouding geen vooruitgang, maar juist achteruitgang. Immers het fluctuerende aanbod van met name wind en zonne-energie zorgt voor allerlei complicaties en kosten die uiteindelijk door de eindgebruiker direct of indirect betaald worden. Naast de gigantische investeringen in versterking en uitbreiding van de netten gaat het ook om kosten die gemaakt moeten worden voor vraagrespons, opslag en stuurbare opwekking. Kan de regering een indicatie geven van de totale kosten die naar verwachting gemaakt worden voor deze zogenaamde modernisering? En dit uitsplitsen naar de kosten die gemaakt worden voor investeringen in het netwerk, balanceringskosten, opslag, ombouw van installaties voor stuurbare opwekking en investeringen met betrekking tot vraagrespons/vraagsturing? Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat het merkwaardig is dat de regering hier vaststelt dat de elektrificatie toe neemt door onder andere de verwachte marktpenetratie van elektrische auto’s, maar dat er in de Nationale Energieverkenning 2014 nog wordt uitgegaan van een substantieel lager elektriciteitsverbruik per huishouden in 2020. Kan de regering dit verklaren? Verder maken deze leden zich zorgen dat de regering nu al voorsorteert op het wettelijk vastleggen van vraagsturing. Kan de regering aangeven aan welke wetswijzigingen zij dan denkt als het gaat om vraagsturing? Krijgen bedrijven en huishoudens straks boetes of worden zij geconfronteerd met torenhoge prijzen indien zij stroom verbruiken op het moment dat het even niet waait of de zon niet schijnt? Verder vragen deze leden de regering wat de vooruitgang is van deze «modernisering» van onze energievoorziening, als consumenten straks eerst even moeten kijken wat de stroomprijs is voordat ze bijvoorbeeld de wasmachine aanzetten? Of als energie-intensieve bedrijven alleen nog maar kunnen produceren in de daluren, willen zij een product zonder negatieve marge kunnen leveren? De leden van de PVV-fractie zouden dan ook graag een indicatie zien van de bandbreedte tussen piek en dal-tarieven in de huidige energievoorziening en de toekomstige energievoorziening die de regering voor ogen heeft. Of is deze bandbreedte in de ogen van de regering ongelimiteerd? Verder vragen deze leden of de regering voornemens is om consumenten te beschermen tegen de grillen van het toekomstige energiesysteem en zo ja welke maatregelen zij dan gaat treffen?

Voor wat betreft windenergie willen de leden van de PVV-fractie graag weten welke onduidelijkheden er dan zijn over nut en noodzaak van investeringen in het huidige systeem? De systeembeheerder kent nu immers toch ook al de verplichting om iedere windturbine aan te sluiten? Daarbij willen de leden ook graag weten of dit wetsvoorstel nog wat verandert in de kostenverdeling voor wat betreft wind op land?

De leden van de D66-fractie merken op dat er met de energietransitie steeds meer sprake zal zijn van netcongestie, bijvoorbeeld door zonnepanelen die op zomerse dagen tegelijkertijd stroom terug gaan leveren op het net. Het is volgens de voorgenoemde leden van belang dat het voorliggende wetsvoorstel de energiesector voorbereid op deze veranderingen, waarbij voor de meest kosten-efficiënte oplossing kan worden gekozen. Deze leden willen daarom graag weten welke flexopties als alternatief voor verzwaring van elektriciteitskabels zullen worden toestaan.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij het in de AMvB mogelijk zal maken dat systeembeheerders aanbodsturing via opslag, in plaats van kabelverzwaring, uit mogen voeren om congestie van het net tegen te gaan.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij voornemens is om in de AMvB dynamisch netbeheer via vraag- en aanbodsturing toe te staan, en wat daarbij de overwegingen zijn. Ook willen deze leden weten wat dan de voorwaarden voor dynamisch netbeheer zullen zijn. Daarbij zijn deze leden benieuwd of systeembeheerders vraag- en aanbodsturing, en de kosten ter voorkoming van pieken en dalen in de netbelasting, mee mogen nemen in de gereguleerde kosten. Bovendien vragen deze leden of systeembeheerders vraag- en aanbodsturing kunnen inkopen bij marktpartijen die deze diensten ontwikkelen, of dat zij dit zelf zouden moeten uitvoeren.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het van groot belang is dat de energietransitie op gang komt. De voorgenoemde leden vragen of de regering van plan is om bij de AMvB’s ten aanzien van projecten voor energiebesparing en duurzame energie, flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de regelgeving welke taken door systeembeheerders en infrastructuurbedrijven uitgevoerd mogen worden. Deze leden zijn ook benieuwd hoe deze flexibiliteit vorm zal worden gegeven, welke voorwaarden worden gesteld en in welke AMvB’s dat terug zal komen. Ook willen deze leden weten of de regering overweegt om netbeheerders meer mogelijkheden te geven om een coördinerende rol te spelen bij de energietransitie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting over het beter benutten van energieopslag bij het regelen van onbalans op het net. Welke rol hebben netbeheerders hierbij? Genoemde leden vragen ook of flexibele tarieven een oplossing kunnen bieden voor het stimuleren van het afstemmen van vraag en aanbod? Biedt het wetsvoorstel deze ruimte?

De regering schrijft dat de inpassing van nieuwe ontwikkeling relatief eenvoudig zal zijn. Hoeveel AMvB’s en ministeriële regelingen zitten er in en welke voorhangbepalingen gelden zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie? Kan de regering hier een overzicht van geven?

3. Proces en vervolg

De leden van de SP-fractie maken bezwaar tegen het feit dat bijvoorbeeld zaken als kleine velden en levering vastgelegd worden in een AMvB. Mocht hier toch aan vastgehouden worden, dan stellen de leden voor om de AMvB ’s voor te hangen aan de Tweede Kamer.

3.1 Totstandkoming wetsvoorstel

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering vaststelt dat er op onderdelen kritische reacties zijn gekomen. De leden zouden graag weten van wie die kritische reacties kwamen en of de wet naar aanleiding daarvan is aangepast en zo ja op basis van welke reacties en op welke punten. Verder stelt de regering dat beleidsinhoudelijke nieuwe voorstellen niet zijn overgenomen. Wat is de reden hiervan en waarom wordt dan bij de consultatie niet vermeldt dat nieuwe voorstellen niet zullen worden behandeld?

3.2 Relatie met planningsafspraken in het energieakkoord en het vervolg van de wetgevingsagenda STROOM

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de doelstellingen van het Energieakkoord worden bereikt indien deze wet niet of later dan gepland in werking treedt.

Klopt het dat de planning voor wind op zee nu al in gevaar komt door de krappe planning van deze wet zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Heeft de regering een inschatting van de risico’s gemaakt en kan hij deze met de Kamer delen? Wat zijn de gevolgen als de wet niet per 1 januari 2016 in werking kan treden? Is het bij vertraging mogelijk om de wet per 1 maart 2016 in werking te laten treden?

3.3 Lokale energie en experimenten

Zijn er grote verschillen tussen regionale systeembeheerders ten aanzien van de kosten van de aansluiting van decentrale producenten van energie, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welke mogelijkheden ziet de regering om de aansluitingskosten van decentrale energie-initiatieven te standaardiseren en zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke kosten vast te laten stellen. Hoe wordt met deze wet gefaciliteerd dat de aansluiting van decentrale producenten van energie zo efficiënt en goedkoop mogelijk aangesloten zijn op het net?

De leden van de PVV-fractie vinden het prima als mensen in hun eigen energie voorzien, bijvoorbeeld door het gebruik van zonne-energie. Echter de huidige praktijk waarbij de overige gebruikers opdraaien voor de subsidiering, belastingvoordelen of zelfs vrijstellingen vinden deze leden ongewenst. De salderingsregeling is daar het meest saillante voorbeeld van. Deze leden merken op dat deze regeling niet alleen zorgt voor een buitenproportionele belastingvrijstelling, maar dat deze regeling ook de door deze regering gewenste uitrol van de slimme meter belemmert. Immers je kunt meer salderen met een ouderwetse terugdraai meter. Bovendien neemt de salderingsregeling ook volledig de prikkel weg bij mensen om te investeren in opslag mogelijkheden of andere slimme toepassingen, zoals deze regering graag zou zien. In dat kader vragen de leden van de PVV-fractie dan ook of het niet verstandiger is om de salderingsregeling alsnog af te schaffen? Verder zouden deze leden graag een berekening zien van de verwachte kosten om de tot doel gestelde 1 miljoen zonnepanelen en 200.000 (semi-) elektrische auto’s in 2020 op te kunnen vangen in het net? Daarbij zijn deze leden zich ervan bewust dat er tegenwoordig buiten versteviging van de netten ook andere methodes zijn om dit op te vangen. Deze leden zijn benieuwd welke ruimte er is voor netbeheerders om gebruik te maken van dergelijke toepassingen en wie daarbij dan opdraait voor de kosten? Ook daar zouden de leden van de PVV-fractie dan dus graag een berekening van zien. Want tot nu toe kunnen de leden zich niet aan de indruk onttrekken dat de regering daar totaal nog niet over heeft nagedacht. Terwijl deze leden vanaf de start van het energieakkoord al hebben gewaarschuwd voor de gigantische investeringen die deze ontwikkelingen samen met het fluctuerende aanbod van windenergie met zich mee brengen. Ook heeft de regering volgens deze leden nog steeds niet stil gestaan bij de gevolgen van deze gecreëerde nieuwe marktsituatie voor de Nederlanders die niet de beschikking hebben over zonnepanelen, elektrische auto’s of energie neutrale woningen. Deze mensen worden straks geconfronteerd met een hogere elektriciteitsprijs (volgens de Nationale Energieverkenning 2014), een hogere energiebelasting, een sterk stijgende opslag duurzame energie en een ferme stijging van de netwerkkosten. Vooral voor wat betreft dit laatste aspect is het in de ogen van de leden van de PVV-fractie nogal oneerlijk dat je steeds meer vaste kosten moet gaan betalen zelfs als je minder verbruikt. In hoeverre ziet de regering dat ook in en is het bereid om de systematiek van een vast transporttarief aan te passen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom voor het uitvoerbaar maken van projecten met lokale duurzame energie alleen voor experimenteerruimte wordt gekozen. Waarom worden de al bekende barrières niet aangepakt, bijvoorbeeld de verplichting bij een leveranciersvergunning om aan elke afnemer in Nederland te leveren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom salderen (tot maximaal het eigen gebruik) via opwek uit een eigen duurzame energie-installatie buiten het eigen perceel niet mogelijk is. Het uitbreiden van salderen voor panelen of andere opwek in eigendom van de aangeslotene kleinverbruiker elders biedt enorme kansen voor uitbreiding van schone energie. Erkent de regering dat de huidige regeling willekeur en bevoorrechting van hen met een goed gelegen en groot eigen dak kent? Is de regering bereid om de mogelijkheid van salderen verder uit te breiden, bijvoorbeeld buiten het eigen perceel?

4. Kader en opbouw wetsvoorstel

4.1 Europese kader

De leden van deed SP-fractie vernemen graag op welke wijze het zogenaamde derde energiepakket de samenwerking heeft versterkt en de coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders van de lidstaten heef verbeterd. En op welke wijze dit wetsvoorstel structureel rekening houdt met de toenemende Europeanisering van de energiemarkt. Op welke wijze krijgt Europees recht structureel een plaats in dit wetsvoorstel? Wat zijn daarbij de voor- en nadelen?

Welke zaken vanuit Europese regelgeving worden niet of niet helemaal overgenomen en waarom niet? De leden van de SP-fractie doelen daarbij onder meer op de door hen gedane inbreng op het voorstel ter implementatie van de richtlijn energie-efficiëntie, waarin Nederland een eigen invulling geeft aan deze richtlijn.

Waarom worden «voorschriften die door feitelijk handelen worden ingevuld» niet geïmplementeerd? Op welke wijze wordt dan het nakomen van deze verplichtingen gemonitord en/of afgedwongen?

Waarom wordt bijvoorbeeld van de EU regelingen Richtlijn 2012/27/EU, artikel 10 derde lid onder d niet geïmplementeerd? Dit geeft de mogelijkheid om informatie over het energieverbruik en het betalingsverzoek als gevolg van verbruikte energie van elkaar gescheiden. Is er een wijze waarop heel artikel 10 kan worden aangewend om fouten uit de warmtewet te verbeteren zo vragen de leden van de SP-fractie.

Waarom wordt artikel 15, derde lid niet gebruikt? Dat geeft immers de mogelijkheid om bijzondere voorwaarden en tarieven te hanteren voor bepaalde bevolkingsgroepen. Dit zou naar mening van deze leden gebruikt kunnen worden om bijvoorbeeld gezinnen met een zeer klein inkomen of ouderen wat te ontzien.

Waarom wordt er geen gebruik gemaakt om en nationaal fonds voor energie-efficiëntie op te richten? Is het werkelijk zo strikt (richtlijn 2009/72/EG) dat Nederland geen gebruik mag maken van de in artikel 9 lid 8 en 9 genoemde opties omdat TenneT op 3 september 2009 geen deel uit maakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf? Wat zijn daarvan de voor- en de nadelen? Is nieuwe wetgeving niet bij uitstek het moment om regels opnieuw te overwegen, vragen de leden van de SP-fractie.

Afsluitend op dit punt menen deze leden dat voorliggend voorstel zorgvuldig nagelopen dient te worden op het hanteren van Europese definities en nationale definities. Voorbeeld daarvan zijn de verschillende definities van «systeemgebruiker», «GDS», «directe lijn», «systeem», «transmissie- en distributiesysteembeheerder», «congestie» en «interconnector».

De leden van de PVV-fractie hekelen de groeiende Europese bemoeienis met de Nederlandse energiemarkt en het feit dat dit nu verder wettelijk wordt verankerd. De regering stelt dat dit wetsvoorstel structureel rekening houdt met de toenemende Europeanisering. Kan de regering aangeven wat hiermee bedoeld wordt en in welke elementen dit tot uiting komt? Verder willen deze leden erop wijzen dat Nederland in het verleden door het braafste jongetje van de klas te willen zijn juist met compleet andere regelgeving zit dan de rest van Europa. Zo zijn wij bijvoorbeeld het enige land geworden waarbij netbeheer en levering van energie zijn gesplitst. De leden van de PVV-fractie willen dan ook graag weten hoe dit wetsvoorstel qua Europeanisering zich verhoudt tot andere lidstaten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre het eventueel niet doorgaan van de splitsing van netwerkbedrijven en leveringsbedrijven invloed heeft op dit wetsvoorstel. Moeten artikelen hier op aangepast worden?

5. Inrichting systeembeheer

5.1 Algemeen

De leden van de SP-fractie begrijpen dat aan lidstaten een ruime discretionaire bevoegdheid toekomt om te beslissen wat een en dienst van algemeen economisch belang is. Deze leden zijn benieuwd wat op het gebied van energie voor Nederland diensten van algemeen economisch belang zijn.

Deze leden betwisten dat Europese regelgeving vereist dat een transmissiesysteembeheerder onafhankelijk is van bedrijven die energie produceren, leveren of verhandelen. Nederland heeft er destijds onverstandig aan gedaan de keuze voor ontvlechting te maken, menen de leden. Zij vernemen graag hoe hard de richtlijnen kunnen stellen dat daarna een andere optie niet meer mogelijk is. Wordt hier nu werkelijk beweerd dat een voor een land verkeerd uitwerkende keuze tegen beter weten in gevolgd moet worden tot in de eeuwigheid? Wat zijn de mogelijkheden voor Nederland om de gesprekken hierover te heropenen?

Naar mening van de leden van de SP-fractie gaat het uitbestedingsverbod veel verder dan het huidige bemoeienis verbod. Het uitbestedingsverbod verbiedt productie en leveringsbedrijven om enige taak uit te voeren voor netbeheerders. Dus een Enexis of een Stedin mogen geen kabelbedrijf dat onderdeel is van een energiebedrijf inhuren. Dat heeft enorme impact voor bedrijven als Joulz en Cofely, en voor hun honderden medewerkers. Dit verbod kost miljoenen voor de netbeheerders die niet de goedkoopste aanbieder mogen selecteren. Wat beoogt de regering met dit aangescherpte artikel?

Waarom heeft de regering gekozen voor artikel 4.1 dat anders dan eerder wetsbepalingen bepaalde bedrijven uitsluit van werkzaamheden voor netbeheerders?

Waarom is dit artikel nodig boven het bestaande artikel 5.2 lid 1 waarbij bevoordeling door netbeheerder (systeembeheerders) wordt voorkomen?

Laat het EU-recht wel toe dat aannemers, die zijn verbonden met energiebedrijven, mogen worden uitgesloten van de markt van netbeheeraanbestedingen? Hoe verhoudt zich het mogelijke verlies van honderden banen tot de belofte van dit kabinet werkgelegenheid te scheppen zo vragen de leden van de SP-fractie.

Heeft de aanpassing van de oude begrippen aan de begrippen in Europese regelgeving ook inhoudelijke wijzigingen tot gevolg zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

5.2 Europese aspecten systeembeheer

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre het wetsvoorstel aansluit bij de in ontwikkeling zijnde Europese plannen voor een Energie Unie. Ondersteunt dit wetsvoorstel daarnaast verdere regionale integratie, zo vragen deze leden?

Zou de regering kunnen toelichten wat de voor- en nadelen zijn van een onderscheid in beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare kosten van de systeembeheerder. Waarom wordt dit onderscheid gemaakt, terwijl de RvS aangeeft dat dit op gespannen voet staat met de Europese regelgeving? De leden van CDA-fractie vragen de regering of de toezichthouder verplicht is om te werken met niet beïnvloedbare kosten, zoals historische kapitaalkosten.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het nodig is om het voorliggende wetsvoorstel op andere punten te wijzigen als de uitspraak van de rechter over splitsing daar aanleiding toe geeft. Wat zijn de voor- en nadelen om de ontvlechting verder door te zetten zo vragen deze leden? In hoeverre gaat het voorliggende wetsvoorstel uit van een volledige splitsing?

De leden van de PVV-fractie vinden het een gotspe dat er gesteld wordt dat het net op zee van algemeen economisch belang is, omdat dit bij zou dragen aan een betaalbare energievoorziening. Terwijl het tegendeel het geval is, het is immers niet voor niets dat er een aparte categorie binnen de SDE+ gecreëerd moest worden om ervoor te zorgen dat de dure windmolens op zee voldoende subsidie krijgen. Waarom weigert de regering te erkennen dat het net op zee evenals wind op zee een politiek belang is in plaats van een algemeen belang? Verder zijn deze leden benieuwd in hoeverre de uitspraak in de splitsingsrechtzaak consequenties heeft voor dit wetsvoorstel. Zijn er voorbehouden gemaakt in dit wetsvoorstel waarbij rekening wordt gehouden met het niet doorgaan van splitsing? De regering stelt dat als er eenmaal voor een variant (in dit geval ontvlechting) is gekozen Europese regelgeving het niet toestaat dat overgestapt wordt op een andere optie. Wat betekent dit dan voor de marktordening indien de rechter de splitsingswet terugdraait? Kunnen de leden van de PVV-fractie daar ook uit opmaken dat de regering dus niet naar andere mogelijkheden gaat zoeken om splitsing van Eneco en Delta af te dwingen, indien de rechter deze bedrijven in het gelijk stelt?

Kan de regering beamen dat aansluiting van windmolens op zee ook door een andere partij had kunnen worden uitgevoerd dan de transmissiesysteembeheerder zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie? In welke zin is het aanleggen en beheren van een transmissiesysteem op zee dan een noodzakelijke maatregel?

Klopt het dat het model ontvlechting nog altijd niet volledig is geïmplementeerd in Nederland omdat er in twee gevallen systeembeheerders en leveranciers deel uit maken van dezelfde onderneming? In hoeverre geeft dit een lidstaat de juridische mogelijkheid om nog een keuze te maken voor één van de andere twee modellen zo vragen deze leden?

5.3 De beheerders van systemen

Een gebied kan worden uitgezonderd van de plicht tot het aanleggen van een gasnet als in dat gebied een warmtenet wordt aangelegd of indien na goede isolatie en wijk full electric kan worden. Dat is naar de mening van de leden van de SP-fractie goed om af te komen van de gasverslaving en over te kunnen gaan naar uitfasering van bestaande gasnetten en gasaansluitingen. Moet er in de wet niet worden opgenomen dat dit uitfaseren van gas en infaseren van collectieve warmtelevering onder voorwaarde kan geschieden? Dan denken deze leden aan compensatie voor bewoners en bedrijven voor hun gasketel, gasfornuis etcetera en een voorziening voor de netbeheerder voor on-afgeschreven gasnetten, naar aanleiding van een besluit van betreffende gemeente. Een dergelijk beluit kan worden vastgelegd in het Omgevingsplan (voorheen bestemmingsplan). Deelt de regering de analyse dat het weghalen van een bestaand gasnet (op initiatief van een gemeente) nu niet kan, gezien artikel 5.9 en 5.3? Is de regering bereid de mogelijkheid van het weghalen van een gasnet op initiatief van een gemeente onder genoemde voorwaarden wel te creëren zo vragen de leden van de SP-fractie.

In hoeverre verandert de rol van systeembeheerders in het infrastructuurbedrijf met deze wet ten opzichte van het huidig wettelijk kader, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd welke afzonderlijke interconnectorbeheerders er in Nederland dan zijn die niet onder TenneT of GTS vallen. Deze leden willen ook graag weten waarom dat het geval is? Maakt dit het systeem niet nodeloos complex? Deze leden vinden het opmerkelijk dat TenneT als transmissiesysteembeheerder blijkbaar niet de volledige beschikking heeft over het transmissiesysteem in Nederland. Terwijl TenneT nota bene wel delen van het transmissiesysteem bezit in het buitenland. Kan de regering toelichten hoe deze situatie ontstaan is?

5.4 Wettelijke taken en nevenactiviteiten

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering heeft gekozen voor artikel 4.11 dat anders dan de eerdere wetsbepalingen bepaalde bedrijven uitsluit van werkzaamheden voor netbeheerders. Geldt dit artikel 4.11 lid 3 ook voor dochterondernemingen van Plh (productie, levering, handel)-ondernemingen? Of vallen deze dochterondernemingen niet onder het uitbestedingsverbod?

Waarom is dit artikel nodig boven het bestaande artikel 5.2 lid 1 waarbij bevoordeling door netbeheerders (systeembeheerders) wordt voorkomen? Waarom is niet gekozen voor het huidige bemoeienisverbod van art. 66 van de Gaswet?

Laat het EU-recht wel toe dat aannemers, die zijn verbonden met energiebedrijven, mogen worden uitgesloten van de markt van netbeheeraanbestedingen zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Hoe beziet de regering de mogelijk honderden banen die op de tocht staan bij bedrijven die nu diensten leveren aan systeembeheerders maar daar op grond van artikel 4.11 van uitgesloten worden? Hoeveel banen gaat dit artikel kosten volgens de regering?

Hoe beziet de regering de kosten van deze restricties aan de markt voor diensten voor systeembeheerders? Klopt het dat bepaalde bedrijven miljoenen euro’s gaat kosten? Klopt het de netbeheerders, die publieke aandeelhouders hebben, door een verminderde keuze bij aanbesteding, op hogere kosten gejaagd worden? En daarmee de belastingbetaler, omdat de publieke netbeheerders minder dividend zullen afdragen?

Wat beoogt de regering precies te voorkomen met het verbod in artikel 4.11, derde lid?

Klopt het dat dit uitbestedingsverbod alleen ziet op de onderneming zelf die niet mag produceren, leveren of handelen en niet op de gehele groep waar deze onderneming deel van uitmaakt. Is het dus mogelijk om werkzaamheden uit te besteden aan een aannemer die onderdeel uitmaakt van een groep waarin ook productie, handel of levering plaatsvindt?

De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden en prikkels het wetsvoorstel biedt om piekbelasting van het regionale net te voorkomen. Welke rol ziet de regering voor regionale systeembeheerders voor afregelen of opslag van energie om een efficiënt gebruik van het net te bevorderen, zo vragen deze leden. Is de regering voornemens om vraag- en aanbod sturing over te laten aan systeembeheerders of marktpartijen hier een rol in te geven? Is het mogelijk dat een systeembeheerder kosten voor vraag- en aanbodsturing meeneemt in de gereguleerde kosten voor het net, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wanneer wordt de AMvB van artikel 5.10 naar de Kamer gezonden? Kan de regering toelichten hoe vraag en aanbodsturing is neergelegd in deze AMvB?

De leden van de PVV-fractie worstelen met de verruiming van wettelijke taken en nevenactiviteiten. Zoals bekend zijn deze leden tegen het energieakkoord en diens geforceerde energietransitie. Echter tegelijkertijd zijn de netbeheerders net als heel Nederland ook het slachtoffer van de naïeve politieke keuzes van de meeste partijen in dit land. Van deze bedrijven wordt immers verwacht dat zij deze ondoordachte energietransitie opvangen waarbij zij de schade voor de maatschappij zoveel mogelijk moeten beperken. Een schier onmogelijke opgave aangezien eerste ramingen aangeven dat dit maar liefst 70 miljard gaat kosten. Deze leden staan dan ook open voor suggesties om deze rekening te verlagen, maar zij willen daar dan eerst een goed uitgewerkte berekening van zien. Kan de regering een berekening geven waarbij gekeken wordt naar de netwerkkosten op basis van de huidige wetgeving, waarbij de wettelijke taken dus strikt beperkt blijven tot het netwerk en uitbreiding daarvan en de nieuwe situatie waarbij netbeheerders ook andere mogelijkheden kunnen benutten om deze extra belasting van het netwerk op te vangen? Daarbij willen de leden van de PVV-fractie uiteraard ook onderbouwd zien tegen welke belasting de netwerken dan bestand zijn, zodat er gecontroleerd kan worden of hier sprake is van een faire vergelijking, is de regering daartoe bereid? Het is immers zo dat als enkele bewoners in een straat zonnepanelen of elektrische auto’s aanschaffen de impact op het netwerk nog beperkt is, maar indien de voltallige straat van zonnepanelen of elektrische auto’s is voorzien dan wordt het problematisch. In dat kader willen deze leden dan graag ook een doorrekening zien van dit doemscenario, want een volledig duurzame energievoorziening in 2050 is immers het lange termijn doel waar deze regering op aanstuurt.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de systeembeheerder ook mag investeren in opslag van energie, aangezien (tijdelijke) opslag van energie efficiënter kan zijn dan extra investeringen in netverzwaringen om piekbelasting op te vangen. Is de regering van mening dat desinvesteringen in het netwerk moeten worden voorkomen en dat opslag van energie als efficiënte optie voor het opvangen van de piekvraag mogelijk moet zijn? Vallen opslag en andere flexdiensten onder de bevoegdheid en ook de wettelijke verantwoordelijkheid van de regionale systeembeheerder? Genoemde leden vragen ook waar de grens ligt bij het inzetten en aanbieden van flexibele oplossingen op het net. Is het ook mogelijk voor netbeheerders om flexibele diensten aan te bieden op de markt voor het inspelen op verschillen in vraag en aanbod en prijsschommelingen? Worden zowel aanbodsturing als vraagsturing toegestaan als flexibele optie voor systeembeheerders?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke consequenties de vervanging van het concurrentieverbod voor systeembeheerders heeft voor het gebod dat systeembeheerders slechts wettelijke taken mogen uitvoeren in de praktijk. Waarom is hier voor gekozen?

Wie beoordeelt of nevenactiviteiten van infrastructuurbedrijven in strijd kunnen zijn met het belang van het beheer van het systeem? Bestaat de mogelijkheid om hier tegen in beroep te gaan?

Betekent de begrenzing van de beperking van activiteiten van netwerkberkbedrijven tot Nederland dat infrastructuurbedrijven in andere Europese lidstaten bijvoorbeeld wel laadpalen mogen exploiteren, maar in Nederland niet? Is het mogelijk dat infrastructuurbedrijven uit het buitenland uitgesloten nevenactiviteiten in Nederland ondernemen? Zo ja, is het dan vervolgens onmogelijk voor Nederlandse systeembeheerders om een kruisparticipatie met de systeembeheerder aan te gaan die deel uitmaakt van de bij de nevenactiviteiten betrokken buitenlandse infrastructuurgroep? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat gastransmissiesysteembeheerders met het beheer van opslag en omzettingsinstallaties ruimere wettelijke mogelijkheden hebben dan stroomtransmissiesysteembeheerders? Hoe verhoudt deze ongelijke situatie zich tot de beleidsdoelstelling ten aanzien van de energietransitie?

5.5 Verhouding tussen infrastructuurbedrijf en marktpartijen

De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat infrastructuurbedrijven geen taken meer mogen verrichten op het gebied van woningisolatie. Kan woningisolatie worden toegevoegd aan art. 4.14 of in de AMvB worden opgenomen?

Op welke punten wordt het infrastructuurbedrijf ingeperkt in zijn mogelijkheden om werkzaamheden te verrichten, in vergelijking met de huidige situatie? Hoe verhoudt dit zich tot het uitgangspunt van de «vette netbeheerder» van de Wet onafhankelijk netbeheer, die een netbeheerder voorstond die veel taken en activiteiten zelf kan aanpakken zo vragen deze leden?

Klopt het dat het infrastructuurbedrijf wel installaties mag onderhouden en ter beschikking stellen, maar niet mag exploiteren en beheren? Wat is het verschil tussen beheer en onderhoud in dit geval?

Deelt de regering de mening dat een al te strikte scheiding en beperking van de infrastructuurbedrijf in art. 4.14 nadelig kan uitpakken voor projecten op het gebied van nieuwe duurzame technieken? Op welke manier kan de regering deze projecten mogelijk blijven maken zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Hoe ziet de regering de rol van (centrale en decentrale) overheden bij de ontwikkeling van energie-infrastructuur?

Is de regering van mening dat de netbeheerder naast het aanleggen en verzwaren van netten ook andere opties (flex, opslag, besparing) tot zijn beschikking moet hebben om optimale keuzes te maken voor de energie infrastructuur van de toekomst?

Is de regering ervan op de hoogte dat ten tijde van de splitsing Economische Zaken het geen bezwaar vond dat het warmteproductiebedrijf door Cogas werd behouden? Is de regering ook van mening dat het antwoord op de vraag of het warmteproductiebedrijf afgesplitst dient te worden pas beantwoord kan woorden na afronding van de evaluatie van de warmtewet en dat dan goed gekeken dient te worden of en onder welke voorwaarden?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om verder toe te lichten hoe de handhaving van de afbakening van taken tussen systeembeheerder en infrastructuurbedrijf wordt vorm gegeven. Is de handhaving proactief of enkel op verzoek zo vragen deze leden? Zou de regering kunnen toelichten welke activiteiten het infrastructuurbedrijf mag verrichten op basis van artikel 4.14? Mogen infrastructuurbedrijven energiebesparingsdiensten aanbieden, zelf energie opslaan en laadpalen exploiteren, zo vragen deze leden?

De leden van de PVV-fractie zouden graag geïllustreerd zien op welke wijze kosten van het infrastructuurbedrijf aan de systeembeheerder zouden kunnen worden toegerekend en hoe dit wetsvoorstel dit tracht te voorkomen. Verder zijn deze leden benieuwd welke andere methodes dan de boekhoudkundige eisen er zijn om dit te voorkomen en in hoeverre deze zijn meegenomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering er voor kiest bepaalde bedrijven uit te sluiten van het verrichten van taken voor systeembeheerders. Welke gevolgen hebben deze restricties voor de huidige infrastructuurbedrijven die diensten aanbieden aan systeembeheerders en voor de markt van diensten aan systeembeheerders?

5.6 Publiek eigendom en de mogelijkheid van kruisparticipaties

De leden van de PvdA-fractie waren verheugd dat de regering op 18 oktober 2013 de knoop had doorgehakt met betrekking tot TenneT en Gasunie, die permanent in overheidshanden zouden blijven (blz. 29 Nota Deelnemingen). Rond de eeuwwisseling is hier ook bewust voor gekozen en is er zelfs in de Elektriciteitswet en Gaswet een privatiseringsverbod vastgelegd. Bij essentiële, monopolistische energie-infrastructuur, waarbij niet-functioneren leidt tot ontwrichting van de samenleving, ligt maximale borging van de publieke belangen het meest voor de hand. Hierbij is geen ruimte voor verstorende private deelbelangen, waar ook rekening mee gehouden zou moeten worden. De leden van de PvdA-fractie hopen dat deze beslissing de nodige rust en continuïteit voor de komende jaren geeft.

Op blz. 20 van de MvT geeft de regering aan dat bij kruisparticipatie slechts een uitwisseling van bescheiden belangen in de rede zou liggen. Waarom wordt dan door middel van dit wetsvoorstel een maximale minderheidsprivatisering van 49.9% mogelijk gemaakt? Deelt de regering dat beleidsvoornemens en wetgeving op elkaar aan moeten sluiten? Waarom is dit hier niet het geval?

Waarom wordt er met de 49.9% privatisering ineens fors afgeweken van de 5 tot 15% aandelenruil die in februari 2013 nog in de brief van de regering stond? Welke argumentatie ligt hieraan ten grondslag?

Deelt de regering de mening dat van kruisparticipatie slechts sprake kan zijn met een netbeheerder die een zelfde mate van onafhankelijkheid heeft als de Nederlandse transmissiesysteembeheerders, oftewel het ownership unbundling (OU) regime moeten hebben? Deelt de regering de mening dat het slechts kan gaan netbeheerders uit aangrenzende landen, aangezien anders samenwerking weinig toegevoegde waarde heeft?

Klopt het dat de wens om te komen tot een aandelenruil mede is ingegeven door de wens om energie-inhoudelijk een goede sparring partner te verkrijgen? Waarbij het idee is dat het Ministerie van Financiën – als aandeelhouder – daarin te weinig voorziet? Maar er zijn toch talloze andere manieren om aan een sparring partner te komen, dan door aandelenruil? Waarom wordt daar niet voor gekozen zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Wat is het nut van kruiselingse deelnemingen, zoals voor TenneT en Gasunie wordt overwogen? Er zijn toch nu ook al (geïnstitutionaliseerde) samenwerkingsverbanden van toezichthouders, zoals ENTSO? Voor concrete projecten kunnen toch aparte joint ventures worden opgericht? Kruiselings aandeelhouderschap kan uiteindelijk toch neerkomen op deelprivatisering (als de buitenlandse netbeheerder in private handen is)? Dit betekent toch ook dat dan het verlichte structuurregime (Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) benoemt Raad van Bestuur (RvB)) niet meer kan worden toegepast? Klopt het dat dit leidt tot verlies aan zeggenschap, omdat sturen via commissarisbenoemingen een stuk lastiger (want indirecter) is dan sturen via het benoemen en ontslaan van RvB-leden? Klopt het dat het kan leiden tot een hellend vlak en uiteindelijk meerderheids- of volledige privatisering?

De leden van de PvdA-fractie waren mede om die redenen niet enthousiast over de kruisparticipatie tussen Schiphol en Aéroports de Paris (AdP) in 2008. Het verlichte structuurregime kan bij Schiphol nu niet meer worden toegepast. Klopt het dat bij kruisparticipatie bij TenneT en Gasunie het verlichte structuurregime ook niet meer zal kunnen worden toegepast? Klopt het dus dat er op deze manier veel zeggenschap verloren gaat voor de overheidsaandeelhouder?

Aan de kruisparticipatie werden allerlei voordelen toegedicht, waar later nooit meer iets van is gehoord. Wel werd door de private deelname van 8% van de aandelen de creditrating van Schiphol verlaagd. Een gevolg daarvan was weer dat het 2e superdividend van 500 miljoen euro in 2009 niet doorging. Het Rijk liep toen dus ca. 400 miljoen euro mis, de gemeente Amsterdam ca. 100 miljoen euro en de gemeente Rotterdam ca. 12.5 miljoen euro. Alleen al om die reden was de kruisparticipatie geen gelukkige zet. Wanneer wordt deze kruisparticipatie geëvalueerd? Destijds is afgesproken dat de kruisparticipatie later weer zou kunnen worden teruggedraaid. Kan dit ook bij TenneT en Gasunie zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Kan de regering zeker stellen dat de kapitaalkosten niet omhoog gaan bij een private deelname in TenneT of Gasunie? Hoe kan dit zeker gesteld worden, nu de credit rating bedrijven uiteraard autonoom zijn in de vaststelling van hun creditrating? Hoe kan voorkomen worden dat de hogere kapitaalkosten ten koste zullen gaan van de belastingbetaler en/of investeringen in de energienetwerken?

Klopt het dat een minderheidsaandeelhouder agenderingsrecht heeft, en bij 10% van de aandelen een AVA bij elkaar kan roepen, en dus voortdurend de RvB en de raad van commissarissen (RvC) ter verantwoording kan roepen? Klopt het dat een minderheidsaandeelhouder een enquête procedure kan starten bij de Ondernemingskamer, en zich op die manier indringend kan bemoeien met het beleid van de vennootschap? Klopt het dat een aandeel niet alleen een stemrecht is in de AVA, maar ook een vermogensrecht? Klopt het dus dat een minderheidsaandeelhouder bij in zijn ogen te hoge investeringen of beloningen of te lage dividenduitkering naar de rechter kan stappen om een dreigende waardevermindering voor hem/haar tegen te houden? Is daarbij de enquête procedure (2:344 BW e.v.) van toepassing, of ook schadevergoeding uit onrechtmatige daad (6:162 BW) mogelijk?

Klopt het dat de ondergang van het toenmalige ABN Amro in 2007 begon met een kritische brief van een minderheidsaandeelhouder (The Children’s Investment Fund), die slechts 1% van de stemmen had in de AVA? Klopt het dat de splitsing van PostNL en TNT Express ook is afgedwongen door twee kleine minderheidsaandeelhouders? Kan de regering hier op ingaan zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

De leden van de SP-fractie hebben met bezorgdheid kennis genomen van de mogelijkheid die geboden wordt voor aandelenruil. Zij zouden graag een uitgebreide toelichting ontvangen over de criteria waaronder dit kan en mag gebeuren. Wat zijn de criteria die bepalen wat een meerwaarde is voor het publieke belang. Wat is een op basis van Europese regels gecertificeerd en volledig onafhankelijk infrastructuurbedrijf? Wat is in dit geval een goede business case en voor wie? Wie weegt dat en wat zijn hiervoor de criteria?

Op welke wijze kan een aandelenruil economische prikkels versterken? In de tekst staat dat het niet de bedoeling is dat het doel wordt te voorzien in een (eventuele) kapitaalbehoefte van de Nederlandse infrastructuurbedrijven. De verder gegeven uitleg over aandelenruil en vervolgens geld inbrengen vanwege verschil in omvang en waarde van transmissiesysteembeheerders, stelt niet gerust. Waar ligt de scheidslijn tussen «cashen» en samenwerking vragen de leden zich af. Is de overheid nu nog niet uitgekeken op verregaande marktwerking, na de fiasco’s rond de verkoop van Essent aan RWE en Nuon aan Vattenfall zo vragen de leden van de SP-fractie.

Wat zijn de voorwaarden die worden gesteld aan iedere vorm van grensoverschrijdende samenwerking die invloed heeft op het aandeelhouderschap van de staat? Wat zijn die andere voorwaarden naast het feit dat een aandelenruil meerwaarde moet hebben voor het publieke belang? Deze leden vernemen graag of de concrete voorstellen voor een aandelenruil te allen tijde aan de Kamer worden voorgelegd. Zo nee, waarom niet? Wie van beide Ministers (Financiën en Economische Zaken) is hoofdverantwoordelijk? Wie is aanspreekbaar voor wat?

De andere voorwaarde is het zogenaamde behoud van een «meerderheidsbelang». Met andere woorden 51% van de aandelen blijven in overheidshanden. Waarom, zo vragen de SP-fractieleden, gaat de (mogelijke) verkoop van aandelen van 10 procent naar 49 procent? Waarom zijn volgens de regering dit soort constructies nodig om tot een samenwerking te komen?

Op welke wijze blijft er zicht gehouden op aandelenverkoop in de verdere toekomst, met verdere verregaande kruisparticipaties? Wat als een van de (samenwerkende) bedrijven de aandelen verder verkoopt? Bestaat er dan niet het risico op verwatering en versnippering?

Hoe wordt voorkomen dat hedgefund- achtige constructies hun klauwen uit kunnen slaan zo vragen de leden van de SP-fractie.

Kunnen de verschillende modellen uitgelegd worden? Wat zijn de voor- en nadelen van ownership unbundling- OU (volledige eigendomsontvlechting) ten opzicht van de nader regimes (Independent System Operator- ISO) en de Independent Transmission Operator (ITO).

Op welke wijze is een ITO, waarbij de transitiesysteembeheerder onderdeel is van een verticaal geïntegreerd bedrijf wezenlijk anders dan de huidige situatie bij een ongesplitst Eneco of Delta?

Waarom wordt zonder voorafgaande consultatie van de Tweede Kamer reeds het OU – volledige eigendomsontvlechting geïmplementeerd? Is het naar mening van de regering nu werkelijk de enige manier waarop de betrouwbaarheid wordt vergroot en eerlijke concurrentie mogelijk is? Was dit niet precies dezelfde reden waarop de keuze voor de splitsingswet was gebaseerd? Wat voor goeds heeft de keuze nu eigenlijk gebracht, vragen de leden van de SP-fractie. En de vraag wat dit soort constructies nu werkelijk voor de energietransitie zal bijdragen dient naar mening van deze leden indringend gesteld en beantwoord dienen te worden.

Zijn er momenteel gespreken over kruisparticipaties of plannen daarvoor, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Verwacht de regering dat er in de komende jaren gesprekken gevoerd gaan worden over kruisparticipaties? Met systeembeheerders in welke landen acht de regering kruisparticipaties wenselijk? Zijn kruisparticipaties met systeembeheerders in niet Europese lidstaten mogelijk volgens de wet? Kan een overzicht worden gegeven in hoeverre systeembeheerders in omliggende landen publieke handen zijn en of dit verplicht is?

Is een meerderheidsaandeel voldoende om de Nederlandse publieke belangen te waarborgen zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wat gebeurt er als een systeembeheer waar een Nederlandse systeembeheerder een aandeel in heeft wordt leeg getrokken door de overheid in de desbetreffende lidstaat? Welke risico’s zijn er dan voor investeringen van de Nederlandse systeembeheerder?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat cruciale infrastructuur volledig in Nederlandse handen moet blijven. Deze leden begrijpen dan ook niet waarom de regering middels dit wetsvoorstel TenneT en GTS in de uitverkoop zet om ten dele overgenomen te worden door buitenlandse marktpartijen. Welke motieven zou een buitenlandse partij daar anders voor hebben dan zijn eigen belang? Is de regering nou werkelijk zo naïef om te denken dat dit puur een samenwerking uit strategisch belang is? Weliswaar houdt de regering nog een stok achter de deur door zelf een meerderheidsbelang te behouden, maar dit is een hellend vlak waarop de regering zich bevindt, is de regering zich daarvan bewust? Overigens hekelen deze leden de tendens van (semi-)overheidsbedrijven als TenneT om zich te wagen aan avontuurtjes in het buitenland. Het is dan ook niet voor niets dat de Algemene Rekenkamer bepleit om veel strenger toezicht te houden vanuit de ACM of EZ op deze losgeslagen (semi-) ambtenaren met grootheidswaanzin, is de regering daartoe bereid? Kan de regering overzichtelijk in een tabel aangeven hoeveel Nederlandse systeembeheerders reeds in het buitenland gespendeerd hebben en hoeveel hen dat heeft opgeleverd? Is de regering zich ervan bewust dat een ogenschijnlijk goede business case plots kan veranderen bij wijziging van beleid in deze buitenlandse lidstaat, zonder dat de regering of de systeembeheerder daar iets aan kan doen? En dat indien dat gebeurt de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor dat risico? Kunnen TenneT en GTS overigens zelfstandig besluiten om te investeren in buitenlandse infrastructuur? Verder valt het de leden van de PVV-fractie op dat de regering spreekt over volledig onafhankelijke transmissiesysteembeheerders, terwijl het daarvoor een voorbehoud maakt dat transmissiesysteembeheerders vooral voordeel zouden zien in aanverwante activiteiten. Kan de regering uitleggen wat hiermee bedoeld wordt en of dit niet tegenstrijdig is? Immers indien een transmissiesysteembeheerder zich bezig houdt met aanverwante activiteiten hoe kan deze transmissiesysteembeheerder dan nog voldoen aan de vereiste van volledige onafhankelijkheid?

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 4.9 dat de regering van plan is om kruisparticipatie tussen Nederlandse transmissiesysteembeheerders en buitenlandse transmissiesysteembeheerders, of de aandeelhouders daarvan, toe te staan. Deze leden vragen de regering om nader uiteen te zetten wat de meerwaarde precies is van samenwerking via kruisparticipatie, in plaats van andere vormen, zoals via contracten. Ook willen deze leden weten welke invloed (gedeeltelijke) buitenlandse aandeelhouders krijgen bij de Nederlandse transmissiesysteembeheerders. Indien het maximum van 49% van alle aandelen bij een buitenlandse transmissiesysteembeheerder ligt, welke rechten hebben zij dan als minderheidsaandeelhouder, zo vragen deze leden. Indien buitenlandse transmissiesysteembeheerders als minderheidsaandeelhouder inderdaad rechten krijgen binnen de Nederlandse transmissiesysteembeheerders, hoe verhoudt dit zich dan tot de gestelde voorwaarde in de MvT dat kruisparticipatie niet mag leiden tot «aantasting van het huidige niveau van onafhankelijkheid van de Nederlandse transmissiesysteembeheerders»?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het toestaan van kruissubsidiëring nodig is om strategische samenwerking tussen beheerders van Europese transmissiesystemen te faciliteren. Zijn er niet al voldoende mogelijkheden voor deze strategische samenwerking? Waarom zou aandelenruil in het publieke belang van Nederland kunnen zijn? Genoemde leden wijzen hierbij ook op de risico’s van aandelenruil. Is het wenselijk dat een deel van de zeggenschap over essentiële publieke infrastructuur in buitenlandse handen komt? Is het wenselijk dat met het geld, dat Nederlandse burgers via de nettarieven ingebracht hebben, buitenlandse investeringen worden gedaan, terwijl in Nederland ook forse investeringen nodig zijn in het netwerk?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de wet overheidseigendom van systeembeheerders met meerdere tussenliggende rechtspersonen toestaat.

Heeft de regering de mogelijkheid onderzocht om internationale samenwerking te versterken zonder kruisparticipaties? Is er een belemmering in de intensivering van internationale samenwerking tussen systeembeheerders zonder de mogelijkheid van kruisparticipaties? Hoe blijven de eigendomsverhoudingen transparant als systeembeheerders participeren in systeembeheerders die weer in andere systeembeheerders participeren? Hoe kan de regering de risico’s, verplichtingen en bezittingen van dergelijke constructies helder in kaart brengen? Welke mogelijke andere gewenste en ongewenste motieven dan intensivering van de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders zijn er in de ogen van de regering?

6. Taken systeembeheerder

6.2 Kerntaak systeembeheer en investeringsplannen

In hoeverre verschilt de investeringstoets van art. 5.5 voor de ACM van de huidige situatie zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Waarom lijkt gekozen te worden voor een marginale toetsing («in redelijkheid...heeft kunnen komen)? Waarom wordt niet een volwaardige toets op de investeringen in de wet opgenomen? Dit zou toch de kern van het toezicht van de ACM op het systeembeheer van de energienetwerken moeten zijn? Hoeveel Fte zet de ACM op dit moment voor dit doel in? Kan de regering aangeven hoe op dit punt omgegaan wordt met de recente kritiek van de Algemene Rekenkamer (ARK), die vindt dat de investeringsplannen onvoldoende inhoudelijk worden getoetst?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de energietransitie gigantische kosten veroorzaakt voor de netbeheerder en daarmee voor bedrijven en consumenten. Iets waar de regering onvoldoende rekening mee houdt. Het rapport «Net voor de toekomst» waar de regering naar verwijst is alweer enkele jaren oud. Zodoende is daarin geen rekening gehouden met recente ontwikkelingen, zoals het Energieakkoord, de aardbevingsproblematiek in Groningen en de warmtevisie. Deze leden zouden dan ook graag een update zien van het rapport waarbij deze ontwikkelingen in ieder geval zijn meegenomen, is de regering daartoe bereid? Uiteraard zien de leden daarin ook graag een scenario uitgewerkt waarbij de overheidsbemoeienis marginaal is. Kortom een scenario zonder doelstellingen en marktverstorende subsidies, maar waarbij de energiemarkt gewoon zijn werk kan doen. Alleen dan wordt namelijk inzichtelijk gemaakt wat deze geforceerde energietransitie Nederland daadwerkelijk kost. Is de regering daarom bereid dit mee te nemen in de gevraagde update van het rapport «Net voor de toekomst»? Verder hebben dergelijke doelstellingen en marktverstorende subsidies vooral betrekking op de elektriciteitsmarkt. Op de gasmarkt zijn er compleet andere uitdagingen. Bijvoorbeeld de vraag of ons verouderde gasnet nog vervangen moet worden of dat er andere oplossingen nodig zijn. De regering heeft recentelijk een warmtevisie gelanceerd, waarin gesteld wordt dat onze gasnetten zoveel mogelijk vervangen moeten worden door warmtenetten. Zoals de leden van de PVV-fractie inmiddels van dit kabinet gewend zijn ontbreekt ook hier enige financiële onderbouwing. Aangezien dit wetsvoorstel ook betrekking heeft op het gasnet, verzoeken deze leden om separaat van de elektriciteitsnetten ook een berekening te maken voor het gasnetwerk? Uiteraard ook hier graag een berekening op basis van verschillende scenario’s waarbij in ieder geval wordt uitgegaan van een scenario op basis van de warmtevisie van deze regering en een scenario zonder aanleg van de peperdure warmtenetten. Is de regering daartoe bereid?

Voor wat betreft de investeringsplannen vinden deze leden het vooral opmerkelijk dat dit kennelijk nog niet of in beperkte mate gebeurt. Kan de regering aangeven waarom dat zo is? Verder willen de leden van de PVV-fractie ook hier wijzen op de problematiek die veroorzaakt wordt door decentrale opwekking en elektrische auto’s. Het is immers moeilijk te voorspellen in welke wijken en straten de komende 10 jaar er een dermate grote groei is van deze producten dat verstevigings- of andere maatregelen door de systeembeheerder noodzakelijk zijn. Kan de regering aangeven hoe hier in de investeringsplannen mee wordt omgegaan? In hoeverre bieden deze investeringsplannen rechtszekerheid? Hoeveel mag er afgeweken worden van deze plannen? Stel dat er net nadat een 10 jarig investeringsplan een nieuw kabinet komt dat besluit volledig van de energietransitie af te zien, waardoor dus ook het gros van de netwerkinvesteringen overbodig worden. In hoeverre kan dan zonder juridische of financiële consequenties afgeweken worden van het investeringsplan? En wat als er onverhoopt een extreem links kabinet komt dat een nog drastischere verduurzaming wenst, in hoeverre hebben zij de ruimte om af te wijken van het investeringsplan en de maatschappij nog meer schade te berokkenen? Verder willen de leden van de PVV-fractie ook graag weten in hoeverre belangenorganisaties, burgers en bedrijven beroep aan kunnen tekenen tegen deze investeringsplannen en hoe dat zich verhoudt tot de huidige praktijk. Verder constateren deze leden dat de regering stelt dat het een expliciete taak is van systeembeheerders om wind op land aan te sluiten en derhalve ook de voorbereidingskosten in de tarieven te verrekenen. Ook indien de voorbereidingen uiteindelijk niet tot investeringen leiden. Deze leden willen graag weten in hoeverre dit afwijkt van de huidige praktijk? Begrijpen deze leden het dus goed dat indien de geplande plaatsing van windturbines op land niet doorgaat, bijvoorbeeld vanwege succesvolle protesten van omwonenden, de kosten ter voorbereiding van de systeembeheerder als nog worden afgewenteld op de burger? Zo ja, waarom is dat het geval en wordt dit niet geschaard onder het bedrijfsrisico?

Betrekt de ACM in het oordeel over het op een verstandige manier rekening houden met verschillende scenario’s de noodzaak om de energietransitie maximaal te faciliteren zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

6.3 Kerntaak: aansluiten

Systeembeheerders hebben tot taak aansluitingen aan te leggen en te beheren, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen wat er gebeurt als een windpark waarvoor (aansluit)investeringen zijn gedaan alsnog niet wordt gerealiseerd? Wie draait dan op voor de overbodige (aansluit)investeringen? Hoe denkt de regering dergelijke kapitaalvernietiging te kunnen voorkomen?

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de aansluitingsverplichting verschilt van art. 5.9 van de huidige situatie?

In welke AMvB wordt een keuze gemaakt, of een afwegingskader neergelegd, voor gas-, elektriciteits- en warmtewet? Wanneer komt deze AMvB bij de Kamer?

Deelt de regering de analyse dat het voor de klimaat en duurzame energie wenselijk is om ook in de bestaande bouw de warmtevoorziening te verduurzamen, bijvoorbeeld van fossiel gas naar full electric of duurzame warmte?

Is de regering van mening dat het binnen randvoorwaarden mogelijk moet zijn om gas uit te faseren uit een bestaande wijk; bijvoorbeeld na een grote renovatie van een appartementen blok?

Deelt de regering de analyse dat het weghalen van een bestaand gasnet en dus het afsluiten van aansluitingen (op initiatief van een gemeente) nu niet kan, gezien artikel 5.9 en 5.3 zo vragen deze leden?

Is de regering bereid de mogelijkheid van het weghalen van een gasnet op initiatief van een gemeente (onder strikte voorwaarden) wel te creëren?

Is de regering bereid de kosten van verwijderen van het gasnet (inclusief de kosten van verkorte afschrijvingstermijn) mee te nemen in de gereguleerde kosten?

Is de regering van mening dat het vanuit duurzaamheidsoogpunt wenselijk is om gasnetten uit te faseren en te vervangen voor in eerste instantie full electric, in tweede instantie (duurzame) warmtenetten?

Kan de regering ingaan op de mogelijke verplichting in de Wet Stroom dat bij vervanging van een bestaand gasnet er geen nieuw gasnet kan worden aangelegd, maar altijd een full electric, dan wel duurzame warmtenet oplossing wordt gekozen?

Kan de regering ingaan op de mogelijkheid om in de Wet Stroom op te nemen dat bij nieuwbouwwijken en nieuwe aansluitingen enkel nog full electric netten en oplossingen worden ingezet? Is het niet wenselijk om de Wet Stroom en de nieuw voorziene Warmtewet uiteindelijk te integreren, ten einde de netbeheerder de rol van gebiedsregisseur te geven wat betreft energie infrastructuur?

Voor elektriciteit geldt nu een aansluitplicht; voor gas gelden belangrijke uitzonderingen op de aansluitplicht (in het geval er een warmtenet ligt en in de zogenaamde onrendabele gebieden). Hoe ziet de regering de investeringen in gasnetten in het licht van zijn Warmtevisie en de energietransitie, waarbij investeringen in andere infrastructuren noodzakelijk worden?

Gezien deze ontwikkelingen, hoe borgt de regering de betaalbaarheid van de energie infrastructuur: niet alleen in nieuw aan te leggen woonwijken maar vooral ook de bestaande bouw?

Leidt de definitie van aansluiting die stelt dat er maar één aansluiting per Waardering onroerende zaken (WOZ) object is, ertoe dat vooral grootverbruikers en industrie lagere aansluitkosten krijgen?

Leidt de definitie van aansluiting ertoe dat er maar één leverancier per WOZ object mogelijk is?

Is met de definitie van aansluiting een aparte aansluiting bij een WOZ object voor bijvoorbeeld elektrisch vervoer onmogelijk?

Wordt met de definitie van aansluiting een aparte extra aansluiting voor bijvoorbeeld een zonneproject op een sporthal onmogelijk?

Is het de bedoeling dat er per WOZ-aanslag sprake is van één installatie en dus één aansluiting?

Is de regering zich ervan bewust dat veel bedrijven gebruik kunnen maken van de zogenaamde complex-bepaling van de Wet WOZ en voor hun netwerk maar één WOZ-aanslag ontvangen (alle netwerken zoals warmtenetten, waterleidingstelsel, rioolstelsel, NS voor heel het spoorwegennet, trolley-, tram- en metrobedrijven, kabel- en telecomnetwerken, Rijkswaterstaat voor wegennet, openbare verlichting etc.)?

Op dit moment betalen de bedoelde bedrijven per fysieke aansluiting aansluit- en transporttarieven. Met het wetsvoorstel betalen de bedrijven slechts één keer aansluitkosten én voor zover het om kleinverbruikaansluitingen gaat maar één keer transporttarief (captar) voor een groot aantal fysieke aansluitingen. De regulering leidt er automatisch toe dat de tarieven voor de betreffende bedrijven dalen én voor consumenten stijgen. Beoogt de regering met deze definitie van het begrip installatie ook het socialiseren van deze kosten?

Is de regering van mening dat daarmee de kosten voor de consument fors kunnen stijgen? Zo nee, waarom niet?

Welke systeembeheerder zou op grond van het wetsvoorstel dan een aansluit- en transportovereenkomst met de betreffende aangeslotene moeten/kunnen aangaan? En moet die systeembeheerder dan ook de tarieven en vergoedingen voor de overige systeembeheerders in rekening brengen?

Hoe gaan de verschillende contacten over de verschillende fysieke aansluitingen met de andere systeembeheerders (over de wijze waarop nieuwe fysieke aansluitingen gerealiseerd worden, over uit bedrijf neming en wijzigingen van fysieke aansluitingen, voorziene transportbeperkingen, tariefswijzigingen etc.) dan verlopen?

Wat betekent dit verder voor de tarievensystematiek van de systeembeheerders? Welke aansluit- en transporttarieven gelden?

Is de regering van mening dat het kunnen faciliteren van meerdere leveranciers op één aansluiting van toegevoegde waarde is voor de energietransitie? Is de regering bereid om dit mogelijk te maken, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre hoe de verplichting tot aansluiting zich verhoudt bij het uitfaseren van het gasnetwerk, bijvoorbeeld bij een grootschalige renovatie in de bestaande bouw? Staan artikel 5.3 en 5.9 gemeenten in de weg om het gasnet te beperken, zo vragen deze leden?

De leden van de PVV-fractie constateren een tegenstrijdigheid waarbij de keuzevrijheid voor wat betreft aansluitingen op elektra wordt verruimd en bij gas juist wordt ingeperkt. Bij nieuwbouw valt daar wat deze leden betreft nog wat voor te zeggen, gezien de aardbevingsproblematiek in Groningen en verminderde gaswinning. Bovendien is het dan altijd vooraf voor de toekomstige bewoners duidelijk waar zij op worden aangesloten en hoeven zij dus geen kosten te maken voor nieuwe apparatuur. Al vragen deze leden, in hoeverre potentiele kopers afhaken indien een woning is aangesloten op een warmtenet. Gezien de huidige problematiek met warmtenetten kunnen deze leden zich dat namelijk goed voorstellen. In hoeverre zijn hier gegevens van bekend en zo niet is de regering dan bereid om dit te laten onderzoeken voordat de warmtevisie en de grootschalige uitrol van warmtenetten verder wordt doorgezet? Verder zijn de leden van de PVV-fractie benieuwd hoe het zit met wijzigingen in aanwijzingen van gebieden bij bestaande woningen? In hoeverre kunnen deze gebieden middels een aanwijzing verworden tot een warmte of «all electric» gebied? En indien dit mogelijk is, welke mogelijkheden hebben gedupeerde bewoners en bedrijven dan om zich hiertegen te verzetten? En voor wie is de rekening voor het vervangen of ombouwen van apparatuur binnen woningen of bedrijven?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat we minder afhankelijk moeten worden van gas en dat alternatieve warmtebronnen een volwaardige plek moeten krijgen in ons energiesysteem. Deze leden lezen in artikel 5.3 dat een gebied kan worden uitgezonderd van de plicht tot het aanleggen van een gasnet indien in dat gebied een warmtenet wordt aangelegd. De voorgenoemde leden merken op dat het erop lijkt dat dit artikel alleen betrekking heeft op nieuwe situaties. Waarom maakt de regering het niet mogelijk dat, indien er sprake is van een positieve lokale maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor warme in plaats van gas, ook in bestaande wijken, bijvoorbeeld bij grondige renovatie een warmetenet in plaats van een gasnet kan worden aangelegd, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen of de uitwerking van artikel 5.3 in de AMvB zal leiden tot techniekneutraliteit. Indien andere duurzamere opties dan gasnetten, in plaats van warmtenetten, voor het verwarmen van huizen voorhanden komen, wordt het dan ook mogelijk gemaakt dat daarvoor aansluiting worden gemaakt, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat de aansluitplicht voor gas in de wet onwenselijk is geworden, vanwege de noodzaak om de gaswinning in de provincie Groningen en de kleine velden af te bouwen. Deze noodzaak is zeer urgent, omdat de veiligheid van burgers in het gedrang is gekomen, de overlast door schade omvangrijk is en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen om ecologische en economische redenen moet worden afgebouwd. Deze leden vragen waarom alleen gekozen wordt voor het schrappen van de aansluitplicht bij nieuwbouwwijken. Is het niet ook nodig om in de bestaande bouw de warmtevoorziening te verduurzamen? Zou het niet ook mogelijk moeten zijn om onder randvoorwaarden gasaansluitingen uit te faseren bij bestaande wijken, wanneer een duurzaam en betaalbaar alternatief voorhanden is? Acht de regering het wenselijk om gemeenten meer mogelijkheden te geven om gasaansluitingen onder voorwaarden uit te faseren?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het noodzakelijk is om de verplichting tot het aansluiten op het gasnet standaard te behouden, gezien de noodzaak de gasproductie drastisch te beperken. Bestaan er wettelijke mogelijkheden om huizen zonder gasaansluiting te bouwen? Zo nee, waarom niet? Heeft de regering overwogen een techniekneutrale aansluitplicht voor warmtelevering in te voeren? Wordt het wettelijk mogelijk om de gasaansluitingen in een bepaald gebied af te sluiten als dit gebied kan worden voorzien van restwarmte of andere alternatieven? Is de regering bereid de mogelijkheid te creëren voor een gemeente om onder bepaalde voorwaarden een wijk niet langer op het gasnet aan te laten sluiten?

6.4 Kerntaak transporteren: balanceren en programmaverantwoordelijkheid

Ziet de regering vraag- en aanbodsturing zoals opslag als mogelijk goedkope optie om bijvoorbeeld piekbelasting van het net te voorkomen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Hoe functioneert het systeem van congestiemanagement dat enkele jaren gelden is ingesteld?

Art. 5.9 van de AMvB (consultatie-versie) lijkt enkel aanbodsturing en niet vraagsturing als flexoptie voor netbeheer toe te laten, klopt dat zo vragen deze leden?

In welk artikel wordt lokale of regionale onbalans geregeld?

Vindt de regering ook dat regionale netbeheerders wel aan lokaal congestiemanagement (voorkomen overbelasting net) mogen doen via het organiseren van een biedladder voor opslag en op/afregelen van elektriciteitsproductie of afname, indien dit goedkoper is dan extra leidingcapaciteit aanleggen?

Kan vraag- en aanbod sturing het beste door net/systeembeheerders ingekocht worden bij marktpartijen, die deze diensten ontwikkelen in plaats dat netbeheerders dit zelf ontwikkelen? Of zouden netbeheerders zelf onbalanssystemen op moeten (kunnen) zetten?

Mag een netbeheerder vraag- en aanbodsturing en de kosten ter voorkoming van pieken en dalen in de netbelasting meenemen in zijn gereguleerde kosten voor de aanleg en het onderhoud van het net, en laat artikel 5.4 lid 1 dit toe?

Zal het in artikel 5.10 genoemde AMvB opties als opslag en (geaggregeerde) vraagsturing bij kleine aansluitingen opnemen voor congestiemanagement?

De leden van de PVV-fractie wijzen de regering er op dat ook het balanceren bemoeilijkt wordt door de energietransitie. Een positieve noot is dat deze kosten worden verhaald op de veroorzaker van de onbalans, zodat niet direct de eindgebruiker hiervoor opdraait. Echter deze leden vragen in hoeverre dit indirect niet alsnog gebeurt. Bijvoorbeeld indien een systeemgebruiker die wind op zee produceert plots veel meer of minder levert dan aangeven. In hoeverre wordt deze onbalans en bijbehorende boete meegenomen in de subsidie aanvraag waar de eindgebruiker uiteindelijk voor betaalt? Bovendien vragen deze leden in hoeverre een eventuele overproductie en de extra subsidie die dat oplevert opwegen tegen de boete voor onbalans die daarop staat. Met andere woorden, in hoeverre bieden de boetes afdoende financiële prikkels om geen onbalans te veroorzaken in het systeem? Ook zien deze leden graag in een overzichtelijke tabel de jaarlijkse kosten en boetes voor onbalans tegemoet en daarbij ook indien mogelijk de geprognotiseerde kosten en boetes voor onbalans. Verder vinden deze leden het verstandig dat de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit voorbereidingen treft voor een eventuele blackout. Deze leden willen graag wat meer weten van deze voorbereidingen en de mogelijkheden die de transmissiesysteembeheerder heeft. Welke voorzieningen kunnen er getroffen worden om in de eerste plaats blackouts te voorkomen en het systeem sneller te herstellen van een blackout en welke kosten zijn daarmee gemoeid? De leden van de PVV-fractie vertrouwen er overigens op dat onze transmissiesysteembeheerder daar goed op voorbereid is. Echter een blackout in een ander land, bijvoorbeeld Duitsland kan ook een kettingreactie veroorzaken. Deze leden willen weten hoe groot het risico is dat als er een blackout in Duitsland optreedt en dus de massale import van Duitse stroom wegvalt dit resulteert in een blackout in eigen land. Oftewel hoeveel vermogen kan de transmissiesysteembeheerder snel af of bijschakelen om een black out in Nederland te voorkomen? Verder zijn deze leden benieuwd in hoeverre een black out in Nederland die veroorzaakt wordt door externe problemen zoals een black out in Duitsland, financieel wordt afgehandeld? In hoeverre kan onze transmissiesysteembeheerder dan de kosten verhalen op een door een buitenlandse transmissiesysteembeheerder veroorzaakte black out? En hoe zit het met de getroffen burgers en bedrijven in Nederland, bij wie kunnen zij hun schade verhalen?

Welke mogelijkheden hebben systeembeheerders om lokaal congestiemanagement te organiseren zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Ziet de regering mogelijkheden voor systeembeheerders om de noodzaak van verzwaring van het net te verminderen door lokale opslag te faciliteren, te stimuleren of aan te leggen?

Hoe moeten de hoog- en laag-calorische gasnetten zo goed mogelijk gekoppeld worden?

6.5 Meten van het energieverbruik

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe hoog de in art. 5.13 genoemde vergoeding zal zijn voor de op afstand uitleesbare meter?

Maakt het wetsvoorstel het mogelijk dat energieleveranciers in de toekomst contracten met kwartiertarieven gaan aanbieden in lijn met motie van de leden Smaling (SP) en Agnes Mulder (CDA) (Kamerstuk 29 023, nr. 169), zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wanneer verwacht de regering dat contracten met kwartiertarieven aangeboden gaan worden? Hoeveel huishoudens met slimme meters zijn daarvoor naar schatting nodig?

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 5.22 dat de systeembeheerder alle informatie openbaar maakt, die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt. Daarbij verwijst de regering onder meer naar verbruiksdata op postcodeniveau en slimme meters. De voorgenoemde leden begrijpen de doelstelling om transparantie in de markt te genereren, maar vragen wat de consequenties zullen zijn voor de privacy van gebruikers en of deze data niet makkelijk misbruikt kunnen worden. Is het bijvoorbeeld mogelijk om ongewenste energieaanbiedingen op wijkniveau te doen op basis van deze gegevens, of om te zien of veel mensen in de buurt op vakantie zijn, waardoor inbrekers hun slag kunnen slaan, zo vragen deze leden. Ook willen deze leden weten of de regering van plan is om advies te vragen aan het College Bescherming Persoonsgegevens over de vraag welke gegevens, wanneer en hoe openbaar gemaakt mogen worden.

6.6 Informatieverstrekking door systeembeheerders

Ziet de regering het risico dat de eis tot openbaarmaking van verbruiksdata van klanten het vertrouwen van klanten in de slimme meter kan schaden en op privacy- en veiligheidsissues kan stuiten zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering bereid er op toe te zien dat er een gedragscode komt van alle netbeheerders afgestemd met het College Bescherming Persoonsgegevens over welke informatie op welke wijze openbaar gemaakt wordt?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de verstrekking van informatie verplicht is, hoe wordt toegezien op de informatieverstrekking en in hoeverre deze informatie tijdig beschikbaar moet zijn. Is de regering voornemens om nog nadere criteria te stellen ten aanzien van informatieverstrekking, zo vragen deze leden?

Is de regering zich er van bewust dat verbruiksdata op postcodeniveau kan leiden tot een inbreuk op de privacy van consumenten zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Is de regering bereid om in overleg te treden met het College Bescherming Persoonsgegevens over de openbaarmaking van verbruiksdata?

6.7 Transmissiesysteem op zee

De regering schrijft dat, wanneer ondanks goede afstemming van planningen toch schade ontstaat bij windparkexploitanten door vertraging van de bouw van het net op zee, het redelijk en maatschappelijk efficiënt is dat de windparkexploitant dan wordt gecompenseerd. In artikel 6.19 is daarom bepaald dat TenneT de kosten uit de door hem veroorzaakte schade mag vergoeden uit de tariefinkomsten. Dit verlaagt de prikkel voor TenneT om te voorkomen dat er schade wordt veroorzaakt volgens de leden van de VVD-fractie. TenneT draagt de kosten van de schade dan immers niet zelf. Welke mogelijkheden ziet de regering om een duidelijker prikkel voor TenneT op te nemen om de windparken op zee tijdig aan te sluiten? Waarom is daarvoor niet gekozen? Waarom geldt er op land niet ook een dergelijke compensatieregeling zo vragen deze leden.

Zal de regelgeving onder STROOM (AMvB) voorzien in een regeling voor schadevergoeding, zoals eerder toegezegd aan de Kamer (dertigledendebat 4 februari jl. over wind op zee) zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Zal de schadevergoeding «volledig en direct» zijn voor het geval het door TenneT aangelegde en beheerde net niet tijdig gereed is dan wel om andere redenen niet operationeel? Wie zal de schadevergoeding betalen bij een eventuele vertraging van het regulatorisch kader?

Deelt de regering de mening dat onduidelijkheid over deze schadevergoeding prijsopdrijvend zal werken bij een tender?

Wat is de situatie voor wind op zee indien de Eerste Kamer de Wet Stroom niet tijdig aanvaardt en de Wet na 1 januari 2016 in werking treedt?

In hoeverre kan en zal TenneT anticiperen op de uiteindelijke aanvaarding van de Wet, voor de aanleg van het net op zee?

Is het mogelijk de Wet dan bijvoorbeeld per 1 maart 2016 in werking te laten treden?

Is het correct dat als de Wet Stroom niet voor 1 januari 2016 is aangenomen door de Kamer de eerste tender en daarmee het uitrolplan voor wind op zee minimaal een half jaar vertraging oplevert, vanwege de cruciale rol van TenneT als netbeheerder in dit plan?

Wat zijn de gevolgen voor de wind op zee plannen als de Wet Stroom niet voor 1 juli 2016 (de volgende inwerkingstredingsdatum) is aangenomen, is het dan haalbaar om het eerste park van 700 MW operationeel te hebben in 2019?

Voorziet de regering in alternatieve scenario’s om te zorgen dat TenneT tijdig wordt aangewezen als netbeheerder op zee om de planning te halen?

Heeft de regering voldoende waarborg ingebouwd voor de doorgang van de eerste tender indien TenneT niet op tijd aangewezen kan worden en marktpartijen dit risico gaan inprijzen in hun bod?

Welke acties denkt de regering te ondernemen mocht onverhoopt 1 januari 2016 niet gehaald worden?

In de realisatie van wind op land gaat de regering ervan uit dat na aantonen van nut en noodzaak systeembeheerders reeds gedane investeringen kunnen terug verdienen. Wat als een windpark waarvoor (aansluit)investeringen zijn gedaan nu niet wordt gerealiseerd? Hoe denkt de regering kapitaalvernietiging te kunnen voorkomen zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de gevolgen zijn als de wet pas in werking treedt op 1 juli 2016, in plaats van 1 januari? Is er een risico dat de uitrol van wind op zee vertraging op loopt als TenneT zoals deze wet bepaald niet wordt aangewezen als transmissysteembeheerder op zee per 1 januari 2016, zo vragen deze leden? Wat voor oplossingen voor dit probleem heeft de regering? Verwacht de regering dat de eerste tender voor wind op zee uitgesteld moet worden, zo vragen deze leden?

De leden van de CDA-fractie hebben bij de wetsbehandeling wind op zee vragen gesteld over de kosten van het net op zee. In hoeverre vindt de regering het wenselijk om de kosten die TenneT maakt voor de aanleg en exploitatie van het net op zee inzichtelijk te houden van dat op land, is de regering dit eens met deze leden? Is de regering bereid om het transmissysteembeheer desgewenst gescheiden te houden van dat op land, en de Kamer periodiek over de voortgang van het net op zee te infomeren?

Zou nader ingegaan kunnen worden op de definitie van het transmissiesysteem op zee, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Waar begint en eindigt het transmissiesysteem op zee en waar zit de scheiding tussen het transmissiesysteem voor elektriciteit en op zee?

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog vragen over de schadevergoeding bij te laat aanleggen van het net op zee. Verwacht de regering dat onduidelijkheid over de schadevergoeding prijsopdrijvend zal werken, zo vragen deze leden? Zal de schadevergoeding volledig en direct de kosten dekken, zo vragen deze leden? Wanneer zal de AMvB die invulling geeft aan de schadevergoeding af zijn en wordt deze in voorhang voorgelegd aan de Kamer?

De leden van de PVV-fractie zijn zoals bekend fel tegenstander van de grootschalige uitrol van wind op zee. Deze leden irriteren zich ook aan de wijze waarop deze regering de gigantische kosten bagatelliseert en verzwijgt. Nog steeds is namelijk onduidelijk hoeveel de aanleg van het net op zee in totaal gaat kosten als TenneT het doet of als de windparkexploitanten dat zelf doen. Deze leden hebben namelijk nog steeds geen inzage in wat wel en niet is meegenomen in deze berekening. Het feit dat de transmissiesysteembeheerder straks moet opdraaien voor eventuele vertraging pleit er ook niet voor om TenneT als netbeheerder op zee aan te wijzen. Is dit ook meegenomen in de kostenvergelijking? En is die kostenvergelijking tussen TenneT als beheerder van het net op zee en de windparkexploitant als beheerder van het net op zee gebaseerd op dezelfde levensduur? Verder begrijpen deze leden dat TenneT in Duitsland bij de aanleg van verbindingen op zee ook vertraging heeft opgelopen, kan de regering aangeven hoeveel TenneT dat heeft gekost? Kan de regering verder aangeven wat de hoogte van de eventuele vertragingsboete is en of hier een maximum aan gebonden is? Verder beredeneren de leden dat door TenneT verantwoordelijk te maken voor de kosten van vertraging de eindgebruiker altijd de rekening gepresenteerd krijgt. Terwijl als de vertragingskosten onderdeel uit zouden maken van het biedingsproces windparkexploitanten elkaar hierop zouden kunnen beconcurreren. Deze concurrentie zou volgens de regering dan moeten resulteren in lagere subsidieverplichtingen. De aanname van de regering dat windparkexploitanten allemaal een zeer conservatieve inschatting zouden doen, indien het vertragingsrisico voor hun rekening zou zijn lijkt daarin tegenstrijdig. Kan de regering dit weerleggen?

De leden van de D66-fractie merken op dat het van groot belang is dat de uitrol van het net op zee en de aanleg van de windparken op zee in samenhang gebeurt, aangezien het kosten met zich mee brengt indien de projecten niet gelijktijdig tot stand komen. De voorgenoemde leden vragen wat de gevolgen zullen zijn voor het tijdspad van de tender en het uitrolplan van wind op zee indien het voorliggende wetsvoorstel later dan 1 januari 2016, of zelfs later dan 1 juli 2016, in werking treedt. Heeft de regering alternatieve scenario’s bedacht voor de uitrol van het net door TenneT, indien dit wetsvoorstel vertraging oploopt, aangezien het al vrij laat naar de Tweede Kamer was gestuurd, zo vragen deze leden. En wat zijn de waarborgen die de regering inbouwt met betrekking tot de tender indien TenneT niet op tijd aangewezen kan worden, opdat marktpartijen dit risico niet gaan inprijzen in hun bod?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de regering voorziet dat het eerste offshore investeringsplan gemaakt wordt. Waarom beperkt dit wetsvoorstel zich tot het geven van handvatten voor de verdeling van risico’s en aansprakelijkheden? Waarom is deze verdeling niet vastgelegd in de wet? Ziet de regering in dat vastlegging van deze verdeling meer zekerheid zou geven aan windparkenexploitanten? Hoe zou het recht op compensatie en het recht op subsidie kunnen samenvallen? Is subsidie niet afhankelijk van productie?

6.8 Verkabeling

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten van de regering of er alternatieven zijn voor de eigen bijdrage van 25% voor het ondergronds verkabelen in art. 5.7. Wat zijn de voor- en nadelen als gekozen zou worden voor 10% of 0% eigen bijdrage?

Waarom moet bij ondergrondse verkabeling een vast percentage betaald worden door de verzoeker, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wat is de onderbouwing van het percentage van 25 procent, zo vragen deze leden? Ondervinden relatief kleine gemeenten of gemeenten met een relatief klein inwonertal nadeel bij een vast percentage, zo vragen deze leden. Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering zijn verantwoordelijkheid afschuift als het gaat om de hoogspanningsmastenproblematiek en mensen die onder de magneetvelden van hoogspanningsmasten wonen al jaren aan hun lot overlaat. Er is in de ogen van de leden helemaal geen sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. TenneT en dus de regering is verantwoordelijk voor het te dicht bij huizen bouwen van hoogspanningsmasten. Indien dat het geval is en de norm voor magneetvelden wordt overschreden dan dient de regering ook volledige verantwoordelijkheid te dragen voor verkabeling of uitkoop. Waarom schuift de regering deze verantwoordelijkheid gedeeltelijk af naar gemeentes en bewoners? Waarom moeten gemeentes in dergelijke gevallen toch 25% meebetalen, terwijl zij niets aan de komst van de hoogspanningsmasten konden doen? Overigens constateren deze leden dat het omgekeerde ook voorkomt, namelijk dat gemeentes in hun expansiedrift zelfs na 2005 woningen gebouwd hebben onder bestaande hoogspanningsmasten. Een veel eerlijker systeem zou dan ook zijn om in dergelijke gevallen de kosten voor verkabeling of uitkoop voor 100% bij de gemeentes neer te leggen en in alle andere gevallen de kosten voor 100% bij het Rijk. Is de regering bereid om de kostenverdeelsystematiek op deze wijze aan te passen en zo niet, waarom niet? Kan de regering ook aangeven in hoeveel gevallen de kosten dan voor rekening zouden zijn van de gemeentes? Verder merken de leden van de PVV-fractie ook op dat iedere bewoner die geconfronteerd wordt met de plaatsing van hoogspanningsmasten boven zijn woning aanspraak zou moeten kunnen maken op een uitkoopregeling, is de regering daartoe bereid?

Dan blijft er nog een groep mensen over die zelf na 2005 onder hoogspanningsmasten zijn gaan wonen en niet in aanmerking komen voor verkabeling of uitkoop. In hoeverre acht de regering dit anno 2015 nog verantwoord? Erkent de regering inmiddels de gezondheidsrisico’s van het wonen onder hoogspanningsmasten en zo niet waar baseert men dan het besluit tot uitkoop en verkabeling op? Is de regering bereid om de regelgeving met betrekking tot hoogspanningsmasten conform de zojuist beschreven wijze vorm te geven en zo niet, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 5.7 dat bij verkabeling van hoogspanningskabels de lokale gemeente 25% van de kosten moeten dragen. De voorgenoemde leden vragen de regering nader te motiveren waarom zij hiertoe heeft besloten en hoe zij tot deze kostendeling is gekomen. Daarbij willen deze leden weten of ook andere opties om een goede afweging te maken met betrekking tot de verhouding van baten tot lasten, zijn overwegogen, in plaats van een financiële drempel voor de verzoeker. Bovendien vragen deze leden waarom er voor een vast percentage en het specifieke getal van 25% is gekozen.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om een lijst te maken van alle gemeenten waar hoogspanningskabels doorheen lopen, en per gemeente aan te geven: hoeveel het zou kosten om die hoogspanningskabels te verkabelen, hoeveel de betreffende gemeenten zelf moeten bijdragen, en wat de eigen bijdragen voor het verkabelen dan uiteindelijk per inwoner van die gemeenten zou kosten.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het vanuit het oogpunt van volksgezondheid en leefbaarheid belangrijk dat bewoners worden ontlast die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen. Zij vinden het belangrijk dat de mogelijkheid van verkabeling wordt benut in woongebieden. Deze leden vragen zich echter af waarom gekozen is voor de drempelbijdrage van 25%. Is de regering van mening dat ons hoogspanningsnet een publieke voorziening is die van nationaal belang is? Zo ja, waarom wordt afgeweken van staand beleid om vernieuwingen van landelijke infrastructuur collectief te dekken? Het is in Nederland immers gebruikelijk dat bij het vernieuwen van een landelijk netwerk de kosten door alle Nederlanders of de netwerkbeheerders worden gedragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wanneer de Kamer een reactie krijgt op de motie Dik-Faber (Kamerstuk 29 023, nr. 189) over het inzichtelijk maken van kosten voor verkabeling. Zij wijzen bijvoorbeeld op een kleinere gemeente als Geertruidenberg, waar de kosten mogelijk op bijna 700 euro per huishouden uit zouden komen. Acht de regering dit een redelijk bedrag? Wordt het uitgangspunt gehanteerd dat kleine gemeenten net zoveel per te verkabelen kilometer moeten betalen als grotere gemeenten? Bestaat het risico dat door deze drempelbijdrage een regeling wordt opgetuigd waar gemeenten vanwege hun financiële situatie geen gebruik van kunnen maken? Zo ja, hoe is dit te rijmen met de uitspraken van de Minister van Economische Zaken tijdens het debat over de Brabantse 380 kV lijn op 22 april jl. waarbij hij heeft gewezen op de statische relatie tussen hoogspanning en gezondheid voor kinderen tot 15 jaar?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de MvT dat gemeenten een drempelbijdrage van 25% moeten betalen, omdat anders lijnen worden verkabeld op plaatsen waar de gemaakte maatschappelijke kosten «niet worden gewaardeerd». Waarom speelt dit geen rol bij uitkoop, waar alle bewoners die direct onder de lijnen wonen een aanbod tot uitkoop krijgen, ongeacht de lokale «waardering»?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de MvT, die spreekt over een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, netbeheerders en het Rijk. Geldt dit ook ten aanzien van huizen die er al stonden toen de lijnen werden aangelegd? En voor huizen die voor de introductie van het voorzorgsbeginsel in 2005 zijn gebouwd? Zo ja, hoe hadden gemeenten voor 2005 op de hoogte moeten zijn van mogelijke risico’s die verbonden zijn aan het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen? Hadden zij destijds uit eigen beweging maatregelen moeten nemen, ondanks het ontbreken van beleid van het Rijk en netbeheerders?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom 220 en 380 kV tracés niet in aanmerking komen voor verkabeling. Als gevolg daarvan zullen de huizen direct onder die tracés moeten worden uitgekocht, met een grote impact op de leefbaarheid tot gevolg. Volgens de toelichting zou het niet mogelijk zijn om 220 en 380 kV lijnen te verkabelen, maar hoe is dat te rijmen met de verruimde mogelijkheden voor verkabeling van dergelijke lijnen, waarover de Kamer recent is geïnformeerd (kabinetsbrief van 2 april 2015, Kamerstuk 31 574, nr. 37 en de brief van TenneT van 30 maart 2015, «Actualisatie van visie ondergrondse aanleg 380 kV»)? Waarom worden alleen lijnen van 1 km of langer verkabeld? Hoe wordt de problematiek van het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen opgelost op trajecten korter dan 1km?

Heeft de regering zich rekenschap gegeven van wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt, dat kinderen die langdurig in de buurt van bovengrondse elektriciteitslijnen wonen, mogelijk meer kans hebben op leukemie dan kinderen die daar verder vanaf wonen zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie? Zijn er gemeenten die bovengemiddeld veel hoogspanningskabels op het grondgebied hebben? Zijn er gemeenten voor welke de eigen bijdrage een belemmering zou kunnen vormen? Heeft de regering hierover contact gehad met betreffende gemeenten, zoals Veenendaal? Op welke wijze gaat de ACM rekening houden met de specifieke aspecten van verkabeling? Stelt de regering hier richtlijnen voor op? Heeft de regering hierover contact met de ACM gehad?

6.9 Tijdelijke taken systeembeheerders

De leden van de VVD-fractie zijn vaker kritisch geweest over de mogelijkheid om tijdelijk taken toe te bedelen aan de systeembeheerder. Zij zien dat in de markt bijvoorbeeld producten worden ontwikkeld op het vlak van vraagrespons of decentrale opslag. Indien systeembeheerders op deze terreinen tijdelijke taken kunnen krijgen, vrezen deze leden dat dit innovatie in de markt zal hinderen. Anderzijds kunnen zij zich ook voorstellen dat het tijdelijk toebedelen van taken aan een systeembeheerder nodig kan zijn om een ontwikkeling in gang te zetten die nog niet commercieel levensvatbaar is. In het betreffende wetsartikel hierover (5.34) staat onder lid c dat het toekennen van taken aan de systeembeheerder alleen kan als «marktpartijen niet of in beperkte mate in de uitvoering van de taken voorzien». Wat betreft deze leden zit hier de crux. Hoe beoordeelt de regering of marktpartijen deze taken al dan niet voldoende uitvoeren? Welk afwegingskader wordt daarvoor gebruikt? Kan de regering dat afwegingskader aan de Kamer doen toekomen? Hanteert de regering verdere voorwaarden ten aanzien van het tijdelijk toekennen van taken aan systeembeheerders? Hoe wordt voorkomen dat er kruissubsidiëring plaatsvindt tussen taken van het infrastructuurbedrijf en de systeembeheerder? Zijn daarvoor voldoende waarborgen, of zijn er nog mogelijkheden om extra waarborgen in te bouwen? En zo ja, welke zijn dat? En waarom is er gekozen voor een termijn van 5 jaar? Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het tijdelijk toekennen van taken aan systeembeheerders niet in strijd is met Europese regels?

De artikelen 4.14 en 5.34 bieden ruimte voor tijdelijke taken voor de systeembeheerder en voor extra activiteiten van het infrastructuurbedrijf. Hoe gaat de regering deze AMvB’s invullen zo vragen de leden van de PvdA-fractie, welke AMvB’s zullen worden voorgehangen en wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?

In artikel 5.37 wordt de ruimte voor experimenten beschreven. In de huidige experimenteer AMvB ligt het initiatief van het experiment alleen bij een coöperatie. Artikel 5.37 lijkt ook ruimte te bieden voor andere partijen om een initiatief ontplooien zoals. een groep tuinders, een leverancier of een systeembeheerder. Klopt deze interpretatie?

Welke artikelen in het wetsvoorstel zijn geschreven vanuit de gedachte dat de splitsing volledig is/wordt doorgevoerd? Welke artikelen moeten aangepast worden indien dat niet het geval is? Mocht de volledige splitsing van de Nederlandse energiesector niet doorgaan wat zijn daarvan de gevolgen voor de inhoud van het wetsvoorstel zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering de tijdelijke taken voor de systeembeheerder gaat invullen. Is de regering voornemens om te komen met een AMvB op basis van de artikelen 4.14 of 5.34, zo vragen deze leden? Worden deze AMvB’s in voorhang voorgelegd aan de Kamer? Zijn deze eventuele taken altijd tijdelijk van aard? Kunnen ze bijvoorbeeld alleen voor een periode van 5 of 10 jaar worden ingesteld of kunnen tijdelijke taken weer worden ingetrokken? Hoe zou dit gaan in de praktijk? Is een regeling voorzien voor het intrekken van tijdelijke taken?

De leden van de PVV-fractie vinden dit een grijs gebied in de regelgeving, omdat hier de strikte afbakening van taken die dit wetsvoorstel poogt aan te brengen wordt doorbroken. Deze leden vrezen dat politieke doelen die niet of in beperkte mate door de markt worden opgepikt op deze wijze kunnen worden doorgedrukt door systeembeheerders dit te laten doen. Deze leden willen daarom dan ook weten wie bepaalt of marktpartijen bepaalde activiteiten onvoldoende oppakken. Hoe wordt dit gemeten? Welke rol speelt de ACM hierin en welke mogelijkheden heeft de ACM om deze tijdelijke taakverruiming te blokkeren? Klopt het dat deze tijdelijke uitbreiding van taken dan ook kan worden doorberekend in de tarieven van de systeembeheerders richting de eindgebruikers? Als dit taken betreft die niet door de markt worden opgepikt dan zijn dat bijna per definitie onrendabele taken. Is dat niet voldoende aanleiding om deze taken überhaupt niet uit te voeren? Immers indien deze taken dermate belangrijk zijn, dan zal er toch altijd een slimme ondernemer zijn die hierop inspringt? Waarom heeft de regering in deze zo weinig vertrouwen in de markt om de vele problemen die de energietransitie met zich meebrengt op te lossen?

De leden van de D66 fractie lezen in artikelen 4.14 en 5.34 dat via AMvB’s mogelijkheden kunnen worden geboden voor tijdelijke taken voor de systeembeheerder en voor extra activiteiten van het infrastructuurbedrijf. Deze leden willen graag weten aan welke taken de regering denkt, op welke manier de regering deze AmvB’s wil gaan invullen en wanneer de Kamer deze AMvB’s tegemoet kan zien. Kan de regering daarbij in ieder geval aangeven of de tijdelijke taken op grond van artikel 4.14 kunnen bestaan uit de aanleg en beheer van drinkwater- en warmteleidingen, exploitatie van infrastructuur en bouw van productie-installaties, zoals zonnepanelen, warmtepompen en dergelijken? Ook vragen deze leden of in de AMvB ten aanzien van tijdelijke taken zal worden voorzien in een «exit-strategie» waarmee de tijdelijke taken te zijner tijd de markt op kunnen, zonder dat maatschappelijk kapitaal verloren gaat.

7. Tariefregulering

7.1 Algemeen

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom in art. 6.12 staat dat de ACM de «tarieven» vaststelt in plaats van de «maximumtarieven», waar een systeembeheerder ook onder kan gaan zitten? Leidt het gebruik van het begrip «maximumtarieven» niet tot meer duidelijkheid?

Is de regering het eens dat het kostenveroorzakingsprincipe leidend moet zijn bij de vaststelling van tarieven voor het net (transporttarieven)?

Deelt de regering de analyse dat levering van het net door prosumenten, of door opslagfaciliteiten wel het transporttarief betalen, maar levering door (grootschalige) productie niet? Ziet de regering dit als een ongewenste blokkade van duurzame en decentrale energie productie en opslag versus de vaak fossiele opwek?

Wat is de logica om producenten bij wet (art 6.6 lid 3) uit te sluiten van een transporttarief? Kan de regering ingaan op de logica van art. 6.1 lid 3? Waarom zou de transmissiesysteembeheerder voor gas niet onder het maximumtarief mogen gaan zitten, terwijl andere systeembeheerders dat wel mogen doen zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Waarom wordt in artikel 6.6 lid 3 bepaald dat alleen afnemers van energie en niet de producenten meebetalen aan de transportkosten van energie? Grote producenten van elektriciteit betalen niet mee. Dat staat naar mening van de leden van de SP-fractie haaks op het kostenveroorzakingsprincipe. Vaststelling van deze beperking in de wet zet de ACM buiten spel om het kostenveroorzakingsprincipe nader in te vullen in het tariefbesluit van artikel 6.12. Wil de regering hier op reageren? Prosumenten met zon-PV of bijvoorbeeld industrie met opslagdiensten betalen wel mee aan de transportkosten. Dit lijkt een vorm van ongelijke behandeling. Het effect van de voorgestelde wetsbepaling is dat lokale, duurzame energieproductie en lokale opslag benadeelt worden ten opzichte van grotere, vaak fossiele opwek. Naar mening van de leden van de SP-fractie zal in het licht van het kostenveroorzakingsprincipe transportkosten in beginsel moeten worden verdeeld over zowel afnemers als producenten. Dit dient te worden aangepast in de wet.

De leden van de CDA-fractie vragen ten algemene welke veranderingen het voorstel met zich meebrengt ten aanzien van het socialiseren van kosten? Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel voor de rekening van huishoudens en bedrijven, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 6.6 dat de transsporttarieven niet langer zijn opgesplitst in variabele en vaste tarieven. Deze leden vragen de regering of zij van plan is om in de gedelegeerde regelgeving ruimte te bieden voor flexibele en tijdsafhankelijke tarieven, waarmee aangeslotenen gestimuleerd kunnen worden ten aanzien van hun energiegebruik en wat hierbij de afwegingen zijn.

7.2 Tariefreguleringsproces

Volgens de MvT (blz. 84) kunnen ook tussentijdse investeringen in het tarief worden meegenomen. In de wettekst (art. 5.5, 6.11, 6.12) lijkt dit echter niet terug te komen, afgezien van RCR-projecten? Kan de huidige wettekst uit de Gaswet opgenomen worden in dit wetsvoorstel, teneinde rechtszekerheid te creëren zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Deze leden van de PVV-fractie vinden het belangrijk dat de ACM streng toeziet op de tarieven van systeembeheerders. Dankzij de energietransitie zullen deze immers drastisch gaan stijgen en derhalve is een strikte controle noodzakelijk. Deze leden vinden het opmerkelijk dat er expliciete ruimte wordt geboden om de vergoeding van bepaalde kosten uit te zonderen van de doelmatigheidskorting. Het zou toch zo moeten zijn dat iedere besteding doelmatig is, kan de regering dit nader toelichten? Welke kosten zouden hier bijvoorbeeld onder kunnen vallen? Verder kunnen deze leden de redenering om de reguleringsperiode vast te stellen op 6 jaar niet helemaal volgen. Er wordt gesteld dat een langere periode onwenselijk is omdat dit grote tariefschommelingen met zich mee kan brengen. Vervolgens wordt gesteld dat halverwege deze periode het inkomstenbesluit wordt aangepast op basis van de actuele kosten. Daarmee zijn de zorgen omtrent te grote tariefschommelingen toch weggenomen? Overigens vinden deze leden het goed dat tariefschommelingen zoveel mogelijk worden weggenomen. Deze leden vonden het dan ook des te opmerkelijker dat de ACM de tarieven voor de systeembeheerders het afgelopen jaar naar beneden heeft bijgesteld, terwijl de regering zoals bekend middels het energieakkoord aanstuurt op gigantische investeringen. Kunnen de leden van de PVV-fractie hieruit opmaken dat in de voorgaande jaren het toezicht op de kosten ondermaats is geweest of heeft de regering hier een andere verklaring voor?

7.3 Tariefstructuur

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de mening deelt dat door middel van flexibele tarieven aangeslotenen op de juiste wijze gestimuleerd worden op basis van hun gebruik? Zo ja kan de regering bevestigen dat de ruimte uit het wetsvoorstel behouden blijft?

Kan de regering aangeven welke wijzigingen in STROOM op het gebied van het socialiseren van kosten zijn doorgevoerd/aangepast ten opzichte van de nu geldende Elektriciteits- en Gaswet?

Kan de regering een indruk geven wat daarvan de gevolgen zullen zijn voor de tarieven voor eindgebruikers?

We zien bij de transmissiesysteembeheerder een uitzondering voor niet-beïnvloedbare kosten in de vaststelling van de efficiency. Niet beïnvloedbare kosten komen ook voor bij distributiesysteembeheerders, denk aan objectiveerbare regionale verschillen zoals precario? Waarom is gekozen voor een uitzondering uitsluitend voor transmissiesysteembeheerders zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van mening is dat flexibele transporttarieven wenselijk zijn. Zo ja, blijven flexibele, tijdsafhankelijke transporttarieven mogelijk in de onderliggende AMvB, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen of de wet beoogd om degene die de kosten veroorzaakt deze ook te laten betalen? Komt dit tot uiting bij het vaststellen van de transporttarieven? Zo nee, waarom niet? Is het zo dat levering op het net door kleinschalige installaties wel het transporttarief betaald moet worden, maar door grootschalige productie niet? Waarom worden producenten bij Wet (art 6.6 lid 3) uitgesloten van een transporttarief?

De leden van de PVV-fractie maken zich zoals gezegd zorgen over de forse stijging van de netwerkkosten als gevolg van de energietransitie. Deze leden willen deze kosten zo eerlijk mogelijk verdelen en dat houdt dus in dat de netvervuiler betaalt. Deze leden vinden het dan ook onbegrijpelijk dat mensen die veel decentrale energie terug leveren een uitzondering krijgen op de rekensystematiek waardoor de eindgebruikers opdraaien voor de kosten van hun grotere aansluiting. Bovendien erkent de regering juist dat teruglevering zorgt voor piekbelasting op de hogere netten, maar ook daarvoor worden decentrale netvervuilers grotendeels vrijgesteld dankzij de salderingsregeling. Waarmee eveneens een averechtse prikkel wordt gegeven voor mensen met decentrale energie om te investeren in energie opslag of andere toepassingen om het net te ontlasten. Kan de regering aangeven waarom diegene die geen decentrale energie hebben straks honderden euro’s per jaar extra moeten betalen aan transporttarieven, terwijl de kostenveroorzakers hier grotendeels van worden vrijgesteld? Deze leden hebben al eerder gewaarschuwd dat door dergelijke regelingen een welvaartsoverdracht plaats vindt van arm naar rijk. Over het algemeen zijn het namelijk degene die meer verdienen die zonnepanelen kunnen permitteren. Kan de regering cijfers aanleveren over de huidige stand van zaken met decentrale opwekking, waarbij onderscheid wordt gemaakt op basis van inkomen of gemiddelde huizenprijzen? Hoeveel mensen hebben er in 2014 geprofiteerd van de salderingsregeling, de verlaagde energiebelasting of andere subsidie of stimuleringsmaatregelen voor wat betreft decentrale opwekking? En hoeveel mensen zullen er profiteren van de door middel van dit wetsvoorstel gecreëerde kwijtschelding van de kosten voor een grotere aansluiting voor decentrale invoeders? De leden van de PVV-fractie vinden het verantwoord dat vermogenskosten al tijdens de aanleg in de tarieven verwerkt mogen worden, waardoor zij worden terugverdiend in hetzelfde jaar dat zij worden gemaakt. Deze leden vinden het wel opmerkelijk dat een dergelijke systematiek niet wordt gebruikt bij de subsidies voor duurzame energie. Immers er is tot aan 2015 al voor 10 miljard aan SDE+ subsidieverplichtingen aangegaan, terwijl er pas 273 miljoen aan opslag duurzame energie is opgehaald. Kan de regering verklaren waarom bij de transporttarieven wel eerder geanticipeerd wordt op de voorziene uitgaven en bij de SDE+ subsidies niet? Weliswaar zijn dit veelal langjarige verplichtingen, echter de uitgaven zijn ook reeds hoger dan de opgehaalde 273 miljoen, dus hoe wil de regering dat verklaren?

De leden van de GroenLinksfractie vragen of de regering de mogelijkheid open laat om de cascadesystematiek aan te passen als de piekbelasting van hogere netwerken wel vermindert door decentrale invoeding. Is de regering van plan om na verloop van tijd dit onderzoek te herhalen? Ziet de regering mogelijkheden om door middel van opslag en slim verbruik de piekbelasting wel te verlagen? Heeft de regering beleid dat hier op aansluit? Klopt het dat kleine decentrale invoeding van elektriciteit niet mogelijk is zonder betaalde verbruiksaansluiting? Hoe verhoudt de transportvergoeding die voor decentrale invoeding wordt betaald zich tot de vrijstelling van transportkosten voor invoeding door grote centrales?

7.4 Tariefregulering net op zee

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voornemens is de kosten van het net op zee bij huishoudens neer te leggen. Wat is het verschil bij de bekostiging van het net op zee uit een verhoging van de tarieven en een systeem via een opslag duurzame energie, zo vragen deze leden? Wordt deze geldstroom gescheiden van de opslag duurzame energie ter financiering van de SDE+-regeling?

De leden van de CDA-fractie vragen om nader toe te lichten of de schadevergoeding voor eventueel te laat aanleggen van het net op zee altijd gesocialiseerd wordt. Wanneer zou TenneT de schadevergoeding van de eigen balans moeten financieren, zo vragen deze leden? Als de schade aantoonbaar te verwijten valt aan TenneT zou deze dan niet de schade zelf moeten vergoeden, waarbij het ten koste gaat van het rendement, maar niet direct van afnemers? En wordt de schadevergoeding altijd integraal doorberekend in de tarieven, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

In de MvT wordt gesteld dat een kostenbesparing van 3 miljard gerealiseerd kan worden. In hoeverre kan de regering deze kostenbesparing garanderen zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de PVV-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering er nu voor kiest om het net op zee middels SDE+ subsidies te financieren. Temeer de regering oordeelt dat anders het effect van de extra transportkosten significant is. Hoewel de regering nog altijd het totale bedrag voor het net op zee geheim wil houden, beredeneren deze leden dat het om een gigantisch bedrag moet gaan. Immers de verdeling tussen burgers en bedrijven is bij de opslag duurzame energie 50/50. De transportkosten zo stelt de regering wegen zwaarder bij bedrijven dan bij personen. De afwijking hiervan is blijkbaar dusdanig groot dat het op het totaal van 70 miljard aan netwerkkosten voor de duurzame energietransitie blijkbaar significant uitmaakt. Kan de regering aangeven hoe de verdeling is tussen burgers en bedrijven voor wat betreft de transportkosten? En kan de regering aangeven wat men onder een significant effect verstaat? Gaat het dan om duizenden, tienduizenden of honderdduizenden euro’s voor de grootverbruikers? En hoeveel gaan huishoudens hierdoor op jaarbasis meer betalen? Verder vragen deze leden zich af of de SDE+ systematiek voor het net op zee overeenkomt met de SDE+ systematiek in zijn geheel? Zo ja, klopt het dan dat de subsidie dit jaar nog moet worden aangevraagd door TenneT? En dekt de SDE+ subsidie de volledige kosten voor het net op zee? Kunnen deze leden er dan ook van uitgaan dat het bedrag waarvoor de subsidieverplichting wordt aangegaan dan eindelijk openbaar gemaakt wordt? Verder stelt de regering dat eventueel te betalen schadevergoedingen verrekend worden in de tarieven. Deze leden vragen of dit dan ook bij de subsidieaanvraag ingecalculeerd wordt. Verder stelt de regering dat er een eigen risico van 10 miljoen per jaar is bij grove nalatigheid. Begrijpen de leden van de PVV-fractie het goed dat dit dus op geen enkele wijze wordt doorberekend aan de eindgebruiker/belastingbetaler? Zo ja, hoe moet TenneT dit eigen risico dan bekostigen? Kan dit verhaald worden op de directie en raad van commissarissen die immers eindverantwoordelijken zijn voor een grove nalatigheid?

De leden van de D66-fractie lezen in artikelen 5.27 en 6.19 dat producenten van windparken recht hebben op een schadevergoeding indien het netwerk op zee te laat wordt opgeleverd, waarbij maximaal 10 miljoen niet mag worden doorberekend in tarieven in het geval van grote nalatigheid. Deze leden willen graag weten op welke manier de schadevergoeding zal worden geregeld indien TenneT niet op tijd kan beginnen met de aanleg van het netwerk omdat de voorliggende wet niet op tijd in werking treedt.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer er sprake is van «grote nalatigheid» waarmee 10 miljoen schadevergoeding niet in de tarieven mag worden doorbrekend. Ook vragen deze leden hoe de 10 miljoen zich verhoudt tot de totale kosten van het netwerk, en waarom de regering niet voor een procentueel bedrag heeft gekozen. Daarbij willen deze leden weten waarom de regering van mening is dat 10 miljoen een afdoende eigen risico vormt om grote overschrijdingen in te betalen schadevergoedingen te voorkomen. Tot slot vragen deze leden met hoeveel de tarieven omhoog kunnen gaan, wanneer er sprake is van schadevergoedingen, en of daar een maximum aan zit.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de keuze om de kosten van het net op zee niet te socialiseren via de nettarieven, maar door subsidie te verstrekken vanuit de SDE+. Houdt de opslag duurzame energie niet juist de realisatie in van hernieuwbare energie? Waarom wordt fossiele energie wel via de nettarieven bekostigd, waarbij bovendien een aansluitplicht geldt voor de netbeheerder en de kosten ook hoog zijn? Kan de regering nader inzicht geven in de verdeling van de lasten onder consumenten, het midden- en kleinbedrijf (MKB) en grootverbruikers? Waarom moeten kleinverbruikers relatief zwaar meebetalen aan de kosten van het net op zee, terwijl ook grootverbruikers baat hebben bij verduurzaming van de energievoorziening?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de aanwijzing van de netbeheerder op zee per 1 januari 2016 haalbaar is en wat de gevolgen zijn van eventuele vertraging. Kan TenneT voldoende anticiperen op de aanwijzing als netbeheerder en de start van de aanleg van het net op zee per 1 januari 2016?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier wordt voorzien in een regeling voor schadevergoeding als gevolg van late netopleveringen en storingen.

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de energie-intensieve industrie een grote bijdrage levert aan de landelijke CO2-uitstoot en daarom ook een evenredig grote bijdrage zou moeten leveren aan het faciliteren van windenergie. De leden vinden het onterecht dat kleinere verbruikers onevenredig mee zouden moeten betalen aan een net op zee. Waarom heeft de regering voor een afwijkende redenering gekozen? De regering betrekt de concurrentiepositie van de energie-intensieve energie in de overweging, maar heeft de regering ook de invloed van deze industrie op de Nederlandse CO2-uitstoot en het Nederlandse energieverbruik meegewogen? Gaat de subsidie aan TenneT voor het net op zee ten koste van de hoogte van de SDE+? Heeft de regering overwogen om de SDE+ die hiermee naar het net gaat, in te zetten voor een extra inspanning om de kabinetsdoelstellingen op het gebied van schone energie te halen? Deze leden zijn van mening dat in ieder geval niet meer uit de SDE+ mag worden vergoed dan dat de windmolenexploitanten zelf voor hun aansluiting op het net zouden hebben ingeboekt. Is de regering het hier mee eens? Heeft de regering contact gehad met windmolenexploitanten over dit bedrag?

Betaalt de transmissiesysteembeheerder altijd de volledige schade van de exploitant van het windpark als er sprake is van vertraagde oplevering van het net?

8. Inhoud overige hoofdstukken

8.2 Elektriciteits- en gasproductie

In hoeverre speelt veiligheid een rol bij de productie van gas in de voorliggende wet, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom is het kleine velden beleid neergelegd in dit wetsvoorstel?

De leden van de PVV-fractie willen graag weten in hoeverre de rijkscoördinatieregeling nu wordt uitgebreid ten opzichte van de huidige situatie? Deze leden zijn ook benieuwd in hoeverre de rijkscoördinatieregeling reeds is toegepast om duurzame energie projecten door te drukken? Verder willen deze leden graag weten waarom er verschillende grenzen per energievorm gehanteerd worden? Acht de regering de ene energievorm belangrijker dan de andere? Verder meenden deze leden dat de transmissiesysteembeheerder alleen verplicht is gas in te nemen dat aan de invoedspecificaties voldoet, maar blijkbaar is de transmissiesysteembeheerder verplicht om elk gas toe te laten. Tenzij de regering zich beroept op de uitzonderingsmogelijkheid. Waarom wordt er geen systeem gehanteerd met strikte invoedspecificaties, zodat ieder gas wat men wil invoeden niet resulteert in extra investeringen?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ook de oorsprong van fossiele energie nader geclassificeerd moet worden. Hoe staat de regering hier tegenover? Is de regering met de leden van de GroenLinks-fractie van mening dat het systeem van Garanties van Oorsprong verbetering behoeft? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen dit in deze wet op te nemen? Is de regering zich er van bewust dat het systeem nu geen stimulans vormt voor het produceren van groene stroom, ook als consumenten wel voor groene stroom kiezen? Deelt de regering de visie dat het niet-certificeren van fossiele stroom de informatie voor de milieubewuste consument vertroebelt? Hoe kijkt de regering aan tegen de certificering voor elektriciteit die Oostenrijk hanteert, waarin ook fossiele stroom van een Garantie van Oorsprong (GvO) wordt voorzien?

Wordt het kleineveldenbeleid vastgelegd in deze wet? Met welk doel wordt het tienjarig productieplafond vastgelegd? Op welk moment gebeurt dit?

8.3 Gasopslag en LNG

Op basis van welke criteria wordt besloten dat de Liquid Natural Gas (LNG) of gasopslag capaciteit wordt vergroot, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Hoe wordt voorkomen dat er een overaanbod wordt gecreëerd uit publieke middelen, zo vragen deze leden? Wat zijn de checks-and-balances van dit systeem?

In hoeverre is er een gelijk speelveld tussen marktpartijen en de systeembeheerder ten aanzien van gasopslag, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Is er sprake van een tarifering die uitgaat van Groningen als centrale inlaat op het gasnet, zo vragen deze leden? In hoeverre heeft dit een negatieve werking voor gasopslag?

Gasopslagen worden gebouwd met een lange tijdshorizon. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt gewaarborgd dat gasopslagen en LNG-installaties pas gebouwd worden als deze passen bij de beleidsdoelstellingen op het gebied van energie en klimaat? Committeert de Staat zich in het bouwproces op enigerlei wijze aan de winstgevendheid van dergelijke installaties, bijvoorbeeld bij het in werking stellen van de rijkscoördinatieregeling?

8.4 Markten en handel

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd waarom er bij het kleine velden beleid altijd sprake moet zijn van alles of niets contracten? Wat wordt er door middel van deze regeling beschermd, de leveringszekerheid of de producten van de kleine velden? Wordt door dergelijke restricties er niet voor gezorgd dat GasTerra eerst dit soms duurdere gas moet kopen, waardoor het goedkoper gas op de markt laat schieten?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het volgens de Europese richtlijn mogelijk is om in de nationale wetgeving regels op te nemen om producenten en handelaren in gas te verplichten de oorsprong van het gas te registreren en kenbaar te maken aan de afnemer. Heeft de regering dit overwogen?

8.5 Levering en consumenten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het belang ziet van een verbetering van de stroomcertificering met het oog op informatie naar de consument.

Deelt de regering de visie dat het niet-certificeren van grijze stroom deze informatie vertroebelt (door de toepassing van «handelsmix» en door het gemak om certificaten over gecertificeerde stroom te «plakken»?

Deelt de regering de analyse dat de belangen tussen de verschillende stroomleveranciers ver uit elkaar liggen, waardoor een sector brede verbetering nooit aan de orde zal zijn?

Kent de regering het voorbeeld van Zwitserland en Oostenrijk waar full disclosure is ingevoerd? Is de regering bereid de eis tot full disclosure (certificering van alle stroom als plicht bij levering) te overwegen?

Waarom wordt toegestaan dat stroom die niet in Nederland duurzaam is opgewekt, kan worden verkocht als duurzame stroom met behulp van een GvO? Deze leden vragen of de regering kan overwegen om te differentiëren in lichtgroene en donkergroene stroom, waarbij die laatste daadwerkelijk in Nederland opgewekt moet zijn.

Het stroometiket bestaat uit grijze en groene stroom. Alleen het groene stroom deel is gecertificeerd via Garanties van Oorsprong (GvO). Kan de regering toelichten waarom het grijze stroom deel geen certificatieplicht kent?

De Council for European Energy Regulators (CEER),(ACM is lid) beveelt aan om de marktwerking en transparantie op de elektriciteitsmarkt te bevorderen middels 100% transparantie (full disclosure). Oostenrijk en Zwitserland hebben dit reeds ingevoerd. Kan de regering toelichten waarom Nederland nog niet voor deze stap heeft gekozen in de Wet Stroom zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Consumenten kunnen kiezen voor verschillende groene stroom producten middels het betrouwbare GvO systeem. Is de regering het ermee eens dat het wenselijk voor de consument zou zijn als er gekozen kan worden tussen verschillende grijze stroom producten? Wil de regering onderzoeken of het stroometiket momenteel inzichtelijk is voor consumenten en afnemers, zowel de herkomst van het groene als van het grijze deel?

De eindgebruiker van energie heeft onvoldoende inzicht in de herkomst van de (niet-groene) elektriciteit die hij afneemt. Bij groene stroom geldt het verwijt dat dit doorgaans grijs is met enkel goedkope GvO’s er overheen geplakt. Grijze stroom wordt als «handelsmix» aangeboden hoewel er groet verschillen in opwek zijn (gas, kolen, kern).

De leden van de SP-fractie menen dat een voorwaarde om dit te verbeteren, net als bij «groen» ook de herkomst van grijze stroom wordt geïdentificeerd. Zo’n systeem bestaat nu alleen voor hernieuwbare energie en elektriciteit uit hoogrenderende Warmte krachtkoppelingen (WKK’s) (garantie van oorsprong).

Door «full disclosure» wordt het mogelijk dat leveranciers beter inzichtelijk maken op het stroometiket wat de herkomst van elektriciteit is en welk CO2 cijfer van toepassing is. Dit werkt alleen als alle leveranciers hiertoe verplicht worden. Kent de regering het voorbeeld van Zwitserland en Oostenrijk waar full disclosure is ingevoerd? Is de regering bereid de eis tot certificering van alle stroom als plicht bij levering te overwegen? Zo nee, waarom niet?

9. Stroomlijnen en optimaliseren Elektriciteits- en gaswet: vervallen artikelen

Heeft de regering overwogen om de bepaling dat leveranciers van elektriciteit zuinig en milieuhygiënisch moeten omgaan met energie nader in te vullen in het wetsvoorstel in plaats van het te schrappen zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Betalen leveranciers en producenten belasting en opslag duurzame energie over het eigen verbruik?

10. Uitvoering en handhaving

De leden van de PvdA-fractie vragen of de ACM heeft aangegeven gebruik te willen maken van een verlenging van de reguleringsperiode naar 6 jaar? Is dit niet een lange periode in de steeds veranderende energiewereld?

10.4 De Minister

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 2.10 dat de Minister verantwoordelijk zal zijn voor de garanties van oorsprong bij hernieuwbare energie. De voorgenoemde leden merken op dat «grijze stroom» hiermee echter volledig gevrijwaard blijft van identificatie van herkomst. Is de regering van mening dat ook bij «grijze stroom» stroomcertifcering gewenst is opdat consumenten inzicht krijgen over de herkomst van deze stroom en kunnen kiezen tussen verschillende producten, en kan zij aangeven waarom «full disclosure» nog geen onderdeel uitmaakt van de voorliggende wet, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering bereid is om inzichtelijk te maken wat de administratieve lasten zouden zijn indien grijze stroomleveranciers verplicht worden om garanties van oorsprong te overleggen, en of zij daarbij ook kan aangeven hoe deze lasten zich zouden verhouden tot de lasten die groene stroomleveranciers nu al dragen voor de garanties van oorsprong voor «groene stroom».

11. Uitvoerings- en handhavingstoets

11.1 Uitvoerings- en handhavingstoets ACM

De leden van de PVV-fractie zijn verbijsterd dat de efficiëntie van het transmissiesysteem op zee pas achteraf wordt getoetst. Het gaat hier nota bene om één van de grootste investeringen op energiegebied, dus het lijkt deze leden dat de ACM hier juist prioriteit aan moet geven. Het excuus dat er te weinig vergelijkingsmateriaal zou zijn gaat niet op, want in landen als Denemarken en Duitsland zijn al grootschalige windparken op zee, dus waar wacht de ACM op? Verder zijn deze leden benieuwd welke discussiepunten van de ACM de regering niet opvolgt en waarom.

12. Bedrijfseffecten

De leden van de VVD-fractie vragen welke wijzigingen in dit wetsvoorstel zijn opgenomen op het gebied van het socialiseren van kosten ten opzichte van de nu geldende Elektriciteits- en Gaswet. Kan de regering daarvan een overzicht geven? Kan de regering daarvan aangeven wat de gevolgen daarvan zullen zijn voor de tarieven van eindgebruikers?

De leden van de VVD-fractie waarderen het dat er met dit wetsvoorstel per saldo een reductie van regeldrukeffecten wordt gerealiseerd. Kan de regering toezeggen er alles aan te doen deze reductie te bewaken? In hoeverre kan er door de diverse mogelijkheden zaken per AMvB te regelen alsnog extra regeldruk optreden?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in de additionele administratieve lasten en kosten vanwege het certificatensysteem voor energieleveranciers van groene ten opzicht van de leveranciers van grijze stroom? Kan de regering de kosten en administratieve lasten inzichtelijk maken indien ook grijze stroomleveranciers verplicht worden Garanties van Oorsprong te overleggen voor hun grijze stroomdeel op het stroometiket?

II Artikelsgewijs

Artikel 1.1.

In artikel 1.1 wordt het begrip «aansluiting» gekoppeld aan het begrip «installatie». Het begrip «installatie» wordt vervolgens gekoppeld aan een WOZ-object door te bepalen dat alle installaties binnen één onroerende zaak geacht worden één installatie te zijn. Bijvoorbeeld grote (overheids)bedrijven vallen onder de zogenaamde complex-bepaling van de WOZ, waardoor er voor hun netwerk slechts sprake is van één WOZ-object/één onroerende zaak. Is het de bedoeling dat er per WOZ-aanslag sprake is van één installatie en dus één aansluiting, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Is de regering zich ervan bewust dat veel bedrijven gebruik kunnen maken van de zogenaamde complex-bepaling van de Wet WOZ en voor hun netwerk maar één WOZ-aanslag ontvangen (alle netwerken zoals warmtenetten, waterleidingstelsel, rioolstelsel, NS voor heel het spoorwegennet, trolley-, tram- en metrobedrijven, kabel- en telecomnetwerken, Rijkswaterstaat voor wegennet, openbare verlichting etc.)? Op dit moment betalen de bedoelde bedrijven per fysieke aansluiting aansluit- en transporttarieven. Met het wetsvoorstel betalen de bedrijven slechts één keer aansluitkosten én voor zover het om kleinverbruik aansluitingen gaat maar één keer transporttarief voor een groot aantal fysieke aansluitingen. De regulering zou er automatisch toe leiden dat de tarieven voor de betreffende bedrijven dalen én voor consumenten stijgen. Beoogt de regering met deze definitie van het begrip installatie ook het socialiseren van deze kosten? Graag een toelichting. Is de regering van mening dat daarmee de kosten voor de consument fors kunnen stijgen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, waarom acht zij dat wenselijk? Welke systeembeheerder zou op grond van het wetsvoorstel dan een aansluit- en transportovereenkomst met de betreffende aangeslotene moeten/kunnen aangaan? En moet die systeembeheerder dan ook de tarieven en vergoedingen voor de overige systeembeheerders in rekening brengen zo vragen de leden van de VVD-fractie? Hoe gaan de verschillende contacten over de verschillende fysieke aansluitingen met de andere systeembeheerders (over de wijze waarop nieuwe fysieke aansluitingen gerealiseerd worden, over uit bedrijf neming en wijzigingen van fysieke aansluitingen, voorziene transportbeperkingen, tariefswijzigingen etc.) dan verlopen? Wat betekent dit verder voor de tarievensystematiek van de systeembeheerders? Welke aansluit- en transporttarieven gelden? Is de regering van mening dat het kunnen faciliteren van meerdere leveranciers op één aansluiting van toegevoegde waarde zou kunnen zijn? Is de regering bereid om dit mogelijk te maken?

De definitie «aansluiting» wijzigt ingrijpend. Deze definitie is de kerndefinitie van de huidige Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de aanleiding is voor de voorgenomen wijziging? Heeft de regering onderzocht wat de effecten zijn van het wijzigen van deze definitie? Zo ja, wil de regering inzage geven in deze – mogelijke – effecten?

Waarom is een verbinding tussen twee netten (of straks tussen twee systemen) niet langer gedefinieerd als aansluiting? Hoe moet deze verbinding nu worden aangeduid en waar in het wetsvoorstel wordt deze verbinding gedefinieerd?

Hoe noemt de regering de verbinding tussen een systeem en een transmissiesysteem en een verbinding tussen een transmissiesysteem voor elektriciteit en een transmissiesysteem op zee?

De verwijzing naar «onroerende zaak» is niet langer onderdeel van de definitie van aansluiting. Een aansluiting lijkt daarmee niet langer een verbinding tussen een systeem en een onroerende zaak.

Wat is het effect van deze wijziging zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan een aansluiting daarmee een verbinding zijn tussen een systeem en meerdere onroerende zaken?

De «aansluiting» behoort volgens de MvT niet langer bij het net (straks het systeem). Dit is een behoorlijke wijziging ten opzichte van de huidige definitie en de uitleg daarvan door de rechter; zijnde dat de aansluiting onderdeel is van het net. Waarom wordt er afgeweken van de huidige praktijk? Waarom maakt de aansluiting niet langer onderdeel uit van het net? Wat is het gevolg van deze wijziging?

Waarom is het element «en daarmee verbonden hulpmiddelen» opgenomen in de definitie? Op welke hulpmiddelen doelt de regering? Welke hulpmiddelen kunnen zijn verbonden met een aansluiting? Is dit verschillend voor een gasaansluiting en een elektriciteitsaansluiting?

Aangeslotene:

Wanneer beschikt iemand over een aansluiting zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Moet dit feitelijk worden vastgesteld of juist juridisch? Is de feitelijk aangeslotene; degene die eigenaar is van achterliggende installatie, degene die over de aansluiting beschikt of is het juridisch gezien diegene op wiens naam de aansluit- en transportovereenkomst staat?

Afnemer:

De definitie van «afnemer» wijzigt fors. Niet langer wordt hiermee bedoeld de in de Europese richtlijnen bedoelde system-user; degene met een aansluiting op een systeem en de afnemer van diensten, maar is gekozen voor een verzamelbegrip: een grootafnemer of een eindafnemer.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de definitie van afnemer wordt veranderd. Wat is het beoogde effect van deze wijziging? Wat is het onderscheidende element tussen een grootafnemer en een eindafnemer? Kan iemand eindafnemer en grootafnemer tegelijk zijn? In de huidige Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet is bepaald dat iedere afnemer recht heeft op keuzevrijheid. Wat betekent de wijziging van de definitie van afnemer voor de keuzevrijheid van leverancier?

Beheerder van een Gesloten distributiesysteem (GDS):

Een GDS is een distributiesysteem blijkt uit de definitie. Klopt het dat de beheerder van een GDS geen systeembeheerder is? Klopt het dat onder Europees recht een beheerder van een GDS wel een systeembeheerder is? Wat is het verschil tussen een systeembeheerder en een beheerder van een gesloten distributiesysteem zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Congestie:

Hoe bepaalt de systeembeheerder de maximale transportcapaciteit? Waar is dat vastgelegd? Kan zich ook congestie voordoen op een distributiesysteem? Waarom is de notie «een deel van het systeem» opgenomen? Hoe berekent de systeembeheerder de behoefte aan transport? Congestiemanagement:

Waarom heeft de regering gekozen voor een afwijkende definitie van de Europese term congestiemanagement? Waartoe strekt een eigen nationale definitie? Hoe moeten straks de Europese codes over congestiemanagement – met hun eigen definitie – geïmplementeerd worden als in de Nederlandse Wet iets anders wordt bedoeld met de term congestiemanagement zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Directe lijn

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering er voor gekozen heeft om een andere definitie van «directe lijn» te introduceren dan wel om de definitie aan voorwaarden in een ander artikel te relateren. Waarom is er niet langer van rechtswege sprake van een «directe lijn»? Wat is daarvoor de aanleiding? Hoe verhoudt zich dat tot Europese regelgeving? Waarom is ervoor gekozen om af te wijken van de

Europese definitie terwijl het doel van dit wetsvoorstel stroomlijnen is?

Distributiesysteem voor elektriciteit:

Wat is het onderscheidende element tussen een «transmissiesysteem» en een «distributiesysteem»? Beide omvatten leidingen en hulpmiddelen voor het transport ten behoeve van elektriciteit. Is het enige verschil dat er sprake van een hoger spanningsniveau? Bij gas wordt verwezen naar de distributiefunctie. Is daar geen sprake van bij elektriciteit?

Eindafnemer:

Het begrip «eindafnemer» is een nieuw begrip voor de Nederlandse energiewetgeving: «een ieder die elektriciteit of gas koopt voor eigen verbruik». Wanneer koopt iemand elektriciteit of gas? Koopt iemand ook elektriciteit of gas wanneer de energiekosten meegerekend zijn via een omslagstelsel

in bijvoorbeeld een vierkante meterprijs zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Moet een «eindafnemer» ook beschikken over een «aansluiting»?

Beschikt een «eindafnemer» altijd over een «meetinrichting»? zo nee, hoe kan een «eindafnemer» kosten in rekening gebracht krijgen als hij niet beschikt over een «meetinrichting»? Wanneer is een persoon een «eindafnemer»? Kan iemand die een (niet zelfstandig te gebruiken) gedeelte van een kantoorgebouw huurt een eindafnemer zijn? Hoeveel «eindafnemers» kunnen zich bevinden achter één «aansluiting»?

Gas:

Waarom wordt gepoogd een alomvattende definitie voor «gas» op te nemen? Waarom wordt alleen voor «gas» een definitie gegeven en niet voor «elektriciteit» zo vragen deze leden.

Gasopslaginstallatie:

In de definitie van «gasopslaginstallatie» wordt driemaal verwezen naar de nieuwe definitie van «installatie». Dat maakt het een zeer complexe definitie, zeker gezien de verschillende elementen van de definitie van «installatie». Wat is het gevolg van de verwijzing naar de term «installatie»?

Gesloten distributiesysteem (GDS):

Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de Europese definitie van een GDS niet één-op-éénover te nemen? De regering stelt voor om de definitie van een GDS verder uit te werken in artikel 4.4. Wat is de achterliggende reden hiervoor? Een GDS is een distributiesysteem en kan in het geval van elektriciteit dus geen leidingen op een hoger spanningsniveau omvatten. Toch zijn er wel degelijk verschillende GDS’en in Nederland die leidingen met een spanningsniveau omvatten hoger dan 110 kV. Waarom is dat niet duidelijk

opgenomen in de definitie? Wat is de reden van de afwijking ten opzichte van de Europese definitie zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Grootafnemer:

Hoe kan worden vastgesteld of een «grootafnemer» elektriciteit of gas koopt?

Waarom is deze nieuwe definitie opgenomen? Kan de regering aangeven wat deze definitie betekent voor een zogenaamde co-locatie (datacenters), een camping, studentenflat en een Gesloten distributiesysteem? Wat is het onderscheidende verschil tussen een «grootafnemer» en een «handelaar»?

Zijn de klanten van een «grootafnemer» «eindafnemers», en wat betekent dat voor de keuzevrijheid van leverancier? Als voorbeeld van een «grootafnemer» wordt een hoteleigenaar genoemd. Wie is in een hotel dan de «eindafnemer»? Als een hoteleigenaar volgens de definitie zijn elektriciteit buiten het «systeem»

verkoopt, beschikt deze hoteleigenaar dan over een «installatie» of over een «systeem»? Wat betekent het doorverkopen van elektriciteit buiten het systeem waarop je bent aangesloten? Beschikt een hoteleigenaar of een studentenhuis over een systeem?

Handelaar:

Kan een handelaar alleen elektriciteit of gas verkopen aan een andere handelaar of aan een leverancier zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan een handelaar geen elektriciteit of gas verkopen aan een eind- of grootafnemer? Zo nee, wat is de reden voor deze beperking?

Huishoudelijke afnemer:

Welk gebruik kwalificeert als «huishoudelijk gebruik»? Kan een «huishoudelijke afnemer» geen «grootafnemer» zijn?

Installatie:

De introductie van het begrip «installatie» is uiterst belangrijk voor de uitleg van de nieuwe Wet. Het begrip lijkt de huidige sleuteldefinitie; «aansluiting» te vervangen. Het moet onomstotelijk vaststaan wat aangeduid wordt met deze term omdat het allesbepalend is voor wat een «systeem» is, wat een «directe lijn» is en wat zich classificeert als «gesloten distributiesysteem». Heeft de regering duidelijk in beeld wat moet worden verstaan onder het begrip «installatie» en wat hiervan de consequenties zijn ten opzichte van de huidige wetsinterpretatie zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo ja, hoe ziet dat beeld er uit? Kan de regering voorbeelden geven van wanneer iets duurzaam is verbonden? Kan een systeem bijvoorbeeld duurzaam zijn verbonden via de grond? «Hulpmiddelen» – zoals transformatoren – zijn een belangrijk element van de «installatie». Waarom zijn die hulpmiddelen niet opgenomen in de definitie? Waarom is opgenomen dat er een verschil kan zijn tussen het beheren of gebruiken van een «installatie»? Wat is precies het verschil tussen het beheren en gebruiken van één installatie? Wat is het gevolg van het opnemen van dit onderscheid?

In de MvT staat op bladzijde 65 dat het begrip «onroerende zaak» in de Elektriciteits- en Gaswetgeving wordt losgelaten. In de definitie zien we toch een verwijzing naar het begrip «onroerende zaak». In eerder geconsulteerde versies was niet opgenomen dat meerdere installaties die zijn gelegen in dezelfde onroerende zaak worden beschouwd als een installatie.

Waarom is dit element alsnog opgenomen en waarom staat dit niet nader uitgelegd in de MvT, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Wat wil de regering bereiken met het feit dat meerdere installaties op één onroerende zaak worden beschouwd als één installatie?

Wat betekent het feit dat meerdere installaties op één onroerende zaak worden beschouwd als één installatie voor zogenaamde artikel 1.2 bedrijven (huidige artikel 1 lid 2 en 3 van de Elektriciteitswet 1998)?

Wat betekent dit voor de toepassing van de zogenaamde complexbepaling onder de huidige Belastingwetgeving? Worden partijen die nu onder de Wet Belastingen op Milieugrondslag vallen nog steeds als één aansluiting (een complex) gezien?

Wat betekent het feit dat meerdere installaties op een onroerende zaak worden gezien als één installatie voor de keuzevrijheid van een gebruiker?

Wat betekent de definitie van installatie voor partijen die beschikken over één onroerende zaak (bijvoorbeeld spoor-, water- of wegennet of telecomnetwerk) voor de berekening van het transporttarief? Wat betekent het feit dat meerdere installaties op één onroerende zaak gezien worden als een installatie voor de bepaling of iets een «systeem» is? Hoe moet worden vastgesteld of iets primair ten dienste staat voor verbruik of opslag van elektriciteit of gas?

Is het onder de nieuwe wet mogelijk dat er meerdere leveranciers op één aansluiting energie leveren? Kan dat ook op één installatie?

Wat voegt onderdeel «d» toe aan de definitie van «installatie». Wat demarqueert dit punt en wat is de verhouding met wat in de codes en jurisprudentie beter bekend is als het «overdrachtspunt» zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kleine aansluiting:

Een definitie van een gasaansluiting zou gebaseerd moeten zijn op de capaciteit van de aansluiting. Waarom stelt de regering voor om in de definitie voor gas een volume-element op te nemen?

Leverancier:

Wat kwalificeert als «verkoop van elektriciteit of gas»? In de huidige wetgeving is een «leverancier» iemand die zich bezig houdt met de levering van elektriciteit en gas. Wat is het verschil tussen het leveren en het verkopen van elektriciteit en gas? Waarom is voor deze wijziging gekozen? Niet langer wordt gerefereerd aan de term «organisatorische eenheid». Wat betekent het loslaten

van dat element in de definitie? Kan een ieder die dat wil leverancier zijn?

Ondersteunende diensten:

Kan de regering toelichten welke diensten nodig kunnen zijn voor de toegang of werking van een LNG- of gasopslaginstallatie? Kan de regering aangeven wat het gevolg is van deze ruime definitie?

Producent:

Niet langer wordt gerefereerd aan de term «organisatorische eenheid». Wat betekent het loslaten van dat element in de definitie? Is een natuurlijk persoon die zelf elektriciteit opwekt een «producent»? Kan een huishoudelijke afnemer zich ook kwalificeren als «producent» zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Productiesysteem:

Op een «productiesysteem» voor gas kunnen in uitzonderingsgevallen bedrijven een «aansluiting» hebben. Waarom is dit in de definitie niet langer mogelijk en wat is het gevolg van deze wijziging?

Systeem:

Een andere erg belangrijke definitie uit de huidige elektriciteits- en gaswetgeving is de definitie van «net». Die definitie wordt nu losgelaten en er wordt geen eenduidige definitie opgenomen om aan te geven wat een «net» of straks een «systeem» is. Wat zijn de gevolgen van het niet langer opnemen van een definitie van «net» (systeem) zo vragen de leden van de PvdA-fractie. De voorgestelde definitie van «systeem» (iets is namelijk of een installatie, of een systeem, of een directe lijn) is erg simpel en kort en kent geen duidelijk onderscheidende elementen. Welke onderdelen behoren bij het «systeem» en waar begint en eindigt een systeem? Wat onderscheidt een «systeem» van een «installatie»?

Een elektriciteits- of gasnet («systeem») is op basis van het Burgerlijk Wetboek ook een onroerende zaak. Hoe verhoudt zich dit tot de definitie van systeem en «installatie», zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Systeemgebruiker:

Een sleuteldefinitie in de Europese energiewetgeving is de term «systeemgebruiker». De regering stelt voor om in Nederland aan andere definitie te hanteren. Een «systeemgebruiker» is volgens de Europese definitie een natuurlijke persoon of rechtspersoon die levert aan of afneemt van een transmissie- of distributiesysteem. In de Nederlandse definitie van «systeemgebruiker» worden partijen benoemd die hier niets mee te maken hebben, zoals een «programmaverantwoordelijke» en een «handelaar». Waarom is ervoor gekozen om af te wijken van deze definitie?

Kan de regering aangeven wat gevolg is van het hanteren van deze afwijkende definitie bij de implementatie van Europese netcodes of een juridisch geschil over de uitleg van het begrip systeemgebruiker?

Een «handelaar» of «programmaverantwoordelijke» neemt geen elektriciteit of gas af van het «systeem» en levert ook niet aan het «systeem». Waarom moeten deze partijen aangemerkt worden als «systeemgebruiker»? Is dat wellicht verschillend voor elektriciteit en gas?

Rekening:

Als een «rekening» een specificatie van tegoed van garanties van oorsprong is, wat is dan een opgave van kosten die een energieleverancier stuurt aan zijn klanten?

Transmissiesysteem voor elektriciteit:

Tot een «gesloten distributiesysteem» kunnen ook leidingen behoren met een spanningsniveau van 110 of 150 kV. Hoe verhoudt zich dat tot de definitie van «transmissiesysteem» voor elektriciteit? Wat demarqueert het begin of het einde van een «transmissiesysteem»? Waar begint het «transmissiesysteem» en waar begint het «distributiesysteem»? Wat demarqueert de overgang van een «transmissiesysteem» voor elektriciteit en een «transmissiesysteem op zee» zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Transmissiesysteem op zee:

De gekozen definitie maakt niet duidelijk waar een windpark begint en waar het «transmissiesysteem op zee» eindigt of begint. Het is daarnaast onduidelijk waar de scheiding zit tussen het «transmissiesysteem op zee» en het transmissiesysteem» voor elektriciteit. Kan de regering hier op ingaan?

Windpark:

Een windpark is een installatie voor de productie van elektriciteit. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de regering bedoeld in deze definitie met installatie? Is dat het begrip «installatie», zoals ook in deze wet wordt gedefinieerd?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de ACM en het kenniscentrum en de belangenbehartiger voor zakelijke energie- en watergebruikers zich zorgen maken over de nieuwe definities die zijn opgenomen in het wetsvoorstel. Deze leden vragen de regering om nader in te gaan op de door hen geuite zorgen.

De leden van de CDA-fractie vragen of met de definitie van aansluiting beoogd wordt dat er per WOZ-aanslag sprake is van één installatie en dus één aansluiting? Hoe verhoudt deze bepaling zich met de praktijk dat bedrijven gebruik kunnen maken van de complex-bepaling van de Wet WOZ en voor hun netwerk maar één WOZ-aanslag ontvangen? Welke gevolgen heeft deze definitiewijziging zo vragen deze leden? Is het wenselijk ten behoeve van de energietransitie dat het mogelijk is dat meerdere leveranciers via één aansluiting verbonden zijn met het net? Is de regering bereid om dit mogelijk te maken?

Zou de regering kunnen toelichten waarom een verbinding tussen twee systemen niet is gedefinieerd als aansluiting? Hoe wordt deze verbinding dan gedefinieerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de aansluiting niet langer hoort bij het systeem. Deze leden vragen de regering om toe te lichten waarom afgeweken is van de huidige praktijk waarbij de aansluiting onderdeel uit maakt van het net? Wat beoogt de regering met deze wijziging, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat «producent» is gedefinieerd als natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas produceert. Leidt dit ertoe dat iedere producent, ook als deze niet is aangesloten op een systeem, onder de wettelijke bepalingen komt te vallen, zo vragen deze leden. Zouden de definities van producent, (eind)afnemer en aangeslotene niet beter gerelateerd kunnen worden aan dat een producent een aangeslotene is die elektriciteit of gas produceert en dat de afnemer een aangeslotene is die elektriciteit of gas koopt?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om toe te lichten waarom er onderscheid gemaakt wordt in een eindafnemer en grootafnemer en de definitie van afnemer dus wordt veranderd.

De leden van de D66-fractie lezen dat het begrip installatie gekoppeld wordt aan het WOZ-object. De voorgenoemde leden vragen de regering om nader te motiveren waarom hiervoor gekozen is en wat de gevolgen zijn. Kan de regering ook aangeven of het klopt dat grote bedrijven door de zogenaamde complex-bepaling in de wet-WOZ dan maar één keer de aansluitingskosten voor een groot aantal fysieke aansluitingen hoeven te betalen, en dat, vanwege de regulering van de tarieven, dit ertoe kan leiden dat de tarieven voor bedrijven dalen en voor consumenten stijgen? En is het mogelijk dat hiermee een beperking kan komen op de vrije leverancierskeuze, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom is gekozen voor de vergaande beperking van één aansluiting per WOZ-object. Levert dit geen belemmeringen op voor kleinere bedrijven en voor lokale energieopwekking? Hoe wordt omgegaan met de aansluiting bij een bedrijf en een daarbij behorend woonhuis, zoals bij een tuinbouwbedrijf? Levert dit artikel niet vergaande beperkingen op voor de postcoderoosregeling, bijvoorbeeld wanneer zonnepanelen op een schoolgebouw of sporthal zijn geïnstalleerd? Wordt een aparte extra aansluiting bij deze projecten onmogelijk? Geldt dit artikel ook voor grootverbruikers? Zo ja, worden de kostenbesparingen bij grootverbruikers door dit artikel afgewenteld op huishoudens? Welke omvang hebben de kostenstijgingen voor huishoudens?

Artikel 1.2

De regering stelt voor om de huidige definitie van artikel 1 lid 2 van de Elektriciteitswet 1998 te wijzigen. Voor de partijen die het betreft is deze wetswijziging nog niet geheel duidelijk. Wat beoogt de regering te regelen met de wijzigingen in dit artikel zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat is de relatie tussen artikel 1.2 en de definitie van installatie waar gesproken wordt over meerdere installaties op een onroerende zaak en wat betekent dit voor de in dit artikel bedoelde partijen?

Wat bedoelt de regering met het pas na de consultatie van dit wetsvoorstel toegevoegde element «voor iedere aansluiting»? Deze bedrijven willen graag gezien worden als één klant en deze bedrijven zitten niet te wachten op duizenden facturen van een leverancier of een netbeheerder.

Welk voordeel hebben deze bedrijven wanneer al hun kleine aansluitingen nog steeds gezien worden als een heleboel aparte aansluitingen?

In lid 3 bepaalt de regering dat windparken die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling en die onderling technische organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars nabijheid liggen worden geacht te beschikken over één aansluiting. Wat betekent deze bepaling voor het aansluittarief? En wat is de relatie met de definitie van windpark en de definitie van installatie?

In lid 2 wordt bepaald dat een onderneming die zich bezig houdt met het vervoer van personen of goederen per trein gezien wordt als een aangeslotene met een grote installatie. Waar ligt voor deze partijen de interface/ het overdrachtspunt tussen de installatie en het systeem zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie constateren dat bij de aansluiting van een groot windpark het niet mogelijk is om de kosten voor de aansluiting af te wentelen op de systeembeheerder en daarmee de tariefbetalers. Betekent dit dat de kosten voor kleine windparken of losstaande windmolens wel worden doorberekend in de transporttarieven? En hoe wordt voorkomen dat de aansluiting ook daadwerkelijk door de windmolenexploitant wordt betaald en niet door de subsidie die zoals bekend door de eindgebruiker wordt betaald? Controleert de ACM hierop? Als dat niet het geval is wat maakt het dan nog uit onder welk aansluitregime een windpark valt, uiteindelijk draait de eindgebruiker via de opslag duurzame energie of de transporttarieven toch op voor de aansluiting?

Artikel 2.1

Moet elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit produceert zich houden aan de bepalingen in dit artikel zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de vereisten voor het voeren van een afzonderlijke boekhouding en jaarrekening voor productie en melding van opwekkingsgegevens en geproduceerde elektriciteit niet te zwaar zijn voor alle producenten. In hoeverre gelden de administratieve lasten van artikel 2.1 ook voor kleine producenten, zo vragen deze leden? Zou het mogelijk voor de elektriciteitsproductie onder een bepaald niveau de vereisten van artikel 2.1 lid 1 tot en met 3 buiten toepassing te laten? Zo nee, waarom niet?

Artikel 2.5

Geldt deze bepaling voor iedere persoon die elektriciteit of gas produceert? Moet een huishouden of een bedrijf dat een paar extra zonnepanelen plaatst dit melden bij de regering zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 2.10–2.14

Welke voor- en nadelen heeft het als naast groene stroom ook grijze stroom verplicht gecertificeerd zou moeten zijn zoals groene stroom verplicht gecertificeerd moet zijn als neergelegd in artikel 2.10 tot en met 2.14, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zou de certificering van grijze stroom de transparantie bevorderen? Zo nee, waarom niet? Hoe kunnen de kosten van certificering worden gedeeld? Wat is het verschil in kosten voor groene stroom onder artikels 2.10–2.14 en grijze stroom onder 8.18–8.19?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom groene elektriciteit wel een Garantie van Oorsprong moet hebben, maar grijze elektriciteit niet. Zou de stroomcertificering niet veel verder verbeterd moeten worden, om consumenten beter te informeren en dus te laten kiezen? Is de regering bereid om in lijn met Oostenrijk en Zwitserland te kiezen voor «full disclosure», waar alle geïmporteerde stroom van Garanties van Oorsprong is voorzien?

Artikel 2.20

Kan de regering aangeven hoe het stellen van regels met betrekking tot de gaskwaliteit en gassamenstelling in een ministeriële regeling zich verhoudt met de bevoegdheden die de Europese regulering expliciet toewijst aan de Nationaal regulerende instantie (ACM) zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Art 4.2

In lid 3 wordt geregeld dat de regering een rechtspersoon die eigenaar is van een gesloten distributienet (GDS) aanwijst als beheerder. Kan de regering toelichten of de eigenaar een aanvraag voor de aanwijzing moet indienen zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Betreft het hier de juridische of economische eigenaar?

Uit lid 5 blijkt dat de regering of de ACM voorschriften en beperkingen kan verbinden aan een aanwijzing. Kan de regering aangeven wat voor voorschriften en beperkingen dit kunnen zijn?

Uit lid 7 blijkt dat een aanwijzing kan worden ingetrokken als men niet langer voldoet aan de eisen. Op welke eisen doelt de regering?

Is de regering voornemens om gebruik te maken van zijn bevoegdheid in lid 8? Zo ja, gaan deze regels afwijken van de huidige systematiek, zoals door de ACM bij een GDS wordt gehanteerd?

De regering geeft aan dat de regels uit het achtste lid kunnen verschillen voor verschillende systeembeheerders. Is de beheerder van een gesloten distributiesysteem ook een systeembeheerder?

Hoe moet worden vastgesteld of leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die worden bedreven op of boven een spanningsniveau van 110 kV onderdeel uitmaken van een GDS? Wat is de onderscheidende eigenschap om te bepalen of deze leidingen behoren tot het transmissiesysteem voor elektriciteit of een specifiek GDS?

Art 4.4

Wat heeft de regering beoogd met de wijziging in lid 1 onder c zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarom moet, anders dan in de huidige Elektriciteits- en Gaswet, het productie- of bedrijfsproces geïntegreerd zijn met het distributiesysteem? Onder de huidige wetgeving moeten de processen geïntegreerd zijn, niet persé met het systeem. Wat betekent de wijziging en wat wordt daarmee beoogd?

Wat wordt bedoeld met primair distribueren aan de eigenaar van het distributiesysteem? Is dat ook wat in de Europese richtlijn wordt bedoeld met «primair»? Is dit in eerste instantie een kwalitatieve beoordeling en pas in tweede instantie een kwantitatieve beoordeling, zoals nader uitgewerkt in de interpretative note over het derde pakket? Verschillende systemen hebben een utility-provider die een andere rechtspersoon is dan de aangeslotenen op het GDS. In hoeverre kan zo’n provider nog in aanmerking komen voor deze ontheffingsgrond?

Wat bedoelt de regering met de toevoeging in lid 1 onder d; dat een systeem «technische, organisatorische of functionele bindingen heeft»? Kan de regering een voorbeeld noemen van technische, organisatorische en functionele bindingen? Wat is de reden dat deze toevoeging als extra criterium voor de erkenning als GDS is toegevoegd? Hoe moet worden omgegaan met huurders op een Gesloten distributiesysteem? Heeft een huurder volgens de regering ook recht op keuzevrijheid van leverancier? Ook wanneer de huurder niet beschikt over een aansluiting? Is een huurder een persoon die gebruik kan maken van een installatie?

Kan een eindafnemer zijn aangesloten op een GDS? En een grootafnemer?

Is de regering voornemens om gebruik te maken van zijn bevoegdheid in lid 5? De huidige ontheffingsprocedure is een administratieve last die eigenaren van systemen graag verminderd zouden willen zien. Zo ja, gaan de eventueel opgelegde regels afwijken van de huidige systematiek, zoals door de ACM bij een GDS wordt gehanteerd zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Art 4.5

Waarom is niet langer een definitie van Directe lijn opgenomen in lid 1 van de Wet zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarom is niet langer van rechtswege sprake van een Directe lijn? Wat is de aanleiding voor deze wijziging? Waarom wordt in dit artikel niet langer opgenomen dat een Directe lijn geen systeem is? De regering stelt voor om de eigenaar van een Directe lijn de melding te laten doen. Nu is die plicht neergelegd bij de producent. Waarom voert de regering een verandering door inzake de meldingsplicht? Hoe moet worden vastgesteld wie de eigenaar is van een Directe lijn?

Artikel 4.9

Wie beoordeelt of er wordt voldaan aan de voorwaarden om over te gaan tot aandelenruil zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Hoe wordt vastgesteld of een aandelenruil betrouwbaarheid of duurzaamheid ten goede komt en wie voert deze beoordeling uit?

Kan bij een aandelenruil worden vastgelegd dat deze na enige tijd weer ontbonden en teruggedraaid kan worden, zoals bij Schiphol en AdP in 2008? Kan worden vastgelegd dat de overheid deze aandelenruil kan ontbinden? Wanneer kan de aandelenruil tussen Schiphol en AdP weer ontbonden worden?

Artikel 4.11

Volgens artikel 4.11 lid 3 mag een systeembeheerder geen werkzaamheden uitbesteden aan een onderneming die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt. Nu is het gebruikelijk en wenselijk dat werkzaamheden worden uitbesteed aan de goedkoopste aanbieder. Dit zijn vaak aannemers die deel uitmaken van een groep waarin activiteiten zijn ondergebracht met betrekking tot productie, handel en levering van energie. De leden van de VVD-fractie vragen hoe ver deze beperking strekt? Is het zo dat dit uitbestedingsverbod alleen ziet op de onderneming zelf die niet mag produceren, leveren of handelen, en niet op de gehele groep waar deze onderneming deel van uitmaakt? Is het wel mogelijk om werkzaamheden uit te besteden aan een aannemer die onderdeel uitmaakt van een groep waarin ook productie, handel of levering plaatsvindt?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat de systeembeheerder geen werkzaamheden kan uitbesteden, zoals bepaald in het verbod van artikel 4.11? Wat is het doel van de bepaling van artikel 4.11, welke activiteiten worden hiermee voorkomen die niet zijn toegestaan onder artikel 4.15? Is het uitbesteden van alle taken toegestaan onder artikel 4.15? Gezien de bestaande praktijk achten de leden van de CDA-fractie het noodzakelijk dat aangetoond wordt welke problemen er zijn met dit systeem? En geldt dit verbod ook voor het infrastructuurbedrijf waar de systeembeheerder onderdeel van is, zo vragen deze leden?

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd waarom deze regering bepaalde marktpartijen uitsluit van door de systeembeheerder uit te besteden werkzaamheden. Terwijl deze werkzaamheden momenteel veelal door deze productie en handelsbedrijven gedaan worden, omdat zij dit doorgaans kunnen tegen de laagste kosten. Of ziet de regering dat soms anders? Is de regering zich ervan bewust dat deze inperking consequenties kan hebben voor honderden banen? Een reden voor deze inperking zou potentiele belangenverstrengeling kunnen zijn. Indien de regering van mening is dat deze inperking noodzakelijk is vanwege belangenverstrengeling, kan de regering dan toelichten waar hem dat in zit en waarom daar tot op heden dan niet tegen is opgetreden?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om aan te geven wat de gevolgen zullen zijn van het uitbestedingsverbod van systeembeheerders ten aanzien van alle ondernemingen die elektriciteit of gas produceren of daarin handelen, zoals geregeld in artikel 4.11, voor de huidige energiemarkt. Deze leden zijn daarbij benieuwd of het uitbestedingsverbod alleen betrekking heeft op het bedrijf zelf, dat geen energie mag produceren of erin handelen, of dat het betrekking heeft op de hele groep waar zo’n bedrijf deel van uit maakt. Tot slot vragen deze leden of het uitbestedingsverbod op gespannen voet kan staan met het EU-recht op het gebied van aanbestedingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom wordt gekozen voor een vergaand uitbestedingsverbod, anders dan in eerdere wetgeving. Wat is de noodzaak van dit artikel ten opzichte van artikel 5.2, lid 1, waarbij bevoordeling door netbeheerders wordt voorkomen? Mogen aannemers die verbonden zijn aan energiebedrijven volgens EU-regelgeving worden uitgesloten van netbeheeraanbestedingen? Wat zijn de kosten van deze beperkingen aan de markt voor systeembeheerders?

Art 4.12

Kan de regering aangeven welke verplichtingen deze beheerder heeft zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat houdt precies handelen als systeembeheerder in?

Artikel 4.13

De leden van de VVD-fractie lezen in Artikel 4.13 dat een systeembeheerder niet het infrastructuurbedrijf waarmee hij een infrastructuurgroep vormt, mag bevoordelen boven andere ondernemingen waarmee hij in concurrentie treedt. Volgens deze leden is hierop actief toezicht van de ACM gewenst. Deelt de regering die mening? Hoe wordt dit toezicht vormgegeven?

Artikel 4.14

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de regering ruimte creëert in artikel 4.14 lid 3 om bij AMvB gerelateerde handelingen of activiteiten aan te wijzen die een infrastructuurbedrijf kan verrichten. Waarom kiest de regering er voor om de in lid 2 genoemde taken alle in de wet op te nemen? Zou de regering voor ieder daarvan kunnen toelichten waarom die zo belangrijk is dat die expliciet in de wet moeten worden opgenomen? Of zouden sommigen daarvan ook per AMvB kunnen worden geregeld? Kan de regering toelichten hoe de in dit artikel genoemde handelingen, activiteiten en taken die een infrastructuurbedrijf kan verrichten, worden bekostigd?

Wat wordt bedoeld met «de hoofdzaak van de handelingen» zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Blijkbaar mogen er toch andere activiteiten worden ontplooid terwijl dat niet de bedoeling van de wetgever lijkt te zijn. Kan de regering dit nader toelichten? Mag een infrastructuurgroep ook pensioenen beheren? Wat wordt bedoeld in lid 2 onderdeel d met «het ter beschikking stellen van installaties» zo vragen deze leden.

Artikel 4.15

Wat verstaat de regering precies onder «aansluiten» zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat kan de beoogd aangeslotene zelf aanleggen?

Waar komt het overdrachtspunt als een persoon zelf een aansluiting realiseert? Wat bedoelt de regering met de toevoeging onder «e»? Kan een ieder die dat wenst leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen aanleggen? Bedoelt de regering hiermee het aanleggen van een aansluiting of het aanleggen van een systeem? Een beheerder van een Gesloten Distributiesysteem voert eveneens wettelijke taken uit, zoals aansluiten en transporteren van elektriciteit en gas, hoe verhouden deze activiteiten zich tot het monopolie voor een systeembeheerder op deze taken? Is een beheerder van een GDS geen systeembeheerder zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 5.3.

Hoe verhoudt zich het bij of krachtens AMvB aanwijzen van gebieden waar geen distributiesysteem voor gas wordt aangelegd met het Europese recht van toegang tot de gasmarkt, waarvoor een aansluiting op een distributiesysteem een randvoorwaarde is om die toegang te kunnen materialiseren zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 5.4

In hoeverre heeft een persoon recht op een aansluiting met een bepaalde capaciteit en een bijbehorend recht op transport van elektriciteit zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat is een redelijke vraag naar transport? Hoe moet een redelijke vraag naar transport vastgesteld worden? Waar in de Wet is geborgd dat onderhoud aan het systeem of een aansluiting niet langer dan een bepaalde tijd mag duren?

Waarom wordt niet langer in de Wet opgenomen dat een systeembeheerder reservecapaciteit moet aanhouden? Wat betekent dit voor de leveringszekerheid? Waarom wordt in lid 3 opgenomen dat het transmissiesysteem voor elektriciteit niet meer volledig hoeft te voldoen aan de enkelvoudige storingsreserve (n-1)? Waarom wordt in lid 3 en 5 vastgelegd dat de toezichthouder geen rol te vervullen heeft bij dit belangrijke principe over de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening? Zou het niet verstandig zijn om juist de toezichthouder een rol te geven bij het bepalen welke onderdelen van het systeem niet hoeven te voldoen aan de enkelvoudige storingsreserve zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie vinden het opmerkelijk dat de systeembeheerder wel rekening dient te houden met milieubelangen en de transmissie naar een duurzaam energiesysteem, maar niet met de belangen van omwonenden. Kan de regering uitleggen waarom daar geen rekening mee gehouden hoeft te worden? Verder zijn deze leden benieuwd wat zwaarder weegt de milieubelangen of de duurzame transitie. Deze belangen zijn immers veelal tegenstrijdig aan elkaar, aangezien de duurzame transitie zorgt voor vele nieuwe doorsnijdingen van hoogspanningsmasten door onze natuur. Ook de integratie met de Europese energiemarkt zorgt voor uitbreiding van het hoogspanningsnetwerk. Daarom is het van belang dat er een helder afwegingskader komt waar TenneT zijn investeringen aan moet afwegen en waar de ACM aan kan toetsen. Kan de regering nader uiteenzetten hoe dit afwegingskader er concreet uitziet?

Artikel 5.5

In de huidige Gaswet is geregeld dat de kosten van noodzakelijke investeringen door de ACM in de tarieven moeten worden verrekend. Volgens de MvT zou dit bij STROOM niet gewijzigd zijn. In de MvT staat namelijk onder artikel 5.5: «Ook voor investeringen die systeembeheerders in dit verband moeten doen in het kader van de voorbereiding van het investeringsplan en bij het uitvoeren van de investeringen geldt dat de verrekening in de tarieven de tariefreguleringssystematiek, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van dit wetsvoorstel, wordt toegepast.». De leden van de VVD-fractie kunnen een bijbehorende bepaling niet terugvinden in het wetsvoorstel. Kan de regering toelichten hoe dit zit?

Wat betekent het «verwerken van gegeven reacties op ingediende zienswijzen» zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Als een systeembeheerder niet op een zienswijze reageert hoeft de reactie niet te worden opgenomen? Zou het niet verstandiger zijn om ook die zienswijzen (geaggregeerd) op te nemen?

In hoeverre moet de netbeheerder capaciteitsknelpunten en netonderdelen van slechte kwaliteit meenemen in het NOP?

Waarom noemt de regering in lid 8 alleen windparken? Zou het niet verstandiger om «duurzame elektriciteitsopwekking op te nemen in plaats van windparken? Zou het niet verstandig zijn om ook de investeringen mee te nemen die nodig zijn voor het ontsluiten van gebieden die zijn aangeduid als industriële, commerciële of locatie met gedeelde diensten zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen in de MvT dat investeringen van systeembeheerders gedaan vanuit het investeringsplan mogen worden verrekend in de tarieven, maar zien dat niet terug in het wetsartikel 5.5. Deze leden willen graag weten hoe de toelichting en het wetsartikel zich tot elkaar verhouden.

Artikel 5.6

De leden van de PVV-fractie constateren dat TenneT moet investeren in de aanleg van het netwerk op zee op basis van een door de Minister vastgesteld scenario, al voordat er concreet zicht is op realisatie. Deze leden vinden dit onverantwoord. Er zijn in het verleden immers al vaker plannen geweest om windparken op zee te bouwen, waarvan het merendeel voortijdig is gesneuveld. Zodoende bestaat het risico dat er nog meer belastinggeld als water naar de zee gedragen wordt. Kan de regering aangeven waarom er niet gewacht wordt tot dat de aanleg van het aan te sluiten windpark op zee onherroepelijk is geworden? Kan de regering aangeven hoeveel jaren deze scenario’s voorlopen op de realisatie van de windparken op zee?

Artikel 5.9 en 5.10

Systeembeheerders zijn op grond van artikel 5.9, eerste en tweede lid, gehouden een ieder die verzoekt om een aansluiting binnen een redelijke termijn te voorzien van die aansluiting op zijn systeem. De leden van de VVD-fractie lezen dat deze «redelijke termijn» bij AMvB wordt geconcretiseerd, met als voornemen een termijn van ten hoogste 18 weken voor het aansluiten van kleinere aansluitingen. Deze leden vragen de regering hoe de «redelijke termijn» wordt vastgesteld? Met wie wordt daarover overlegd? Hoe vindt het toezicht plaats en hoe zit het met de handhaafbaarheid? Wat zijn de sancties in het geval van overschrijding van de redelijke termijn?

Wat bedoelt de regering met een redelijke termijn zo vragen de leden van de PvdA-fractie. De rechtszekerheid voor personen die recht hebben op een aansluiting wordt hiermee uitgehold, immers, onder de bestaande wetten is er wel een termijn opgenomen. Waarom is deze termijn niet langer opgenomen in de Wet? Wat is de verhouding (en de relatie) tussen de aansluitplicht, de toegang tot het systeem en het recht op transport?

Op basis van lid 4 kan geconcludeerd worden dat iemand die een grotere aansluiting wenst dan 1 MVA al geweigerd kan worden door de systeembeheerder. In de huidige Elektriciteitswetgeving heeft een ieder tot 10 MVA recht op een aansluiting. Waarom is het recht op een aansluiting verlaagd naar 1 MVA?

Zou lid 2 onder b niet ook moeten gelden voor een organisatorische eenheid als bedoeld in artikel 1.2 lid 1 en 3? Juist die partijen hebben behoefte aan invloed op de locatie van aansluiting in het net/systeem.

Hoe verhoudt lid 6 – een systeembeheerder beheert en onderhoudt de aansluitingen op zijn systeem – zich met lid 3? Als een eindafnemer zelf een aansluiting aanlegt moet de netbeheerder deze beheren en onderhouden? Hoe worden de kosten daarvoor vastgesteld?

De aansluitplicht is zowel opgelegd aan de systeembeheerder als aan de beheerder van een GDS. Zou het niet zo moeten zijn dat binnen de geografische begrenzing van het GDS deze aansluitplicht geldt voor de beheerder van het GDS en dat de systeembeheerder in het gebied hiervan is vrijgesteld?

In de huidige wet is de beheerder van een GDS vrijgesteld van de aansluitplicht indien de aansluiting niet past bij het karakter van het GDS (Artikel 15 lid 6 onder a). Waarom is deze restrictie niet meer van toepassing. Oftewel is de aansluitplicht voor een GDS onvoorwaardelijk?

Is de regering bereid om in de Wet op te nemen dat bepaalde entiteiten sneller aangesloten moeten worden? Bijvoorbeeld nutsvoorzieningen?

Kan de regering toelichten waar in deze nieuwe Wet wordt bepaald welke kosten in rekening moeten komen voor een aangeslotene en waar en wanneer er sprake is van een diepte-investering zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan de regering toelichten wat dit artikel (5.10) toevoegt ten opzichte van de aansluit en transportplicht zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie vinden het merkwaardig dat de veroorzaker van congestie op het net tijdens piekmomenten te weten duurzame energie wordt uitgezonderd van congestiemanagement. Kan de regering aangeven waar deze uitzondering op gebaseerd is? Verder zijn deze leden benieuwd wat de verwachte additionele kosten van een reguliere centrale zijn voor het congestiemanagement. In hoeverre kunnen bedrijven deze kosten verhalen op de overheid, aangezien zij voortkomen uit een door de overheid gecreëerd en gefinancierd overschot op de markt?

Artikel 5.11

Een systeembeheerder moet een kwaliteitsborgingsysteem hanteren. Echter, nergens is vastgelegd aan welke kwaliteit het systeem moet voldoen. Kan de regering aangeven aan welke kwaliteit de Nederlandse systemen moeten voldoen en waar dat is vastgelegd zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering bereid om in het artikel over de technische codes op te nemen dat ook de veiligheidsvoorschriften en kwaliteitseisen in de technische codes moeten vastliggen?

Art 5.12

Wat betekent «het op verzoek een meetinrichting ter beschikking stellen en deze beheren» zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de systeembeheerder in dit geval de partij die de meet-taak op zich neemt?

Hoeft een grote aansluiting geen meetinrichting te hebben? Zo ja, waarom is dat nergens opgenomen in deze Wet? Waarom is niet in de Wet opgenomen dat «een ieder» die beschikt over een aansluiting meetverantwoordelijkheid draagt?

Wie bepaalt wanneer er sprake is van een «onbemeten aansluiting»? Waar is dat vastgelegd zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Art 5.19

Waar meet de systeembeheerder hoeveel elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Moet in het geval van een grote aansluiting waarachter de elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare bronnen of door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling door de systeembeheerder gemeten worden? Hoe verhoudt deze verplichting zich tot de rol van het meetbedrijf?

Artikel 5.20

In hoeverre heeft een persoon nog recht op een aansluiting met een bepaalde capaciteit en een bijbehorend recht op transport van elektriciteit zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 5.22

In lid 1c van dit artikel staat dat een systeembeheerder alle informatie openbaar moet maken die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is uit de informatie waarover de systeembeheerder beschikt op basis van de uitvoering van zijn wettelijke taken. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om in overleg met het Centraal Planbureau (CBP) criteria te ontwikkelen over welke informatie gedeeld kan worden, waarbij zowel aan het belang van zoveel mogelijk openbaarheid als aan de belangen van privacy van consumenten tegemoet wordt gekomen? Is de regering daartoe bereid en zo ja, wanneer kan de Kamer die criteria tegemoet zien?

Artikel 5.23

In artikel 5.23 worden terecht eisen gesteld aan de systeembeheerder inzake het voeren van een afzonderlijke boekhouding. De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet is gekozen om de hele infrastructuurgroep dergelijke eisen op te leggen? Denkt de regering dat op deze manier kruissubsidiëring voldoende kan worden voorkomen?

Wat wordt verstaan onder segmentinformatie zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarom is deze verplichting volledig uitgekleed ten opzichte van de huidige bepalingen in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998? Waarom hoeft niet langer per afzonderlijke taak (aansluiten, transporteren, etc.) een boekhouding bijgehouden te worden? Waarom hoeft niet langer bijgehouden te worden wat per netvlak of spannings/drukniveau de kosten baten en getransporteerde volumes zijn?

Artikel 5.24

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij of krachtens AMvB regels worden gesteld over het financieel beheer van een systeembeheerder en het nemen van risico’s bij het financieel beheer, de kredietwaardigheid van een systeembeheerder en de waardering van vermogensonderdelen. Zij lezen ook (lid 2a) dat systeembeheerders hun eigen overtredingen bij de ACM moeten melden. Hoe reëel is het van systeembeheerders te verlangen dat zij hun eigen overtredingen bij de ACM zullen melden? In hoeverre houdt de ACM ook actief zelf toezicht hierop?

Artikel 5.27

Waarom hebben alleen windparken op zee, en niet alle aangeslotenen, recht op schadevergoeding wanneer een systeembeheerder niet in de mogelijkheid is om elektriciteit te transporteren zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is dat niet in strijd met het discriminatieverbod?

Artikel 5.34

In artikel 5.34 staat dat bij AMvB één of meer andere taken dan de op grond van deze wet toegekende taken voor de duur van ten hoogste vijf jaren per taak kunnen worden toegestaan aan een systeembeheerder. De leden van de VVD-fractie vragen of energieopslag een van die taken is. In de Kamerbrief ten aanzien van de Wetgevingsagenda STROOM van juni 2014 werd energieopslag namelijk expliciet als voorbeeld genoemd. Door netbeheerders de ruimte te geven om te investeren in één bepaalde flexibiliteitsbron (zoals energieopslag), kunnen zij concurreren met de markt. Hoe ziet de regering dit? Denkt de regering ook dat een dergelijke ontwikkeling ten koste zou kunnen gaan van het verder ontwikkelen van innovatieve flexibiliteitsdiensten in de markt en het verder activeren van lokale initiatieven/consumenten/prosumenten in de energiemarkt? Kan de regering toelichten waarom in artikel 5.34 ten aanzien van de mogelijkheid van deze AMvB geen voorhang- of nahangprocedure wordt bepaald?

Artikel 5.36

Kan de regering toelichten waarom alle genoemde artikelen ongeclausuleerd zijn overgenomen zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Dit is namelijk anders in de huidige artikelen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

In hoeverre heeft een beheerder van een gesloten distributiesysteem een plicht om personen aan te sluiten binnen het geografische afgebakende gebied waarop zijn systeem zich bevindt? Vervalt dan de verplichting van de systeembeheerder?

Met dit artikel verklaart de regering een aantal artikelen van overeenkomstige toepassing op de beheerder van een gesloten distributiesysteem. Dat betekent dat aangeslotenen op een GDS straks programmaverantwoordelijkheid krijgen. Hierdoor wordt het mogelijk maken van derdentoegang middels sub-allocatie niet langer mogelijk. Is dat de bedoeling van de regering? Kan de regering deze wijziging toelichten?

De bepalingen in 5.9 (aansluitplicht) en 5.10 (transportplicht) met betrekking tot de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels zijn niet genoemd. Betekent dit dat deze dan ook niet van toepassing zullen zijn voor een GDS zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 5.37

In artikel 5.37 wordt de ruimte en wijze van invulling beschreven voor experimenten. In de huidige experimenten-AMvB ligt het initiatief van het experiment alleen bij een coöperatie. Artikel 5.37 lijkt ook ruimte te bieden voor andere partijen om een initiatief te ontplooien. Kan de regering toelichten of dit het geval is zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke partijen ruimte hebben om een experiment te starten. Kunnen ook ondernemers, leveranciers of systeembeheerders deze experimenteerruimte benutten?

Artikel 6.1

In afwijking tot hetgeen tot op heden in de Elektriciteits- en Gaswet is geregeld mogen systeembeheerders straks naast «tarieven» ook «vergoedingen» en «bedragen» in rekening brengen. Kan de regering toelichten wat hij precies verstaat onder «vergoedingen», aangezien lid 1 lijkt te bepalen dat het niet gaat om tijdelijke taken of taken die voortvloeien uit een experiment.

In lid 2 wordt geregeld dat een systeembeheerder «tarieven», «vergoedingen» of «bedragen» betaalt aan een systeembeheerder die een systeembeheerder in rekening brengt. Kan de Minister deze bepaling toelichten?

Op basis waarvan kan een systeembeheerder bij een andere systeembeheerder «tarieven», «vergoedingen» of «bedragen» in rekening brengen?

Waarom wordt hier een uitzonderingssituatie gecreëerd voor de transmissiesysteembeheerder

voor gas? Waarom zou een transmissiesysteembeheerder voor gas geen lagere tarieven in rekening mogen brengen?

Artikel 6.3

Kan de regering toelichten welke verschillende categorieën aangeslotenen er zijn zo vragen de leden van de PvdA-fractie. En kan de regering een paar voorbeelden van categorieën aangeslotenen noemen?

Artikel 6.4

Een systeembeheerder mag op basis van Europees recht enkel efficiënte kosten in rekening brengen. Waarom wordt in dit artikel nergens gesproken over de werkelijke efficiënte kosten zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

In de huidige Elektriciteitswet en Gaswet is bepaald dat een tarief geldt voor het beheer, onderhoud en instandhouding. Waarom wordt voorgesteld om niet langer een periodiek aansluittarief te rekenen voor de instandhouding van een aansluiting?

Wat is het effect van het niet langer opnemen van «instandhouding» voor aangeslotenen? Hebben zij nog recht op instandhouding van hun aansluiting ook als zij daar al vele jaren voor hebben betaald?

Artikel 6.5

Op welke manier kunnen de genoemde vergoedingen die een systeembeheerder in rekening brengt voor een maatwerkaansluiting worden getoetst zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 6.6

Voor een optimaal systeembeheer is het belangrijk om een gebrek aan transportcapaciteit zoveel mogelijk te voorkomen zonder dat er fysiek ingrijpen (bijvoorbeeld netverzwaring) nodig is. Dit kan onder meer door klanten de juiste prikkels te geven om hun moment van het gebruik van het net aan te passen. Hiervoor is het dan nodig om flexibele of tijdsafhankelijke tarieven te kunnen hanteren. De leden van de VVD-fractie zien dat de transporttarieven niet langer zijn opgesplitst in variabel en vast. De wettekst geeft in principe de ruimte om flexibele of tijdsafhankelijke tarieven te hanteren. Deelt de regering de mening dat door middel van flexibele tarieven aangeslotenen op de juiste wijze gestimuleerd kunnen worden op basis van hun gebruik? Zo ja kan de regering bevestigen dat zij dit met de AMvB STROOM regelt?

Kan de regering aangeven wat zij bedoelt met een blindvermogentarief voor systeembeheerders voor elektriciteit zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wie moeten dit tarief gaan betalen? Wie stelt dit tarief vast?

Op basis waarvan kan een transporttarief in rekening gebracht worden bij een andere systeembeheerder zoals bedoeld in lid 3? Maakt het daarbij nog uit in welke richting de elektriciteit of gas stroomt?

De bepaling over de zogenaamde meervoudige aansluiting (lid 5) is fors gewijzigd ten opzichte van de huidige bepaling in de Elektriciteitswet 1998. Kan de regering deze beleidswijziging nader toelichten en daarbij specifiek ingaan op de relatie met de aangepaste definities voor aansluiting en installatie?

Lid 5 ziet enkel op een aangeslotene die beschikt over een installatie. Ook een gesloten distributiesysteem kan beschikken over een aansluiting die bestaat uit meerdere verbindingen op hetzelfde spanningsniveau. Kan de regering duidelijk aangeven of een aangesloten gesloten distributiesysteem ook nog steeds in aanmerking komt voor deze bepaling zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat betekent lid 5 (meervoudige aansluiting) voor partijen die vanwege de nieuwe definitie straks beschikken over één installatie?

Waarom wordt in lid 6 een uitzondering voor de transmissiesysteembeheerder voor gas gerealiseerd? Kan de regering toelichten waarom zij niet kiest voor stroomlijning?

In hoeverre is het voor een afnemer transparant welke kosten hij in rekening gebracht krijgt voor de kosten van het transmissiesysteem voor gas? Waarom kiest de regring voor de indirecte manier van het doorberekenen van kosten zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Is uitsplitsing in netbeheer- en leveringskosten ten aanzien van de transportkosten van de landelijke systeembeheerder van gas mogelijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de D66-fractie lezen in artikel 6.6 dat de transportkosten zullen worden betaald door de afnemers van energie, en niet door de producenten. Deze leden vragen of de regering ook heeft overwogen om wel (een deel) van deze transsportkosten bij de producenten in rekening te brengen, en wat de redenen zijn geweest voor de voorliggende keuze. Ook willen deze leden weten hoe de huidige indeling zich verhoudt tot het kostenveroorzakingsprincipe en of hierdoor kleine producenten, die ook een deel van de energie zelf consumeren, worden benadeeld ten opzichte van grote producenten.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom alleen afnemers van energie meebetalen aan de transportkosten van energie. Hoe staat dit in verhouding tot het kostenveroorzakersprincipe en de voordelen die energieproducenten ook genieten van de export van energie? Waarom moeten prosumenten met zonnepanelen wel meebetalen aan de transportkosten, maar grote producenten niet? Waarom hebben prosumenten concurrentienadeel ten opzichte van grote producenten? Zet het uitsluiten van het meebetalen door producenten van het transport van energie niet ook de ACM buitenspel om het kostenveroorzakersprincipe nader in te vullen in het tariefbesluit van artikel 6.12?

Artikel 6.9

Kan de regering uitleggen waarom een uitzondering is opgenomen voor de

transmissiesysteembeheerder voor gas zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering aangeven wanneer er sprake is van «voor de tariefregulering doorslaggevende elementen»? Zijn tariefdragers of de manier waarop transporttarieven in rekening worden gebracht geen doorslaggevende elementen van de tariefregulering?

Kan de regering aangeven op grond van welke Europeesrechtelijke bepaling zij bevoegd is om voor te schrijven op welke wijze tarieven in rekening worden gebracht?

Kan de regering aangeven welke vergoedingen hier worden bedoeld? Kan de regering bepalen op grond waarvan hij zich bevoegd acht om te bepalen welke kosten door vergoedingen worden gedekt zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 6.10

Kan de regering aangeven waarom er in lid 1 onder a en b sprake is van meervoud: «transmissiesysteembeheerders» zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Immers, in Nederland is er één transmissiesysteembeheerder

elektriciteit (TenneT; lid 1 onder a) en één voor gas (lid 1 onder b)?

Kan de regering aangeven wat hij verstaat onder «voldoende ruim voor de aanvang van deperiode»? Kan de regering aangegeven waarom in lid 3 onder a is opgenomen «indien van toepassing»? Zijn er situaties waar het efficiëntieniveau van een systeembeheerder niet hoeft te worden vastgesteld? Zo ja, welke zijn dan de criteria?

In welke gevallen zou het niet van toepassing zijn om de wijze van vaststelling van de rekenvolumina op te nemen zoals opgenomen in lid 3 onder d?

Kan de regering voorbeelden geven van «niet-beïnvloedbare kosten» zoals bedoeld in lid 4 onder a? En wat bedoelt de regering met «het zo veel mogelijk buiten beschouwing laten»? Kan de regering aangeven wat land-specifieke kenmerken zijn als bedoeld in lid 4 onder b?

Waarom is de kwaliteit van een systeem een land-specifiek kenmerk?

Kan de regering aangeven waarom en in welke mate en op grond van welke criteria de ACM volgens lid 5 onder b rekening moet houden met de financierbaarheid van de transmissiesysteembeheerder? Waarom geldt dit enkel voor de transmissiesysteembeheerder zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 6.11

Kan de regering aangeven waarom afgeweken wordt van de huidige Tariefreguleringssystematiek zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat is het verwachte effect van de overgang naar een «inkomstenbesluit» op de doelmatigheid van systeembeheerders? Kan de regering aangegeven of het vastleggen van de inkomsten van een systeembeheerder voor een periode van drie jaar een systeembeheerder voldoende prikkelt om doelmatig te werken?

Kan de regering aangegeven waarom in lid 1 onder a is opgenomen «voor zover van toepassing»?

Artikel 6.12

Kan de regering aangegeven hoe en door wie de vermogenskosten die een systeembeheerder zal gaan maken voor «nog niet in gebruik genomen investeringen» en «investeringen die in het jaar waarop het tariefvoorstel betrekking heeft in gebruik worden of zijn genomen», worden vastgesteld zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan de netbeheerder deze kosten zelf opgeven? Waarom is er in lid 5 gekozen voor een «kan-bepaling»? Zou de ACM een aantal van deze correcties niet moeten betrekken?

Artikel 6.13

Kan de regering aangeven welke vergoedingen hij bedoelt met de vergoedingen die in artikel 6.2 worden onderscheiden zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Welke tarieven worden volgens de regering in artikel 6.2 van het wetsvoorstel onderscheiden?

Artikel 6.15

Geldt dit bepaalde alleen als de regering een systeembeheerder voor een systeem aanwijst zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat als er sprake is van een distributiesysteem dat niet langer in aanmerking komt voor een erkenning als gesloten distributiesysteem?

Is dit een vervanging van de boekhoudplicht en is dit niet in strijd met het uitgangspunt om de administratieve lasten voor een GDS juist te beperken?

Artikel 6.16

Tot op heden hoeft een beheerder van een gesloten distributiesysteem geen methode op te stellen voor de berekening van tarieven. De regering stelt voor dit verplicht te stellen. Waarom voert de regering deze beleidsmatige wijziging door zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Welke nadere regels zou de regering willen stellen over de berekening van tarieven en de goedkeuring van de rekenmethode bij een gesloten distributiesysteem?

Waarom kiest de regering hier voor een afwijkende bepaling dan hetgeen in het algemeen geldt over tarieven voor systeembeheerders? Heeft een beheerder van een GDS geen recht op een redelijk rendement?

Artikel 6.19

Op grond waarvan acht de regering zich bevoegd om te bepalen dat de kosten voor schadevergoeding voor exploitanten van windparken op zee moeten worden betrokken bij de tarieven zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat betekent het betrekken van schadevergoeding bij de vaststelling van tarieven? Bedoelt de regering daar iets anders mee dan het een-op-een opnemen van de uitgekeerde bedragen? Hoe is het toezicht op het uitkeren van deze schadevergoedingen georganiseerd?

Artikel7.1

Waarom kiest de regering ervoor om niet bij wet te bepalen dat deze informatie openbaar wordt gemaakt zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Deze informatie is voor alle betrokkenen van groot belang en dient openbaar te worden gemaakt.

Artikel 7.6

Volgens dit artikel heeft een systeemgebruiker «programmaverantwoordelijkheid». Onder een «systeemgebruiker» wordt volgens dit wetsvoorstel ook verstaan een «programmaverantwoordelijke»; iemand met programmaverantwoordelijkheid. Kan de regering aangeven waarom zij ervoor kiest om voor dit belangrijke begrip de term «systeemgebruiker» te kiezen zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Waarom is in lid 4 een leverancier specifiek benoemd? Valt een leverancier niet onder de definitie van systeemgebruiker? Bedoelt de regering niet dat de leverancier het programma opstelt voor een aangeslotene met een kleine aansluiting?

Aan wie kan een systeemgebruiker zijn programmaverantwoordelijkheid overdragen zoals bedoeld in lid 5? En onder welke voorwaarden zoals bedoeld in lid 8?

Is een aangeslotene op een GDS een systeemgebruiker, die programmaverantwoordelijkheid heeft?

Artikel 8.2

Kan de regering aangeven wat het verschil is tussen lid 1 en lid 3 zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 8.17

Kan de regering bevestigen dat een aangeslotene met een kleine aansluiting op een GDS geen verschuldigde bedragen aan een systeembeheerder betaalt en dat derhalve het leveranciersmodel niet van toepassing is op een GDS zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 8.20

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering bereid is artikel 8.20 van zodanig aan te passen dat salderen (tot maximaal het eigen gebruik) via opwek uit een eigen duurzame energie-installatie buiten het eigen perceel mogelijk wordt. Zo nee, waarom niet?

Artikel 9.1

Kan de regering aangeven waarom hier is gekozen voor een «kan» bepaling zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan de regering aangeven waarom zij ervoor kiest om systeembeheerders niet te verplichten over deze onderwerpen in de technische codes te regelen? Kan de regering aangeven waarom niet is vastgelegd dat in de technische codes veiligheidseisen voor elektriciteitseisen moeten worden opgenomen?

Kan de regering aangeven waarom niet als verplichting is opgenomen dat er een termijn moet worden vastgelegd waarbinnen een systeem gerepareerd wordt?

Kan de regering aangeven waarom er nadere technische eisen gesteld moeten worden aan een aansluiting van een GDS? Heeft de regering hiervan voorbeelden? Betekent dit ook dat een aansluiting van een GDS een bijzondere aansluitcategorie vormt zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 9.4

Waarom heeft de regering het eerder toegezegde initiatiefrecht voor representatieve organisaties niet opgenomen in dit artikel zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarom kunnen alleen de genoemde partijen een voorstel doen ter wijziging van de codes?

Artikel 9.6

Is de regering ook van mening dat het verstandig is om een termijn te verbinden aan de opdracht tot het opstellen van een voorstel tot een wijziging van de codes zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering voornemens dit alsnog te regelen?

Artikel 9.7

Kan de regering aangeven wat wordt bedoeld met lid 5 zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zijn er ook codes die geen algemeen verbindende voorschriften zijn?

Waarom worden niet alle besluiten van de ACM openbaar gemaakt? Zou dat de transparantie op de energiemarkt niet ten goede komen? Is de regering bereid om op voorhand te regelen dat de ACM actieve openbaarmakingsplicht heeft voor alle besluiten (zoals geschilbesluiten, een erkenning van een GDS, een ontheffing van codes) onder deze wet?

Artikel 10.11

Kan de regering aangeven over welke gegevens dit gaat zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Moet een beheerder van een GDS straks periodiek gegevens en inlichtingen verstrekken? Wat is de aanleiding om dit specifiek te regelen en wat betekent dit voor de beheerder van een GDS?

Artikel 11.5

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom provinciale staten en de gemeenteraad geen bevoegdheid mogen hebben bij het opwekken, transporteren en leveren van elektriciteit of gas. Levert dit artikel geen belemmeringen op bij de vergunning verlening voor windenergie op land of het aanwijzen van warmtegebieden? Worden met dit artikel niet onnodig belemmeringen opgeworpen voor het faciliteren van lokale initiatieven voor duurzame energieopwekking en duurzame warmtelevering? Waarom worden alleen gemeenteraden en provinciale staten genoemd in het artikel?

Artikel 12.15

Wie is eigenaar van deze leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hoe moet dat worden vastgesteld? Is het Burgerlijk Wetboek van toepassing op deze leidingen?

Overig

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Peen

Naar boven