34 196 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met een regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst)

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 17 juni 2015

Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA en van het lid van Vliet. Bij de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag zo veel mogelijk aangehouden. De leden van de fractie van het CDA hebben gevraagd integraal te reageren op het commentaar van 13 mei 2015 van het Register Belastingadviseurs (RB) op het onderhavige wetsvoorstel. De reacties op de verschillende onderdelen van het commentaar zijn opgenomen bij het betreffende onderwerp.

Ik wens te benadrukken dat het onderhavige wetsvoorstel niet vanaf het moment van inwerkingtreding van de daarin opgenomen maatregelen ten aanzien van alle berichtenstromen verplicht elektronisch berichtenverkeer introduceert. In eerste instantie zullen bij ministeriële regeling veel uitzonderingen op het verplichte elektronische berichtenverkeer worden gemaakt. In de loop der jaren zullen stap voor stap meer berichtenstromen verplicht elektronisch worden verzonden. Met het oog op gewenning van de burger aan het digitale verkeer zal daarbij voorlopig voor iedere nieuwe berichtenstroom die verplicht digitaal wordt een ingroeiperiode van een jaar worden gehanteerd. In die periode worden de berichten zowel per post verzonden (de officiële bekendmaking) als via de Berichtenbox (bij wijze van kopiebericht als dienstverlening).

1. Algemeen

De leden van de fractie van de SP vragen of het klopt dat de capaciteitsbesparingen ten goede komen aan toezicht door de Belastingdienst; zij veronderstellen dat de vrijvallende capaciteit verdampt. De besparingen ten gevolge van het onderhavige wetsvoorstel maken deel uit van de financiële taakstelling van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft zich er bij invulling van die taakstelling voor ingezet om de gevolgen daarvan niet ten koste te laten gaan van het niveau van toezicht en dienstverlening. De inmiddels aan uw Kamer aangeboden Investeringsagenda Belastingdienst1, de uitwerking van mijn Brede Agenda, laat zien hoe dankzij moderne technieken en fundamenteel andere aanpakken de opbrengsten van het toezicht kunnen toenemen.

De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel capaciteit momenteel nodig is om op papier naar de Belastingdienst gezonden brieven te behandelen en hoeveel capaciteit er dus kan worden bespaard. De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de besparing van € 60 miljoen is opgebouwd, of het alleen een besparing van papier en postzegels betreft en of bij elektronische berichtgeving meer of minder manuren benodigd zijn. Tevens vragen deze leden of rekening is gehouden met tweede-orde-effecten als gevolg van de omstandigheid dat belastingplichtigen de belastingaanslag niet hebben bekeken. De besparing als gevolg van elektronisch berichtenverkeer bij de Belastingdienst van in totaal € 60 miljoen bestaat voor circa € 17 miljoen uit een reductie van benodigde personele capaciteit (minder manuren). Het betreft ongeveer 360 fte in de administratieve processen. Het overgrote deel van de € 60 miljoen wordt gerealiseerd door besparingen op papier en porti, namelijk € 35 miljoen. De resterende € 8 miljoen betreft onder andere diverse personeelsgerelateerde uitgaven en facilitaire uitgaven. Er is bij de bepaling van de besparing als gevolg van elektronisch berichtenverkeer bij de Belastingdienst geen rekening gehouden met tweede-orde-effecten, zoals mensen die later betalen of niet betalen, omdat ze de aanslag niet bekeken hebben.

De leden van de fractie van de SP vragen naar de rol die ik in de toekomst zie voor de Belastingtelefoon. Ik zie die rol ingrijpend veranderen. Op dit moment is het zo dat 80 tot 90 procent van de telefoontjes naar de Belastingtelefoon bestaat uit statusvragen (Is mijn aangifte ontvangen? Is mijn toeslagbetaling gedaan? Wanneer wordt mijn bezwaar afgehandeld?). Doel is dat in de toekomst het stellen van dergelijke vragen niet meer nodig zal zijn: via het persoonlijk domein is het antwoord op deze vragen eenvoudig te vinden. Wat overblijft zijn de inhoudelijke vragen. Er zal dus veel minder worden gebeld, maar de vragen die overblijven vereisen wel een hoger kennisniveau van de medewerker aan de Belastingtelefoon. Dit hogere kennisniveau betekent: minder telefoonscripts en meer communicatie over de inhoud. Bovendien kunnen door dit hogere kennisniveau ook andere taken bij deze medewerkers worden neergelegd. Te denken valt aan het telefonisch oplossen van knelpunten die burgers en bedrijven ervaren. Ook kunnen zij mogelijk op termijn actief naar burgers en bedrijven bellen wanneer bijvoorbeeld de aangifte of betaling in afwijking van het normale patroon opeens niet binnenkomt of in het kader van bijzondere acties bijvoorbeeld met betrekking tot veel gemaakte fouten in de aangifte.

Anders dan het RB zie ik geen noodzaak de formele bepalingen omtrent ontvangst- en verzendingstijdstip, notificatie van een bericht en de gevolgen van storing aan te passen. Zoals ik ook in het nader rapport heb aangegeven gelden op dit moment en in de toekomst de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het bijzonder betreft dit de afdelingen 2.3 en 3.6 van de Awb inzake elektronisch bestuurlijk verkeer. Op grond van artikel 3:41 van de Awb wordt een besluit bekendgemaakt door toezending aan de belanghebbende. Bij elektronisch berichtenverkeer is het tijdstip van verzenden het moment waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt (artikel 2:17 van de Awb). Dit is het moment waarop de Belastingdienst een bericht in de Berichtenbox plaatst. Evenals bij papieren berichten komen onvolkomenheden in de verzending van elektronische berichten in beginsel voor rekening van de Belastingdienst, in die zin dat indien het bericht een besluit bevat, dit besluit niet in werking treedt (artikel 3:40 van de Awb). Het is de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige om kennis te nemen van het bericht, net zoals de belastingplichtige ook regelmatig zijn fysieke brievenbus dient te controleren. Bij elektronisch berichtenverkeer wordt de belastingplichtige daarbij een extra service aangeboden. Hij kan namelijk een notificatie naar zijn persoonlijke e-mailadres laten zenden indien er een bericht in de Berichtenbox wordt geplaatst. Het is aan de belastingplichtige om al dan niet van die service gebruik te maken. Overigens zal, indien onverhoopt sprake is van storingen in de systemen (ofwel bij de Belastingdienst, ofwel bij MijnOverheid) coulance betracht worden ten aanzien van termijnoverschrijdingen.

Het lid Van Vliet vraagt zich af of het niet onlogisch of zelfs heel onverstandig is om gezien de legacyproblematiek bij de Belastingdienst onomkeerbare stappen te zetten naar volledig digitaal berichtenverkeer. De ingezette vernieuwing speelt zich in principe buiten de legacy af, zij het dat in bepaalde gevallen wel aansluitingen tussen nieuwe systemen en aanleverende legacysystemen nodig zijn (koppelvlakken). Daarnaast moet afstemming plaatsvinden op het beheer en de doorontwikkeling van MijnOverheid in verband met het gebruik van de daarin opgenomen Berichtenbox. Omdat een en ander invloed kan hebben op het tempo van digitalisering wordt hiermee bij het ingroeischema voor het digitale berichtverkeer rekening gehouden. De Belastingdienst heeft in de afgelopen jaren de digitale werkwijze beproefd door klein te beginnen (met een pilot met de eigen medewerkers) via uitrol naar grotere groepen tot uiteindelijk volledige uitrol. Ik illustreer dat met een tweetal voorbeelden:

  • De Belastingdienst maakt gebruik van de digitale infrastructuur die overheidsbreed wordt ontwikkeld, dus van de Berichtenbox van MijnOverheid. In november 2014 zijn bijna 6 miljoen voorschotbeschikkingen voor de toeslagen voor het jaar 2015 vlekkeloos in de berichtenboxen geplaatst. Sindsdien is gewerkt aan een uitbreiding naar de inkomstenbelasting: de uitnodigingen tot het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting over het belastingjaar 2014 zijn digitaal verzonden en inmiddels worden ook voorlopige en definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2014 digitaal aangeboden.

  • Medio mei 2014 is het portaal MijnBelastingdienst beschikbaar gekomen en konden burgers bij wijze van proef online aangifte doen. De resultaten waren zo positief dat het verantwoord was te beslissen om de aangiftecampagne 2015 helemaal op online aangeven te richten. Ook voor veel andere processen geldt dat de Belastingdienst bezig is om hiervoor elektronische dienstverleningsprocessen in te richten. Het is zeer kosteninefficiënt om daarvoor ook steeds nog het papieren kanaal te moeten inrichten. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om nieuwe processen structureel digitaal in te richten.

Het lid Van Vliet vraagt verder of elektronisch berichtenverkeer in de ogen van het kabinet altijd het geschreven woord betreft of dat het ook live gesprekken met medewerkers van de Belastingdienst kan betreffen via digitale applicaties. De voorgestelde regeling heeft betrekking op (wederzijdse) verzending van formele berichten. Dit zijn bijvoorbeeld, belastingaangiften, belastingaanslagen en beschikkingen in het kader van de toekenning van toeslagen. Gesprekken met medewerkers van de Belastingdienst vallen niet onder de formele berichten. Voorts vraagt het lid Van Vliet aandacht voor ongeletterde burgers, omdat zij op termijn verstoken dreigen te raken van communicatiemogelijkheden met de Belastingdienst. Anders dan het lid Van Vliet lijkt te veronderstellen worden van andere dan digitale communicatiemiddelen niet gestopt. De burger kan de Belastingdienst ook in de toekomst gewoon per telefoon bereiken voor dienstverlening. Het wetsvoorstel leidt er dus niet toe dat (laaggeletterde) burgers geen contact meer kunnen opnemen met de Belastingtelefoon. Daarnaast worden laaggeletterden op verzoek geholpen met het digitaal berichtenverkeer met de Belastingdienst door bijvoorbeeld de hulp bij aangifte (HUBA) aan de balie, dit mede in antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de PvdA hierover.

2. Elektronisch berichtenverkeer

2.1 Van papier naar digitaal

De leden van de fractie van de SP geven aan graag inspraak te willen in de uit te zonderen berichten en belastingplichtigen. Zij vragen of ik bereid ben de als bijlage2 bij deze nota naar de Tweede Kamer verzonden ministeriële regeling voor te hangen. Ik waardeer het dat de leden van de fractie van de SP proactief willen meedenken over de uit te zonderen berichten en groepen. Dit is de reden dat ik een concept van de ministeriële regeling, mede op verzoek van de leden van de fractie van het CDA, met de indiening van deze nota naar uw Kamer heb gezonden. Het concept kan worden betrokken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Een voorhangprocedure voor (wijzigingen van) deze ministeriële regeling acht ik echter niet doelmatig, mede omdat het bij het toevoegen van uit te zonderen groepen naar verwachting zal gaan om onvoorziene uitzonderingssituaties met een spoedeisend karakter. Het is de bedoeling om de al voorziene uitzonderingssituaties de komende jaren zo veel mogelijk uit te faseren.

Wanneer de maatregelen uit onderhavig wetsvoorstel in werking zijn getreden zal, dit in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de SP, de uitnodiging tot het doen van aangifte inkomstenbelasting over 2015 in 2016 uitsluitend digitaal worden verzonden.

De leden van de fractie van de SP vragen of ik denk dat veel mensen hun e-mail niet tijdig bekijken en de uitnodiging voor het doen van aangifte daardoor te laat zullen zien. Dat verwacht ik niet. Naast de eerder genoemde e-mailnotificatie voor berichten in de Berichtenbox zullen belastingplichtigen via diverse media worden geattendeerd op de verplichting om tijdig aangifte te doen. In antwoord op een vraag van de leden van de fracties van de SP en de PvdA kan ik aangeven dat dit zal gebeuren via verschillende communicatiekanalen, zoals de website, de Belastingtelefoon en crossmediale campagnes en via persvoorlichting van de Belastingdienst. Verder staan er banners op de enveloppen die de Belastingdienst verstuurt om mensen te stimuleren naar Mijnoverheid.nl te gaan.

2.2. Ingroei

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat de Berichtenbox voor alle burgers eenvoudig te gebruiken is. De Berichtenbox is al ruim vijf jaar operationeel. Bij elke grotere of kleinere aanpassing wordt een gebruikersonderzoek verricht onder zowel experts als gebruikers. Gedurende die jaren is er al veel ervaring met grote aantallen gebruikers opgedaan en deze ervaring is ook gebruikt om het gebruiksgemak te optimaliseren. De basisfunctionaliteit van de Berichtenbox is verder bewust eenvoudig gehouden en lijkt sterk op de mailvoorzieningen die men al kent uit werk- en privésfeer.

De leden van de fractie van het CDA vragen aan hoeveel mensen voorschotbeschikkingen zijn verzonden in november 2013 en in november 2014, hoeveel mensen de voorschotbeschikking binnen 4 weken na plaatsing hadden gelezen en of door de Belastingdienst wordt gemonitord of belastingplichtigen de berichten hebben gelezen. In november 2013 zijn 5,9 miljoen voorschotbeschikkingen verzonden naar de Berichtenbox. In november 2014 waren dat er 5,75 miljoen. De Belastingdienst is niet de beheerder van de Berichtenbox; dat is Logius namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Logius koppelt direct na bezorging terug of een bericht succesvol in de Berichtenbox van een burger is afgeleverd. Het precieze moment van openen van de berichten wordt niet vastgelegd door Logius. Daardoor is er geen inzicht in de vraag of een burger zijn bericht heeft gelezen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of er volwassenen zijn die geen Berichtenbox hebben en zo ja, hoeveel dat er zijn en hoe deze groep is opgebouwd. Voorts vragen deze leden of het kabinet onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de groep mensen die formeel wel een Berichtenbox heeft, maar hier nog nooit gebruik van heeft gemaakt. In beginsel beschikken alle burgers ouder dan 14 jaar over een MijnOverheidsaccount met Berichtenbox. De burger moet zijn account nog wel personaliseren, onder meer door aan te geven of hij een e-mailnotificatie wil ontvangen. Er zijn op dit moment bijna 15 miljoen accounts ingericht. Eind mei 2015 hadden ruim 1,6 miljoen burgers hun MijnOverheidaccount gepersonaliseerd. Begin 2014 bedroeg dit aantal nog slechts 550.000 burgers.

De leden van de fractie van het CDA geven aan dat zich onder de groep volwassenen die geen Berichtenbox heeft ook veel mensen uit andere lidstaten van de Europese Unie bevinden die het Nederlands niet machtig zijn, tijdelijk recht hebben op een toeslag en voor wie juist maatregelen genomen zijn om een betere controle uit te voeren. Zij vragen zich af hoe dat zich verhoudt tot de Berichtenbox. Het is juist dat niet-ingezetenen vooralsnog in beperkte mate kunnen beschikken over een DigiD. Daarom zullen personen die in de klantregistratie van de Belastingdienst vermeld staan met een buitenlands woonadres voorlopig worden uitgezonderd van verplicht digitaal berichtenverkeer. Zodra voldoende mogelijkheden beschikbaar zijn voor betrouwbare elektronische identiteitsvaststelling van deze groep, zullen zij onder het verplichte digitale verkeer worden gebracht. Een concrete termijn valt daarvoor nog niet te geven.

2.3. Uitgezonderde groepen

De leden van de fracties van de SP en de PvdA vragen hoe personen die minder zelfredzaam zijn, worden ondersteund bij het nakomen van hun verplichtingen en waaruit deze ondersteuning bestaat. Zoals in de begeleidende brief3 bij de aanbieding van het wetsvoorstel is aangegeven is de inzet van de Belastingdienst dat zoveel mogelijk mensen zelfredzaam zijn bij het doen van hun zaken met de Belastingdienst. Uit recent onderzoek blijkt dat de vraag of mensen zichzelf kunnen redden, mede afhangt van de mate waarin zij hulp durven te vragen en weten te vinden. Uit het onderzoek blijkt dat 83% van alle burgers hulp zoekt of zelf in staat is om in contact te treden met de Belastingdienst en dat 17% behoefte heeft aan hulp, maar deze (nog) niet weet te vinden. De mate van zelfredzaamheid wordt in het algemeen bepaald door drie factoren: niet kunnen, niet mogen of niet willen.

Bij niet kunnen gaat het om mensen die niet zelfredzaam zijn. Hun zelfredzaamheid is echter vaak niet zozeer afhankelijk van de vraag of de communicatie op papier of digitaal plaatsvindt, maar van andere beperkingen. Daarom heeft de Belastingdienst ook nu al verschillende voorzieningen voor mensen die ondersteuning nodig hebben bij hun zaken met de Belastingdienst, zoals Hulp bij aangifte (HUBA) via de balies op de Belastingkantoren en via maatschappelijke intermediairs (bijvoorbeeld vak- en ouderenbonden, Belastingwinkels, Toeslagenservicepunten). Het streven is om die ondersteuning nog meer te richten op het helpen van mensen om niet alleen zelf hun zaken met de Belastingdienst te doen, maar deze ook digitaal te doen, door het geven van instructie (onder andere in het kader van het bredere overheidsprogramma DigiSterker) en het beschikbaar stellen van computers, met aanwezige medewerkers voor hulp, op belastingkantoren. Daarnaast kunnen deze mensen gebruikmaken van hulp in de directe omgeving, zoals van familie, buren, vrienden. Daarvoor zijn (en worden) de machtigingsmogelijkheden via DigiD-Machtigen (verder) uitgebreid. Daarbij bestaat, ook met het oog op degenen die digitaal minder vaardig zijn, de mogelijkheid dat de gemachtigde een aanvraag voor een machtiging doet namens de betrokkene. Het proces van registratie van de machtiging is zo ingericht dat het risico op misbruik wordt geminimaliseerd. De komende periode zal – in samenwerking met de maatschappelijke intermediairs – bijzondere aandacht worden besteed aan de genoemde 17% van de mensen die de beschikbare hulp nog onvoldoende weet te vinden. De leden van de fractie van de VVD vragen in dit kader hoe de Belastingdienst omgaat met mensen die niet met de computer kunnen werken, zoals ouderen of digibeten. Naast voorgaande bestaat op dit moment voor deze groep de mogelijkheid om iemand te machtigen voor de Berichtenbox. Ook voor de portalen MijnBelastingdienst en MijnToeslagen is het mogelijk om te machtigen. Hierbij kan bovendien gekozen worden voor het verlenen van toegang aan de gemachtigde tot bepaalde onderdelen van het portaal, bijvoorbeeld alleen voor de inkomstenbelasting.

Bij niet mogen gaat het om wettelijke vertegenwoordigingssituaties. Het betreft bijvoorbeeld mensen die (gedeeltelijk) handelingsonbekwaam zijn, bijvoorbeeld als gevolg van curatele of bewind. Deze mensen doen ook met het huidige papieren berichtenverkeer niet zelfstandig zaken met de Belastingdienst, maar er zijn voorzieningen zodat hun vertegenwoordiger dat kan doen. In het kader van het door de Minister van BZK eerder aan uw Kamer aangekondigde eID-stelsel zullen voorzieningen worden ontwikkeld die wettelijke vertegenwoordigers in staat stellen digitaal over alle gegevens te beschikken die voor een goede behartiging van de zaken van hun cliënten nodig zijn. Zolang deze voorzieningen nog niet (volledig) beschikbaar zijn, zullen deze situaties op de lijst met uitgezonderde doelgroepen in de uitvoeringsregelgeving bij de voorgestelde wetgeving worden geplaatst. Het papieren verkeer blijft voor deze groepen voorlopig nog van kracht.

Bij niet willen gaat het om mensen die op zich in staat zijn om hun zaken met de Belastingdienst zelf te doen, maar daar om hen moverende redenen van afzien. Zij kunnen hulp inroepen van commerciële intermediairs, zoals fiscale dienstverleners of financiële adviseurs en doen dat in de praktijk ook al veelvuldig.

Voor elk van deze minder zelfredzame groepen geldt dat de hulp op den duur juist gemakkelijker wordt door digitale afhandeling. De hulp kan plaatsonafhankelijk geboden worden, fysieke documenten hoeven niet meer te worden uitgewisseld en de helper kan het dossier op afstand volgen. Deze groepen – die nu in de regel ook al niet zelfstandig een papieren aangifte weten in te vullen – zijn in overgrote meerderheid gebaat bij de nieuwe manier van communiceren.

De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet het niet logischer acht om bepaalde groepen waarvan bekend is dat slechts een deel internet gebruikt, zoals ouderen, uit te zonderen van de verplichting om elektronisch zaken met de Belastingdienst te doen. Het kabinet kiest ervoor geen mensen uit te sluiten op basis van leeftijd. Naar mijn stellige overtuiging zegt een hoge leeftijd niet zoveel over de mate van zelfredzaamheid van de persoon. Zoals ik in de begeleidende brief bij indiening van het wetsvoorstel al heb aangegeven is voor een afgewogen strategie gekozen waarin elke burger in staat wordt gesteld zijn zaken tijdig en correct met de Belastingdienst te regelen.

De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet het met hen eens is dat het de zelfredzaamheid juist aantast, wanneer een belastingplichtige zich genoodzaakt voelt de belastingzaken uit te besteden aan een familielid of intermediair. De leden van de fractie van het CDA menen dat onderhavig wetsvoorstel tot verminderde zelfredzaamheid leidt. In mijn optiek is van zelfredzaamheid sprake indien burgers in staat zijn, al dan niet met hulp, aan hun verplichtingen te voldoen. Het is mijns inziens een teken van zelfredzaamheid indien de burger zelf hulp vraagt en organiseert. Digitaal berichtenverkeer kan de zelfredzaamheid ook stimuleren doordat digitaal in de portalen alle voor de burger relevante informatie bij elkaar staat zodat de burger weet waar hij aan toe is, vragen kunnen worden voorkomen, en hij duidelijk ziet welke transactie wanneer nodig is. De digitale bezorging van berichten biedt ook de mogelijkheid om deze plaats- en tijdonafhankelijk te raadplegen. Ik ben terughoudend in het uitzonderen van groepen van digitale communicatie, bijvoorbeeld op basis van leeftijd, ook omdat het stigmatiserend zou kunnen werken. Zelfredzaamheid wil ik versterken door mensen te helpen bij het maken van de stap naar digitaal. En mochten zij ondanks dat nog vragen hebben, dan blijven er diverse kanalen om deze te stellen.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de capaciteit aan de balies verandert nu bekend is geworden dat 5.000 medewerkers andere taken zullen krijgen. De capaciteit aan de balies wordt telkens aangepast aan de vraag. Het is op dit moment niet te voorspellen hoeveel mensen zich straks aan de balies zullen melden, dus hoeveel medewerkers daarvoor moeten worden ingezet. Wanneer de vraag toeneemt zal de capaciteit ook naar boven worden bijgesteld.

De leden van de fractie van het CDA vragen waarom niet is gekozen voor een optingoutsysteem. Het is mijn overtuiging dat digitale communicatie de toekomst is. Ik word in deze overtuiging gesterkt door verschillende jaarlijkse onderzoeken van nationale en Europese organisaties naar het percentage Nederlandse huishoudens dat toegang heeft tot internet. Daaruit blijkt dat meer dan 95% van de Nederlandse huishoudens internetgebruiker is. Deze ontwikkeling in internetdichtheid, aangevuld met eigen onderzoek van de Belastingdienst naar zelfredzaamheid van mensen, is de basis geweest voor de keuze om niet te werken met een optingoutsysteem, maar om te kiezen voor een benadering waarbij mensen geholpen worden bij het digitaal afhandelen van hun zaken met de Belastingdienst of bij het leren om dit zelf digitaal te doen. De realiteit is dat de digitalisering van onze samenleving in de toekomst alleen maar verder zal toenemen. Naar mijn overtuiging kunnen we mensen beter toerusten dan vasthouden aan de mogelijkheid van papieren communicatie. Daarnaast spelen ook uitvoeringsaspecten een rol. Een individueel optingoutsysteem is complexer in de uitvoering dan de nu gekozen generieke benadering. Daarnaast bestaat het risico dat veel mensen hiervan voor de zekerheid gebruik zullen maken. Dat zou de effectiviteit van het wetsvoorstel in termen van besparing op uitvoeringskosten beperken. De leden van de fractie van het CDA vragen of de mogelijkheid tot berichtgeving per post alsmede elektronisch aanwezig is. Hoewel een fysieke brief voor formele berichten van of aan de Belastingdienst straks in principe niet meer tot de mogelijkheden behoort, zo antwoord ik ook de leden van de fractie van de PvdA, kunnen zich situaties voordoen waarin mensen echt niet in staat zijn om bijvoorbeeld hun post digitaal te ontvangen. In die bijzondere gevallen blijft ruimte bestaan om een papieren kopie op te vragen, bijvoorbeeld via de Belastingtelefoon.

De leden van de fractie van het CDA hebben voorts vragen over de uitzonderingen op het verplichte elektronische berichtenverkeer. Uit de fiscale en toeslagenwetgeving vloeit zeer veel berichtenverkeer met burgers en bedrijven voort. Voor een gedeelte van het totale berichtenverkeer zijn de processen en voorzieningen al zo ver dat zal worden omgeschakeld naar alleen nog digitale communicatie. Voor een groot aantal stromen is dat echter nog niet het geval. De redenen daarvoor zijn divers. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er nog geen volledig digitaal afhandelingsproces is of dat nog geen geschikte dienstverleningsvoorziening zoals een portaal of geschikte authenticatiemiddelen beschikbaar zijn. Een aantal concrete voorbeelden van vooralsnog uitgezonderde berichtstromen zijn de berichten op grond van de Successiewet 1956, de milieubelastingen en de kansspelbelasting, maar ook nog verschillende berichten in het kader van de inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting. Voor meer informatie verwijs ik u naar het meegestuurde concept van de ministeriële regeling.

De leden van de fractie van het CDA vragen op basis van welke criteria bepaalde berichten of bepaalde groepen belastingplichtigen worden uitgezonderd van verplicht elektronisch berichtenverkeer en op basis van welke criteria deze uitzonderingen in de toekomst zullen worden opgeheven. De uitzondering van bepaalde berichtsoorten geschiedt enerzijds op basis van de beschikbaarheid en stabiliteit van de daarvoor benodigde voorzieningen waarbij, zoals ik eerder heb aangegeven in deze nota, het verandertempo mede wordt bepaald door de aansluiting op legacy- en externe systemen). Anderzijds speelt ook de geschiktheid van berichten een rol bij de overstap naar uitsluitend digitaal berichtenverkeer. Voor dwangbevelen gelden bijvoorbeeld zodanige procedurevoorschriften dat uitsluitend elektronische verzending voorlopig niet tot de mogelijkheden behoort. De uitzondering van groepen geschiedt op basis van objectieve criteria. Ook daarbij speelt een rol of voor de desbetreffende doelgroep een voorziening beschikbaar is om zaken digitaal af te handelen met de Belastingdienst. Zo leidt het feit dat DigiD nog niet breed beschikbaar is voor personen met een buitenlands woonadres ertoe dat deze groep zal worden uitgezonderd. Hetzelfde geldt voor nabestaanden van overledenen. Voor deze groep wordt op dit moment een nabestaandenmachtiging ontwikkeld door Logius, vooruitlopend op ontwikkelingen op dit vlak in het kader van het eID Stelsel. Het criterium voor opheffing van de uitzonderingen is het spiegelbeeld van het criterium voor de uitzondering zelf: zodra een geschikte en stabiele voorziening beschikbaar is voor de desbetreffende doelgroep of berichtsoort, kan de uitzondering worden geschrapt.

De leden van de fractie van het CDA vragen het kabinet om het al dan niet verplichten van groepen belastingplichtigen tot elektronisch berichtenverkeer in plaats van in een ministeriële regeling in het wetsvoorstel op te nemen of in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) met voorhangprocedure. Zoals ik hiervoor al heb aangegeven zal een groep uitsluitend worden uitgezonderd ingeval sprake is van onvoorziene situaties met een spoedeisend karakter. Het bij wet of AMvB uitzonderen van groepen in deze situatie is een tijdrovend(er) proces waarvan de uit te zonderen groep de dupe kan worden. Dit acht ik niet wenselijk. Zoals eerder in deze nota aangegeven stuur ik de ministeriële regeling in concept aan uw Kamer toe4.

2.4. Ondersteuning bij berichtenverkeer

De leden van de fractie van het CDA zijn benieuwd wat het oordeel was van de gedragspsychologen van de Belastingdienst over onderhavige wet en wat er na hun oordeel nog aan het wetsvoorstel veranderd is. Het team van gedragspsychologen bij de Belastingdienst heeft aangegeven dat het nut van elektronisch berichtenverkeer vanuit psychologisch oogpunt niet onder druk staat: gelet op het huidige digitale tijdperk is het wetsvoorstel een logische stap. Het is goed dat communicatiemiddelen meer congruent worden ingezet en in overeenstemming worden gebracht met het gewenste gedrag. De vorm van de uitnodiging tot het doen van aangifte (brief) en het doen van aangifte (digitaal) komen nu bijvoorbeeld niet overeen qua medium. Voor een succesvolle invoering van elektronisch berichtenverkeer is het van belang dat zoveel mogelijk drempels worden weggenomen of wordt voorkomen dat deze worden opgeworpen. Belangrijke gedragsaspecten in dit verband zijn uitstelgedrag, vergeten, creëren van een gewoonte, verantwoordelijkheidsgevoel en mogelijke verwarring met andere portals van de overheid. Dit zijn dan ook belangrijke aandachtspunten bij de inrichting van de dienstverlening ten behoeve van de uitvoering van het wetsvoorstel (MijnOverheid/Berichtenbox en de eigen portalen van de Belastingdienst) en bij de communicatie hierover. De bij de Belastingdienst aanwezige gedragsexpertise is en wordt bij de invoering van het wetsvoorstel betrokken.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het de belastingheffing ten goede komt als het belastingplichtigen moeilijker wordt gemaakt om kennis te nemen van berichten van de Belastingdienst. Ook vragen de leden van de fractie van het CDA of onderzoek is gedaan naar het verschil in de mate van kennisneming van berichtgeving bij digitale of fysieke post, of onderzoek is gedaan naar het effect hiervan op de belastingmoraal en of bekend is wat de gevolgen van deze gewijzigde belastingmoraal voor de Belastingdienst zijn. Vanzelfsprekend komt het de belastingheffing niet ten goede wanneer het moeilijker wordt gemaakt om kennis te nemen van berichten van de Belastingdienst. Ik kan u geruststellen: dat doet het kabinet ook niet. Sterker nog: het wetsvoorstel maakt het voor belastingplichtigen gemakkelijker om op elk moment kennis te nemen van berichten van de Belastingdienst. Zoals in de Investeringsagenda Belastingdienst is aangegeven, leert de ervaring dat de Belastingdienst mensen op dit moment veelvuldig lastigvalt met papieren brieven. Als gevolg van logistieke en technische (on)mogelijkheden behandelen die brieven in de regel één onderwerp, waarbij de samenhang met eventuele andere relevante informatie of gebeurtenissen voor belastingplichtigen of toeslaggerechtigden niet duidelijk is. Digitale communicatie via een daarop toegesneden persoonlijk portaal biedt de mogelijkheid om informatie op maat en in samenhang te presenteren. Op het portaal MijnToeslagen doen we dat al en de ervaringen daarmee zijn positief. Het blijkt dat zo’n portaal ook de naleving ten goede komt. Het portaal MijnBelastingdienst zal op dezelfde manier worden ingericht. In de toekomst zullen de portalen ook via andere media dan de computer thuis kunnen worden benaderd, zoals via apps op mobiele telefoon of tablet. Uit het gebruik van de aangifteapp blijkt nu al dat een dergelijke applicatie voor veel mensen een laagdrempelige en toegankelijke manier is om aan de fiscale verplichtingen te voldoen. Zo is de aangifteapp inmiddels 525.000 keer gedownload en zijn er meer dan 200.000 aangiften via de app binnengekomen.

2.5. Rechtsbescherming

De leden van de fractie van het CDA vragen of het juist is dat een disfunctionerende e-mailnotificatie voor risico van de belastingplichtige komt. De e-mailnotificatie is een service aan de burger. De burger wordt vanzelfsprekend aangemoedigd van deze service gebruik te maken, maar de e-mailnotificatie kan de eigen verantwoordelijkheid van de burger in zijn contacten met de overheid niet volledig vervangen. Het is daarom wenselijk dat de burger regelmatig zijn berichtenbox bezoekt om te zien of er berichten zijn. Anders dan de leden van de fractie van het CDA zie ik geen wezenlijk verschil tussen de verzending van berichten per post en verzending op elektronische wijze. Het risico dat burgers niet tijdig kennisnemen van een bericht neemt naar mijn mening bij verzending op elektronische wijze eerder af dan toe. Zoals ik hiervoor heb aangegeven kunnen belastingplichtigen zichzelf namelijk laten notificeren als er een bericht in de Berichtenbox wordt geplaatst, zodat zij er altijd en overal van op de hoogte kunnen zijn dat zij een bericht hebben ontvangen. Dit geldt dus zelfs als mensen vanwege een vakantie of om andere redenen niet in staat zijn hun fysieke brievenbus te controleren.

De leden van de fractie van het CDA vragen of berichten in de berichtenbox 12 jaar worden bewaard en of het mogelijk is berichten door te sturen naar de privémail. De Berichtenbox wordt op dit moment niet geschoond. Over de toekomstige bewaartermijn wordt een besluit genomen in het kader van de voorbereiding van wetgeving voor de generieke digitale infrastructuur (GDI) door de Minister van BZK en zal te zijner tijd vanzelfsprekend worden gecommuniceerd. Zoals in de begeleidende brief bij het wetsvoorstel is aangegeven blijft de burger, net zoals dat nu ook voor papieren brieven het geval is, zelf verantwoordelijk voor het bewaren van berichten. Hij kan dat doen door deze berichten op te slaan op zijn eigen computer of desgewenst een printafdruk te maken. Ook is het mogelijk om berichten door gebruikmaking van een speciale knop door te sturen naar het eigen e-mailadres.

2.6. Geen verplicht elektronisch berichtenverkeer bij gemeenten en waterschappen

De leden van de fractie van de SP vragen naar de redenen van de waterschappen en gemeenten om nog niet over te gaan op elektronisch berichtenverkeer. Voordat waterschappen en gemeenten overgaan op elektronisch berichtenverkeer moeten zij daar klaar voor zijn. Die gereedheid verschilt per gemeente en waterschap. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft daarom verzocht een uitzondering van de bepalingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 over verplicht elektronisch berichtenverkeer te introduceren, aan welk verzoek ik tegemoet gekomen ben. De vraag van de leden van de fractie van de PvdA of gemeenten er individueel voor kunnen kiezen om toch over te stappen op verplicht elektronisch berichtenverkeer wordt ontkennend beantwoord. Uiteraard kunnen gemeenten voor zover de burger daarmee instemt doorgaan met het aanbieden van niet-verplicht elektronisch berichtenverkeer. Het Interprovinciaal overleg (IPO) heeft daarentegen aangegeven dat de provincies vanaf de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wel over willen en kunnen gaan op elektronisch berichtenverkeer. Dit betekent inderdaad dat burgers en bedrijven berichten van de Belastingdienst en provincies alleen digitaal zullen ontvangen in de Berichtenbox en brieven van gemeenten in hun fysieke brievenbus zullen blijven ontvangen. Ik verwacht, dit in antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de VVD, niet dat dit tot verwarring zal leiden, omdat dit geen unieke situatie is. Ook van andere organisaties krijgen burgers en bedrijven hun post soms deels digitaal en deels op papier. Vanwege de op termijn verwachte aansluiting van gemeenten bij elektronisch berichtenverkeer is het verschil van tijdelijke aard.

3. Uitvoeringsaspecten Belastingdienst

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe dit wetsvoorstel moet worden gezien in relatie tot de voorgenomen reorganisatie van de Belastingdienst. Al in de Brede Agenda heb ik digitalisering benoemd als speerpunt. De Berichtenbox en het portaal MijnBelastingdienst zijn toen al genoemd als belangrijke vernieuwingen. In de Investeringsagenda Belastingdienst is (digitale) interactie een van de vijf verandergebieden. Dit wetsvoorstel is dus geheel in lijn met de voorgenomen reorganisatie en draagt bij aan een betere Belastingdienst, omdat het burgers in staat stelt met de Belastingdienst te interacteren op een manier die zij gewend zijn in hun omgang met private partijen. Daarnaast is het de basis voor een goedkopere Belastingdienst (minder papier, minder ontwikkelkosten) en daarmee randvoorwaardelijk om aan taakstellingen te voldoen.

De leden van de fractie van de SP vragen welk deel van de beoogde besparing op apparaatsuitgaven van € 395 miljoen reeds is gerealiseerd en op welke termijn het kabinet verwacht dat de gehele besparing is gerealiseerd. Conform afspraak met uw Kamer worden de taakstellingen vanuit Rutte I (en voorgaande kabinetten) en Rutte II – oplopend tot in totaal € 543 miljoen vanaf 2018 – langs twee sporen ingevuld. Spoor 1 betreft efficiency/versobering, waarmee € 370 miljoen wordt ingevuld. Spoor 2 betreft aanpassingen van (fiscale) wetgeving die leidt tot vereenvoudiging in de uitvoering of taakvermindering bij de Belastingdienst. Spoor 2 draagt € 173 miljoen bij aan de invulling. De genoemde € 395 miljoen betreft de besparing voor het begrotingsjaar 2015. De afgesproken efficiency en versobering is meerjarig ingevuld en belegd met maatregelen op het terrein van staf en overhead, procesverbeteringen en versoberingen op het gebied van huisvesting. De besparingen uit de concentratiebeweging en de huisvesting zijn nog niet volledig gerealiseerd. Wat betreft Spoor 2 is inmiddels een belangrijk deel van de afgesproken besparingen ingevuld, te weten structureel € 128 miljoen. Onderdeel van dit ingevulde bedrag is de besparing van € 60 miljoen als gevolg van het elektronische berichtenverkeer bij de Belastingdienst zoals dat in onderhavig wetsvoorstel is opgenomen. Het openstaande saldo van Spoor 2 bedraagt € 45 miljoen vanaf 2018. Hiervoor zijn aanvullende maatregelen nodig.

De leden van de fractie van de SP vragen hoeveel mensen tot aan 2018 nog hun baan gaan verliezen bij de Belastingdienst. In de Activiteitenkalender behorend bij de Investeringsagenda Belastingdienst is een diagram opgenomen dat de totale personeelsontwikkeling in de jaren tot en met 2020 laat zien. Uiteindelijk gaat het in die periode om 5.000 medewerkers waarvan het werk verdwijnt, waartegenover 1500 nieuwe medewerkers worden aangenomen voor andersoortige werkzaamheden. Er vallen geen gedwongen ontslagen naar aanleiding van de Investeringsagenda Belastingdienst.

De leden van de fractie van het CDA vragen waarom er geen back-up is voor als een systeem niet werkt. In de begeleidende brief bij het wetsvoorstel is aangegeven dat het portaal MijnToeslagen heeft zich sinds de ingebruikname in 2011 zeer betrouwbaar getoond. Ook de eerste ervaringen met het portaal MijnBelastingdienst zijn tot nu toe goed. Mede op grond van de ervaringen met de portalen tot nu toe is er niet voor gekozen om vervangende voorzieningen voor MijnToeslagen en MijnBelastingdienst te realiseren. Dit zou tot hoge uitgaven leiden, waarvan de doelmatigheid moeilijk te onderbouwen zou zijn. Er is wel voorzien in ICT-voorzieningen die er zorg voor moeten dragen dat de portalen, ook bij technische onvoorziene omstandigheden, veilig blijven functioneren. Ook voor MijnOverheid (waarvan de Berichtenbox onderdeel uitmaakt) geldt dat de technische betrouwbaarheid op dit moment hoog is. Bij de opschaling van MijnOverheid voor verplicht elektronisch verkeer is het borgen van deze betrouwbaarheid een prioritair aandachtspunt. MijnOverheid is technisch gezien «dubbel» uitgevoerd op twee fysiek gescheiden locaties. Op te merken valt nog dat feitelijk een dubbele bezorging van berichten plaatsvindt, te weten in de Berichtenbox en op de persoonlijke portalen bij de Belastingdienst.

De leden van de fractie van het CDA vragen uitgebreid in te gaan op de beveiliging van DigiD en de noodscenario’s wanneer DigiD of haar opvolger niet beschikbaar is om wat voor reden dan ook. Zoals de Minister van BZK uw Kamer bij brief van 9 februari 20155 heeft geschreven werkt het kabinet, omdat de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van digitale communicatie tussen overheid en burgers steeds hogere veiligheidseisen stelt, in samenwerking met private partijen aan het eID Stelsel. Dit stelsel biedt het kader voor beschikbaarheid van zowel private als publieke authenticatiemiddelen met een hoog betrouwbaarheidsniveau en gaat uit van een multimiddelenstrategie. Deze strategie richt zich op de beschikbaarheid van verschillende oplossingen voor betrouwbaar elektronisch verkeer zodat burgers en bedrijven een keuze hebben en de afhankelijkheid van één oplossing (zoals nu nog bij DigiD) wordt verminderd. In het kader van de ontwikkeling en invoering van het eID Stelsel is het voornemen om vanaf het najaar van 2015 pilots uit te voeren met gebruik van door private authenticatiediensten geleverde eID-middelen bij het afnemen van diensten in het BSN-domein. Hoewel deze ontwikkelingen goede perspectieven bieden voor brede beschikbaarheid van diverse hoog betrouwbare authenticatiemiddelen vanaf 2017/2018 zal de komende periode ook nog zeer veel gebruikgemaakt worden van DigiD. Daarom werkt de Minister van BZK (onder meer op grond van de door de leden van de fractie van het CDA aangehaalde onderzoeken) aan verschillende maatregelen om de betrouwbaarheid van DigiD verder te versterken. Bij brief van 24 februari 2015 bent u daarover door hem geïnformeerd.6

In antwoord op vragen van de leden van de fractie van het CDA merk ik op dat de acceptgiro’s voor betaling van verschuldigde bedragen voorlopig nog per post worden verstuurd, omdat nog geen systeem voor directe digitale betaling zoals iDeal beschikbaar is. Het voornemen is om dit in lijn met de Investeringsagenda Belastingdienst de komende jaren te ontwikkelen. Zodra dit systeem beschikbaar is, zal de papieren acceptgiro’s kunnen vervallen. Hierbij is overigens nog van belang dat de banken hebben aangekondigd betalingen via acceptgiro vanaf 2019 niet meer te ondersteunen. Ook hier sluit de ontwikkeling van de digitalisering bij de Belastingdienst dus aan bij die van digitalisering in andere domeinen.

Ik ben het met de leden van de fractie van de PvdA eens dat het belangrijk is een goed functionerend systeem van notificaties te hebben. Om burgers erop te wijzen dat zij zich kunnen laten notificeren zal, zoals ik hiervoor heb aangegeven, via verschillende kanalen worden gecommuniceerd. Daarnaast wordt ook van burgers gevraagd regelmatig de berichtenbox te bezoeken. Zoals ik eerder heb aangegeven is de Belastingdienst niet de beheerder van de Berichtenbox en is bij de Belastingdienst dus niet bekend of een burger het bericht leest. De Belastingdienst kan en zal dus geen herinneringsmail sturen als de burger zijn Berichtenbox niet bekijkt, dit in antwoord op een vraag van de leden van de fractie van het CDA. Deze leden vragen verder of het mogelijk is per sms een notificatie te ontvangen. Dat is helaas niet meer mogelijk. De notificatie per sms is een aantal jaren terug vanuit kostenperspectief opgeheven. Wel wordt bezien of andere notificatiekanalen kunnen worden toegevoegd, zoals een app.

De leden van de fractie van het CDA vragen welke middelen fiscale dienstverleners aanwenden om voor hun cliënten aangiften in te dienen en de daarmee corresponderende belastingaanslagen te ontvangen. Dit geschiedt op dit moment door de aangifte via een computersysteem (uit de markt) van de fiscale dienstverlener rechtstreeks (via de generieke voorziening Digipoort) naar het systeem van de Belastingdienst te verzenden (system-to-system-koppeling). Deze groep dienstverleners maakt dus professioneel geen gebruik van de burgervoorzieningen. De leden van de fractie van het CDA vragen verder of het mogelijk is de notificatie op meerdere e-mailadressen te ontvangen, zoals op dat van de dienstverlener. Op dit moment is dit nog niet mogelijk, maar de mogelijkheid om een notificatie naar meerdere adressen te versturen wordt op dit moment onderzocht door Logius. Het is wel mogelijk om een e-mailadres van een andere persoon in te vullen bij het personaliseren van een MijnOverheidaccount zodat die andere persoon op zijn e-mailadres notificaties voor de ander ontvangt.

Ik kan de leden van de fractie van het CDA geruststellen: voor het gebruik van MijnOverheid is geen snelle internetverbinding benodigd. Ook de inwoners en bedrijven in buitengebieden kunnen dus ongestoord deelnemen aan het elektronische berichtenverkeer.

4. Budgettaire aspecten en gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de fracties van het CDA vragen hoe het mogelijk is dat onderhavig wetsvoorstel leidt tot een verwachte verlaging van de administratieve lasten nu de belastingplichtige in de ogen van deze leden meer handelingen moet verrichten. De in de memorie van toelichting genoemde effecten voor de administratieve lasten hangen samen met de stap om het digitaal doen van de aangifte op termijn verplicht te stellen voor alle belastingplichtigen. De opmerking van de leden van de fractie van het CDA dat een belastingplichtige meer handelingen moet verrichten kan ik niet plaatsen. Digitaal aangifte doen gaat aanmerkelijk sneller dan via papier, onder andere doordat de digitale aangifte vooringevuld wordt door de Belastingdienst en enkel de voor de burger relevante rubrieken worden getoond. Tevens is de ervaring dat dan per saldo meer belastingplichtigen ervoor kiezen om zelf aangifte te doen en minder gebruik te maken van een fiscale dienstverlener, dit mede in antwoord op de vragen van de leden van de fractie van de SP. Hierdoor nemen de externe kosten van inhuur van professionele dienstverleners af. De leden van de fractie van de SP vragen of bij de berekende afname van externe kosten ook is meegenomen dat voor bepaalde groepen de kosten juist zullen stijgen omdat zij hun eigen belastingzaken niet meer kunnen behartigen omdat zij bijvoorbeeld voor hulp naar een belastingkantoor moeten afreizen. Hiermee is rekening gehouden, zij het dat een bezoek aan een belastingkantoor niet tot externe kosten leidt, maar wel tot extra tijdsbeslag voor de desbetreffende persoon.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe het kan dat de belastingplichtige minder fiscale dienstverlening nodig heeft wanneer zijn brieven online geplaatst worden in plaats van per post verzonden worden en of bijvoorbeeld ouderen fiscale dienstverlening nodig zullen hebben omdat ze het lastig vinden om met een digitale Berichtenbox te werken. Het plaatsen van brieven in een persoonlijk internetdomein van de belastingplichtige staat niet op zichzelf maar vormt onderdeel van de brede digitalisering van het verkeer tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst. Het betreft voornamelijk het overzichtelijk presenteren van alle relevante informatie voor de belastingplichtige, waaronder de aangiftehistorie en bijbehorende correspondentie. Dit komt het overzicht enkel ten goede. Personen die bij het doen van de papieren aangifte geen fiscale dienstverlening nodig hadden, zullen die ook bij het doen van de digitale aangifte niet nodig hebben, zo verwacht het kabinet. Verder geldt: belastingplichtigen die hulp zoeken, zullen worden geholpen.

5. Artikelsgewijs

De leden van de fractie van de VVD merken op dat in de toelichting op artikel II wordt aangegeven dat de ontvanger en met name de belastingdeurwaarder bij de uitoefening van hun taak ook gebruikmaken van berichten die hun grondslag vinden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze leden vragen in dat kader hoe invordering in relatie tot het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gaat in de praktijk. Als betaling van een belastingschuld ook na een aanmaning en betekening van een dwangbevel uitblijft gaat de belastingdeurwaarder over tot tenuitvoerlegging van het dwangbevel. In de praktijk betekent dit doorgaans dat beslag wordt gelegd op de vermogensbestanddelen van de belastingschuldige. Hierbij zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing. Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bevat onder meer regels over de voor beslag vatbare zaken, de wijze waarop beslaglegging plaats dient te vinden, voorschriften met betrekking tot de betekening van exploten (waaronder het dwangbevel en hernieuwd bevel tot betaling) en de wijze waarop een executoriale verkoop dient te geschieden. Vooralsnog worden alle berichten in het kader van de Invorderingswet 1990, waaronder van overeenkomstige toepassing verklaarde dwangbevelen en exploten op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, uitgezonderd van uitsluitend digitaal berichtenverkeer.

6. Inwerkingtreding

De vraag van de leden van de fractie van de VVD of de mogelijkheid van inwerkingtreding van verschillende onderdelen van het wetsvoorstel op verschillende tijdstippen tot verwarring kan leiden is hiervoor in paragraaf 2.6 beantwoord.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 236.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 5.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

Kamerstukken II 2014/15, 26 643, nr. 349.

X Noot
6

Kamerstukken II 2014/15, 26 643, nr. 352.

Naar boven