34 193 Evaluatie Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2022

Tijdens het commissiedebat Mensenhandel en prostitutie op 24 februari jl. heb ik medegedeeld uw Kamer met een brief te informeren over de voortgang van het proces met betrekking tot het Wetsvoorstel regulering sekswerk (hierna: Wrs) en de inhoudelijke en financiële consequenties die voortvloeien uit de aanpassingen van de Wrs, zoals genoemd in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voorgestelde wijzigingen van de Wrs in het coalitieakkoord. Ook ga ik in op de passage in het coalitieakkoord over de uitstapprogramma’s. Daarnaast ga ik met deze brief in op de toezegging1 die ik bij voornoemd debat heb gedaan om uw Kamer te informeren over de voortgang van het plan van aanpak om de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren naar aanleiding van de motie van de Kamerleden Van Nispen en Simons2 en naar aanleiding van het coalitieakkoord.

Tijdens hetzelfde debat heb ik medegedeeld gemeenten te motiveren om in afwachting van de Wrs door te gaan met het maken van lokaal sekswerkbeleid. Het is belangrijk dat gemeenten met hun lokale beleid aan de slag blijven gaan, parallel aan het proces van het wetsvoorstel, om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor sekswerkers en om misstanden te voorkomen. Afgelopen periode is bij verschillende bestuurlijke overleggen aandacht geweest voor dit verzoek zoals het Landelijk programma prostitutie, de Taskforce aanpak mensenhandel en in gesprekken met betrokken partners zoals gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

Ook informeer ik op deze plek uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van de motie van het lid Wiersma3 waarin hij de regering verzoekt om in overleg te treden met gemeenten om met spoed te komen tot een expliciete wettelijke grondslag voor het verwerken van gegevens van sekswerkers. Volgens de G4-gemeenten is gegevensverwerking nodig om toezicht te kunnen houden op de naleving van gemeentelijke voorschriften die zijn opgenomen in een verordening op basis van artikel 151a Gemeentewet, om illegale prostitutie te kunnen aanpakken, om een uitbuitingssituatie te kunnen beëindigen en om te kunnen voorkomen dat een sekswerker slachtoffer wordt van mensenhandel. In de Kamerbrief van oktober4 heeft mijn voorganger aangegeven een wettelijke grondslag te zullen creëren waarmee mogelijk wordt gemaakt dat exploitanten en gemeenten gegevens van sekswerkers kunnen verwerken ten behoeve van het gemeentelijk toezicht op de naleving van de APV op grond van artikel 151a Gemeentewet.

Er zijn meerdere gesprekken gevoerd met gemeenten, de Vereniging voor Exploitanten en Relaxbedrijven (hierna: VER) en sekswerkorganisaties zoals de Sekswerk Alliantie Destigmatisering (hierna: SWAD) om nader te bezien welke gegevens noodzakelijk zijn ten aanzien van het gemeentelijk toezicht en de handhaving op seksbedrijven en exploitanten. De uitwerking van de opgehaalde informatie in een wetsvoorstel wordt momenteel ter hand genomen. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in de tweede helft van 2022 in procedure worden gebracht.

Wetsvoorstel regulering sekswerk (Wrs)

In het coalitieakkoord staat beschreven dat de Wet regulering sekswerk, die in de kern bestaat uit een landelijke vergunningplicht en een landelijk register, wordt ingevoerd. Daarbij doen we recht aan de reactie van de Raad van State op het wetsvoorstel op het punt van het vergunningsgesprek en de positie van financiële dienstverleners, beveiligers, vervoerders en verhuurders bij het pooierverbod. We schrappen de bestuurlijke boete voor sekswerkers, zodat ook sekswerkers zonder vergunning om hulp en voorlichting durven te vragen en ook voor klanten die melding of aangifte doen van misstanden schrappen we de strafbaarstelling in deze wet.

Sekswerk is en blijft legaal. Ter regulering van de branche komt er een uniforme vergunningplicht voor seksbedrijven en dient iedere prostituee over een prostitutievergunning te beschikken, die in een landelijk register wordt opgenomen. Doel van de wet is dwang en uitbuiting in de seksbranche voorkomen en aanpakken. Met het wetsvoorstel wordt het zicht op de seksbranche vergroot en worden toezicht en handhaving vergemakkelijkt.

Naar aanleiding van gesprekken met diverse partijen5 over de voorgestelde wijzigingen die in het coalitieakkoord staan beschreven, ben ik voornemens een aantal wijzigingen in de Wrs door te voeren dat hierop volgend beschreven wordt. In de gesprekken met de verschillende betrokken partijen merk ik op dat de belangen, meningen en ideologieën met betrekking tot de onderwerpen uiteenlopen. Waar de één vindt dat de samenleving gebaat is bij regulering van de branche om gemeentelijke verschillen, onvergunde prostitutie en mogelijk slachtofferschap tegen te gaan, is de ander daar strikt op tegen vanwege de mogelijke nadelige effecten die aan regulering kunnen kleven voor sekswerkers. Het bereiken van consensus op alle onderdelen van de Wrs is niet haalbaar. Deze gesprekken zet ik desalniettemin voort. Zo heb ik onlangs een indringend gesprek gevoerd met een aantal sekswerkers en hun belangenverenigingen waarbij onder meer het vergunningsgesprek en toezicht en handhaving aan de orde is gekomen. Ik heb toegezegd op een later moment een tweede gesprek te voeren over het wetsvoorstel.

1. Verplicht herhaalgesprek één jaar na afgifte vergunning

Het coalitieakkoord onderschrijft de reactie van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Raad van State) op het punt van het vergunningsgesprek. Momenteel is in de Wrs geregeld dat een prostitutievergunning wordt aangevraagd bij een van de nog aan te wijzen centrumgemeenten en dat één vergunningsgesprek wordt gevoerd. Tijdens dit gesprek toetsen twee gespecialiseerde ambtenaren de mate van zelfredzaamheid en de aanwezigheid van dwang. De vergunning wordt voor twee jaar afgegeven. De Raad van State gaf aan sterke twijfels te hebben over de doelmatigheid van één gesprek met twee gespecialiseerde ambtenaren en vraagt zich af of dat voldoende is om het probleem van de complexiteit van het identificeren van gebrek aan zelfredzaamheid en aanwezigheid van dwang te ondervangen.

Naar aanleiding van de passage in het coalitieakkoord is met verschillende partijen gesproken over een doelmatige inrichting van het traject om een vergunning te verkrijgen en te behouden. Zoals ik al heb aangegeven is het onmogelijk de verschillende betrokken partijen op een lijn te krijgen. Zo hebben veel sekswerkers die ik heb gesproken bevestigd, hetgeen zij ook in de consultatie van de Wrs hebben aangegeven, sowieso niets te zien in een vergunningplicht en/of een vergunningsgesprek. In ieder geval hebben alle partijen aangegeven dat het onmogelijk is om in één gesprek de mate van zelfredzaamheid te kunnen toetsen en om signalen van dwang te kunnen herkennen. Vaak is er een langere periode nodig om een goed beeld te krijgen van de mate van zelfredzaamheid van een persoon. Tegelijkertijd noemen de partijen dat een langdurig en/of ingewikkeld voortraject ook een drempel kan opwerpen om een vergunning aan te vragen. De vergunningaanvraag dient daarom eenvoudig en laagdrempelig te worden ingericht. Gelet op het vorenstaande, waarbij doorslaggevend is dat alle partijen aangeven dat één gesprek onvoldoende is om een beeld te krijgen van de mate van zelfredzaamheid en of dwang, heb ik besloten een extra gesprek in te lassen. Eén jaar na afgifte van de vergunning wordt een verplicht herhaalgesprek gevoerd met de prostituee. Met één extra gesprek, naast het gesprek dat gevoerd wordt bij de aanvraag van de vergunning, op de helft van de vergunningsduur van twee jaar, blijft de investering voor zowel prostituees als gemeenten overzichtelijk. Van prostituees wordt niet verlangd om in korte tijd een onhaalbaar aantal verplichte gesprekken te voeren, terwijl met een extra herhaalgesprek één jaar na afgifte van de vergunning een completer beeld geschetst kan worden van de mate van zelfredzaamheid van de prostituee en eventuele aanwezigheid van dwang gedurende de gehele vergunningsperiode. De logistieke en administratieve belasting die een extra gesprek voor gemeenten betekent, lijkt beter te dragen als deze belasting evenredig over de vergunningsperiode wordt verdeeld dan wanneer bijvoorbeeld in korte tijd twee gesprekken gevoerd dienen te worden of gedurende de gehele vergunningsperiode meer dan twee gesprekken verplicht zouden zijn.

2. Artikel 206a Sr strafbaarstelling faciliteerders wordt behouden

In het coalitieakkoord staat dat recht wordt gedaan aan de reactie van de Raad van State op het punt van de positie van financiële dienstverleners, beveiligers, vervoerders en verhuurders bij het pooierverbod. Hiermee wordt gedoeld op de bepaling in het wetsvoorstel waarmee een nieuw artikel wordt ingevoerd in het Wetboek van Strafrecht, namelijk artikel 206a van het Wetboek van Strafrecht: Hij die een ander uit winstbejag behulpzaam is bij het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling terwijl hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat die beschikbaarstelling wederrechtelijk is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Deze nieuwe strafbepaling heeft betrekking op de groep faciliteerders die profijt trekt uit onvergunde prostitutie, waarbij mensenhandel/het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander (artikel 273f Sr) niet bewezen zal worden.

De Raad van State veronderstelde in haar advies een ruime reikwijdte van deze bepaling onder verwijzing naar de bestanddelen «behulpzaam zijn bij» en «winstbejag». Volgens de Raad van State leidt de formulering van het voorgestelde artikel ertoe dat op grond van de tekst ook bijvoorbeeld een taxichauffeur of de verkoper van voorbehoedmiddelen aan een prostituee zonder vergunning strikt genomen strafbaar kunnen zijn als zij weten of een ernstige reden hebben om te vermoeden dat sprake is van onvergunde prostitutie. Zij zijn in die hoedanigheid immers behulpzaam bij onvergunde prostitutie met als doel daaruit financieel voordeel te behalen.

In het nader rapport en in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is in reactie op dit onderdeel van het advies van de Raad van State nader toegelicht dat met de voorgestelde strafbaarstelling in artikel 206a Sr wordt beoogd het profijttrekken uit onvergunde prostitutie strafbaar te stellen. In de delictsomschrijving wordt dit tot uitdrukking gebracht via de combinatie van de bestanddelen «uit winstbejag» en «behulpzaam is». Deze combinatie maakt het, mede in het licht van de invulling die hieraan in de memorie van toelichting wordt gegeven, volgens het kabinet voldoende voorzienbaar wanneer een risico op strafrechtelijke aansprakelijkheid ontstaat.

Het gaat om behulpzaamheden, zoals het vervoeren, begeleiden en ondersteunen in het bewustzijn dat deze activiteiten dienstig zullen zijn aan onvergunde prostitutie. Juist ook het bewustzijnsvereiste in de strafbepaling (wetenschap of ernstige schuld), dat in belangrijke mate de buitengrens bepaalt van de strafrechtelijke aansprakelijkheid, in combinatie met het vereiste van financieel lucratieve ondersteunende werkzaamheden, maakt dat de afbakening van het strafbaar gestelde gedrag naar het oordeel van het kabinet voldoende precies en bepaald is. Uit de memorie van toelichting volgt verder dat uitsluitend sprake is van strafbaarheid als de gedragingen de kern van de onvergunde prostitutie raken. Activiteiten van hulpverleners zoals artsen, welzijnswerkers en geestelijk verzorgers, maar ook reguliere werkzaamheden van bijvoorbeeld advocaten en middenstanders vallen niet onder de reikwijdte van de strafbaarstelling.

Strafbaarheid van een taxichauffeur laat zich in het licht van het voorgaande moeilijk indenken, omdat bij regulier taxivervoer doorgaans geen sprake zal van financieel lucratieve behulpzaamheid bij prostitutie- in de wetenschap of het ernstige vermoeden dat het onvergunde prostitutie betreft.

De conclusie is dat met de nadere toelichting in het nader rapport en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel recht is gedaan aan het advies van de Raad van State. Daarnaast verwacht het Openbaar Ministerie (hierna: OM) vanuit de expertise van opsporing en vervolging rondom de onvergunde branche baat te kunnen hebben bij het hanteren van een aparte bepaling zoals artikel 206a Sr. Het aanpassen of schrappen van artikel 206a Sr ligt daarom niet in de rede. Het kabinet is dan ook voornemens om artikel 206a Sr ongewijzigd in het wetsvoorstel te laten staan.

3. De bestuurlijke boete voor prostituees wordt geschrapt

In het huidige wetsvoorstel is geregeld dat prostituees vergunningplichtig zijn en dat zij bestuurlijk kunnen worden beboet indien zij onvergund werken. De coalitie stelt voor om de bestuurlijke boete voor prostituees te schrappen, zodat prostituees geen belemmering voelen om bij misstanden melding of aangifte te doen, ook als er geen vergunning is verleend. Het schrappen van de bestuurlijke boete houdt in dat burgemeesters niet langer bevoegd zijn om een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van de artikelen 2 (vergunningplicht) en 17 (vergunningnummer in advertenties) van het wetsvoorstel. Doel is dat alle sekswerkers de juiste hulp en zorg moeten kunnen krijgen, ongeacht of diegene over een vergunning beschikt.

Hoewel het schrappen van de bestuurlijke boete voor prostituees meebrengt dat het voor de prostituee zélf geen gevolgen heeft als deze diensten aanbiedt zonder over een vergunning te beschikken, blijft de vergunning van belang voor de regulering van het sekswerk. Op grond van het wetsvoorstel blijft het verboden om sekswerk zonder vergunning te faciliteren of af te nemen. Bovendien kan bestuurlijk worden opgetreden richting exploitanten indien zij onvergunde prostituees voor of bij zich laten werken.

4. De strafbaarstelling van klanten die een melding of aangifte doen van misstanden wordt geschrapt

In artikel 40 van de Wrs is geregeld dat klanten die gebruik maken van onvergunde prostitutie, strafbaar zijn. Ook klanten van prostituees hebben een verantwoordelijkheid ten aanzien van het tegengaan van misstanden in de seksbranche. Door prostituees zonder vergunning te bezoeken, helpen zij dit (aan het zicht onttrokken) deel van de branche in stand te houden, en dragen zij mogelijk ook bij aan het in stand houden van mogelijke mensenhandel. De afschrikkende werking van een strafrechtelijke vervolging kan er echter toe leiden dat klanten van onvergunde prostituees geen melding of aangifte doen als sprake is van een misstand. De coalitie stelt voor om de strafbaarstelling van klanten die melding of aangifte doen van misstanden te schrappen. Hiertoe wordt artikel 40 van het wetsvoorstel gewijzigd, zodat meldende klanten een uitzondering op de genoemde strafbaarstelling vormen.

Het is mogelijk dat een klant die bewust gebruik maakt van de diensten van een onvergunde prostituee zal proberen deze aanpassing als oneigenlijke strafuitsluitingsgrond aan te voeren. In de formulering van het aan te passen artikel 40 wordt hier rekening mee gehouden. Doel is te voorkomen dat een klant die een onvergunde prostituee bezocht op een later moment in de fase van opsporing en vervolging deze uitsluitingsgrond als «escape-mogelijkheid» gebruikt.

Na de zomer zal er een nota van wijziging in consultatie gebracht worden met daarin bovenstaande aanpassingen verwerkt. De lasten met betrekking tot de Wrs worden geactualiseerd. Vanwege de relatief ingrijpende wijzigingen zal daarna de Raad van State opnieuw om advies moeten worden gevraagd voor de indiening van de nota van wijziging.

Uitstapprogramma’s voor sekswerkers

In het coalitieakkoord is aangegeven dat sekswerkers desgewenst een urgentieverklaring kunnen krijgen op afstand van hun oude omgeving. Het is momenteel voor veel mensen moeilijk om passende huisvesting te vinden. De vraag in hoeverre sekswerkers die stoppen op bovenlokaal niveau urgentie krijgen, wordt daarom uitgewerkt binnen het programma «Een thuis voor iedereen»6 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Met het programma wordt invulling gegeven aan de ambitie om voldoende betaalbare woningen voor mensen uit aandachtsgroepen te realiseren met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. Alle gemeenten brengen de bouw- woon en ondersteuningsopgave van aandachtsgroepen in beeld in integrale woonzorgvisies, waaronder de woonbehoefte van sekswerkers die willen stoppen. Ook stellen gemeenten urgentieregelingen op waarmee woonruimte met voorrang aan te benoemen aandachtsgroepen wordt toegewezen. Dit krijgt een wettelijke verankering (beoogd per 2024).

Met het coalitieakkoord zijn er vanaf 2023 extra middelen beschikbaar gekomen voor de uitstapprogramma’s. In totaal komt er vanaf 2023 6 miljoen euro structureel per jaar beschikbaar. De financiering van de uitstapprogramma’s verloopt via de Decentralisatie-uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees (hierna: DUUP), die 18 aangewezen centrumgemeenten ontvangen. Deze gemeenten ontvangen elk een aandeel waarmee ze het beleid en de financiering van een of meerdere uitstapprogramma’s uit de gehele DUUP-regio coördineren. De exacte verdeling van de DUUP-gelden over de centrumgemeenten wordt opgenomen in aanstaande september circulaire. De verdeling van de middelen zal net als voorafgaande jaren plaatsvinden aan de hand van het inwoneraantal van de desbetreffende DUUP-regio.7

Plan van aanpak verbetering sociale en juridische positie van sekswerkers

In navolging van de aangenomen motie van de leden Van Nispen en Simons d.d. 22 juni 2021 over het plan van aanpak ter versterking van de sociale en juridische positie, en het coalitieakkoord, waarin wordt aangegeven dat de rechtspositie van sekswerkers dient te worden versterkt door o.a. toegang tot verzekeringen, zakelijke bankrekeningen en andere financiële dienstverlening te verbeteren8, informeer ik uw Kamer over de voortgang hiervan.

In de motie en in het coalitieakkoord wordt aandacht gevraagd voor de problematiek waar sekswerkers tegen aanlopen in het dagelijks leven en die hen belemmeren in het uitvoeren van hun werk. Het is van belang dat sekswerkers hun werk kunnen uitvoeren zonder stigma, met bijbehorende rechten en verplichtingen en dat dit bijdraagt aan veilig werk en de positie van sekswerkers verstevigt. Daarom ben ik samen met de SWAD en verschillende betrokken ministeries, maar ook met partners uit het lokale domein gestart met het formuleren van concrete voorstellen en een plan van aanpak, om de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren. Gezamenlijk is daarnaast bezien welke initiatieven al zijn gestart en waar mogelijk versterking nodig is.

Samenwerking SWAD

Zoals al eerder is aangekondigd, hebben verschillende sekswerkinitiatieven zich in 2021 verenigd in de SWAD. De SWAD bestaat uit ruim 22 sekswerkinitiatieven en organisaties9 en richt zich op een meerjarige strategie om het stigma rondom sekswerk te verminderen. De SWAD zet zich in op inclusieve beleidsvoering, adequaat sekswerkbeleid, het bevorderen van genuanceerde beeldvorming over sekswerk en community opbouw. Het komende jaar zet de alliantie haar werkzaamheden voort met ondersteuning vanuit de Ministeries Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zodat de continuïteit van de SWAD kan worden gewaarborgd en de impact wordt vergroot.

Om te komen tot een plan van aanpak ter versterking van de sociale en juridische positie van sekswerkers zijn er diverse gesprekken gevoerd met de SWAD en betrokken partners. De signalen van sekswerkers zijn onder te verdelen in vijf thema’s. In de volgende paragrafen is per thema uiteengezet wat de initiatieven en oplossingsrichtingen zijn. De onderliggende uitgebreide probleemanalyse is als bijlage opgenomen. Tot slot wordt de voortgang van de lopende initiatieven weergegeven.

Initiatieven en oplossingsrichtingen

Zakelijke dienstverlening

Sekswerkers ervaren moeilijkheden bij het afnemen van financiële dienstverlening zoals het openen van een bankrekening of het afsluiten van een verzekering of hypotheek. Daarnaast ervaren sekswerkers en exploitanten praktische problemen bij het gebruik van de zogenaamde opting-in regeling10. Samen met het Ministerie van Financiën ben ik in samenwerking met de SWAD aan het kijken of deze knelpunten te adresseren zijn om de toegang tot financiële dienstverlening voor de sekswerkbranche te bevorderen.

Ten aanzien van de fiscale opting-in regeling zal ik met het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst bezien of deze knelpunten al in beeld zijn en of het mogelijk is om die knelpunten weg te nemen. In ieder geval zal het knelpunt worden opgepakt dat de regeling onvoldoende helder is in de praktijk, zowel voor de sekswerkers en exploitanten zelf, als voor andere overheidsinstanties die met deze regeling van doen krijgen als zij andere diensten willen verlenen. Een reden hiervoor kan zijn dat de informatie vanuit de officiële overheidskanalen moeilijk vindbaar en weinig toegankelijk is. Daarom zal in eerste instantie worden ingezet op aanvullende communicatie, met eenvoudig vindbare en duidelijke informatie.

Thematiek in het zorgdomein

Ten aanzien van (toegang) tot zorg is naar voren gekomen dat sekswerkers, als gevolg van de aard van hun beroep, geen of beperkt toegang krijgen tot de gezondheidszorg die zij nodig hebben. Dit betreft niet alleen de basiszorg, maar ook de geestelijke gezondheidszorg en toegang tot medisch specialistische zorg. Ik ga in gesprek met betrokken partijen om te bezien of de knelpunten zoals toegankelijkheid van zorg bij respectievelijk huisartsen, maar ook andere zorg verlenende instellingen verbeterd kan worden. Dit kan naar mijn mening in eerste instantie door de communicatie over de dienstverlening en het zorgstelsel te verbeteren ten behoeve van de individuele sekswerker. Een voorbeeld van een eerder ontwikkeld initiatief hiertoe is een e-learning «hulp en zorg aan sekswerkers», die door de Stichting Humanitas is ontwikkeld voor deskundigheidsbevordering onder hulp en zorgverleners over sekswerk. Daarnaast zal de komende periode worden bezien waar er binnen het zorgdomein behoefte is aan kennisvergroting over de sekswerkbranche, teneinde de dienstverlening (en bejegening) aan sekswerkers te verbeteren.

Thematiek gerelateerd aan de dienstverlening door de politie

Problematiek rondom de dienstverlening door de politie ziet met name op bejegening en contact c.q. toegang tot dienstverlening, en dit zorgt ervoor dat sekswerkers over het algemeen terughoudend zijn om contact te zoeken met de politie. Met de politie ben ik op dit moment in gesprek om te bezien hoe de inzet van zowel algemene als specifieke communicatie-uitingen kan leiden tot verbeterde bejegening en verbeterd contact met de politie. Een van de belangrijkste kernwaarden van de politie is dat kwetsbaren worden beschermd en de wet gehandhaafd wordt. Primair behandelt de politie iedereen gelijk, en de politie is voor iedereen. Binnen de politie bestaat het Programma «Politie voor iedereen» voor alle politiemedewerkers. Onder dit programma valt ook het voorkomen van discriminatie van politie naar burgers. De politie richt zich hierbij niet alleen op het vormen van gedrag bij nieuwe politiemensen maar ook van alle politiemensen die hun opleiding al hebben afgerond. Deze inspanningen vullen alle inspanningen aan die gericht zijn op correcte dienstverlening en bejegening van burgers.

Binnen deze context wordt daarnaast bekeken of beschikbare informatievoorziening over de politie inhoudelijk kan worden verbeterd, en toegankelijker kan worden gemaakt voor de individuele sekswerker, zodat het bijvoorbeeld duidelijk is waar de politie een rol vervult in de handhaving van bijvoorbeeld controles in het desbetreffende werkgebied. Een ander specifiek voorbeeld is dat er door de SWAD voorlichtingsmateriaal is ontwikkeld. Onderdeel van gesprek met de politie is dat wordt bezien of er ruimte bestaat om dergelijke initiatieven in te zetten binnen de politie.

Ook wordt bezien hoe kan worden ingezet op het verbeteren van de communicatie over contact met de politie zodat onder andere bereidheid om met de politie in contact te treden om een melding of aangifte te doen te vergroten.

Thematiek gerelateerd aan gemeentelijk beleid

Op dit moment is een bredere probleemanalyse ten aanzien van gemeentelijk beleid afgerond. De geconstateerde problematiek is gemeentelijk zeer verschillend als gevolg van factoren als de grootte van de gemeenten, de invulling van het sekswerkbeleid in den brede en de invulling van aanpalende beleidsterreinen waar een afhankelijkheid bestaat ten aanzien van de geconstateerde problematiek. De mogelijkheid om oplossingen te vinden is daarom sterk afhankelijkheid van de invulling van het lokale gemeentelijke sekswerkbeleid, en de mogelijkheden die de verschillende gemeenten zien. Te denken valt aan vergunning-gerelateerde problematiek, problematiek aangaande het nulbeleid en maximumbeleid, problematiek met betrekking tot huisvesting. Daar waar mogelijk ga ik de komende periode met verschillende gemeenten in gesprek. Daarnaast worden de signalen die mogelijk samen kunnen hangen met het wetsvoorstel regulering sekswerk in dit wetstraject ingebracht en bezien in hoeverre de signalen kunnen worden meegenomen.

Thematiek rondom communicatie en media

Uit een variëteit van casuïstiek blijkt dat berichtgeving en beelden over sekswerk frequent eenzijdig en stigmatiserend kunnen zijn in mediaberichtgeving en overheidscommunicatie. Centraal middel om stigma te voorkomen of te doen afnemen is juist het inzetten van communicatie om dit te verbeteren. Daarom wordt er de komende periode, samen met de SWAD en verschillende andere ministeries gewerkt aan een communicatieplan dat primair het doel heeft de rijksbrede communicatie met en over sekswerk(ers) te verbeteren, en daarmee onbedoeld stigma tegen te gaan. Het communicatieplan zal de functie hebben van een startmotor, een richtlijn handreiking voor toekomstige communicatie voor-, door- en over alle (rijks)diensten die over de sekswerkersbranche communiceren en dienen te implementeren. Hergebruik van reeds ontwikkelde (communicatie-) producten wordt hierdoor bevorderd, het dient kennis te verhogen, en onderlinge bekendheid te vergroten. Voorbeelden van dergelijke producten zijn reeds ontwikkelde workshops, cursusmateriaal en een beeldbank, onder meer ontwikkeld door de SWAD.

Lopende initiatieven

Klachtenbalie

In december 2021 is de klachtenbalie voor sekswerkers onder leiding van Soa Aids Nederland gestart11. Hier kunnen sekswerkers terecht voor hulp bij het indienen van een klacht bij een (overheids-)instelling. Daarnaast geeft de balie informatie en trainingen aan zowel sekswerkers als instanties om onduidelijkheden over en weer te kunnen wegnemen. Het doel van de klachtenbalie is om de positie van sekswerkers te verbeteren en hen betere toegang tot diensten te kunnen verlenen en waar gewenst van juridisch advies te voorzien. De klachtenbalie houdt bij welke klachten over welke instanties binnenkomen en waarover de klachten gaan. Inmiddels zijn er tientallen klachten of vragen ingediend, bijvoorbeeld over politie, gemeenten en banken. Deze meldingen geven inzicht in de problematiek ten aanzien van de sociale en juridische positie van sekswerkers. In de volgende paragraaf wordt daar nader op ingegaan.

Prostitutie Goed Geregeld

Prostitutie goed geregeld is een website ontwikkeld op initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in samenwerking de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op deze website staat informatie over hoe het werk onder veilige omstandigheden kan worden uitgevoerd en zaken zo goed mogelijk te regelen. Op de website is onder andere informatie te vinden over rechten en plichten, belastingzaken, de opting-in regeling en vergunningen. Het sekswerkteam van Soa Aids Nederland onderhoudt en ontwerpt de site.

Ugly Mugs

Op 20 april jl. heb ik het alerteringsplatform Ugly Mugs gelanceerd. Dit is een online platform waarmee sekswerkers elkaar kunnen waarschuwen voor gewelddadige klanten. Een van de doelen van dit platform is het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid van sekswerkers van een strafbaar feit bij de politie. Sekswerkers weten het alerteringsplatform te vinden. Tot op heden hebben enkele honderden sekswerkers zichzelf aangemeld, en van de reeds ingediende meldingen zijn een aanzienlijk aantal waarschuwingen gepubliceerd op het platform.

Met het bovengenoemde geef ik invulling aan de motie van de leden Van Nispen en Simons om te komen tot een plan van aanpak en zet ik mij tezamen met de genoemde partijen in om de rechtspositie van sekswerkers te verbeteren. De branche is hierin een volwaardige gesprekspartner. De betekenisvolle participatie van de doelgroep is in deze een positieve ontwikkeling voor de positieverbetering van sekswerkers én strategie om de plannen aan te laten sluiten bij wat de branche zelf zegt nodig te hebben.

Het thema plan van aanpak verbetering sociale en juridische positie van sekswerkers is mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Kamerstukken 28 638 en 34 193, nr. 207.

X Noot
2

Motie van de leden Van Nispen en Simons, d.d. 22 juni 2021, Kamerstuk 28 638, nr. 194.

X Noot
3

Kamerstuk 28 638, nr. 193.

X Noot
4

Kamerstuk 34 193, nr. 12.

X Noot
5

Zoals gemeenten, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Openbaar Ministerie, politie, CoMensha, het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM), de Sekswerk Alliantie De-stigmatisering (SWAD), de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven (VER), P&G292, SekswerkExpertise, sekswerkers en onderzoekers.

X Noot
7

De DUUP-regio’s zijn overeenkomstig met de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (DUVO) regio’s.

X Noot
8

Zie: coalitieakkoord pag. 18.

X Noot
9

De alliantie bestaat uit sekswerk-, mensenrechten- en gezondheidsorganisaties en organisaties voor zorg en maatschappelijk werk uit de vier grote steden (G4) en de gemeente Tilburg. Soa Aids Nederland is coördinator van de alliantie, en binnen de bredere alliantie wordt er thematisch, in werkgroepverband gewerkt.

X Noot
10

Als geen sprake is van een echte dienstbetrekking met de exploitant, is het uitgangspunt dat de sekswerker in fictieve dienstbetrekking werkt, waardoor de exploitant loonheffingen afdraagt en de sekswerker verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Indien wordt gewerkt overeenkomstig het zogenaamde voorwaardenpakket hoeven de premies werknemersverzekeringen niet te worden geheven en is de sekswerker dus niet verzekerd in geval van onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid.

X Noot
11

Soa Aids Nederland zet zich als lid van de SWAD in voor de gezondheid van sekswerkers, hun veiligheid en mensenrechten.

Naar boven