34 193 Evaluatie Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2020

Tijdens het Algemeen Overleg Mensenhandel op 5 december 2019 (Kamerstuk 28 638, nr. 178) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de bestuurlijke handhaving ten aanzien van seksinrichtingen door gemeenten. Middels deze brief doe ik aan die toezegging gestand. Tevens informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd in mijn brief van 28 juni 2019,1 over het symposium de-stigmatisering sekswerk dat heeft plaatsgevonden op 28 november 2019 en over de uitkomsten van de verkenning naar een landelijke ombudsfunctie voor sekswerkers.

Bestuurlijke handhaving seksinrichtingen

Tijdens het Algemeen Overleg Mensenhandel op 5 december 2019 heeft het lid Kuik (CDA) mij gevraagd inzichtelijk te maken hoe vaak bestuurlijk is gehandhaafd ten aanzien van seksinrichtingen en hoe vaak exploitanten misstanden zoals signalen mensenhandel hebben gemeld bij gemeenten of bij de politie.

Bestuurlijk toezicht op vergunde en op illegale seksinrichtingen is een taak van gemeenten. Later dit jaar zal een WODC-onderzoek starten naar de stand van zaken met betrekking tot prostitutie en prostitutiebeleid in Nederland (in vervolg op het onderzoek «Prostitutie in Nederland anno 2014»; bijlage bij Kamerstuk 34 193, nr. 1). In dit onderzoek zullen bovenstaande vragen aan alle gemeenten in Nederland worden gesteld.

Om toch enig inzicht te geven in de mate waarin gemeenten handhavend optreden tegen seksinrichtingen, heb ik een uitvraag gedaan onder de gemeenten die deelnemen aan het Landelijk Programma Prostitutie.2 Desalniettemin wacht ik de resultaten van het WODC-onderzoek af alvorens ik een oordeel geef over de bestuurlijke handhaving ten aanzien van seksinrichtingen in Nederland.

In de afgelopen drie jaar is in deze gemeenten 85 keer bestuurlijk opgetreden tegen een vergunde seksinrichting, bijvoorbeeld ten gevolge van de afwezigheid van beheer, het overtreden van vergunningvoorschriften, het niet-naleven van hygiënevoorschriften of wegens het laten werken van sekswerkers zonder een geldig ID-bewijs. Dat is gemiddeld drie keer per jaar per gemeente.

Tegen onvergunde (illegaal opererende) seksinrichtingen is aanzienlijk vaker bestuurlijk opgetreden, namelijk 610 keer. Dat is gemiddeld twintig keer per jaar per gemeente. De opgelegde maatregelen bestaan uit sluitingen, bestuurlijke boetes, lasten onder dwangsom en waarschuwingen.

Exploitanten kunnen vanwege privacyregelgeving geen signalen mensenhandel melden bij gemeenten, wel bij de politie. De politie zal elke melding van mogelijke mensenhandel onderzoeken. Gelet op de wijze van registreren is er geen overzicht te genereren van het aantal meldingen door exploitanten. Mogelijk doen exploitanten ook anonieme meldingen via Meld Misdaad Anoniem, maar gezien de anonimiteit van de melder is dit niet te achterhalen.

Symposium de-stigmatisering sekswerk

In mijn brief van 28 juni 2019 heb ik uw Kamer toegezegd om een symposium te organiseren over de-stigmatisering van sekswerk. Dit symposium heeft op 28 november 2019 plaatsgevonden en is tot stand gekomen in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De-stigmatisering van sekswerk is onderdeel van de pijler «versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers» binnen het integrale prostitutiebeleid.3

Sekswerkers, (gemeente)ambtenaren, politieagenten, wetenschappers en hulpverleners reflecteerden op deze dag gezamenlijk op het stigma op sekswerk om meer zicht te krijgen op oorzaken en gevolgen. Ervaringen van sekswerkers leren dat het stigma op sekswerk voor onveilige situaties zorgt waardoor sekswerkers op zichzelf en op elkaar zijn aangewezen, veelal geen beroep kunnen of durven doen op reguliere dienstverlening (onder andere banken, verzekering, politie) en kwetsbaarder raken voor afhankelijkheidsrelaties. Decriminalisering en samenwerking met sekswerkers dragen volgens meerdere sprekers op het symposium bij aan gelijke rechten en de-stigmatisering, zo leert de ervaring in onder meer Nieuw-Zeeland en enkele gemeenten in Nederland. Het praten met sekswerkers, in plaats van het praten over sekswerkers, zou positieve gevolgen hebben op het ervaren stigma. De ontmoeting tussen sekswerkers en instanties is daarom een stap in de goede richting geweest om het stigma op sekswerk tegen te gaan. Tegelijkertijd constateren de deelnemers dat stigma diepgeworteld en complex is, en niet met een paar kleine ingrepen zomaar zal verdwijnen.

Meerdere organisaties, waaronder SOA Aids Nederland, Stichting Hulp en Opvang Prostitutie en Mensenhandel (SHOP) en belangenverenigingen van sekswerkers, hebben daarom aan het eind van het symposium aangekondigd om een alliantie te gaan vormen die zich hard gaat maken voor het de-stigmatiseren van sekswerk. Inmiddels is de alliantie gestart met het voorbereiden van een breed actieplan met uiteenlopende activiteiten. Zij verwachten dit voor de zomer te kunnen presenteren. Ik steun deze vervolgstap en zal met de betrokken organisaties, alsook met sekswerkers zelf, gesprekken blijven voeren om de maatschappelijke positie van sekswerkers te helpen verbeteren.

Uitkomsten verkenning landelijke ombudsfunctie

In mijn brief van 28 juni 2019 heb ik uw Kamer tevens toegezegd om in gesprek te gaan met de leden van het Platform Prostitutiebeleid,4 overheidsdiensten, financiële instellingen en andere relevante partijen om te bezien hoe een landelijke ombudsfunctie voor sekswerkers eruit kan zien en hoe deze gerealiseerd zou kunnen worden.

Het Platform Prostitutiebeleid bevestigde de uitkomsten uit eerder onderzoek,5 waaruit bleek dat sekswerkers niet altijd weten waar zij met klachten over instellingen (overheid, bankwezen, zorg, et cetera) terecht kunnen, of dat zij zich niet begrepen voelen wanneer zij met een klacht bij een instantie komen. Ook geven sekswerkers aan dat hun klachten soms niet serieus worden genomen door (overheids)instanties. Vaak wordt dit veroorzaakt doordat ze elkaars «taal» niet spreken. Er is sprake van wederzijdse onbekendheid en het ontbreekt aan vertrouwen.

Een aparte landelijke ombudsman voor sekswerkers wordt evenwel niet nodig geacht aangezien er voldoende reguliere klachtenprocedures en -kanalen te zijn waar sekswerkers terecht kunnen. Denk hierbij aan de klachtenprocedures van gemeenten, politie en banken en in tweede instantie organisaties als de Nationale ombudsman, gemeentelijke ombudsmannen en het Kifid (klachtenloket financiële producten). Veel meer is er behoefte aan een laagdrempelig, onafhankelijk aanspreekpunt in de vorm van een landelijk «voorportaal» waar sekswerkers terecht kunnen voor ondersteuning bij het indienen van klachten, voorlichting kan worden gegeven over rechten en plichten, en waar bemiddeling kan plaatsvinden.

Het voorportaal zal als tussenvoorziening dienen voor sekswerkers en (klachten)instanties en de desbetreffende persoon begeleiden naar reguliere klachtenkanalen. Het is de bedoeling dat het voorportaal daarbij nadrukkelijk aansluiting en samenwerking zoekt bij en met bestaande initiatieven. Een dergelijk voorportaal kan de afstand tussen de doelgroep, bestaande instanties en klachtenorganisaties kleiner maken. De oorzaken van het ontstaan van klachten kunnen zodoende ook worden weggenomen. Het voorportaal zal een onafhankelijke en neutrale positie krijgen, tussen de sekswerkers en instanties in en daarmee nadrukkelijk geen rol als belangenbehartiger vervullen.

Op dit moment wordt de organisatorische vormgeving van het voorportaal nader ingevuld. Verwachting is dat het in de loop van het jaar van start zal gaan, voor een periode van drie jaar. Na die drie jaar volgt een evaluatie en kan besloten worden of het voorportaal voortgezet dient te worden, of dat sekswerkers en instanties elkaar inmiddels beter weten te vinden en te verstaan.

In samenwerking met betrokken partijen in het veld zal ik mij zo de komende tijd blijven inzetten voor de verbetering van de maatschappelijke positie van sekswerkers.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 34 193, nr. 9.

X Noot
2

De gemeenten die hieraan deelnemen zijn Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Groningen, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg en Utrecht.

X Noot
3

Het integraal prostitutiebeleid bestaat uit drie pijlers: regulering van de seksbranche, versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers en ondersteuning van sekswerkers die de prostitutie willen verlaten.

X Noot
4

Het Platform Prostitutiebeleid bestaat uit (ex-)sekswerkers, belangenvertegenwoordigers, wetenschappers en professionals uit de zorg.

X Noot
5

Hummeling, T. (2015), Verkenning naar een landelijk klachtenloket voor sekswerkers, bijlage bij Kamerstuk 34 193, nr. 2

Naar boven