Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2015
Bij brief van 4 december 2015 verzocht de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie
van uw Kamer mij voor 15 december een reactie te doen toekomen op het rapport «Verkenning
naar de landelijk klachtenloket voor sekswerkers». Met deze brief kom ik tegemoet
aan het verzoek. Het rapport is als bijlage aangehecht1.
Aanleiding
In de brief van 23 juni 2014 (Kamerstuk 28 638, nr. 119) heb ik uiteengezet langs welke lijnen wordt gewerkt aan de verbetering van de sociale
positie van prostituees, waaronder het bezien van een «klachtenloket prostituees».
In overleg met GGD GHOR Nederland heb ik de opdracht gegeven om een verkenning uit
te voeren naar een klachtenloket prostituees.
Inhoud van de verkenning
Uit het rapport blijkt geen duidelijke behoefte aan een voorziening in de vorm van
een «landelijk klachtenloket». Vanuit de gedachte dat sekswerkers eerlijk en gelijk
behandeld moeten worden is er wel vanuit een deel van de sekswerkers behoefte aan
een onafhankelijk opererende prostitutie-ombudsfunctie. De geïnterviewde beleidsmakers
wijzen op de mogelijkheid om sekswerkers meer te stimuleren en informeren zodat ze
bestaande kanalen voor klachten kunnen gebruiken.
Reactie
Uit het deelrapport van de nulmeting Wrp «Sekswerkers aan het woord»2 en uit een korte inventarisatie gehouden onder enkele hulpverleningsinstanties in
het landelijk programma prostitutie, is mij niet gebleken dat het instellen van een
landelijk klachtenloket met bijbehorende wettelijke bevoegdheden nodig is. Ik constateer
een verschil tussen het instellen van een grootschalige voorziening en het gebruik
maken van bestaande en geëigende kanalen. Duidelijk is dat sommige prostituees moeite
hebben met het stigma dat rust op hun beroep bij sommige organisaties. Hierdoor kan
het gevoel ontstaan dat er niets met hun klachten of problemen wordt gedaan. Ik kan
mij voorstellen dat vanwege veranderende regelgeving, bijvoorbeeld als gevolg van
wijzigingen in de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordeningen, er vragen en
onduidelijkheden zijn bij sekswerkers. In mijn beleid draag ik uit dat gemeenten hun
prostitutiebeleid formuleren in samenspraak met sekswerkers en ondernemers in de branche.
Voorlichting aan sekswerkers en ondernemers vormt dan ook een uitdrukkelijk aandachtspunt
bij de implementatie van de Wrp.
Gelet op het ontbreken van een eenduidig beeld heb ik het rapport in september besproken
in het structurele overleg dat wordt gevoerd met belangenorganisaties van sekswerkers.
Een randvoorwaarde is immers dat sekswerkers zelf aan een klachtenloket, in wat voor
vorm dan ook, een behoefte voelen en meerwaarde ervan ervaren. Op dit moment wordt
verkend door belangenorganisaties wat de mogelijkheden zijn om hierin te voorzien
wanneer daar voldoende draagvlak voor is. Deelnemers aan het overleg hebben afgesproken
elkaar reacties op het rapport toe te zenden en mij vervolgens op de hoogte te stellen.
Ik wacht hun reactie met belangstelling af en zal uw Kamer daarover informeren.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur