Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2019
Zondag 10 november jl. wijdde het programma Undercover op SBS6 aandacht aan seksinrichting
Escape in Doetinchem. Een prostituee die al meerdere jaren een ruimte huurt in de
seksinrichting, illustreerde met behulp van een verborgen camera situaties die volgens
haar niet door de beugel kunnen: slaapruimtes zonder sanitaire voorzieningen, een
al dan niet bewust onnauwkeurige administratie, lange werkdagen en situaties die zouden
kunnen duiden op uitbuiting.
Naar aanleiding van deze uitzending hebben de leden Kuik (CDA) en Van der Graaf (ChristenUnie)
Kamervragen gesteld. Tevens heeft het lid Kuik gevraagd om een schriftelijke reactie
per brief (Handelingen II 2019/20, nr. 22, Regeling van werkzaamheden). Deze reactie
treft u hierbij aan. Ook wordt de beantwoording van de Kamervragen gelijktijdig aan
u gezonden (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 930).
Laat ik beginnen met te benadrukken dat elke misstand er één teveel is. Daar waar
prostituees slachtoffer zijn van geweld, werken onder erbarmelijke omstandigheden
of onder dwang, of hun inkomsten moeten afstaan aan een ander, dient onmiddellijk
opgetreden te worden. Schuldigen moeten worden aangepakt en aan de prostituees dient
hulp en ondersteuning aangeboden te worden.
Het is niet voor niets dat veel gemeenten na opheffing van het bordeelverbod lokaal
aanvullende eisen stellen aan seksbedrijven. Veelal hebben zij ook een vergunningplicht
ingevoerd, om zo meer zicht en grip te houden op de seksbranche en in te kunnen grijpen
waar nodig. Ook seksinrichting Escape in Doetinchem heeft een vergunning van de gemeente.
Ik heb contact gehad met de gemeente Doetinchem en vernomen dat er afgelopen jaren
zeer regelmatig controles hebben plaatsgevonden, zowel door gemeente als politie,
evenals integrale controles waarbij gemeente, politie en Belastingdienst gezamenlijk
optrekken. Bij die controles zijn tot op heden geen overtredingen van de vergunningvoorwaarden
of signalen van mensenhandel of andere misstanden geconstateerd. Omdat de vergunningverlening
en de handhaving van de vergunningvoorwaarden een lokale bevoegdheid is, spreek ik
mij verder niet over deze specifieke casus uit. Ik vertrouw erop dat de gemeente Doetinchem
de seksinrichting zal blijven controleren en zal ingrijpen, mochten er misstanden
geconstateerd worden.
In meer algemene zin wil ik benadrukken dat ik belang hecht aan een goed gereguleerde
branche, waar misstanden zoveel mogelijk voorkomen worden. Daar waar ze zich toch
voordoen, moet dit stevig aangepakt worden. Dit vraagt zowel om uniforme regelgeving,
als om adequaat toezicht en handhaving.
De afgelopen jaren is gebleken dat de bevoegdheid voor gemeenten om lokaal een vergunningplicht
voor seksbedrijven in te stellen, heeft geleid tot verschillende vergunningsregimes:
exploitanten moeten in de ene gemeente aan andere eisen voldoen dan in de andere.
Daarnaast heeft zich binnen de seksbranche een verschuiving voorgedaan van seksinrichtingen
naar minder zichtbare vormen van prostitutie zoals thuisprostitutie en escort. Beide
zijn op dit moment niet (thuisprostitutie) of niet overal (escort) vergunningplichtig.
Het kabinet heeft geconcludeerd dat de huidige wet- en regelgeving onvoldoende garantie
biedt voor een veilige en gezonde werkomgeving voor sekswerkers en voor het voorkomen
en tegengaan van misstanden. Daarom moet deze aangescherpt en landelijk geüniformeerd
worden. Het wetsvoorstel regulering sekswerk (Wrs) dat voorziet in een uniforme vergunningplicht
voor seksbedrijven en een eveneens uniforme landelijke vergunningplicht voor individuele
prostituees, ligt momenteel ter consultatie. De verwachting is dat dit wetsvoorstel
zal bijdragen aan eenduidige vergunningverlening en handhaving en daarmee aan een
veilige en gezonde branche.
In aanvulling hierop zal een deel van de middelen uit de motie van de leden Segers
en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25) worden gebruikt om gerichte object- en persoonsgerichte controles uit te voeren,
waaronder prostitutiecontroles. Uw Kamer is op 19 november jl. (Kamerstuk 28 638, nr. 177) nader geïnformeerd over de wijze waarop de middelen binnen de Afdeling Vreemdelingenpolitie
Identificatie en Mensenhandel (AVIM) zullen worden aangewend.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol