34 191 Wijziging van wetten teneinde misslagen en omissies in wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te herstellen, de broninhouding van eigen bijdragen voor beschermd wonen te kunnen voortzetten en het College bouw zorginstellingen op te heffen (Verzamelwet VWS 2016)

Nr. 31 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2016

Op dinsdag 5 april vond de plenaire behandeling van het wetsvoorstel «Verzamelwet VWS 2016» (ook bekend als Veegwet VWS 2015; Kamerstuk 34 191, nrs. 1–3 e.v.) plaats (Handelingen II 2015/16, nr. 73). Naar aanleiding van die behandeling hebben enkele leden van Uw Kamer besloten reeds ingediende amendementen te vervangen door gewijzigde. Ook is de tekst van een motie nog gewijzigd. In deze brief geef ik, met het oog op de stemmingen op dinsdag 12 april 2016, mijn oordeel over de nieuwe amendementen en de nieuwe motie.

Amendement van mw. Bergkamp onder nummer 27

Dit amendement regelt dat ik in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.4.0 van de Jeugdwet, een limitatieve opsomming opneem van de persoonsgegevens die ten behoeve van de bekostiging enerzijds en de controle en fraudebestrijding anderzijds door aanbieders aan gemeenten mogen worden verstrekt. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Amendement van de heer Van Gerven en mw. Leijten onder nummer 28

Dit amendement, dat het amendement met nummer 20 vervangt, strekt ertoe het van het College bouw zorginstellingen (CBZ) ten minste totdat de afschaffing van het bouwregime in de WTZi zal zijn geëvalueerd, voort te laten bestaan. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling van amendement met nummer 20 heb aangegeven, ontraad ik dit amendement. Het bouwregime geldt al acht (cure) respectievelijk zeven (care en ggz) jaar niet meer. Het CBZ heeft derhalve geen functie meer.

Amendement van mw Keijzer en mw. Bergkamp onder nummer 29

Dit amendement regelt dat wijzigingen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.4.0, vierde lid, vanaf 1 januari 2017 moeten worden voorgehangen. Ik laat het oordeel van dit amendement over aan de Kamer. Zoals tijdens het debat toegezegd, zal ik Uw Kamer in april de versie van de ministeriële regeling toezenden zoals deze ter consultatie zal worden voorgelegd aan cliëntenorganisaties, brancheverenigingen, beroepsverenigingen en de VNG.

Motie van mevrouw Bergkamp en mevrouw Ypma onder (waarschijnlijk) nummer 30

Deze motie, waarmee de motie onder nummer 23 wordt vervangen, bepaalt dat ik actief moet werken aan een per 2018 in te voeren alternatief voor het bij de declaratie van jeugdhulp meedelen van diagnosegegevens en de Kamer hierover in eind 2016 moet informeren. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Ten slotte maak ik van de gelegenheid gebruik om in te gaan op de vraag van mw. Keijzer of artikel III, onderdeel E, subonderdeel 2, niet hetzelfde regelt als artikel II, onderdeel A, van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet (Kamerstuk 34 279, A). Mevrouw Keijzer heeft gelijk dat met beide onderdelen aan artikel 7.3.1, derde lid, van de Jeugdwet de woorden «, behoudens artikel 7.3.11, vierde en vijfde lid» worden toegevoegd. Maar met laatstgenoemd wetsvoorstel wordt er ook nog aan toegevoegd «, en 7.3.17». De dubbeling van de passage «, behoudens artikel 7.3.11, vierde en vijfde lid» kon om wetstechnische redenen niet worden voorkomen. Indien beide wetsvoorstellen door het parlement worden aanvaard, zal ervoor worden gezorgd dat de wijziging in laatstgenoemd wetsvoorstel later in werking treedt dan de wijziging in eerstgenoemd wetsvoorstel, zodat artikel 7.3.1, derde lid, van de Jeugdwet uiteindelijk zal komen te luiden: «3. Voor zover sprake is van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 446 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is deze paragraaf niet van toepassing, behoudens artikel 7.3.11, vierde en vijfde lid, en 7.3.17.»

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven