34 183 Raming der voor de Tweede Kamer in 2016 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2015

Op 1 april 2015 heeft het presidium van de Tweede Kamer een notitie aan de Tweede Kamer aangeboden, waarin wordt ingegaan op de juridische mogelijkheden die naar het oordeel van het presidium bestaan om binnen de regelingen die de Tweede Kamer zelf vaststelt de regels omtrent fractieafsplitsing aan te scherpen.1 De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de Raming van de Kamer voor 2016 in algemene zin gesproken over deze notitie.2 Een inhoudelijke discussie over een aanscherping van de regels omtrent fractieafsplitsing kan plaatsvinden indien en nadat daartoe, ter uitwerking van de notitie, concrete voorstellen worden gedaan door het presidium. Tijdens een algemeen overleg op 22 april 2015 heb ik de Tweede Kamer toegezegd ook een bijdrage aan deze discussie te leveren.3 Daartoe strekt deze brief.

De meest ingrijpende optie om fractieafsplitsing tegen te gaan, zou zijn om een op een lijst gekozen lid van de Kamer te dwingen diens zetel op te geven indien hij zich afsplitst van zijn fractie. Dat zou een wijziging van de Grondwet vergen. De Grondwet beschouwt een Kamerzetel immers niet als «eigendom» van de partij of de fractie waartoe het Kamerlid behoort. Elk Kamerlid beschikt over een individueel mandaat van de kiezer en artikel 67, derde lid, van de Grondwet bepaalt dat de leden stemmen zonder last. De gronden voor beëindiging van het Kamerlidmaatschap zijn bovendien limitatief in de Grondwet geregeld.4

Aan een grondwettelijk verbod op fractieafsplitsing kleven echter in mijn ogen meer nadelen dan voordelen. Een dergelijk verbod zou ons partijensysteem nog dominanter maken dan het nu is. Dit was in 2001 voor mijn ambtsvoorganger aanleiding om een verbod op fractieafsplitsingen af te wijzen.5 Ook het huidige kabinet is niet voornemens om de mogelijkheid van fractieafsplitsingen te heroverwegen of wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop dit thans in de (Grond)wet is geregeld.6

Zoals hiervoor is opgemerkt, gaat ook het presidium van de Tweede Kamer niet uit van een dergelijke fundamentele herziening van de (Grond)wet. De hiervoor genoemde notitie heeft betrekking op de regelingen die de Tweede Kamer zelf vaststelt. In de nadere uitwerking hiervan zullen dan ook naar verwachting de rechten die voortvloeien uit het fractielidmaatschap centraal staan, zoals de samenstelling van commissies, de deelname aan debatten, spreektijden en facilitaire zaken. Het kabinet wacht deze nadere uitwerking met belangstelling af.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstuk 34 183, nr. 5.

X Noot
2

Kamerstuk 34 183, nr. 33.

X Noot
3

Kamerstuk 33 829, nr. 10.

X Noot
4

Het Kamerlidmaatschap wordt beëindigd bij verlies van het Nederlanderschap of uitsluiting van het kiesrecht (artikel 56 van de Grondwet) of bij het vervullen van een met het Kamerlidmaatschap onverenigbare betrekking (artikel 57 van de Grondwet).

X Noot
5

Handelingen II 2001/02, nr. 15, blz. 843 en nr. 17, blz. 1125.

X Noot
6

Kamerstuk 33 268, O, blz. 3.

Naar boven