34 139 Nederlands EU-voorzitterschap 2016

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2016

Hierbij stuur ik u graag mijn reactie op het verzoek van het lid Omtzigt om een nadere toelichting over onder welke omstandigheden het kabinet bereid is, gedurende het Nederlandse EU-voorzitterschap, een duidelijk Nederlands standpunt in te nemen, en uit te dragen, in de Raad van de EU.

In de Staat van de Unie 20161, zoals ook besproken met de Tweede Kamer op 7 december jl., staat hierover het volgende:

«Het roulerend voorzitterschap heeft sinds het Verdrag van Lissabon een andere invulling gekregen. Meer dan voorheen bestaan de werkzaamheden uit het verder brengen van lopende wetgevende dossiers. Een goed EU-voorzitter is een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar die compromissen smeedt tussen 28 lidstaten onderling en tussen de Raad en de overige instellingen.»

In het debat over de Staat van de Unie op 7 december jl. is hierover ook met de Tweede Kamer gesproken. Nederland heeft een positie en die blijft het behouden. De aard van het proces in Brussel is dat er compromissen worden gesloten op de onderhanden dossiers om tot overeenstemming te komen. Het bijzondere aan de rol van voorzitter is de (primaire) verantwoordelijkheid voor een efficiënt besluitvormingsproces waarvan compromissen onderdeel uit kunnen maken. Dit laat onverlet dat Nederland in de besprekingen het nationale standpunt kenbaar kan maken en dat waar nodig zal doen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstukken 34 166 en 34 139, nr. 22.

Naar boven