34 130 Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school

E NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 1 mei 2015

Graag wil ik de leden van de fractie van GroenLinks bedanken voor de opmerking die is gemaakt en de vraag die zij hebben gesteld in het nader voorlopig verslag. In het onderstaande ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, in op de opmerking en de vraag uit het nader voorlopig verslag van de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat hun inleidende beschouwing in de memorie van antwoord niet genoemd wordt en dat hun vraag over de bestuurscolleges in Caribisch Nederland niet beantwoord is. De regering herhaalt slechts dat de scholen zijn geconsulteerd, maar de vraag richtte zich op de taxatie van het oordeel van de Raad van State dat conform de WolBES de bestuurscolleges hadden moeten worden geraadpleegd. De leden van de fractie van GroenLinks verwachten een inhoudelijk antwoord op hun vraag.

Allereerst wil ik mijn excuses aanbieden voor het feit dat de inleidende beschouwing van de fractie van GroenLinks als gevolg van een administratieve vergissing in de memorie van antwoord niet is opgenomen.

Het wetsvoorstel in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de veiligheid op school heeft ook betrekking op de BES-wetgeving. Daarom is het wetsvoorstel ter consultatie voorgelegd aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland.

Op grond van artikel 207 van de Wet openbare lichamen BES doet de Minister het bestuurscollege desgevraagd mededeling van zijn standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van belang zijn. Op grond van artikel 208 van dezelfde wet biedt Onze Minister het bestuurscollege desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van belang zijn.

Deze artikelen zijn na interdepartementale afspraken in het «Draaiboek voor de regelgeving» uitgewerkt in een procedurebeschrijving voor consultaties die de gehele rijksdienst hanteert. Het draaiboek beoogt een beschrijving te geven van de wetgevingsprocedure, het schept zelf geen nieuwe normen. Voor de consultatie van onderhavig wetsvoorstel is nummer 20a uit het draaiboek over de consultatie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van belang.

Nr. 20a (Consultatie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Indien wordt overgegaan tot de voorbereiding van regelgeving (mede) voor Caribisch Nederland vindt consultatie van de openbare lichamen plaats in de volgende gevallen:

  • a. wanneer van de openbare lichamen regeling of bestuur wordt gevorderd;

  • b. wanneer in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur;

  • c. wanneer er sprake is van ingrijpende beleidsvoornemens, die uitsluitend op de openbare lichamen betrekking hebben;

  • d. wanneer er sprake is van beleidsvoornemens ten aanzien van de openbare lichamen om op ingrijpende wijze af te wijken van regelgeving die van toepassing is in het Europese deel van Nederland;

  • e. wanneer er sprake is van beleidsvoornemens of regelgeving die ook betrekking hebben op de openbare lichamen en op de eilanden zullen leiden tot ingrijpende wijzigingen.

De artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen BES worden zo geïnterpreteerd dat beleid en regelgeving die rechtstreeks betrekking hebben op de bestuurscolleges van de openbare lichamen aan hen wordt toegezonden ter consultatie. Hierbij worden twee typen consultatie onderscheiden: de verplichte en de onverplichte consultatie. Bij onderwijswetgeving is meestal sprake van onverplichte consultatie, voortvloeiend uit artikel 208 van de Wet openbare lichamen BES. In de praktijk worden onderwijswetsvoorstellen daarom ter consultatie naar de schoolbesturen gestuurd, aangezien onderwijswetgeving doorgaans de eilandsbesturen niet rechtstreeks raakt en de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam ten opzichte van het onderwijs niet wijzigt. Van verplichte consultatie zou sprake kunnen zijn als daadwerkelijk regeling of bestuur wordt gevraagd van de eilandsraad of van het bestuurscollege, zoals bijvoorbeeld bij de wijziging in de verantwoordelijkheidsverdeling voor de huisvesting van scholen.1 Indien sprake is van verplichte consultatie, dan vindt dit plaats met medebetrokkenheid van het Ministerie van BZK.

Aangezien het onderhavige wetsvoorstel de verantwoordelijkheid van de eilandbesturen voor het onderwijs niet wijzigt, is het wetsvoorstel niet rechtstreeks aan de openbare lichamen ter consultatie voorgelegd.

Het is naar mijn oordeel niet wenselijk om de openbare lichamen steeds te belasten met regelgeving die niet rechtstreeks betrekking heeft op hun positie. De eilandbesturen hebben slechts een beperkte capaciteit om alle relevante informatie te doorgronden. Een schifting op relevantie van informatie is daarom belangrijk. Dat is ook bevestigd in het onderzoek «rijksoverheid en Caribisch Nederland: naleving van afspraken» van de Algemene Rekenkamer.2

Gelet op het voorgaande deelt de regering het oordeel van de Raad van State niet dat consultatie van de bestuurscolleges inzake het onderhavige wetsvoorstel vereist is. Conform de rijksbrede afspraken zijn in dit geval de schoolbesturen geconsulteerd. In de reacties die de regering heeft ontvangen, onderschrijven de schoolbesturen het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Wet van 7 mei 2014 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES in verband met de overheveling van taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeenten naar school, Stb. 2014, 175.

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 33 471, nr. 1.

Naar boven